Vandersteng
Jong leven
Een wagon
uit de rails
Distributie
onbillijkheden?
N E YT/ 'RECI AM E
Woensdag 2 April 1941
Tweede Blad
De Kinkhoorn
Teraardebestelling Ds. Bartlema
Burgerlijke Stand van Den Helder
•VERHOOGT UW OMZET.
Zelf briketten maken.
Visscherïj
Een boek van Johan Luger
WINTERHULPEN EDERLAND
is dc girorekening van den
Gemeente-ontvanger.
Stort hierop Uw gavenvoor
„Winterhulp".
MadósiLeuwJ
Euvel was spoedig verholpen en
de vertraging viel mee.
Gistermorgen deden in Den Helder de
wonderlijkste geruchten de ronde over
treinen die ontspoord waren en over rails,
die zouden zijn doorgezaagd. Inderdaad
kwam ook een trein (de trein, die normaal
om circa half elf in Den Helder aankomt)
belangrijk over tijd (ongeveer een uur).
Bij informatie bij den stationschef, den
heer Gouda, vernamen wij de juiste toe
dracht van een en ander.
De reizigers, die zich bevonden in den
trein, die even over half negen in Den
Helder aankomt, werden bij de spoorbrug
van de Kooij een zonderling gevoel ge
waar. Velen meenden, dat de trein uit de
rails liep en inderdaad bleek later, dat
dit het geval geweest was. Een wagon
namelijk was van over een flinke lengte
van de rail gewipt, doch vervolgens weer
daarop teruggekomen. Plus minus 1 meter
rail was hierdoor evenwel gebroken.
Hoewel de reizigers in den trein het
wel_ gevoeld hebben, had de machinist er
niets van bemerkt.
Het bleek mogelijk de trein van half 10
uit Den Helder nog over het kapotte deel
heen te brengen, doch het leek den Chef
niet verantwoord dit ook nog met de vol
gende treinen te doen.
In Den Helder is toen zoo snel mogelijk
een trein samengesteld, die om 10 voor
half 11 naar de Kooij vertrok voor het
overnemen van de passagiers uit den ko
menden trein.
De trein, die om half 11 in Den Helder
moet aankomen, stopte voor het punt en
de reizigers kregen een uur vertraging
door het overstappen. Ook met den trein,
die uit Den Helder vertrok, ging men op
dezelfde wijze te werk. De trein van half 1
in Den Helder kon, dank zij den snellen
arbeid van den ploegbaas en zijn arbei
ders, weer normaal doorrijden over het
punt en kwam op tijd in Den Helder aan.
De vertraging beperkte zich dus, van
wege een goede organisatie, tot den trein
van half 11 in Den Helder.
Waarom moet een 14-jarige
jongen wachten op zijn
extra broodrantsoen?
En krijgt een baby direct zijn
broodkaart
Iedere tijd heeft zijn problemen. Die van
ons kenmerkt zich o.m. door de distributie
problemen. We mogen over het geheel geno
men niet klagen over den gang van zaken. Het
is niet zoo, dat tot op dit oogenblik een Ne
derlander met leege maag naar bed behoefde'
te gaan of zijn riem strakker aan moest
halen. Wat komt weten we niet, maar wat
er is, is gelukkig nog voldoende. Dat neemt
niet weg, dat ieder tracht te krijgen wat hij
krijgen kan en dat is ook zijn goed recht.
Een abonné, vader van eenige kinderen
schrijft ons:
Op 23 Februari 1941 is mijn zoon 14 jaar
geworden. Nu bestaat de gunstige bepaling
dat kinderen van 14 tot (naar ik meen) 18
jaar in aanmerking komen voor een extra
broodrantsoen.
Dus toog ik naar het distributiekantoor
teneinde deze extra broodbonnen in ontvangst
te nemen. Echter deelde men mij daar mede,
dat deze gunstige bepaling eerst ingaat met
de volgende uitreiking van distributiekaarten,
zoodat ik voorloopig nog niet in aanmerking
kwam.
Nu is er een nieuwe regeling welke be
paalt, dat kinderen tot 14 jaar 2 melkkaar-
ten plus 1 cacaokaart ontvangen. Daarvoor
komt mijn zoon dus óók niet meer in aan
merking en ontvangt slechts 1 melkkaart.
En dat alles zou ik nog kunnen begrijpen,
ware het niet dat een kind, op den dag waar
op het geboren wordt, onmiddellijk in aan
merking komt voor toekenning van een
broodkaart, plus vier melkkaarten, plus 1
cacaokaart enz.
Vanzelfsprekend misgun ik die nieuwe we
reldburgers hun broodkaart niet, maar als U
weet, wat een gezonde knaap van 14 jaar kan
verwerken, dan is het niet moeilijk de onbil
lijkheid van deze regeling in te zien.
Mijn vraag is nu, is dit een algemeene rege
ling of is dit een plaatselijke uitvinding. In
het eerste geval zou ik dan nog willen vragen:
„is hierin geen verandering te brengen Zou
den dan de pasgeboren babies niet beter nog
kunnen wachten dan gezonde jongens van 14
jaar, die toch al grootendeels teeren op het
geen vader en moeder van hun rantsoen over
houden?
Inderdaad grijpt die vader mis naar zijn
broodkaart voor zijn 14 jarigen zoon. Wij
kunnen zijn teleurstelling begrijpen, want zijn
gezonde jongen was natuurlijk allang aan zijn
extra portie toe en het is daarom niet leuk,
nu hij er wat zijn leeftijd betreft recht op
heeft, dat hij nu nog langer moet wachten.
Dit is echter geen plaatselijke regeling. Die
regeling is landelijk, is algemeen. Er is dus
niets aan te doen. Men heeft nu eenmaal
regels moeten stellen en daarbij ontkomt men
niet aan het gevoel, dat er hiaten of onbillijk
heden zijn.
Het slot van de zaak is, dat de baby zijn
portie krijgt op den dag van zijn geboorte, en
dat de veertienjarige hongerwolf moet wach
ten tot de uitreiking van de nieuwe kaarten.
Of er in deze regeling verandering te bren
gen is? Ja. dat is een kwestie die Den Haag
aangaat. Plaatselijk kan men er althans niet
{tan afwijken. Red. Heldersche Crt.
Laatst door het tij omhoog gebracht,
Vond ik een kinkhoorn, en ik dacht:
„Misschien, dat ik als vroeger vind
Daarin 't geruis van zee en wind."
Ik legde z'aan mijn oor, en zie,
Daar was weer d'oude melodie,
Ze zwol, en luwde zachtjes mee
Met 't water en de wind op zee.
Ze zong een ruisend, schoon gezang
Van avonturen, die ik lang
Verloren waande, en de lust
Te varen naar een vreemde kust.
Ik zag weer schepen, zwaar belaéln,
Wit bruisend door de golven gaan,
'k Zag palmen wuiven in het land
Van ver geluk aan d'overkant.
Als vroeger, zag ik weer verheugd
De wilde dromen van mijn jeugd,
Die 'k toen van 't grote leven zag,
Dat ruisend voor mij openlag.
Toen kwam langs 't duinpad naar mij
heen
Een man, ik schrok, en liet meteen
Het schelpje vallen, 't Gaat niet meer,
Om kind te zijn. „Jawel, mooi weer!"
W. A.
4
Te 's Graveland is gisteren ter aarde be
steld het stoffelijk overschot van ds. D. F.
Bartlema, voorgangerv der evangelische ge
meente te Bussum, oud-vlootpredikant in
Ned.-Indië. In de Spiegelkerk te Bussum heeft
vooraf een uitvaartdienst plaats gehad onder
leiding van prof. dr. H. Graemer uit Leiden.
Aan de groeve werd namens de vereeniging
tot evangelisatie het woord gevoerd door mr.
M. Ch. de Jong, die den overledene herdacht
als predikant onder hen, die buiten de religie
leefden en als een groot vriend en leider der
jeugd. De gewezen vlootpredikant J. H. Vaan
drager herinnerde aan het pionierswerk, dat
ds..Bartlema in Ned.-Indië verrichtte, waar
hij de eerste vlootpredikant was. De maat
schappelijke zórgen der marinemannen had
den evenzeer zijn interesse als hun religieuze
belangen. Hij wist tot in hoogste instanties
veel voor hen te bereiken.
Jhr. J. A. Röell roemde namens curatoren
en personeel van het Christelijk Lyceum te
Bussum zijn intensieven arbeid voor de op
groeiende jeugd en mr. W. J. A. Boon, presi
dent van de rechtbank te Amsterdam, uitte
woorden van hoogachting als vriend.Namens
den Bussumschen predikantenkring sprak ds.
W. Lodder.
1 April 1941.
BEVALLEN: C. A, Bruin—Ridder, z.
ONDERTROUWD: J. W. Bakker en J. Last
drager; C. L. luckert en A. A. Geertsema;
E. J. van Vooren en A. F. Buck; J. W. Riet
veld en A. Greuter; A. S. Tesselaar en M. E.
Klaasen; J. Weerstand en J. Smit.
FIETS VERDWENEN.
Aangifte bij de politie vond plaats terzake
een fiets, die spoorloos voor een café ver
dwenen was. Een onderzoek wordt ingesteld.
IDEM IDEM.
Een andere fiets die ook onbèheer 1 voor een
gevel op z'n baas stond te wachten verdween
eveneens.
NIET NADER TE NOEMEN.
Een juffrouw deed bij de politie aangifte
dat door een persoon niet nader te noemen
handelingen met haar dochtertje gepleegd
zijn. Men zij op z'n hoede!
iLeAqxvmeJU nvaAuie.- deernen
En hoeveel hij er vond.
Met groote halen onder uit de mok, terwijl
hier en daar heilige dagen waren achterge
bleven, had de matroos le klas Vandersteng
een koekoek getjet op de campagne. Een
presenning, die hij op t dek gelegd had om
nite te knoeien dat zou maar psalmen
niet te knoeien dat zou maar spalmen
zingen geven wilde hij juist balken, toen de
„Present", antwoordde Vandersteng schreeu
wend, terwijl hij gelijk wrk maakte en de
leege mok in de bootsmanskist gooide. Met
een ruk stond Vandersteng in de houding
en omdat hij de balie, die achter hem
stond, niet gezien had, scheelde het maar een
streek of hij was over z'n stamboeknummer
gevallen. „Present Schipper" herhaalde Van
dersteng. „Wat is er van Uw orders?"
„Roep alle gasten bij elkaar en laat ze
aantreden bij het schavotje' zei de kaan.
„Alle gasten?" zei Vandersteng vragend.
Want hij herinnerde zich, dat enkele hunner
beslist niet op 't eerste sein met hun werk
gereed konden zijn. Bovendien liep 't tegen
vast werken.
„Je hoort toch wat ik zeg?" zei de kaan
niet zonder wrevel in z'n stem.
„Jawelmaar Willemse is op de bak aan
't schalmen. Er is slecht weer op komst. Het
tentje op de duiventil is al uit de lijken ge
waaid. Pieterse ligt op stootgaren om de
blindeman af te lossen en Verdulmen is droog-
want maken voor de barrang doorwaternat is.
„Goed, goed", deed de kaan gebarend. Want
daarmede was het aantal gasten toch niet
uitgeput. „Barendsen is er toch nog, en Uit-
deketting, en de Vries, en... wat voert Van
Leeuwen uit?"
„Die is 't pardoen van de voortop aan bak
boord aan 't lapzalven" zei Vandersteng.
„Is tie bed...' 'maakte de kaan zich kwaad,
„Daar is 't nu geen tijd voor. Laat 'm direct
naar beneden komen en het bootsmansstoeltje
bij de paai van het voorschip afgeven. Voor
uit!", commandeerde de kaan, „maak voort en
zorgt dat ze hier komen".
Binnen enkele minuten had Vandersteng z'n
collega's bij elkaar: „Wat is er aan de hand?"
vroegen ze.
,,'t Is weer pen uit" zei Vandersteng. „De
kaan loopt op uiterst vermogen' en is ver over
de rooie streep.'.
„Nou", zei Barendsen, „wat kan je ge
beuren? 't Is zoo dadelijk handen schoon. Ik
heb met Pieterse de eerste platvoet aan 't
wiel.
,,'t Is wat moois" gromde van Leeuwen,
die z'n handen met een dot bruin werk
trachtte schoon te maken. „Ik had nog maar
een klein stukje te doen. Nou moet ik na
tuurlijk morgen dat smerige werk afmaken".
„Waar moeten we zijn," vroeg Uitdeketting,
die dat na-breeuwen maar matig beviel.
„Bij het schavotje, aan bakboordsloopplank"
wist Vandersteng.
Toen zij zich daarheen zouden begeven,
klonk plotseling van de brug de mededeeling,
dat de schuit voor anker zou gaan. De drei
gende bui scheen af te drijven, hoewel het
minder raadzaam scheen de haven binnen te
loopen. De schipper was door de leerling al op
de hoogte gesteld van het voornemen van den
commandant om voor anker te gaan; dat de
bakspier aan stuurboord uitgedraaid en de
stoomsloep, barkas en werksloep gestreken
moest worden voor eventueele communicatie
met den wal. In een minimum van tijd was
er aan dek en op de bak groote bedrijvigheid.
Op het bordes stond de looder aan het lood
met lijfseizing om en praaide „ellef
vaaaaam!" Gasten sprongen op 't potdeksel,
maakten de broekmatten en sjorings los van
de sloepen die gestreken moesten worden en
legde de takels klaar om te vieren.
„Steken tot 20 vaam, vallen je anker",
klonk van de brug af het commando,
„bakspier uitdraaien, sloepen strijken."
Ratelend rolde de ankerketting door het
kluisgat, 't anker achterna; steunend kraak
ten de sloeptakels en schokkend streken de
sloepen, de vanglijn in een flauwe bocht, ge
reed om te houden; gelijktijdig stond de
bakspier, doorgehaald op de bak, het toppen-
eind bijvierend, dwarsuit aan stuurboord.
Binnen vijf minuten waren de verschillende
manoeuvres uitgevoerd. Meteen sloeg de leer
ling acht glazen.
„Vastwerken, reewacht!" verordineerde de
kaan.
„Moeten er nog beürtgasten in de sloep?"
vroeg Vandersteng hem.
„Ja," antwoordde de kaan, „en zegtze.dat
ze ketelaar zijn van theewater Zorgt er voor,
dat na laagwater de aflossers gereed zijn en
waarschuwt den monteur, dat ie voor een
ankerlicht zorgt op de geus.
Ei, ei," zei Vandersteng. Meteen zag hij,
dat de sloepen aan de bakspier gierden. „Je
moet de vanglijn niet op de kikker beleggen",
riep hij naar den beurtgast. Neem maar een
slag rond de doft, da's veiliger. En leg een
wil buitenboord anders schaviel je 't berghout
of je breekt de scheehoutjes. Verhaal de
stoomsloep maar naar de bakspier, want er
moet nog een roethaan in." Terwijl hijzelf de
sioeptakels van de barkas kruislings naar de
davids voerde overzag Vandersteng of alles
nu wel vierkant was. „Neen, daar heeft me
zoowaar een der derde klassers een tamp om
een paddestoel gelegd inplaats van om een
bolder. Die stommelingen leeren het nooit",
zuchtte Vandersteng. „En op de apentafel
hebben de Jonkers vergeten de zeildoeksche
kap over het peilkompas te leggen. Zoo is 't
altijd wat." Meteen kreeg hij een pijpluis in
z'n rechteroog. „Dat moet er nog bijkomen",
meende Vandersteng. Hij trachtte het ding te
verwijderen, doch dat lukte hem niet, zoodat
hij den ziekenvader te hulp moest roepen.
„Zeg Pa", vroeg Vandersteng hem, nadat
deze met een dotje werk in sublimaat de pijp
luis verwijdert had: je bent nogal goed bij. Ik
verzamel marine-termen".
„Verzamel wat?" vroeg de ziekenvader.
„Marine-termen", herhaalde Vandersteng.
Toen zei de ziekenvader een leelijk woord,
dat iets met gebrek aan adem te maken heeft.
„Ik hoor 't al", zei Vandersteng. „Jij kent
ze ook niet!"
Naschrift. Het is wellicht gemakkelijker
dan een kruiswoordpuzzle; maar wie kan
zeggen of hier marine-termen gebruikt werden
en zoo ja: hoeveel. De uitdrukking van den
ziekenvader telt niet mee. Dat is beslist geen
marine-uitdrukking. Hoogstens overgenomen
van een of andere burger.
I
Uaadfjdeeq.
onze advertentiekolommen
voor Uw inkoopen
Schetsen uit t Buitenveta
't Veld ligt te rooken in den prillen ochtend.
De horizon is nabij en ue hemel daarboven
blauw. En doorzichtig als een transparant
papier is de sfeer tusschen hemel en aarde.
In den vroegen ochtend heeft het geru
moerd op ue boerderij. De boer was extra-
vroeg uit de veeren, de vrouw en de meiden
Volgden en ook hoorden we de knechts den
een na den ander de trapleer afglijden.
Bekende geluiden. Het zwengelend zwaaien
van de pomp op 't erf, de roep van Chiel, den
paardenknecht tegen de twee knollen in de
schuur en het zachte loeien van het vee daar
binnen, in de nog duistere ruimte.
Toen kwamen er uitroepener werd ge
lachen, zooals dat maar zelden zoo vroeg ge
beurd en daartusschendoor klonken wonder
lijk fijne geluidjes op, die als het ware uit den
grond schenen te komen.
Ik lag in 't nauwe bed onder de hanen
balken en luisterde.
Door het stuk zeildoek, dat verduisterings-
halve voor het venster gehangen was lekte
wat licht en ik voelde dat de zon op komst
was. Gezellig vooruitzicht. Een vrije Zondag,
met goed weer.
Wat een geluiden daar benedendat
was de schorre stem van Chielen dat de
kijvende stem van Jaan de eerste meid
en daar de basstem van den boerje her
kent ze allemaal.
Tobias, de ^Iersche setter, is ook al aan
wezig. Die zóu er niet bij zijnmet zijn
roode neus en flapperende staart. Hij heeft,
als gewoonlijk, het hoogste woord, maar van
morgen is dat wel heel erg.
Zou er toch iets gebeurd zijn
Er i s iets gebeurd!
Als we later beneden komen is de stalvloer
beneden bedekt met iets wits en geels. En met
iets ongelooflijks zachts. Dat is het nieuwe
leven, dat vannacht gekomen is. Dat zijn de
lammeren, die acte de présence gegeven heb
ben en als nieuwe wereldburgers hun aandeel
van de groene moeder aarde gaan opeischen.
Een wriemelend, zacht-kreunend en prutte
lend hoopje leven, oneindig zacht en lieflijk
in den vroegen morgen. Een beeld van milde
onschuld en eenvoud.
't Moederschap ligt er wat moe en indolent
bij. Zij heeft haar plicht gedaan, 't Nieuwe
leven gebracht. Nu kan zij rusten. De kinde
ren van den boer staan er naast.
Ze zeggen niet veel en 't jongste staat met
den wijsvinger in den mond diepzinnig te sta
ren. De oudste een aardig meisje van om en
nabij de acht jaar, met een groote blauwe
strik in de vlasblonde haren en een paar
ferme stappers vanonder een knalrood jurkje
komend, bukt zich.
En strijkt dan, aaiend met een zachte kin
derhand over het onbeschrijflijk zachte huidje
van een der pasgeboren lammeren.
Dat is dan een treffend beeld van onschuld.
De boer staat er bij en Chiel en de meiden.
En dat alles ziet naar beneden op dat beeld
van ongerepte onschuld.
En we ondergaan de vreugde van 't voor
jaar, zooals die zich alleen in 't buitenveld
openbaren.
mede en zoo vloeide een zeer dunne straal
van brieven Holland binnen, en verspreidde
de eerste vage geruchten over de fabelachtige
Indische rijkdommen, die men nu met eigen
oogen had aanschouwd.
Uit dien tijd dateeren zeer interessante
overblijfselen van briefpostverkeer, die men
later opgegraven heeft, toen men Kaapstad
uitging bouwen, n.m. steenen, waaronder de
zeevaarders hun brieven deponeerden, stevig
in zeildoek verpakt, in de hoop, dat een an
dere koopvaarder, die op den terugtocht de
Kaap aan zou doen zich over de post zou
ontfermen. In het museum te Kaapstad kan
men dergelijke steenen bezichtigen, het Ne-
derlandsche Postmuseum heeft enkele afgiet
sels daarvan. Op deze steenen stond dan te
lezen bijv.: „1634. BandaWassenaerEn
EgmontsyndenXIApr."Vertrocke
Soeckt Brief." of „Hier Onder liggen Brie
ven van... enz. enz.
Een twintigtal jaren later werd de Kaap
gesticht, een nieuwe orde nam een aanvang,
maar deze sfeenen blijven getuigen van door
gestane ontbeering, en moed en toewijding
van Nederlandsche zeelui.
De „gemeene doose".
De geregelde uitbreiding van de handels
betrekking bracht behoefte aan betrouwba
ren postdienst als vanzelf met zich mee. Al
spoedig bracht de Compagnie regelmaat in
het postvervoer; elk schip kreeg een aparte
brievendoos, die de brieven vóór en van de
algemeene employé's bevatten. Algemeen
werd van de „gemeene doose" gesproken. De
buitengewone zorg van de „Heeren Zeventein"
voor de post is wel hieraan te danken, dat zij
zoo buitengewoon bang waren, dat iets van
hun Indische zaken naar buiten uit zou lek
ken, dat de Portugeezen zich met hun ge
heime handelsverdragen en connecties zouden
gaan bemoeien en voordeel daarvan zouden
trekken. Met zware straffen werd het ver
boden brieven over Indische toestanden te
schrijven. De aanvankelijke zeldzaamheid; het
gebruik van de „gemeene doose" werd spoe
dig verplichtend gesteld en overtreding ge
straft. Op alle brieven van en naar Neder-
landsch Indië stond de censuur van de Com
pagnie, eeri middel, dat in tijden, waarin
groote belangen op het spel staan algemeene
toepassing vindt. Nu lezen we op de Indische
brieven: „Geöffrel, Oberkommando der Wehr-
macht", toen censureerde de Compagnie.
Eenigen tijd later moesten de aankomende
brieven den deurwaarder bij den Raad van
Justitie te Batavia worden ter hand gesteld,
die deze brieven administreerde op dat „een
yder met mynich soucken lichtelijck aen sijn
brieven connen comen ,mits conditie, dat
elckeen over dach mij acces sal hebben tot
het register dèrselver brieven, doch niet by
avont ofte ontyden". Briefloon of port be
hoefde niet te worden betaald, maar een bus
stond klaar om giften op te slokken; de in
houd kwam voor de helft den deurwaarder
ten goede, van de andere helft den armen.
Eigenlijke bestelling was er niet. De over
komst was buitengewoon traagV Als simpel
willekeurig voorbeeld gelde dat de kennisge
ving van het optreden van Van Cloon als
G.-G. op 9 Oct. 1731 uit Holland verzonden,
op 27 Mei 1732 pas te Batavia werd ontvan
gen; een regeeringsstuk zeven en een halve
maand onderweg!
Voorwaar, dan gaat het in onzen tijd. waar
in de brievenstroom uiterst traag vloeit toch
nog even vlugger!
Steeds meer in gebruik.
In een tijd van schaarschte is voorzichtig
heid en zuinigheid geboden. Elk dubbeltje
wordt nog eens omgekeerd, aleer het van de
eene portemonnaie naar de andere verhuist
en de oude stelregel: „Het geld moet rollen"
bestaat niet meer en rust met andere idealen
onder het stof van de rommelkamer, waarheen
voovele oude gezegden en gewoonten zijn
verhuisd.
Zuinigheid is het parool geworden. En dat
met alleen bij het „klinkend metaal", maar
bij alles wat vroeger zonder gewetenswroe
ging werd weggegooid. Zoo ook met het
kolengruis en het oude papier, dat vroeger
werd weggebezemd en in de vuilnisbak ver
dween. Nu worden beiden door velen weer
zorgvuldig bewaard, want uit papier en
kolengruis kunnen met een beetje goeden
wil briketten worden vervaardigd, die'wat
vorm en kleur betreft wel zonderling afste
ken bij de gekochte, maar wat brandbaar
heid de vergelijking schitterend doorstaan.
Hoe het „fabricageproces" dan in elkaar
zit? Doodeenvoudig. Een emmer met water
doet dienst als vergaarbak voor het oude
papier en kolengruis, welke drie Jpestand-
deelen na eenigen tijd weeken en rond
draaien en mengen een grijze dikke brei op
leveren. Uit die brei nu zullen de nieuwe
brandmiddelen ontstaan. Door flink kneeden
en knijpen lukt het ons de brei tot ballen
saam geperst, die erg stevig in elkaar zit
ten. Wanneer ze na eenige dagen droog zijn,
zijn zfe intusschen zoo hard en stevig gewor
den, dat ze met modelbrikettert kunnen wed
ijveren. En branden Menig huismoeder, die
's avonds de kamer warm stookt met eigen
gemaakte goedkoope brandstof.
YtLeuwJ uit Ua&
Urk, 31 Maart. Door 8 vaartuigen werd
heden aan den Gemeentelijken Vischafslag al
hier aangevoerd: 39 pond snoekbaars, van 6
tot 11 pond per vaartuig, prijs 9097 ct.; 82
pond bei 2830 ct. en 60 pond voorn, 24—25
ct. Alles per pond.
BURGERLIJKE STAND.
GEBOREN: Klazina, d.v. J. Loosman en
W. van Veen. Cornelis, z.v. H. Kaptein en A.
Pasterkamp.
OVERLEDENJacob Woord, 29 jaren, on
gehuwd.
SNOEKBAARSVISSCHERIJ WAS BETER.
In het eerste kwartaal werd aan den Ge
meentelijken Vischafslag aan snoekbaars ver
handeld ruim 10.000. Het vorige jaar be-
droeg dit de eerste 3 maanden 6000. De op
brengst voor onze visschers was dan ook
beter, dit ook mede in verband met de dure
prijzen.
GENEESKUNDIG ONDERZOEK OP
DE SCHOLEN.
Sinds jaren is er op Urk al over geschreven
om een geneeskundig onderzoek op de scholen
te doen houden. Over deze belangrijke zaak is
nu een bespreking gevoerd door burgemeester
Keijzer, Dr. J. Andriessen en den Inspecteur
voor de Volksgezondheid van de Provincie
N§ord-Holland. Door den Raad is een bedrag
uitgetrokken, waarvoor Dr. J. Andriessen, al
gemeen arts van het Ziekenfonds „Draagt
Elkanders Lasten", is aangewezen.
„Naar wij vernemendoor Johan Luger.
Verschenen bij A. J. G. Strengholt's Uitgevers
Mij. te Amsterdam.
Ziedaar, het eerste deel van een trilogie,
handelend over de krentenwereld en beschre
ven door een van haar beste zonen: den be
kenden en zeer populairen Johan Luger.
Johan Luger is de man die sedert vele jaren
door een zeer uitgebreiden lezerskring werd
gelezen. Hetzij dat men zijn uiterst beeldende
en suggestieve reportages in een der groote
bladen las, hetzij dat men z'n kleine „stukjes"
savoureerde.
Luger is, dit vooropgesteld, een van Neder-
land's prominente krantenmenschen. Dit wil
uiteraard niet zeggen dat hij dus ook een goed
romanschrijver is. Men komt echter tot die
conclusie als men het eerste deel van de
trilogie „Naar wij vernemen" leest. Hierin
geeft Luger een bijzonder kleurige en deson
danks waarheidsgetrouwe weergave van de
krentenwereld in het begin van déze eeuw tot
•1918. Dat wondere wereldje, half bohème, half
wetenschappelijk. Een geheel eigen milieu, van
kunstenaars en branieschoppers, artisten en
beunhazen.
Hierin treedt een „aankomend" journalist.
Een jongen uit de provincie. En het is de moei
te waard te lezen hoe hij reageert op de ge
woonten, ijdelheidjes, privilege's en andere
van de' „big men" op de N.Z. Voorburgwal en
daaromtrent.
Dit boek is uiterst vlot geschreven en dat
zal niemand verwonderen als hij weet dat
Luger het schreef. Het is daarbij, vooral in
den aanvang geestig van inslag. Een vlot,
raak en goed geschreven boek, waaraan niet
alleen Journalisten vreugde zullen beleven. In
tegendeel, vooral ook de niet-journalisten, die
hier een tip (en waarachtig geen kleine
opgelicht zien van den sluier die over die
magische krantenwereld ligt.
Dit eerste deel is een belofte en het is met
meer dan gewone belangstelling dat wij de
beide volgende deelen tegemoet zien.
Erbjj vermelden: „Voor Winterhulp
Nederland").