N1PPER EN PELLE Een eiland wondere rust Het Begijnhof Ik heb gekozen, Arkadi Neder'andsche landjeugd gast bij Duitsche boeren Groote brand in GARENFABRIEK Radioprogramma Feuilleton van WAAR EENS VONDEL DEN GELEERDEN PRIESTER MARIUS PLACHT TE ONTMOETEN Onze Amsterdamsche briefschrijver vestigt ditmaal de aandacht op een schoon, historisch plekje grond in de hoofdstad; Het Begijnhof. (N.P.B.j Men kan bezwaarlijk zeggen dat liet gebrek aan benzine en de daaruit voort vloeiende vermindering van het aantal mo torrijtuigen op straat, de stilte in een stad als Amsterdam heeft doen terugkeeren. In tegendeel. de vervangingsmiddelen voor de motorbrandstoffen hebben het geluid veeleer versterkt. Wanneer men plotseling opge schrikt wordt door een afgrijselijk geknai, dat aan mitrailleurvuur doet denken, dan kan men er zeker van zijn dat er een auto met houtgasgenerator passeert Is volledige stilte in een stad als Amster dam mogelijk? Men zou het betwijfelen en toch Wie op het middaguur door de Kalver- straat wandelt, weet zich meegenomen door een onstuitbare, gestadige menschen- stroom. Men hoort er het aanhoudend rui- schcnd geluid der schuifelende voetstappen en het geroezemoes der stemmen. Maar dwaal, vlak bij het Spui. nu eens even af, door Uw weg via een smal steegje te ver volgen. stap er een vriendelijk poortje bin nen en ge bevindt U oogcnblikkelijk in een oase van stilte, een wonderlijk vredig plek je grond: Het Begijnhof. Het leven is er tot rust gekomen. Slechts van heel veraf dringt het belgetingel van de Amsterdamsche tram tot U door of hoort ge den galmenden roep van een straatven ter, ge zijt er in een andere wereld. Dit Begijnhof, dat geen klooster, maar nochtans nauw verwant daar aan en toch nog heden ten dage voortlevende in de sfeer van stille afzondering is nog steeds gedrenkt in godsvrucht en devotie. Zijn dagen tellen terug tot in het midden der veertiende eeuw, toen de rijke bur ger der stad Amsterdam. Coppe, de fondsen voor de stichting ter be schikking stelde. De juiste datum van den bouw staat niet vast, doch waar het hofje in 1393 door Hertog Albrecht in bescherming werd geno men en het in die jarpn zekere gees telijke voorrechten verkeeg, moot het ouder zijn dan zijn buurman, 't Sint Liseysen of Sint-Lucien-klooster, dat uit de beginjaren der vijftiende eeuw dateert. Een waardig tweetal, omsloten door de oude „Stats Graft" (thans Nieuwe Zijds Voorburgwal), het Spui en de Begijnensloot: en was er benoorden den Sint Lucien- steeg niet nog een timmerwerf ge- legen, dan hadden de Begijntjes en de St. Lucia-nonnefjes de beschik king gehad over den grond van een eilandje aan den rand der stad, waar zij in die dagen zonder direc te aanraking met hot gewoel van het dagelijksche leven haar bestaan konden slijten. De rust der Middeleeuwen werd echter in de eerste helft van 1500 bedreigd door den aanwas der stad en alles, wat daarmee ge paard ging. Het gedeelte der Kalverstraat beoosten het hofje, dat den landelijken ifaam van „De Laan" droeg en vroeger als in Byntwijek (buitenwijk) bekend stond, werd bestemd tot ossenmarkt, aan welks uiteinde men de Osjessluis vond, de brug Een roman uit het hooge Noo den Door Agathe Pogner 23. De lust om verder te gaan, liet mij plot seling in den steek en ik besloot dus alleen den terugtocht te aanvaarden. Als een kleine, zwarte dobbelsteen stond mijn houten blok hut in de glanzende sneeuw. De ramen waren nog onverlicht; de anderen waren dus niet teruggekeerd. Ach, als ik nu maar hout had~gehad! Zoo'n blok of tien overbodig hout! Dan zou ik in dt open lucht een vuurtje hebben gestookt en mij daarnaast in de sneeuw hebben gevlijd om de maan in zijn loop te volgen. Maar een groot deel van den strengen winter moest nog komen en het zou onvergeeflijke licht zinnigheid zijn geweest, zelfs maar een enkel blok van onzen toch al niet te ruimen hout- voorraad voor mijn genoegen te gebruiken. Dcrhalv.e hing ik den waterketel boven het nog niet geheel gedoofde haardvuur om daar na den luid keffenden honden hun avond eten bevroren vleesch te geven en den beren twee vette eiderganzen, die door de kou zoo hard als een steen waren geworden. Daarop ging ik zelf naar mijn kamer, waar ik thee dronk en wat koud, maar smake lijk rendiervleesch at. Het wilde mij van avond echter niet smaken. Een onverklaar bare onrust scheen zich van mg meester te maken. Lang hield ik het ook in huis niet uit. Ik glipte weer in mijn pels en kwam juist op het gunstigste oogenblik om getuige te zijn van een zeldzaam schouwspel: de driekleu rige, flitsende stralen van het Noorderlicht bedekten den hemel geheel en in hun midden stond in rustigen glans de gouden maan. Het Noorderlicht geleek nu een bevallige danseres, die de plooien van haar glinsterend en schitterend gewaad nu eens hier-, dan 121. In de greep van een Inktvis. L Nipper haat een paar fak kels en seint naar Pelle. 2. Hij werd echter hierin op wrede wijze gestoord door een inktvis, die een van zijn grijparmen om hem heen slingert. 3. Gelukkig heeft Nipper de brandende fakkels nog in zijn handen, en daarmee kan hij zich tenminste nog enigzins verdedigen. 122. De vreugde des weerziens. 1. De inktvis moet tegen wil en dank zijn bui. loslaten, om zijn geschroeide vang armen wat af te koelen. 2. Nipper is ook ditmaal weer gered en is weer met zijn vrienden vereend. over het Spui, waar de Stads-keurmeesters zitting hielden. Aan den overkant van het Spui, op het vpormalige Schaapcnveld, ver rezen in 1510 en 1512 de Voethoogs- en de Handboogsdoelen en van de daar gehouden feesten en schietwedstrijden zal wei het noo- riige gerucht zijn doorgedrongen in het hofje. De in 14801490 gebouwde stadsmuur liep destijds langs het Singel en in het Spu"> de verbinding tusschen Amstel en stads grachten, werd voor het waterpoortje, dat wij hier in den stadswal aantroffen, een schutsluis gebouwd om het stadswater op hoogte te houden. Deze sluis heeft veel leed veroorzaakt door lang wachten voor hen, die met groenten en andere producten ter markt togen, zoodat haar de naam van „Het Boerenverdriet" in den volksmond werd toegekend. Audere bestemming. Met den loop der tijdien kreeg ook het Sint Lucienklooster een andere bestemming. De vroede vaderen brachten er. na een grondige verbouwing, onze burgerweesjes onder en de kinderen, die sindsdien onder de nog bestaande poortjes aan de Kalver straat en de Sint Luciensteeg, respectieve lijk dateerend van 1581 en 1597 (het jaar tal 1634 is er later op aangebracht) zijn in- en uitgegaan, zullen hun liederen wel tot binnen de muren van het Begijnenhofje hebben doen klinken. Maar ook aan de overzijde van het Spui bracht de loop der tijden steeds andere en nieuwe buren. In 1632 werd de Oude Lu- thersche Kerk gehouwd op de plaats waar te voren de aanhangers der Augsburgsrhe Confessie in een pakhuis, genaamd „De Vergulde Pot", hun bijeenkomsten hadden gehouden. En hier ook. in de kleine pastorie aan het Begijnhof, zetelde in de eerste helft der zeventiende eeu\V die uit Keulen afkomstige geleerde priester Marius. bij wien de groote dichter Vopdel zoo menigmaal op bezoek kwam en die zooveel invloed op den „puik poëet" gehad heeft, in verband met diens overgang naar het Katholicisme. Toen Vonde's Gijsbrecht in Januari 1638 was opgevoerd en de gansehe stad over het stink en zijn katholieke atmosfeer sprak, heeft Marius on het Begijnhof heel wat weetgierige hoorders verteld van Vondels bedoelen met het stuk. van ziin streven om het menschelijk lot te verheffen boven de voorwaarden, waaraan het bestaan van den enkeling gebonden is. Op het Begijnhof treft den bezoekers de abrupte overgang van de stadsdrukte naar de eenzaamheid, maar de stilte is er niet beklemmend. Zij maakt veeleer rustig en brengt ons terug in den sfeer van eeuwig heid; het is als een brokje pure rust in de bruisende handelsstad. Ën als een vergeten schildwacht, staat daar hij den toegang tot het Engelsche kerkje, de oude pomp, die het pleintje zoo karakteristiek markeert. Het Begijnhof is zonder twijfel een der wonderlijkste plek jes in Amsterdam. Gelegenheid voor 50 jongens en 50 meisjes. Ten einde de bestaande betrekkingen te versterken en nieuwe aan te knoopen, en te vens om van eikaars practische ervaring te leeren, wordt de gelegenheid geopend voor een 50dal Nederlandsche jongemannen en een even groot aantal Nederlandsche meisjes uit gezinnen van boeren; tuinders en landar beiders, niet jonger dan 17 jaar en zelf ook in het land- en tuinbouwbedrijf werkzaam, om een half jaar in het Duitsche Rijk 'te ver blijven. Zij zullen daar als gast in Duitsche gezinnen worden ondergebracht, zooveel mo gelijk op bedrijven naar te voren te kennen gegeven wensch, om daar met het gezin mee op te leven en te werken. Deze mogelijkheid is geschapen door sa menwerking van den Deutschen Reichs- naehrstand en het Nederlandsch Agrarisch front. De deelnemers moeten open staan vbor dun nieuwen geest. Zij moeten, wat hun ka rakter, voorkomen en vakbekwaamheid be treft, geschikt zijn om den Nederlandschen boerenstand in het Duitsche Rijk op waardi ge wijze te vertegenwoordigen. De deelnemers worden in het gezin van hun gastheer opgenomen en ontvangen maandelijks een zakgeld. Een eenvoudige klceding, zooals thuis ge bruikelijk, ook werkkleeding, is passend. Niet alleen leden van het N.A.F., maar ook anderen komen in aanmerking. Schade van een paar ton. Dinsdagavond tegen elf uur werd brand ontdekt in de fabriek van Claus' garen- en weefindustrie aan den Stiphoutscheweg te Mierlo-Hout. De omwonenden werden gealar meerd door het met daverende knallen uit elkaar spatten van de asbestbedekking der fabriek. Toen bleek het vuur echter reeds een zoo- danigen omvang te hebben aangenomen, dat er vrijwel niets meer te redden viel. IJlings werd de Mierlosche brandweer gealarmeerd, doch die verscheen met haar motorspuit eerst tegen half twaalf. Toen was het onge veer zestig meter lange fabriekscomplex reeds in een groote vuurzee veranderd. Er viel eigenlijk toen niets meer te redden en de brandweer kon slechts nablusschen en wankele muren omver halen. De schade werd door den heer Claus op een paar ton geschat. Tientallen machines en een groote voorraad grondstoffen zijn ver loren gegaan, terwijl van het fabriekscom plex alleen het ketelhuis is gespaard geble ven. De gebouwen waren zoowel tegen brand- als bedrijfsschade verzekerd. De oorzaak van den brand is onbekend. VRIJDAG 11 APRIL. Hilversum I (415.5 M.) 6.456.50 Gramofoonmuziek. 6.507.00 Ochtendgymnastiek. 7.007.45 Gramofoonmuziek. 7.458.00 Ochtendgymnastiek. 8.008.10 Tijdsein. Schriftlezing. 8.108.30 Gewijde muziek. 8.308.45 Nieuwsberichten. 8.459.15 Gramofoonmuziek. 9.1510.00 Oude muziek. 10.0010.20 Amsterdam Salonorkest. 10.2010.40 „Poëzie voor den Qoeden Vrij dag". 10.4011.15 Amsterdams Salonorkest. 11.1511.30 Gramofoonmuziek. 11,3012.00 Zang en piano. 12.00—12.42 Tijdsein. Gramofoonmuziek. 12.4212.45 Almanak. 12.451.00 Nieuws- en Econ. Berichten. 1.001.35 Orgelspel door Johan Jong. 1.352.15 Salonorkest o.l.v. Jonny Heykens 2.152.30 Voor de vrouwen. 2.303.00 Vervolg Concert Salonorkest. 3.30i.00 Ensemble Tonny Roxini. 4.004.30 Korte Wijdingsdienst. 4.30ó.OO Passiemuziek. 5.005.15 Gramofoonmuziek. 5.155.30 Nieuws- en Ecott. berichten. 5.30—6.15 Omroeporkest o.l.v. Hugo de Groot. 6.156.30 Causerie. 6.307.00 Lezing niet muzikale omljjsting. 7.007.15 Vragen van den dag. 7.157.30 Het Zcpparoni Strijkkwartet. 7.'3(L-7.45 Gramofoonmuziek. 7.451—s.oo Het Zepparoni Strijkkwartet. 8.00—8.15 Tijdsein. Nieuwsberichten. 8.158.30 Spiegel van den dag. 8.308.45 Duitsche berichten in de Engel sche taal. weer daarheen wierp en alle moeite scheen te doen de oude maan uit haar door niets te verstoren evenwicht te brengen. Twee volle uren duurde deze dans; toen werd de stra lende sluier plotseling opgenomen en het vol gende oogenblik was de danseres verdwenen. Alles leek eensklaps even koud en ver laten. Ik kroop dichter tegen de honden aan. die op mijn gewone plaatsje in de sneeuw een weldoende warmte afgaven. Ongedierte had den ze toch niet. Daarvoor was het bij ons te koud en te ongezellig. Plotseling moest ik hardop lachen. Als nu een van die elegante jongedames, met wie ik vroeger zoo vaak had gedanst, eens kon zien hoe ik me onder de honden thuis voelde! Waarschijnlijk zou ze zich dan nog wel eens bedenken, alvorens mij haar met brillanten getooide vingertje voor een handkus aan te bieden. Ik dacht na. Had ik vroeger werkelijk eens schitterende uniformen en als spiegels glan zende laklaarzen gedragen? En plichtsge trouw mijn nagels gepolijst? Ongelooflijk! De charmante jongedames bewogen zich op dit oogenblik waarschijnlijk wederom op de tonen van een of andere verlokkende melodie. Anderen zouden haar ten dans leiden. En ik lig hier uiterlijk veel overeenkomst vertoo- nende met een beer op twee pootenMaar innerlijk voel ik mijn ziel huiveren, alsof de hemel zijn poorten geopend heeft en mrj vergunde een blik in de eeuwigheid en de oneindigheid te slaan 25 December. Veertien dagen lang ben ik nauwelijks op bed geweest. VeerSCbn dageri lang hebben we in angst en zorg geleefd, maar tenslotte is dit alles verkeerd in groote blijdschap over dit eene feit: Wadim is gered! Als ik er nog aan denk, hoe zij hem dien avond thuis brachten! Ik had juist het laatste woord in mijn dagboek geschreven en de ge bruikelijke streep er onder gezet, toen ik de drie welbekende schoten hoorde. Verheugd stak ik de lampen op, zette den waterketel op den driepoot en ging naar bui ten. Maar de honden kwamen niet als ge woonlijk luid blaffend aangestormd en mijn metgezellen riepen mij niets toe. Langzaam, heel langzaam kwamen zij naderbij. Zij droe gen een last. Eerst, toen zij dicht voor mij stonden, herkende ik dien last: het was Wadim! Zijn oogen gloeiden in koorts; hij Ijlde voortdurend en herkende niets en niemand. Terwijl wij hem ontkleedden en hem op mijn bed legden, omdat het ln mijn kamer iets rustiger was, vernam ik, wat zich had afgespeeld. Zij hadden, toen ze mij wilden volgen, een kudde rendieren ontmoet en onmiddellijk de achtervolging ingezet. Juist, toen Nikita den haan van zijn geweer wilde overhalen, sprong ■'en der honden tegen hem op, de kogel door boorde Wadim's hand, waarmee deze zijn geweer richtte en stuitte daarna op het borstbeen af. In verband met de strenge koude hadden zij hem niet gedeeltelijk dur ven ontkleeden om naar de borstwond te zien. Zij konden niet veel anders doen dan de ernstig geblesseerde hand voorloopig met een zakdoek verbinden en daarop zoo spoedig mogelijk naar huis te gaan. Aanvankelijk was Wadim nog flink meegeloopen. maar langzamerhand hadden zijn krachten hem ln den steek gelaten. Hij moest ondersteund en later zelfs gedragen worden. Ik waschte de wonden uit en bekeek ze nauwkeurig. De blessure aan het borstbeen was ongevaarlijk en zou waarschijnlijk wel spoedig geheel genezen, maar de gewonde hand gaf me te denken. Ze was rood en reeds ernstig gezwollen, evenals de arm. Slechts door onmiddellijk ingrijpen zou Wadim's le ven gered kunnen worden. Toen deed ik iets, wat ik van de dieren in de wildernis had geleerd: ik zoog de wond uit. Ik zoog en zoog en gevoelde walging noch afschuw; ik zoog zoolang tot mijn krachten mij in den steek lieten. Den patiënt scheen deze behandeling goed. te doen; zijn ademhaling werd beduidend rustiger. Veertien dagen lang verpleegde ik hem. Ik rustte niet. voor hij mrj weer met heldere oogen aankeek. Dat was dan gisteren voor het eerst het geval. Den nacht daarvoor had hij lang en onaf gebroken geslapen en dit geruststellende ver schijnsel deed mij tot Dobrez zeggen: Let eens op, vandaag zal hij zijn oogen openen en zich verwonderen, dat wij beiden aan zijn bed zitten En zoo gebeurde het ook. Wadim ontwaakte, rekte zich uit en keer de zich om en om. Hij keek naar mij. ver volgens naar mijn bed en tenslotte naar den kalender en toen begreep hij alles. Zijn ge zicht kreeg weer eenige kleur en zijn oogen glansden, alsof er tranen in stonden. Ben ik lang ziek geweest? Twee weken. Zoo lang? Twee weken is niet veel, antwoordde ik. Een jaar heeft er twee en vjjftig. Hij k'-rde zijn gezicht naar den muur en sprak langen tgd geen wo< rd. Daarna slaakte h(j een diepe zucht. Waarom hel t u mij niet laten sterven Het zou zoo mooi zjjn geweest te sterven zon der het te beseffen. Ik had er geen idee van, dat je wilde 8.459.40 Concert m.m.v. solisten. 9.40—9.45 Avond wij ding. 9.4510.00 Berichten in de Engelsche taal» 10.00 Nieuwsberichten. Daarna sluiting. Hilversum II (301.5 M.) 6.456.50 Gramofoonmuziek. 6.507.00 Ochtendgymnastiek. 7.00—7.45 Gramofoonmuziek. 7.45—8.00 Ochtendgymnastiek. 8.00 Tijdsein. 8.008.30 Instrumentale solisten. 8.308.45 Nieuwsberichten. 8.459.15 Gewijde muziek. 9.1510.00 Gramofoonmuziek. 10.00—12.00 Liturgische Vyijdingsdienst. 12.0012.15 Tijdsein en Politieberichten. 12.1512.45 Omroeporkest o.l.v. Hugo de Groot. 12.451.00 Nieuws- en Econ. berichten. 1.001.30 Vervolg Concert Omroeporkest. 1.302.00 Zang en piano. 2.00—3.00 De Kamermuziekspelers. 3.003.30 Eddy Walis met Esmeralda. 3.303.45 Voor de Vrouw. 3.454.30 Orgelconcert door Pierre Palla, 4.305.00 Voor de kinderen. 5.005.15 Gramofoonmuziek. 5.155.30 Nieuws- en Econ. berichten. 5.306.00 Celesta-Ensemble. 6.006.15 Declamatie. 6.156.45 Guus Jansen en zijn Rococo* Octet. 6.457.00 Causerie. 7.00— 7.15 Vragen van den dag. 7.15—7.30 Gramofoonmuziek. 7.30—7.45 „De toekomst van het Nederlan- sche tooneel". Causerie. 7.45—8.00 Gramofoonmuziek. 8.008.15 Tijdsein. Nieuwsberichten. 8.158.30 Spiegel van den dag. 8.308.45 Gramofoonmuziek. 8.459.10 „De Politie doet een goedo vangst". Hoorspel. 9.10—9.30 Orgelspel door Johan Jong. 9.304.45 Cello en piano. 9.45—10.00 Gramofoonmuziek. 10.0010.15 Nieuwsberichten. Sluiting. sterven. En daar hij slechts krampachtig ztjn oogen dicht kneep, liet ik er met nadruk op volgen.: Ik dacht integendeel, dat je nog iemand in de wereld bezat, die voor je leven vreesde. Wederom haalde hij diep adem. Ik heb nog een oude, gebrekkige moe der en... Ik ben niet nieuwsgierig, viel ik hem in de rede. Alleen één vraag zou ik nog wel graag beantwoord willen hebben. Vraagt u maar. Wat ben je vroeger geweest? Hij kromp verschrikt ineen. Heb ik daar in koortsaanvallen over gesproken? Nee? Niet? Dan zou ik er liever aver zwijgen! Zooals je wilt! Ik riep ychon en Nikita, opdat zij hun kameraad met zijn herstel zouden kunnen gelukwenschen. Daarop floot ik mijn hon den en haastte mij naar buiten. Ik verlangde met smart naar wat frissche lucht. Toen ik terugkwam, bleek Wadim uit mijn kamer te zijn verdwenen. Op tafel echter lag een stukje papier, waarop slechts drie woorden waren geschreven: Hartelijk, har telijk dank! Ik borg dat briefje als een kostbaar docu ment in mijn portefeuille. Maar op hetzelfde oogenblik bekroop mg een soort voorgevoel, dat ik Wadim eens met nog inniger dank zou moeten teruggeven. Gisteren is Wadim den geheelen nacht opgebleven. Toen de Kerstnacht over de aarde daalde, begaven wjj ons op weg naar de kru'sen, want waar dooden lagen, be weerde Nikita, daar was het steeds een vreedzame plaats. Wij stonden oij de kruisen. Niemand sprak een woord, maar elk van ons dacht met wee- moec' aan de mannen, die hier rustten en die, zoo ver van hun vaderland, den dood hadden gevonden. De wolkensluier boven ons viel plotseling uiteen: een kleine fonkelende ster vertoonde zich boven onze blikken. Zoo hebben we altijd Kerstmis gevierd, zei Nikita zacht, terwijl hij naar boven wees. Telkens is zij gekomen. Geen enkele maal heeft zij ons in den steek gelaten. Lang staarde ik omhoog: desondanks kon ik echter niet met zekerheid zeggen was het werkeliik een ster. wat daar boven flonker- ?Of was het ons geloof? Maar misschien was het toch een ster... :a"t zij straalde ons alle vier uit de oogen. (Wordl vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1941 | | pagina 7