TENNIS
de ideale sport 1
RADIO
N1PPER EN PELLE
PROGRAMMA
Ik heb gekozen,
Arkadi
Bij de opening
van het seizoen:
OfOQCÖOCXJOiOCXDOOOIOQOaOCtOOOOODOIO
C(OOOOjOOIOOOO(OC1CO!OCSOOD{X)0(OOOOCX3
VROEGER: EEN ONSCHULDIG SPEL
LETJE WAARBIJ MEN „FLIRTTE",
THANS: EEN WEDSTRIJDSPORT
VAN DEN EERSTEN RANG.
Uit het brave spelletje, dat als ont
spanning door de „voorname lie
den" beoefend werd, is de enervee-
rende, spectaculaire wedstrijd-ten
nissport gegroeid. Een wonderbaar
lijke evolutie
Enkele tientallen jaren geleden gold het
tennis als een onschuldig, ietwat kinder
lijk vermaak, een tijdverdrijf en een ver
strooiing voor een zekeren kring van so-
ciety-menschen, onder wie „exclusieve",
oppervlakkige en bepaald nietszeggende
personen. Dat was de tijd waarin „snij-
ballen" en korte slagen bij het net ver
boden waren, een tijd waarin men het
ideaal van dit spel zag in een zoo lang
mogelijk aangehouden heen en weer slaan
van de bal. Als kampioen werd diegene
beschouwd die een bal honderd maal of
langer terug wist te slaan; de heeren
speelden met keurige stroohoeden op,
doorgaans versierd met kleurige lintjes en
de dames droegen zeer lange japonnen.
Het was alles hoogst braaf en genoeglijk
en het tennis werd als een voornaam spel
beschouwd.
Dit tijdperk werd afgewisseld en
gevolgd door een andere periode
waarin het zwaartepunt werd ver
legd naar de gratie en de elegance.
Lange, gesloten hemdsmouwen be
hoorden bij de klassieke techniek
en een speler die bij het spel tran
spireerde zou men het liefst gedis
kwalificeerd hebben. Wie voorts
geen kameelharen jas bezat kon
zich beter niet vertoonen op het
tennisveld; een dergelijk kleeding-
stuk was onontbeerlijk. De Britten
beheerschten zoo ongeveer alle
tournooien en zij werden waar zij
kwamen als vorsten ontvangen.
Totdat een Duitscher, Otto Troitz-
heim heette de vermetele, de he
gemonie brak door overwinningen
op de Engelschen. Zelfs had hij
bijna op de heilige grond van
Wimbledon het kampioenschap in
de wacht gesleept, ware het niet
dat een scheidsrechterlijke beslis
sing hem uitschakelde. In de an
nalen der Duitsche tennishistorie
staat deze beslissing nog immer
als „foutief" genoteerd
De tennissport in vrijwel alle Europee-
sche landen werd een meedoogenloos halt
toegeroepen door den wereldoorlog, daar
na ontwikkelde zij zich regelmatig. Het is
overigens duidelijk, dat de meeste voor-
bordeelen tegen het tennis uit de ontwik
kelingsjaren van deze sport stammen, toen
de techniek nog in haar kinderschoenen
stond en de kosten voor de beoefening voor
dit spel nog te hoog waren dan dat het
de breede massa zou kunnen bereiken.
Nu andersl
Thans is tennis iets totaal anders dan
vroeger. Voorheen een braaf en onschul
dig spelletje, waarbij men zich niet moe
maakte en aangenaam onderhield, zoo mo
gelijk wat „flirtte", groeide het uit tot een
wedstrijdsport van den eersten rang, die
niet alieen den inzet van volledige licha
melijke kracht vereischt, maar die ook
psychisch van invloed is en zelfs karak
tervormend mag worden genoemd. Voor
het „dubbelspel" komt daarbij nog het
kweeken van kameraadschap, teamgeest en
vertrouwen en het zijn deze factoren die
dikwijls niet voldoende ontwikkeld bleken
om een „doublé" bijeen te houden.
Hebt gij bewondering voor den marathon-
looper die in weinig meer dan twee uur
een afstand van meer dan veertig kilo
meter aflegt? Geraakt ge in geestdrift voor
een schaakwedstrijd, waarbij twee kam
pioenen elkander uren achtereen met den
kracht van hun geest bestrijden? Erkent
gij tenslotte de sportieve waarde van een
snelle korte-afstandsloop, een polsstok
hoogsprong, het plotselinge remmen, stop
pen en „overgeven" bij een estafette-loop?
Gaat Uw voorliefde in het bijzonder naar
vrije lichaamsbewegingen in de openlucht
uit? En hoe zoudt ge dan oordeelen over
een sport'die alle deze eigenschappen in
zich vereenigt, alle bekoringen en alle
waarden van andere sporten? Moet ge dan
niet tot de conclusie komen, dat zulk een
sport de ideaalste is van alle, zij het dan
ook misschien de sport die men het moei
lijkst zal kunnen beheerschen? En wan
neer er nu «op gewezen wordt, dat die sport
inderdaad al bestaat en tennis heet, dan
voelt ge U wellicht ontgoocheld of teleur
gesteld. En dan verdient het volgende door
U te worden overlegd:
Tennis-marathon.
Een Marathonloop duurt gewoonlijk on
geveer 21/2 uur, dat is ook ongeveer de tijd
van een vijfkamp die soms nog langer
duurt. Maar er zijn tenniswedstrijden ge
weest, in de laatste ronden waarvan de
beide tegenstanders vier, soms wel vijf
uur lang hardnekkig streden met een en
kele pauze van tien minuten en telkens
het geringe oponthoud vari nauwelijks één
minuut tijdens het wisselen van plaats.
Een Marathonlooper rent tot hij uitgeput
is, aan niets anders denkend dan het doel,
dat hij bereiken moet. Een tennisspeler
daarentegen moet tijdens zijn „marathon'
een racket zwaaien, zijn speltechniek in
het geweer stellen, onafgebroken gelegen
heden scheppen en benutten en niet alleen
het spel beheerschen maar ook de midde
len van zijn tegenspeler ontdekken en be
strijden. Hij moet tijdens zijn spel met
wind, zon en regen evenzeer rekening hou
den als met de lijnen, de bal en het pu
bliek!
Hij zegeviert dan ook niet tenge
volge van een prachtig geplaatste
bal of door een bewonderens
waardige ren, want zelfs de beste
prestatie struikelt op zwakke ze
nuwen, een slechte strijd techniek,
een niet-economische krachtver-
deeling, nerveusiteit of welke an
dere factor ook Een waar kam
pioen moet zichzelf volkomen be
heerschen alsvorens hij op het ten
nisveld „heerschen" kan; hij moet
zijn zenuwen in toom hebben en
zijn gansche wil, zijn geheele
klacht, zijn volle energie op de
overwinning cóncentreeren.
Wat al offers moet hij zich niet ge
troosten alvorens hij een kampioenschap
behalen kan! Hij moet zoo mogelijk dage
lijks touwtje springen en om zijn voeten
soepel te houden en zijn uithoudingsver
mogen grooter te maken; hij moet rhyt-
mische en gymnastische oefeningen ma
ken om alle spieren lenig te houden; hij
moet afstanden loopen om zijn looptech
niek te onderhouden en zijn ademhaling te
regelen en minstens drie- of viermaal per
week moet hij minstens 1% uur op het
tennisveld trainen! En dat alles moet hij
doen als amateur want, anders dan bij
boksers en golfspelers, lokken hem geen
geldprijzen die den arbeidverzoeten; alle
moeite, alle opofferingen moet hij zich ge
troosten voor zijn club, zijn bond, zijn
land. En om dat groote doel te bereiken en
eenmaal zijn land in den vreemde te mo
gen vertegenwoordigen en verdedigen,
moet hij zijn lichaam volkomen „fit" en in
den besten vorm houden. „Zich eens laten
gaan" is taboe voor hem, hij mag zich geen
pretjes veroorloven en de bekoringen van
een lui leventje of zelfs van één „boemel
avond" met zijn vrienden, moeten verre
van hem blijven.
Eerst dan komt de groote wedstrijd die
zooveel voorbereiding eischte. Dan toont
WOENSDAG 16 APRIL 1941.
Neder landsch Programma.
Hilversum I. 415.5 m.
6.45 Gramofoonmuziek.
6.50 Ochtendgymnastiek.
7.00 Gramofoonmuziek.
7.45 Ochtendgymnastiek.
8.00 Gramofoonmuziek.
8.10 Gewijde muziek (gr.pl.).
8.30 Nieuwsberichten ANP.
8.45 Gramofoonmuziek.
10.20 Declamatie.
10.40 Orgelconcert.
11.05 Gramofoonmuziek.
11.15 Pianovoordracht.
12.00 Gramofoonmuziek.
12.25 Voor de boeren.
12.42Almanak.
1.00 Amusementsorkest, Dameskoor aether-
12.45 Nieuws- en economische berichten ANP
charme en solisten.
2.15 Voor de vrouw.
2.30 Viool, piano en gramofoonmuziek.
3.15 De Ramblers.
3.45 Gramofoonmuziek.
4.00 Christelijke Radio Stichting: Bijbellezing
4.20 Voor de kinderen.
5.00 Gramofoonmuziek.
5.15 Nieuws-, economische- en beursberichten
ANP.
5.30 Luchtvaartpraatje.
5.45 Omroeporkest.
6.15 Voor de binnenschippers.
zich het voor- en achteruitrennen van* de
beide spelers als de branding van de zee;
dan schittert het racket als een fijngesle
pen wapen, dan vliegen de ballen als ko
gels heen en 'weer, bestuurd door de spe
lers die zich daarop werpen als een roof
dier op zijn buit. Er bestaat nauwelijks een
enerveerender, een spectaculairder strijd.
Dat is het tennis. Van thans, zooals het
groeide uit een genoeglijk spelletje met
strooien hoeden, lange rokken en een glim
lach.
6.30 Omroeporkest.
7.00 Economische vragen van den dag ANP.
7.15 Volkszang.
7.40 Gramofoonmuziek.
8.00 Nieuwsberichten ANP.
8.15 Spiegel van den dag.
8.30 Berichten (Engelsch).
8.45 Omroeporkest en solisten.
9.40 Christelijke Radio Stichting: Dagsluiting
9.45 Engelsche berichten ANP.
10.00 Nieuwsberichten ANP, sluiting.
Neder landsch Programma.
Hilversum n. 801.5 m.
6.45 Gramofoonmuziek.
6.50 Ochtendgymnastiek.
7.00 Gramofoonmuziek.
7.45 Ochtendgymnastiek.
8.00 Gramofoonmuziek.
8.30 Nieuwsberichten ANP.
8.45 Gramofoonmuziek.
10.00 Vrijzinnig Protestantsch Kerkcomlté:
Morgenwijding.
10.20 Gramofoonmuziek.
11.00 Voor de kleuters.
11.20 Ensemble Rentmeester.
12.00 Berichten.
12.15 Omroeporkest.
12.45 Nieuws- en economische berichten ANP
1.00 Esmeralda en Frans Wouteia en zijn
orkest.
2.00 Gramofoonmuziek.
2.30 Cabaretprogramma.
3.15 Hollandsch Kamermuziek-ensemble.
4.15 Ensemble Tonny Roxini.
5.00 Vrijzinnig Protestantsch Kerkcomlté:
Cyclus „Het geestelijk karakter van on»
volk".
5.15 Nieuws-, economische- en beursberichten
ANP.
5.30 Sylvestretrio.
6.00 Gramofoonmuziek.
6.45 Reportage.
7.00 Brabantsch praatje ANP.
7.15 Vioolvoordracht.
7.30 Causerie „Rijksacademie voor beeldende
kunsten".
7.45 Viool en piano.
8.00 Nieuwsberichten ANP.
8.15 Spiegel van den dag of gramofoonmuz.
8.30 Gramofoonmuziek.
8.45 Amusementsorkest en solist.
9.15 Gramofoonmuziek.
9.30 Causerie „Kleine oorzaken groote ge
volgen".
9.45 Gramofoonmuziek.
10.00 Nieuwsberichten ANP, sluiting.
127. Een nieuwe wereld gaat
voo* de jongens open.
1. „Jongens, jull.e staan voor
het grootste avontuur, dat
je in je leven ooit hebt
meegemaakt!"
2. „Vol0t mg maar, doch
houdt je mond! Deze 20
kilometer lange trap zal
ons tot onder de opper
vlakte van de zee voeren!"
128. In het hart der aarde.
1. „Weikon in Atlantis, jon
gens! We bevinden ons
thans 20 kilometer beneden
de zeespiegel!"
2. „Moeder, dit zijn twee ver
metele knapen, die ergens
op de oppervlakte van de
aarde wonen. Wees vrien
delijk voor nen!"
Feuilleton
Een roman
uit het hooge Noorden
Door Agathe Pogner
26.
God! prevelden mijn lippen. -— God! Ik
ken U niet! Ik zie U niet! Ik weet niet waar
en hoe ik U moet zoeken. Maar mijn ziel voelt
U in haar plechtigste uren. Daarom weet ik,
dat U groot bent!
Toen ik na een lange wandeling gesterkt
mijn huis betrad, begon ik te schrijven. Ik
schreef vele uren achtereen. Hoe langer ik
schreef, des te lichter voelde ik mijn ziel
worden. Eerst droeg ik haar. Nu droeg ze mij.
Ze droeg me steeds hooger en hooger. En
daar leerde ik haar geboorteland kennen.
28 April.
Op eenige kilometers afstand van onze
baai ligt een klein, rotsachtig eiland. Tijdens
het voorjaar en in den zomer nestelen er
zeevogels en in de lente wordt het eveneens
bezocht door zeehonden, die er ongestoord
hun nakomelingschap afwachten. Het lag
niet in mijn bedoeling op reehonden te jagen,
maar het eiland wilde ik toch graag eens
zien.
Mijn metgezellen deelden dezen wensch
wij hadden al sinds weken geen ei meer in
huis en derhalve begaven wij ons geza
menlijk op weg. Onze roeiboot als een slee
achter ons aan sleepend, klommen we over
grootere en kleinere ijsblokken de open zee
tegemoet. Daar lieten we onze boot in het
water glijden en roeiden opgewekt in de rich
ting van het eiland. Het was geen gemakke
lijk werkje, want de drijvende IJsschotsen om
ringden ons. van alle zijden. Het gevaarlijke
karakter van de onderneming prikkelde ons
echter en spoorde ons aan om voort te gaan.
Lachend sprongen we van onze boot op de
schotsen en van de schotsen weer in de boot
terug. Dat ging zoo den geheelen weg door en
heelhuids arriveerden we op het eiland.
Daar ontrolde zich aan mijn blik een on
vergetelijk tafreel. Duizenden, neen, tiendui
zenden zeevogels zaten amphitheatersgewijs
in de uitgeholde rotsen op hun nest en koes
terden zich behaaglijk in de zon. Onze nade
ring scheen hen niet in het minst te veront
rusten. Beseften zij, dat zij zoo geweldig in
aantal waren, dat wij geen schade onder hen
zouden kunnen aanrichten
Wrj van onzen kant intusschen begrepen,
dat een ondoordacht geluid voldoende zou zijn
om onze vermetelheid, die aan waaghalzerij
grensde met den dood te bekoopen, want bij
het geringste verdachte geruisch werpen
deze gevleugelde rotsbewoners zich met luid
gekrijsch op het water en de kracht, waar
mee dit door zulk een massalen zwerm ge
schiedt, is zoo enorm en brengt het water
dusdanig in beroering, dat ons bootje stellig
onmiddellijk zou kapseizen.
Bijna onhoorbaar bewogen we derhalve
onze boot langs de kust voorwaarts. Wij
spraken geen woord, tot we tenslotte aan
een plek kwamen, waar de broedplaatsen
nog slechts verspreid lagen. Hier gingen we
aan land en profiteerden we van onze over
macht door een groot aantal nesten te plun
deren.
Nadat we onzen buit in de boot hadden
geborgen, wilden we op dezelfde plek een
maaltijd aanrichten, maar dit scheen ons niet
vergund te zijn, want plotseling lieten we
ons smakelijk maal in den steek, om onze
boot na te rennen welke door een speelsche
golf was opgenomen en dreigde te worden
meegesleurd. We konden haar nog op het
laatste moment te pakken krijgen, maar
daarmee was onze opgewekte stemming voor-
loopig van de baan. Vol ontzetting dachten
we er aan welk een verschrikkelijke dood ons
beschoren zou zijn geweest, als de boot in
derdaad was weggedreven.
Onverwijld aanvaardden wij daarom den
terugtocht en daarbij bleek al spoedig, dat de
doorgestane emotie op het eiland slechts het
begin was geweest van een reeks van ge
varen, welke ons van dat oogenblik af be
dreigden. Overal schenen de ijsbergen ons op
zettelijk in den weg te drijven. Alles, wat wij
aan durf en kracht bezaten, moest worden
opgewekt om den talloozen gevaren het
hoofd te bieden en nog hadden wij de hoop,
de baai behouden te zullen bereiken, niet op
gegeven, toen het verderf in den vorm van
een reusachtig ijsblok in adembenemende
snelheid op ons toekwam.
Aan ontkomen was niet te denken, want
andere, niet minder gevaarlijke schotsen om
ringden ons van alle kanten.
De dood...! zei Nikita zacht.
Berustend lieten wij de roeispanen zinken.
Er restten ons nog slechts een of twee minu
ten voor den ondergang.
Wij zaten als versteend. Had een snelle
sprong in het water ons kunnen redden, dan
zouden we er niet toe in staat zijn geweest
deze laatste poging te wagen. Als het staal
aan een magneet, zoo hingen onze blikken
aan den dood en verderf brengende ijsberg.
Nog tien seconden! riep Wadim. Nog
vijf! nog drie!
Daar lag de berg voor ons. Zijn nabijheid
deed ons de oogen sluiten.
Wij voelden een schok en daarop nog een.
Wij hoorden een angstwekkend geknars en
gekraak, maar... wij zonken niet.
Wat had dat te beteekenen?
Angstig opende ik mijn oogen. En wat zag
ik? Onze boot dreef rustig verder. Maar
links en rechts van ons stonden hooge, lood
rechte witte muren.
Er is een wonder gebeurd! riep Nikita,
diep onder den indruk van deze, schier onbe
grijpelijke redding. Een groot, overweldi
gend wonder!
Met diepen ernst sloeg hg een kruis.
Onze heide andere metgezellen zwegen
ook, ik was niet in staat een woord uit te
brengen. Maar met zeldzame blikken staarde
ik de groote, snel voortdrijvende ijsblokken
na. Mijn geheele lichaam beefde.
Ik voelde, dat mg een nieuw leven was ge
schonken. En ik zou trachten het goed te be
steden. Eiken dag wilde ik het iets goeds
brengen. Want nu waardeerde ik het. Neen,
ik had het lief! Ik beminde het met een
hartstochtelijke, alles omvattende liefde.
3 Mei.
Toen wij gisteren van een korte jacht
terugkeerden, wachtte mjj een merkwaardige
verrassing. Mella, de eens kortharige teef, die
hier inderdaad een behoorlijk warme, zij het
dan wat borstelige vacht had gekregen was
moeder geworden en zij had waarschijn-
lijk bij gebrek aan een geschikter plaats
den vollen zegen van haar moederschap, drie
zoons en twee dochters, eenvoudig op mijn
béd gedeponeerd. Toen ik niets vermoedend
mgn kamer binnen trad, kwam ze mij zoo
vroolijk blaffend tegemoet, dat ik haar het-
eigenmachtig binnendringen in mijn apparte
menten gaarne vergaf.
Blijf maar hier, zei ik, dan zal ik
intusschen jouw plaats buiten wel innemen
Ik volgde het voorbeeld van mijn makkers'
die zonder zich om den vorst te bekommeren'
reeds den derden dag onder den blooten
hemel sliepen Ik trok mijn bontjas aan riep
mb vrfó i 6en Z°nnig plekje en bereidde
mg voor om te gaan slapen. Doch deze rust
scheen mg met vergund te zijn, want ik las
nog niet goed en wel, of Bisa, een ander!
teef, kroop plotseling dicht tegen mh aan en
vlijde zich tusschen mij en Dobrez in
Ze lag echter geen minuut rustig. Nu eens
en^nd °m' W®er ïekte Ze zlch uit
oovon fj'6 eerst,met haar staart in mijn
vofloH f3lagen' kriebelde ze mij bij een
volgende gelegenheid met de punt van haar
velen "eUS' beg:0n het me te ver"
D'3a- ze' 'k vermanend, gedraag ie
fatsoenlijker! Je ligt hier niet onder honden.
Daarop begon z(j te steunen, alsof lk het
geheele hondenras doodelijk had beleedigd en
erwg ze mij met haar smeekende, trouwe
oogen onafgebroken bleef aankijken, legde ze
haar kop op mijn hand. Nu eerst begreep ik
hoe de vork in den steel zat. Tja, daar had ik
werkelgk niet aan gedacht, dat dieren even
eens moeten lijden, wanneer de natuur haar
rechten eischt.
Toen alles voorbij was, pakte ik de geheele
nakomelingschap in een mand en droeg deze
naar mijn kamer. Daarna gaf ik beide hon
denmoeders een groot stuk brood. Zij namen
het gretig, maar kennelijk verwonderd aan.
Sinds hun als dagelijksch voedsel vleesch
werd voorgezet, was brood een soort lekkernij
voor hen geworden.
Toen mijn metgezellen uitgeslapen waren
en Bisa's telgen wat nader bekeken, wilden
zij haar dochtertje, dat een merkwaardige ge
lijkenis vertoonde met een rat, verdrinken,
maar daartegen verzette ik mij met klem, ik
zou er ook voor zorgen, dat ze in' leven bleef.
Ik lag echter niet lang. Een zeldzame in
nerlijke onrust belette me den slaap te vatten.
Derhalve gaf ik mijn pogingen op, floot mijn
hond en wandelde met hem over de schitteren
de sneeuwvelden.
Uit het zuiden kwam de eerste lauwe wind.
Hij streek langs mijn gezicht als eén liefko
zing. Hg klonk me in dee ooren als een ge
dicht.
Ik sloot mijn oogen om hem beter te kun
nen hooren en het leek me, of hij geheel tot
muziek was geworden.
Ik hoorde nieuwe tonen, nieuwe klanken,
nieuwe melodieën. Een wereld van schoon
heid en wonderen doemde voor mij op De
stroomende overvloed groeide tot een belofte,
een openbaring. En de eenzaamheid herschiep
haar in onmetelijke rijkdommen.
Toen ik vroeger met blijde haast alle moge
lijke kostbaarheden bijeenschraapte, werd ik
zienderoogen armer. Maar nu ik met leege
handen stond, droeg zelfs de wind mij koste
lijke gaven toe.
Toen begreep ik: men moet veel, neen, men
moet alles opgeven; eerst dan leert het ware
goede waardeeren.
Ik lachte in stille blijdschap voor mij heen.
(Wordt vervolgd.