PUMMELTJE
De krachtdruppels
jnnqjeni en rrveli^eA,!
Nieuw Raadsel
VERKADEPLAATJES
Oplossing raadsel vorige week
Een heel eiland verslapen
Tranen met tuiten
En hoe is het jullie bevallen, toen je van
de week weer naar school moest? De natuur
heeft eigenlijk een beetje -meegewerkt, om
het jullie gemakkelijk te maken, want het
was „wintersch-koud" en je mocht dus blij
zjjn, dat je achter de schoolkachel mocht
zitten, tenminste als hij brandde, want daar
mankeert tegenwoordig nogal eens wat aan,
dan staat zo'n zwart monster zonder een
gloeiend rood buikje en dan kan je je eigen
lijk alleen maar kwaad maken bij het gezicht
van zo'n ijskoude kachel.
Nu zijn jullie dus begonnen aan de laatste
ruk voor het laatste rapport voor de grote
vacantie. Voor verschillenden wan jullie be-
teekent dit de laatste schoolmaanden, dan
sluiten de deuren van de lagere school zich
voorgoed en ga je naar een opleidingsschool,
naar een MULO-school, een HBS of Lyceum,
de Huishoudschool of de jongens naar de Am
bachtsschool. Dat beteekent meestal het af
scheid van ons kinderhoekje, want dan ben
je meteen groot en er zijn maar weinig grote
kinderen, die nog schrijven.
Jongens en meisjes, doe je best, zodat het
laatste rapport er het best van alle rapporten
uitziet. Dan blijft de schooltijd een aangena
me herinnering voor je.
Het boek is van de week gewonnen door:
Hanny van Linge, Tuinstraat 10, Den Helder
En nu de briefjes. Wat een briefjes! Ik zal
de beantwoording wel weer in tweeën of
drieën moeten hakken.
Loek en Leon v. d. Wal, Den Haag. Die
Helderse jongens en meisjes wennen niet in
Den Haag, merk ik wel, tweetal. Dat Helder
se vriendje, dat je daar zo geheel onverwachts
ontmoette, dat verlangde ork erg naar onze
oude stad. Ja, ja, dat zal weer goed zijn, als
we straks allemaal weer in ons Nieuwediep
rondstappen. Geduld maar, hoor, die tijd komt
weer. Leon, jij wordt nog wel gefeliciteerd met
je verjaardag. Fijn, als je vader volgende ver
jaardag weer bij jullie is.
Henkie en Jantje Scheurwater. Ik heb
geen klachten over het raadsel ontvangen,
jongens en ik zie, dat jullir er toch ook uit
gekomen zijn. Dat van vandaag is vrij wat
gemakkelijker.
Maarten v. Veen. Had dat meteen maar
vermeld, Maarten, dat je dat versie op Urk
had geleerd, 't Was toch dat versje van „Op
een klein stationnetje", is het niet?
Jo Kuiper. Van de week ben ik een paar
nachten in Den Helder geweest, Jo- en toen
had ik graag eens naar de Donkere Duinen
toegewild, want dat is al maanden geleden.
Helaas had ik geen tijd, zodat ik maar weer
zal wachten op een andere gelegenheid, want
ik verlang ook wel eens naar dat prachtige
plekje, vooral nu in het voorjaar.
George Veer. Dat is aardig, George, dat
je me een twee eigengemaakte raadsels zendt
't Zijn ook goede raadsels. Ik zal ze vast eens
opnemen. Dank je, hoor.
Jochem v. Loos-en. Dat is een compli
mentje waard, Jochem, dat jij op je laatste
rapport 10 punten vooruitgegaan bent. Dan
heb je vast flink je best gedaan. Blijf zo
doorgaan.
Mientje de Heer, Br. op Langendijk. Nee,
Mientje, w!' gaan nog niet naar Den Helder,
we wachten den vrede af, want... we kunnen
ook niet terug, omdat we niet meer de be
schikking over ons ..uis hebben.
Agnes de Heer, Br. op Langendijk. Wa
ter heb je genoeg om in Br. op Langendijk
te varen, Agnes. Wat een water! Ik geloof
heus, dat daar meer water dan land is. Waar
zijn jullie op je vaartocht heengeweest? Welk
raadsel bedoel je, waar ik niets over geschre
ven heb Ik herinner me er op het ogenblik
niets van.
Magda Reinderman. Vond je het raad
sel zo moeilijk, ..lagda? Het gemakkelijke
was, dat jezelf kon controleren of het goed
was, doordat je horizontaal of verticaal de
woorden in kon vullen en dat moest dan
weer sluiten. Zal *e voortaan, als je weer een
versie schrijft, het even op een apart velletje
schrijven, anders moet ik het overpennen,
snap je. Dat heb ik nu voor deze keer maar
gedaan.
MEIMAAND.
De bloempjes staan fris in 't gras.
Ze ruiken o io geurig.
Ik wou, dat jk een bloempje was,
Om daar zo 'ijn te staan in 't gras.
't Is wel leuk, dit rijmpje, hoor. Je zou ook
heus wel zo'n klein, mooi bloempje willen zyn
Je had dan geen zorgen over alle dingen, die
er in de mensenwereld gebeuren.
Tini v. d. Wal. Ik geloof niet, dat je dat
versje zelf gemaakt had, Tini. Je weet, dat
is de voorwaarde, om het opgenomen te krij
gen en als je het niet zelf hebt gedaan, dan
moet je de naam van den dichter of dichteres
vermelden.
Wlllie Vreugdenhil. Dat is niet leuk,
Willie, in één winter, vier maal ziek te zijn.
Of heb je er meer winters over gedaan En
hen je nu weer beter
Piet en Freek Bruul. Ik zou m'n jongens
ook graag jonge konijnen geven, Piet, maar
ik weet eigenlyk niet goed hoe ik aan een
hok en aan de dieren moet komen in Bergen.
Een stekelslootje hebben m'n jongens ook
hog niet ontdekt, anders stonden de nodige
potten vast vol met dat levende goedje. En
kikkerdril zal er ook wel zijn, want ik heb
van de week op een avond de kikkers horen
jodelen, honderden meters ver.
Wiegert Kroon. De meneer, die de raad
sels nakijkt, die zal je wel vertellen of het
jouwe goed was, Wiagert. Je vindt dan je
naam bij de goede oplossers. Kijk daar dus
maar eens onder.
Susanna de Boer. Ik geloof met jou, dat
wanneer al de gevluchte mensen een paar da
gen in deze rustige tijd in Nieuwediep waren,
Susanna, dat het verlangen naar het eigen
huis te sterk werd. Ik heb dat van de week
best gemerkt. Maar ja, je weet tenslotte niet
of het rustig blijft. We hebben altijd nog oor
log, al vergeten we dat wel eens. Hier volgt
het door jou ingezonden versje dat erg aar
dig is.
ZO'N SNOEPER
Jan Kabouter zag 'n potje
Gember staan op tafel... ha...
In 'n wip had'hij 'n ladder
Nu er bij gehaald en dra
Stak hij gauw de houten lepel
In 't potje; dat de guit
Zich verheugde pp 'n hapje,
Zag je duidelijk aan z'n snuit
Nou, we hopen maar voor Jantje
Dat het laddertje niet glijdt,
Want... ja, snoepen is wel lekker,
Maar... de straf volgt haast altijd.
(Ton H.)
Marietje Sweep. Vijftien boeken is in
derdaad een aardig aantal, Marietje. Maar
er verschijnen telkens weer zulke leuke boe
ken, dat je je voorraad toch wel weer aan
wilt vullen met dien nieuwe aanwinsten. Stop
er dus niet mee en wees blij als je eens een
boek wint. Een taart raakt spoedig op, een
boek blijft.
Beppie Kamp. Nee. dat valt ook niet
mee, om iedere avond weg te gaan, Beppie
en dan 's morgens in het donker weer terug.
Je kan beter blijven op de plaats waar je
tijdelijk woont. Dat trekken is vermoeiend.
Ga jij iedere dag heen en terug naar Bree-
zand
Marietje Jurrjens. Je hebt gelijk, Ma
rietje, een raadsel, dat je met inspanning hebt
gevonden, geeft je meer bevrediging, dan een
dat je zo maar zonder meer op kon schrijven.
Zo is het met alle werk, dat je moeite kost.
Je eigengemaakte versje laat ik hier volgen.
Ik vind het heus wel leuk.
LENTE
't Is Lente, 't is Lente!
Wie roept dat zo luid
't Is moeder natuur,
Ze spreidt haar weeldekleed uit.
In bos en in veld groeien bloemen zo fijn
En de vogels jubelen in de zonneschijn
Nu ga ik naar buiten, naar bos en hei
Daar kun je genieten
En je voelt je zo vrij...
Marietje Cchut. Dat is het fijne, van die
andere kustplaatsen, Marietje, daar mag je
vrij langs strand e.i door de duinen lopen en
daar mag je op de dijk zomen. Helaas is dat
bij ons niet mogelijk. In Bergen en Bergen
aan Zee is heel veel vrij.
Corrie Goedegebuur. Een goed rapport,
een mooi rapport ze'fs. Ga zo door.
Riekje v. d. Velde. Erg aardig, Riekje,
dat je me even goed een orief schrijft, hoewel
je de raadselsniet kon oplossen. Wat leuk,
dat die houtduiven in jullie tuin een nest heb
ben gebouwd. Houd de poes er vandaan, hoor,
want anders is het mis.
Piet Sluis, Breezand. Alle mensen, wat
een massa teel jij in je tuintje, Piet, zelfs
tabak. Is c at voor je vader? Je hebt het er
op school best afgebracht. Nu voor de laatste
ruk je tanden nog op elkaar. Succes. Dank
voor al die eigengemaakte raadsels.
Kees de Boer. Ja, dat was me even een
gelukje voor je Kees, en dan nog wel zo'n
fijn padvindersboek gewonnen. Sjonge, sjonge
wat heb je toch nog een geluksvogels op de
wereld. Ik ken het boek wel, je kan er ook
een helr massa uit leren en in genieten. Dag
hoor.
Hans Dirksen, Julianadorp. Wat een ge
zellige brief, Hans. Het lijkt me leuk, als je
me eens een ziekenhuis episode zendt. Je kan
daar vast een aardig opstel van maken. Je
komt later ook nog eens bij de krant. Wat is
het jammer, d"t ,k je niet op heb kunnen
zoeken, maar i moet weten, dat ik op kan
toor een zieke medewerke. heb en die kan je
zo maar niet m'-sen. Ik zit me nu „krom" te
pennen om die krant vol te krijgen. Is hij
Maandag terug, dan hoop ik, dat ik volgende
week nog gelegenheid kan vinden. Je moet
denken, het kost me een paar uur en die kan
ik eigenlijk moeilijk m.ssen, ook al wil ik
graag eens" bii je komen praten. Nu, enfin,
vandaag heb je weer een grote brief. De
grootste van allemaal. Het beste, Hans, en
heel spoedige beterschap.
En nu, jongens en meisjes ik moet stop
pen. Tot volgende week maar weer, hopen
we. Dan beantwoord ik de andere briefjes.
Dus jullie moeten .dan niet schrijven, hoor.
Ik heb hier nog een hele stapel liggen.
Goede oplossingen ontvangen vant
Geertje L. Alie van 't H. Thea L. Hendrik H.
Marietje F. Rika W. Andries W. Hanny v. L.
Kees de B. Piet S. Corrie G. Marietje S. Ma
rietje J. Sarde M. Wiegert K. Piet en Freek
B. Willie V. Tini v. d. W. Magda R. Jo K.
Maarten v. V. Henkie en Jantje S. Betsie G.
Co v. V. Martien v. V. Bep R. Teunis de B.
Sina W. Jan W. Agnes de H. Maarten K. Cor
rie K. Jannie K. Annie K. Gerrit de B. Lucie
W. Klaasje Z. Jo B. Willie S. Harry R. Trijn
tje K. Jopie en Henkie P. Mientje F. Piet de
L. Jopie M. Trientje P. Gonda G. Job de G.
Kinderen K. Hanna v. E. Piet D. Marietje D.
Dieuwertje D. Jaap P. Neeltje P. Jacoba P.
Jac. M. Tiny v. B. Dieuwi S. Kinderen M. Su
sanna de B. Cor v. B. Fresia, Antoon v. d. B.
Sientje de J. Annie v. B. Grietje B Meta van
A.
Horizontaal en verticaal:
1. Meisjesnaam.
2. Pijn hebben.
3. Tijd voor Kerstmis.
4. Hert.
5. Meisjesnaam.
Opnieuw heb ik van een vriendelijke
geefster een vrjj groot aantal Verkade-
plaatjes en bonnen ontvangen. Wie spaart
ze op en wil ze heel graag hebben Jullie
mogen dat volgende week weer schrijven.
Kindervriend.
Horizontaal: 1. raap; 4. peer; 7. at; 8. on;
10. Ie; 11- P.T.T.; 13. mop; 14. os; 16. pa;
17. Li; 18. al; 19. ras.
Verticaal: 1. Ralp; 2. aa; 3. P.T.T.; 4. pol;
5. en; 6. reep; 9. at; 10. la; 12. tol; 13. mal;
15. sir; 16. pa; 20. as.
In een woonwagenkamp leefde een gezin,
bestaande uit Vader, Moeder en Pedro, hun
zoontje. Zij waren erg arm en leefden in een
oude, gebrekkige woonwagen, waarvan de
wielen in de winter, toen het zo koud was, in
de kachel gestopt waren.
Elke morgen ging de vader met z'n har
monica naar de stad, om wat geld op te
halen. En Pedro, die morst naar de stad, niet
om geld op te halen, maar om te werken.
Hij hoefde niet naar school toe, daar was
geen tijd voor. Nee, geld verdienen, dat moest
ie. Hij kon wel lezen en schrijven, maar het
ging toch wel lastig. Hij hoefde bij het baan
tje dat hij had niet te schrijven of te lezen.
Hij werkte bij een aardappelenboer en daar
moest hij schuiten laden en lossen. Vroeger
had hij een aapje gehad en daar moest hij
mee langs de huizen, om hem kunstjes te
laten vertonen. Maar dat hoefde nu niet meer.
Toen hij op een avond thir's kwam, was Joko
ziek, zo ziek, dat Pedro het ergste vreesde,
's Nachts stierf het kleine lieve dier. Natuur
lijk 1 ad Pedro groot verdriet over het verlies
van zijn lieve vriendje.
In het woonwagenkamp woonde ook een
oude waarzegster, die erg veel van Pedro
hied. Tante Cato, zo heette, was erg ziek.
Zij moest altijd op bed blijven liggen en de
dokter kwam dikwijls. Op een morgen, heel
vroeg, stierf zij plotseling. Niemand was er
op bedacht. Voor haar dood had zij gezegd,
dat haar boeltje moest verkocht worden, en
de opbrengst onder de bewoners van het
kamp verdeeld moest worden.
In een kastje stond een fleschje met een
bruinachtig vocht er in. Om de hals van het
fleschje was een kaartje gehangen en daar
stond op: „voor Pedro". Pedro wist wel wat
er in zat. Tante Cato had wel eens gezegd,
dat hij iets zou krijgen, waardoor hij heel
sterk zou .vorclen. Pedro had zich dikwijls
afgevraagd wat dat zou zijn, en nu had hij
het!
Het was al laat geworden en hij moest
nog een heel eind doen naar de stad. Als hg'
te, laat kwam zou er iets zwaaien voor hem.
Hij ging gauw op stap. Met gierende vaart
reed een auto voorly. Het was glad op de
weg en de auto moest remmen om de uocht
in te gaan. Plotseling slipte hij en reed met
een plons de diepe vaart in. Pedro rende
naar de plaats des onheils Met een bonzend
hart stond hg daar. Er was niemand te zien
op de weg. Daar keeg hij een idee: Hij nam
een paar druppeltjes... Daar voelde hij zijn
spieren zwellen. De bumper van de auto stak
nog net boven het tvater uit. Door het achter
ruitje zag hg hoe de mensen daar binnen de
wanhopigste pogingen in het werk stelden om
uit de auto te komen. Pedro trok aan de
bumper. Hij trok n trok. En langzaam maar
zeker kwam de auto omhoog. De mensen daar
binnen keken hun ogen uit naar den jongen,
die zo maar een auto uit het water trok. Toen
de auto op het droge was probeerden de men
sen om uit de auto te komen, wat hun, na
enige tgd, ook gelukte, maar van Pedro was
niets, meer te ien. Die had zich ineens her
innerd, dat hij op tijd by z'n baas nioest zijn
en was hard verder gehold. Toen hij bg z'n
baas aankwam was deze al bezig en knorde
tegen Pedro, dat hg geen tweede keer te laat
moest komen, daar hij anders wel eens zyn
ontslag kon krijgen.
Pedro stond te trillen op z'n benen en begon
maar vlug. „Een, twee, drie, huup!" zei de
baas en tilde een zware zak uit de schuit op
Pedro's rug. „Geeft U er mij nog maar eentje,
baas," zei Pedro, tot grote verbazing van den
baas. „Allo, schiet op, geen praatjes," zei hij
tegen Pedro. Met groot gemak droeg Pedro
de zak met aardappc'en. De andere jongens,
die ook bij den aardappelenboer werkten,
lachten hein uit. „Hij moest niet zulke
praatjes hebben", zeiden ze. Toch keken ze
op, toen ze zagen, hoe gemakkelijk Pedro de
zak wegdroeg.
Spoedig kwam hij terug en pakte uit eigen
beweging twee zakken beet en droeg ze weg.
Zo ging het een uur of twee door, maar toen
ging het hoe langer hoe moeilijker, op het
laatst kon hij er nog maar 1 tegelijk optillen.
Hij was erg moe geworden. De druppels wa
ren uitgewerkt. Hij ging op een lege kist zit
ten om even uit te blazen. Gelukkig waren
ze, dank zij Pedro, in een betrekkelijk korte
tijd klaargekomen en konden ze nu een
poosje uitrusten. Toen ze weer moesten be
ginnen, wilde hij weer een paar druppels
nemen. Maar wat was dat, het fleschje was
weg! Pedro zocht en zocht, maai kon het
niet meer terug vinden. Toen Pedro op de
schuit was, was het fleschje uit z'n zak ge
vallen en in het water terechtgekomen. Het
was toen met de stroom meegesleurd en
Pedro heeft de druppels nooit meer terug
gezien.
Hans Dirksen.
Het eiland Marken behoorde vroeger aan
het klooster Mariengaard in Friesland,
maar kwam later in handen van voorname
Edelen. Omstreeks 1470 vond Wilhelmus,
die de vierentwintigste Abt van het kloos
ter was, de oude koopbrieven van het
eiland. Met deze bewijzen spoedde hij zich
naar Brussel om bij Hertog Karei den
Stoute recht te verkrijgen.
Zodra hij in Brussel was, begrepen de
Heren, die de eigenaars van het eiland wa
ren al gauw, dat de abt gelijk had en dat
ze het eiland aan het klooster moesten te
ruggeven. Maar dit wilden ze niet. Wat
moesten ze doen?
Ze deden het volgende; Ze deden net of
ze den abt heel aardig vonden en nodigden
hem uit voor een diner. Maar ze deden een
slaapmiddel in zijn wijn, zodat hij vast in
slaap viel. Terwijl de Abt nu sliep, wisten
de Edelen hem de koopbrieven te ontfutse
len. Toen de abt de volgende dag zijn koop
brieven miste, liep hij ontsteld de straat op,
waar hij Hertog Karei ontmoette en aan
wien hij alles vertelde. De Hertog begon te
lachen en zei: „O dronkaard, dronkaard,
wat hebt gij geslapen!"
Zo bleef het en de abt kon onverrichter-
zake terugkeren.
Ireentje's opstel over haar kleine
broertje Pummeltje.
Mijn kleine broertje is vier jaar en heet
Pummeltje. Eigenlijk heet hij Boudewijn,
maar dat vonden va en moes zo lang en
toen hebben ze hem Pummeltje genoemd.
Hij is dik en rond en is dol op lekker
eten.
„Pummeltje", zei moes gisteren, „wil je
nog een stukje koek?" .Altijd!" zei Pum
meltje. „Wil je nog een appel?" „En no
ten", antwoordde Pummeltje, terwijl hij
z'n schortje ophield.
Als je Pummeltje iets aanbiedt, zoekt-hij
er direct het beste uit, of hij neemt 't hele
bord. Vroeger lachten va en moes erom,
maar later werden ze boos op-den kleinen
veelvraat. Als hij nu het beste neemt, ne
men ze het hem weer af en geven dat aan
de oudste kinderen. De oudsten zijn wi
Joop en ik Als zoiets gebeurt begint Pum
meltje te brullen, totdat va met een
ernstig gezicht _'t boze rietje" te voorschijn
haalt. Dan is Pummeltje direct -stil.
Omdat Pummeltje tegenwoordig „zo
weinig krijgt", heeft hij er nog iets ergers
op gevonden. Laatst was de bessensap
spoorloos uit de kelder verdwenen. De in
houd van de honing- en de jampot ook. Di
rect werd Pummeltje verdacht. Maar die
hield vol: „poes izer gewees" en we pro
beerden hem tevergeefs aan z'n verstand
te brengen dat de poes onmogelijk de kurk
van de fles en de deksel van de jampot af
kon schroeven. Maar omdat niemand Pum
meltje op heterdaad betrapt had, kreeg hij
niet de straf die hij verdiend had.
Verleden week was oma jarig. Alle
kleinkinderen hadden een cadeautje voor
haar gekocht of gemaakt. Zelfs Pummeltje
had een schoorsteenveger van pruimen ge
maakt; de helft van de pruimen was ech
ter in zijn maag terecht gekomen. Toen
moest hij. omdat hij nog maar weinig prui
men had, de rest van de vruchten in de
lengte rekken en de arme schoorsteenve
ger werd zo mager, dat Joop en ik ons heb
ben doodgelachen. Maar oma was toch blij
met haar schoorsteenveger en Pummeltje
kreeg een extra groot stuk taart van haar.
De tafel met cadeautjes en bloemen zag
er zo leuk uit. dat Joop, die een fototoestel
heeft, alle gasten om de tafel zette en een
foto wilde maken.
Helaas kwam Pummeltje er niet op,
want hij was nergens te vinden. Toen de
foto gemaakt was, kwam hij onschuldig
lachend de kamer binnen, juist op tijd voor
de thee. Oma nam een mes en wilde de
taart aansnijden., maar ze stootte meteen
tegen het porcelein. Want, merkwaardig
genoeg, was de taart hol..'de vulling was
eruit. Niemand begreep er iets van, want
niemand was in de kamer geweest, waar
de taart sinds z'n aankomst gezet was. Toen
we er nog allemaal over zaten te praten,
werd Pummeltje ineens misselijk, hij be
gon te gapen, werd bleek en moest direct
naar bed gebracht worden. Inplaats van kip
en chocoladepudding kreeg Pummeltje
niets en lag doodmisselijk in bed.
's Middags kwam Joop met de ontwikkel
de plaat beneden. Zonder iets te zeggen,
legde hij hem voor oma neer. Die zette
haar bril op en bekeek hem nauwkeurig.
Ja, daar zat zij, in 't midden; met haar rug
tegen de tafel aan. En daar stonden va en
moes en ik, Ireentje. Maar.wat zag za
daar? Oma wees op één plek en vroeg:
„Wat is dat?"
Achter de groep stond de tafel met ca-
deau's. Over de tafel lag een wit laken, dat
tot op de grond hing. Eén tip van het ta
felkleed was opgetild en op de foto zag je
duidelijk de taart, die half omgevallen was
en een handje, dat van onderen de inhoud
er uit haalde. Daarachter zag je Pummel-
tje's hoofd, waarin de oogjes angstig naar
de groep keken, die met de rug naar hem
toe zat.
Iedereen werd opgewonden.
Pummeltje was te misselijk om direct
straf te krijgen, maar dit keer kwam er
van uitstel geen afstel. Pummeltje kreeg
dit keer genadig met het „boze rietje". Het
ergst van alles vond hij echter „de zwarte
doos", dat was het fototoestel. Daar begreep
hij niets van. De „zwarte doos" had hem
verraden. Van die tijd af, ging hij het ding
uit de weg, want hij dacht dat er „een dui
vel" inzat, die alles zag, wat hij deed.
Nu weten jullie iets van mijn broertje,
Pummeltje. Je ziet dat hij nogal ondeugend
is, maar we houden toch allemaal veel van
hem.
De foto's van Pummeltje die je hier ziet,
heeft Joop gemaakt.
Bobby huilt tranen met tuiten,
Bobby wil da-de-lyk naar buiten!
Maar moeder zegt:
Bobbytje, eerst in je bad
En daarna eet je wat,
Dan pas mag je jasje aan
En kun je buiten spelen gaan.
Bobby huilt tranen met tuiten,
Bobby wil da-de-lijk naar buiten!
Polly.