't Bickerseiland en zijn romantiek Smokkelwaar mirt de sfeer van de Gouden ReaeV' Weekkaarten De werftrein vervroegd Zenuwachtig? Distributie-nieuws XcxelicA Ouderavond ULO-school ïlieiuuj uit Uïk Vrijdag 11 April 1941 Tweede Blad Wie was Jan Bicker? Aanvullingsagenda gemeenteraad Een fietsenbewaarplaats bij het Distributiekantoor voor winkeliers Internaat Zeevaartschool Gemeente Avondvakteekenschool Burgerlijke Stand van Den Helder ïïlei fyan ÏÏUnó in oud-AmAleJidcun (Eigen reportage). Iedere Nieuwedieper kent Amster dam. En als hij het niet kent in de feitelijke beteekenis van het woord, dan nog altijd kan hy wel meepraten over de Kalverstraat, over het Rokin, het Rembrandtsplein en den Dam. Hy weet hoe h(j van „Centrum" naar „Zuid" moet wandelen en hij voelt waarschijn- lijk het verschil tusschen het ietwat proletarisch karakter van den Nieu- wendyk en de bourgeois-sfeer van Leid- sche- en Kalverstraat. Wy allen hebben meerdere malen ge dwaald in 't altijd boeiend Amstelloda- mum; wy hebben onze blikken laten gaan over 't blauw-golvend IJ en onze fantasie aan 't werk gezet in 't oude stadsdeel, waar de straatjes en pleintjes en steegjes zich samenwebben tot één onontwarbare krioeling van huizen en gevels en opslagplaatsen. Amsterdam is voor een goed deel een brok gestolde historie en 't kan zyn, dat de eenzame wandelaar, als hij tus schen dag en nacht in door de oude stad dwaalt, en het maanlicht kabbelt en vloeit over de rying van de tallooze gevels en daken en torens en minaret- jes, plotseling voelt welk een schat van schoone herinnering aan roemruchte historie hem hier tegemoettreedt. 't Onbekende eiland. Maar daar is een brok Amsterdam, dat men niét kent. De handelsreiziger kent het niet, en de door Baedeker-geleide tourist kent het niet en de dagjes-mensch kent het eerst recht heelemdé.1 niet. Dat is het deel van de hoofdstad, dat ook drie-kwart deel der Hel- dersche bevolking niet kent, het nooit gezien heeft en er waarschijnlijk ook nooit van hoor de. Dat is het Bickerseiland, in de schaduw van de Haarlemmerpoort. Een „eiland", dat eigenlijk ook geen eiland meer is, doch een schiereiland. Het is een brok pure historie, dat men hier vindt en waar dit Bickerseiland mo menteel weer op den voorgrond getreden is door het bekende boek van den auteur Jan Mens, die er zijn „Gouden Reael" laat spelen, meenden wij, „ge-gidst" door Jan Mens zelf, die een studie van het Bickers-eiland en zijn merkwaardige be volking maakte, daar het een en ander over te moeten schrijven. In zeker opzicht dus: een hér-ontdekking van een vergeten deel der hoofdstad, van welks bestaan vrijwel niemand zich meer bewust is en dat ongetwijfeld aanspraak maakt op be langstelling. Jan Mens is Amsterdammer in hart en nieren. Des middags zit hy in zijn werkver trek en schrijft. Des morgens vindt men hem in de stad. In 't nieuwe deel en in 't oude deel. Men vindt hem bij het IJ en by de markt hallen. In de steegjes bij de burgwallen en langs de patriciërshuizen van Heerengracht, Prinsengracht en Keizersgracht. Hier is het, dat hij de sfeer ondergaat van de oude hoofd stad, die reeds zoovele kunstenaars inspi reerde. Hier is het, dat hij de „couleur locale" in zich opneemt voor zijn „Gouden Reael", zijn „Mensen zonder Geld" en deels voor zijn laatstverschenen werk „Koen". En zoo togen de Amsterdamsche romancier en de Heldersche journalist op pad. Op de grens van oud en nieuw. Eerst is daar dan het nikkel en glanzende schroomstaa) van den nieuw-zakelijken stijl 1941, waarmee „Centrum" zoo rijk bedeeld is, en waarin de prille voorjaarszon millioe'nen fonkelende facetten tot leven brengt. In hoog-opgetrokken cafétaria's zitten handels reizigers hun surrogaat-koffie te slurpen. Aan de gevels van bioscopen nooden vlammende titels op vlammend rood en blauw tot de illusie raison van twee kwartjes en daarom trent. Onaanzienlijk staan de kleine café's naast elkaar geschaard als gehoorzame sol daten: met zoet-romantische en brutaal uit dagende namen. Amsterdam rept zich, zooals het zich alleen 's morgens reppen kan. Iedereen heeft haast, want de dag is kort en er moet verdiend wor den. In de bodega-ruiten weerspiegelen zich de nog steeds welgedane schimmen van ge- moedeiyke ronde beursmannen en makelaars. Levende stad. 't Jacht en rept daar in urenlange onafge brokenheid. Tusschen het ontwaken van de stad en het versterven van het lawyt ligt geen- pauze. Want zelfs de korte sièsta tusschen 12 en half 2 wordt geëxploiteerd, niet in de laat ste plaats door de vrouweiyke jonckheid der hoofdstad, die met zwierige voorjaarsmutsjes en matglanzende zyden beenen van straat tot straat tijgt en zich laat bezien. Zoo deint en rumoert, bruischt en kolkt deze stad van intens rumoer en eindeloos ver tier. Knorrende taxi's en lawaaiende vracht wagens. Schreeuwende voermannen en blèren de slagersjongens. Ruziënde kantoormenschen en kakelende bakvisschen. Ketsende paarden hoeven vonken op blauwe bazaltkoppen en dat alles wordt op regelmatige tyden overheerscht door een voorbijdenderende tram, die fluit in de bocht en rinkinkelt met z'n signaal. Een levende stad. Jan Mens en de journalist: betreden het Bickereiland en 't is alsof men in een an dere wereld stapt. Zoo stil, zoo vol rust, zoo intens gemoedelijk is de entrée op dat Bickereiland, in de schaduw van de Haar lemmerpoort. Jan Bicker en zyn schepping. Wat is dat voor een wonderlijk brok Am sterdam, dat Bickereiland? Wij hebben het Jan Mens gevraagd en hij heeft er van verteld. Met z'n sappige, licht- Amsterdamsch geaccentueerde taal, met smeuïg woordenspel en kernachtig. 't Is een verhaal uit de zeventiende eeuw, toen de vermaarde Jan Bicker het initiatief nam tot bouw van dit eiland. Jan Bicker, telg uit een oer-oud patriciersgeslacht, bestaande uit schatrijke kooplieden, die echter tevens een zetel hadden op de fluweelen stoelen in de hoofdstedelijke vroedshap. De Bickers... belangrijke personage's, waar mee niet te spotten viel. In meer dan één op zicht de ongekroonde koningen van het Re genten-Amsterdam. Hoor, wat de dichter- croniquer er van zegt: „Zij waren onberispelijck in leven, heylig in handel en wandel, wacker voor de welvaert van haar Stadt". Jan Bicker, wien het niet mangelde aan een vooruitzienden blik, kocht met de schepene Reynier Reael gronden aan, en stichtte te circa 1631, buiten den Haarlemmèrmeerdijk, het Bickerseiland. Er kwam een scheepstim merwerf, er kwamen woningen en pakhuizen en er kwamen allerhand bedrijven. Zooals zoutkeeten, opslagplaatsen, vischrookerijen, teerkokerijen en wat al niet anders. De namen, die men nü nog op 't Bickerseiland leest, ver tellen er van: Bokkinghangen, Zoutkeets gracht, Taanstraat...... Bicker, schatrijk door zijn relaties met Indië, liet zich op dat eiland, zijn domein, een machtig bouwsel maken, een soort kasteel, met een toren en drie verdiepingen. In dien toren keek hij neer op zijn schepping en het moet wel met een trots oog geweest zijn, dat de beroemde Amsterdammer dit deed. De ge schiedenis vertelt, dat hij bij zijn dood 727.000 zilveren naliet en de dichter voegde er aan toe: „Een man, die naarstigh al sijn leeven „Niet deed, dan timm'ren huis en steeven „En duizend keelen oopen hiel „Met werk De woningen en de pakhuizen waren voor eeuwen gebouwd en zie... ze doorstonden de eeuwen, want vandaég, zoo ongeveer 300 jaar na dato, staat dat alles er goedeels nog en als het oorlogsgeweld hier verre blijft, zullen ze er over enkele eeuwen waarschijnlijk nóg staan. Want deze gevels, deze huizen, deze stapelingen van steen en hout zijn daar neer gezet als de onvergankelijke roem van de oud- Hollandsche bouwkunst, die niet bouwde voor generaties, maar voor eeuwigheden. En hier, in deze sfeer van 't oude Hol land, van de oude trotsche republieken, hier, waar millioenen tonnen producten uit de Levant en het verre oosten gelost werden, hier, waar bij nacht en bij dag de geuren van zuidvruchten en specerijen de lucht vulden, hier in het hart van de oude koopmansstad Amstelodamum, de stapelplaats van 't nijver Vaderland, vin den wy de „Gouden Reael". De herberg, die op eenmaal in de belangstelling is komen te staan. Van deze „Gouden Reael", zijn sfeer en plaats in den modernen tijd, vertellen wy in een volgend artikel. Ook Tweeden Paaschdag geldig. Het Is velen lezers niet bekend of de week kaarten van de Ned. Spoorwegen ook op den tweeden Paaschdag geldig zijn. Tweede Paaschdag is immers een Zondag, zoo rede neert men en dus zou de kaart dan niet ge bruikt mogen worden. Wij kunnen, na onze informatie ter bevoeg- der plaatse meedeelen, dat de weekkaart wel geldig is op den tweeden Paaschdag. 6.04 uur vertrek uit Alkmaar. Om 19.49 uur terug. Met ingang van 14 April a.s. wordt de werk tijd van de Rijkswerf als Volgt vastgesteld: Maandags t/m Vrijdags: van 7u 4512u 30 en van 13u3018 uur. Des Zaterdags: van 7u3013 uur. In verband hiermede wordt de dienstrege ling van den werftrein m.i.v. genoemden da tum als volgt: Heenreis Alkmaar vertrek 6.04; St. Pancras stopt; Heer Hugowaard 6.20; Noord-Scharwoude 6.29; Zijdewind stopt; Schagen 6.49; Oudesluis stopt; Anna Paulowna 7.06; Breezand stopt; Koegras stopt; Den Helder aankomst 7.31. Terugreis Den Helder vertrek 18.30; Koegras stopt; Breezand stopt; Anna Paulowna 18.52; Oude sluis stopt; Schagen 19.07; Zijdewind stopt; Noord-Scharwoude 19.25; Heer Hugowaard 19.34; St. Pancras stopt; Alkmaar aankomst 19.49. Op Zaterdag vertrekt de werftrein om 13.49 uur, aankomst Schagen 14.31 u., Alk maar 15.14 uur. friijn/icizdll ZaruMjAoJKeiteAX maken en houden U kalm. Buisje 75ct De aanvullingsagenda voor de vergadering van den Raad der gemeente op Dinsdag, 15 April 1941, bevat de volgende punten, ter be handeling: Ingekomen Stukken. Verzoek van den heer R. Gravemaker om ontslag als lid van het bestuur van het alge meen weeshuis. Verzoek als voren van mevrouw C. Feij Dolman. (Voorgesteld wordt de gevraagde ontslagen te verleenen met dahkzegging voor de bewe zen diensten). Internaat. Voorstel tot opzegging der huur van de gebouwen Ankerpark 18 en Buitenhaven 24. Geldleening. Voorstel om Burgemeester en Wethouders te machtigen tot het aangaan van een kas- geldleening. Zoolang het Distributiekantoor aan de Spoorstraat bestaat, werd feitelijk reeds de behoefte aldaar gevoeld aan een behoorlijke rijwielstalling. In de eerste plaats was het een vrij slordig gezicht altijd maar dozijnen rij wielen tegen de gevel te zien staan, anderzijds was het niet denkbeeldig, dat oneerlijke ele menten van de gelegenheid zouden profiteeren, iets wat reeds enkele malen voorgekomen is. Het is daarom een goed idee van den heer Pronk geweest een rijwielstalling naast het Kantoor te beginnen. De stalling is gratis, maar de eigenaar rekent er op, dat men hem af en toe, voor het veilig bewaren van de vehikels een fooitje toestopt. Verplicht is men hiertoe uiteraard niet. Inleveren van bon 1 7 (suiker) In het tijdvak van 15 tot en met 18 April 1941 behooren de detaillisten in te leveren de bonnen no. 17 in veelvouden van 10 stuks met een minimum van 40 stuks. Hieronder mogen maximaal 9 restantbonnen no. 06 voorkomen. De bonnen moeten zijn geplakt op opplak- vellen MD 18 en behooren te worden inge leverd met een ontvangstbewijs MD 201A. Een ander ontvangstbewijs kan voor deze inlevering niet worden gebruikt. Het copie-ontvangstbewijs moet door den detaillist zelf worden onderteekend zijn. De inleveringsdagen zijn voor codenummer. 1001 t.m. 1999 op Dinsdag 15 April 1941. 2001 t.m. 2999 op Dinsdag 15 April 1941. 3001 t.m. 3999 op Woensdag 16 April 1941. 4001 t.m. 4999 op Donderdag 17 April 1941. 5001 t.m. 5999 op Vrijdag 18 April 1941. Behandeling van coupures Met nadruk worden de detaillisten er op gewezen, dat de toewijzingen voordat deze voor het betrekken van goederen aan den grossier worden gezonden, aan de achterzijde voorzien moeten zijn van de naam en het vol ledig adres van den detaillist, wiens code nummer op de voorzijde van de coupures is vermeld. V ettoe wijzingen In het tijdvak van 15 tot en met 18 April 1941 zullen aan de detaillisten op de inge leverde bonnen van de vetkaart toewijzingen voor vet worden verstrekt. In de raadsvergadering van 28 Augustus 1934 en van 8 Augustus 1933 werd besloten tot het huren van den Staat der Nederlanden van de gebouwen Ankerpark 18 en Buiten haven 24, welke gebouwen werden gebruikt als internaat voor de leerlingen der Zeevaart school. Wegens het niet denkbeeldige gevaar, waaraan de omgeving van genoemde gebou wen voor luchtaanvallen bloot staat, hebben B. en W. in 1940 uit veiligheidsoogpunt moe ten besluiten tot ontruiming van die gebouwen en tot het onderbrengen van de leerlingen in de voormalige Raadhuis aan de Dijkstraat. Met ingang van 26 Augustus 1940 onderscheiden lijk 11 September 1940 zijn de gebouwen door de Duitsche Weermacht gevorderd. In ver band daarmede ligt het in het voornemen van den Ontvanger der Registratie en Domeinen om aan het Domeinbestuur een voorstel te doen om de huur vanaf 1 September 1940 bui ten invordering te laten. Daar echter volgens de huurovereenkomsten ook de' mogelijkheid bestaat, dat de huur, hetzij door den Staat, hetzij door de gemeente, met een termijn van drie maanden vóór het einde van het huurjaar, i.c. 1 September 1941, wordt opgezegd, zou genoemde Ontvanger gaarne vernemen, of zoodanige opzegging door de gemeente wordt overwogen. Het wil B. en W. voorkomen, dat er aanleiding bestaat om tot opzegging van de huur over te gaan, omdat het raadzaam is, bij het terugkeeren van normale tijden, toch naar éen andere plaats voor het onderbrengen der leerlingen om te zien. Op grond daarvan ver zoeken B. en W. den raad hen te machtigen de huur van de gebouwen Ankerpark 18 en Buitenhaven 24 met ingang van 1 September 1941 op te zeggen. RIJKSPOSTSPAARBANK. Opgave betreffende het kantoor der poste rijen te Den Helder. In den loop der maand Maart 1941 werd aan bovengenoemd kantoor ingelegd 18.393,19 en terugbetaald45.624,14 Derhalve minder ingelegd dan terugbetaald 27.230,95 Het aantal nieuw uitgegeven boekjes be droeg 22. Een landweg onder een lichtdoorzeefde lucht. Getemperd zonlicht glimt in de ruiten van broeikassen, verspreid over het bruine, turfkleurige land, de lucht spiegelt in de vaarten en breekt uiteen tusschen de rietstop pels aan den oever. Links en rechts met slooten doorsneden land: rechthoeken van zwarte aarde, ten deele geploegd, geëgd, be zaaid en beplant; bootjes met kunstmest snijden puntig de slooten, met rustig gebaar kloeten boeren van akker tot akker. Zeker en zwaar, met het traag gebaar van een zelf- bewusten reus zwaait een molen z'n armen. En op dien landweg voor me uit een manne tje, nietig, ietwat gedrongen, krombeenig. De rechterschouder is wat afgezakt onder het gewicht van een zak, de linker steekt des te meer op, omdat de linkerhand bij eiken stap steun vindt in een te lange wandelstok. De broekspijpen zijn wat kort, in het gedeelte, dat zichtbaar is van de magere beentjes, doet een nog grooter kromheid vermoeden dan de broek toelaat, te onderscheiden. En eiken keer als hij de kromme beentjes optilt gluurt een ■witte hiel door de zwarte sok en over den rand van z'n klomp. Zoo is hij overigens ook in Zijn verder uiterlijk: de jas is wat wijd en rafelt, is hier en daar doorgestopt en zijn ge zicht en kleur geven geen houvast over zijn leeftijd. Die is met geen enkele schatting vast te stellen, slechts één woord omvat houding, gebaar, uitdrukking en kleur: oud. Vies oud, groezelig oud, oeroud... Van onder de pet vlokt grijs haar, niet het eerwaardig grijs van den sinterklaas, maar grijs als zongedroogde klei, als zijn verkleurde jas. Het piekt neer op de kaalfluweelen kraag, die ten deele wegduikt onder de goor-juten zak. En over die zak zullen we het nu verder hebben. Want die zak is belangrijk bemerk ik aan het glimmen van zijn in rimpels en brauwen verborgen oogjes, als ik hem aan sprak. Morgen! Morgen meneer! En met dat ik dat zegt laat hij de zak van zijn nek glissen en brengt hem naar links, de wandelstok naar rechts over. Dan rolt over den weg een... mooie gladde ronde aardappel en blijft demonstratief midden op den rijweg liggen. Wij kijken elkaar aan, maar het woord blijft onuitgesproken. Maar zijn oogjes zeggen: Hij weet het... Hij zegt, la maar lègge, die pieper, als ik een poging in de richting van den verrader doe. Moet u ok na stad? Ja. En daarmee is de zaak afgehandeld en gaan we verder. We praten over het weer, en over den tijd, en over de gebeurtenissen, en... eensklaps valt het woord tusschen ons: smokkelen. Een handle, die een loopende band in beweging brengt, een woordenvloed, een verhalenrijk dom; handen en oogen en wangen en mond en baard zijn één en al expressie om dat ééne luister by te zetten: smokkelen. En hij vertelt nu geheimzinnig, dat het geen muizen zijn en de oogjes glimmen vol kinderlijke pret in de schuilnissen van ruige brauw en zware oog leden en dat hij nooit geen bekeuring heb gehad, in al zijn twee-en-tachentig jaren, en dat in de vorige wereldoorlog zijn vrouw het vleesch en de smokkelwaar zoomaar in een mand bij den burgemeester bracht ja sterke verhalen wist hij te vertellen. En zijn adem piepte van opwinding en slimme pret. De vrouw is nu dood, weet je, en hij had weinig geld, maar toch nog honderd gulden voor de begrafenis en den maaltijd, jaja, hon derd gulden, honderd gulden... Onder de stop pelbaard gloeien zijn wangen... Hij lacht en zijn baardje schuddelacht mee onder zijn kin, de leege mond is slechts één tand rijk, een bruine pegel in een druipsteengrot. Dan staat hij stil, opnieuw, om de last te verleggen en weer rolt daar een gladde ronde pieperLaat maar lègge! Dan gaan we weer, en bij de doffe slag van zijn klompen tikt de ijzergepunte wandelstok een hooggestemd staccato. Als hij weer de manoeuvre herhaalt, de zelfde rollende beweging, hetzelfde... Laa maar lègge! En ik bedenk, dat dit al de vijfde maal is, dat hij aardappels uitzaaide op steenachtige bodem, en reken verder. De stad is nog een schemerig massief blok, in een blauwe waas, opstekend boven het vlakke land, vier, vijf kilometer nog... Dan zal de zak leeg zijn. Klein Duimpje strooide al zijn brood uit, om den terugweg te kunnen vinden, maar deze is twee-en-tachtig en hoeveel honderde malen zal hij den weg heben afgelegd op zijn klompen en zijn kromme varkensvangertjes En ik be trap me op een zekere bezorgdheid voor de smokkelwaar: Zou je nog wel wat overhouden als je telkens zoo een pieper verliest? Een vraag, een probleem, een wolk voor het uit bundigste zonnelicht... We stonden stil, zijn baardje daalde ettelijke centimeters en ik keek in de druipsteengrot met de eene bruine pegel. En juist toen ik bedacht, wanneer die ééne, eenzame pegel verdwijnen zou, klapten de lip pen bijeen en gleed de zak opnieuw op den grond. Toen begon het merkwaardigste deel van deze ontmoeting, want uit de aardappel- voorraad zochten we de grootste, de beste en wurmden die voor het gat, maar toen de zak was dichtgeknoopt en werd opgetild schoot hij erdoor en een stroom van piepers, van mooie ronde piepers rolde als een lawine rondom de klompen van den tweeentachtig jarige en verder naar weerszijden van den weg smokkelwaar! In de verte een stip, een wiel rijder. Veldwachter? Politie? Als een kind, dat een mooie vaas gebroken heeft en perplex staat, zoo stond daar de smokkelaar Ik ben op mijn knieën neergevallen, heb met een haast waarover ik nu verbaasd sta, den zak dichtgebonden, de piepers er in gestopt, en er van doorgegaan, met het gevoel, dat een hond moet hebben als hij met zijn staart tus schen zijn pooten wegloopt. Cursus 1940—i94li Bevorderd naar de 2e klasse: D. Augustyn, H. A. Dalstra en B. S'chenk Niet bev. 2 leerlingen. Bevorderd naar de 3e klasse: P. Lanser, A. Boere, J. van Drongelen w Lastdrager en J. A. de Werker. Niet bev. 2 Bevorderd naar de 4e klasse: H. B. de Haas, Ch. B. v. d. Poll, M. N s- Kok en W. C. Boutkan. Bevorderd naar de 5e klasse: Th. Adriaanse, B. Boere, W. P. Jagel j u F. Jobse, C. Kater, P. H. Koster, W. Lichten berg, J. Luider, G. v. d. Mark, W. H. A van Meurs, P. A. Plooij, J. C. F. Staléman j Vreugdenhil, B. v. d. Weerd, A. Hagen, N t' Bruin, C. J. Guijken, H. Meyers, D. Stomnel dissel en T. Troost. Niet bev. 3 leerlingen. Getuigschrift werd uitgereikt aan: W. P. M. de Boer (met lof), J. Bakker, a J. M. Bonte (met lof), J. v. Es, L. Feenstra! J. B. Farenhorst, Ch. Heeres, P. v. Horik, A* de Jonge, L. de Jong, P. J. de Kramer,' Masseus, A. J. Revier, I. de Werker,' H. Boelsma en J. F. Schooneman. Geen getuig, schrift 2 leerlingen. GETROUWD: C. Loch en C. J. van Nim- wegen. J. de Wit en J. S. Groeneveld. BEVALLEN: A. HeresRood, z. T. Snü- der—Wals, d. De Ouderavond van de U.L.O.-school te Den Burg, die gisteren in de Landbouwschool werd gehouden, viel een druk bezoek ten deel. De bijeenkomst werd door ongesteldheid van den voorzitter (den heer J. C. Rab), geopend door den heer v. d. Ban, die zich in zijn ope ningswoord in 't bizonder richtte tot den heer Steenhuis, die als Hoofd der School voor het eerst een Ouder-avond van de U.L.O. zou lei den. Spr. sprak den wensch uit, dat de heer S'teenhuis hier een aangenamen werkkring zou vinden. Verder sprak de hêer v. d. Ban een woord van welkom tot den Burgemeester dezer gemeente. Tenslotte deelde spr. mede, dat de agenda het aftreden vermeldde van de heeren Van Ingen Schenau en J. C. Rab, als bestuursleden, dit was abuis, niet de heer Rab was aan de beurt van aftreden, doch spr. zelf, omdat hij geen kinderen meer op de school heeft. De heer Steenhuis voerde nu nog even het woord en deelde mede, dat de bijdrage van de heer Smink zouden worden uitgevoerd. Een alleraardigst programma werd nu door de leerlingen der school onder leiding van den schooljeugd uitgevoerd. Eerst zong een koor tje een zestal eenvoudige liedjes, doch keurig uitgevoerd; 't waren canons, één-, twee- en driestemmige liedjes en een solo-nummertje door Annie Keijser. De zang werd onderbroken door enkele voordrachten: Mien Hooiberg droeg voor „Hét kind van den soldaat" en Jn. Hooiberg „De dijk" van Adema v. Scheltema. Nel Logman ,,'t Scheepje" van Speenhoff en C. Schrama „Weezen"; Letta Bruin „Dieren"; Tinne List „Snoepwinkeltje"; Betsy v. Harn „Wande laars" en Dirk Moerbeek „Het Molentje". Daarna volgde een vijftal muzieknummer- tjes van de oudste groep der Blokfluitclub, die aan de U.L.O. is verbonden. Begeleid door den heer Smink op de cello. Als laatste nummertje werd door het Kinderkoor nog gezongen „De Winter is verganghen". Uit 't applaus der aanwezigen bleek, dat de bijdrage, die door de leerlingen werd gegeven, zeer op prys werd gesteld. De heer Steentiuis hield daarna een inlei ding over huiswerk. Waarbij er vooral de aan dacht op werd gevestigd, dat de ouders veel kunnen bijdragen tot een nuttig effect van het huiswerk. Voor leerlingen der laagste klasse achtte spr. pl.m. 2 uur ernstige studie na af loop der school noodzakelijk, voor de hoogste klasse drie uur en voor de examen-klasse nog iets meer. Tot bestuurslid werd gekozen de heer Van Ingen Schenau en gekozen in plaats van den heer v. d. Ban de heer J. de Beurs. De rondvraag leverde niets op. Burgem. Kamp voerde bij de sluiting nog even het woord. Spr. bracht dank aan den heer Smink voor zijn alleraardigste bijdrage met de schooljeugd gegeven; verder sloot de Burg. zich aan bij de waardeerende woorden, die reeds de heer v. d. Ban tot het nieuwe Hoofd der school had gericht. Hierna volgde sluiting. DUINBRAND. Gistermiddag is door onbekende oorzaak brand ontstaan in de duinen aan de Z.-West zijde van ons eiland. Het vuur greep aanvan kelijk snel om zich heen. Toen evenwel het personeel van het Staatsboschbeheer ter plaatse kwam, was men den brand al vrijwel geheel meester. RIJKSPOSTSPAARBANK. Opgave betreffende het kantoor der poste rijen te Den Burg. In den loop der maand Maart 1941 werd aan bovengenoemd kantoor ingelegd 8.476.16 en terugbetaaldig.722.65" Derhalve minder ingelegd dan terugbetaald11.246,49 Het aantal nieuw uitgegeven boekjes be droeg 5. ERNSTIG ONGEVAL. Toen de Urker boot, die de vracht van Am sterdam elke week naar Urk brengt, gelost werd, gebeurde er een ongeluk, dat van ern- stigen aard was. De knecht Jacob Visser was bezig het meel te lossen toen plotseling al het meel op hem viel en hy bewusteloos werd opgenomen en naar zyn woning vervoerd, waarna de dokter een ernstige kneuzing con stateerde. Hy zal naar het ziekenhuis worden vervoerd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1941 | | pagina 4