bijna 85 jaar
DE WEEK.
Wel vleesch
Zaterdag 3 Mei 1941
Tweede Blad
Bij JANUS KUIPER aan de Lagenoord in Schagen
Een fel-geleefd heldenleven
Een „Nederlandsche Leeuw"
die heimwee naar zn Nieuwediep heeft
t
k
Aanteekeningen
bij Jubilea*
in Feiten en Fantasieën
maargeen bonnen
De bordjes verzet
Burgerlijke Stand van Den Helder
Volgende week Zondag, den llden Mei,
V wordt de Koning der Zeeridders, Janus
Kuiper, 85 jaar. I
Janus 85Ongetwijfeld een belang-
ff ryfce niet alléén voor Janus, die I
liem hoopt te vieren in alle fleur van
1 syw onverwoestbare gezondheid en
J levensoptimisme, maar tevens voor de
k garde der blauwe zeeridders, wier sym-
bool, na Dorus Rijkers, Janus is gewor-
den.
deze 85ste verjaardag van den i
grijzen viking niet gevierd kan worden
1 ia zj7» eigen woning aan den Kanaalweg
m Nieuwediep, maar in een tijdelijke
v woonstee aan een van Schagen's lande- t
Ji/ke wegen dat is de schuld van den w
oorlog. Een omstandigheid, die echter
m niets afdoet aan dezen dag, die ongetwij-
J feld voor Janus niet ongemerkt voorbij J
zal gaan.
Aan den Lagenoord in Schagen.
We hebben Janus opgezocht en hem gevon
den in Schagen. In een woning aan den Lage
noord (nr. F 37). Toen we er langs liepen,
speurend naar de nummers, wenkte hij reeds
van verre. Een grijs hoofd... een grauw schip-
persbaardje... en een paar heldere oogen. Dat
kon alleen Janus zijn.
En hij wè.s het!
En zoo zaten we samen voor het raam,
uitkijkende op den Lagenoord, met z'n
tweeën, de zeeridder en de man van de
krant en we hadden ons b ij n a kunnen
voorstellen, dat het de Heldersche Kanaal-
weg was... met het water ervóór en het
uitzicht op het vierkante raadhuis.
Janus vertelt geen kwaad van Schagen.
Trouwens... Janus praat nooit kwaad.
Ook dus niet van het oord, waarheen hij
moest evacueeren. Maar... en daar zit 'm
de kneep, hij had liever in Den Helder wil
len blijven. Helaas... Janus was niet alleen
baas, ook zijn dochter, zijn trouwe oppas,
heeft nog een woord in het kapittel en zoo
gebeurde het dat beiden, op een goeden
dag na een kwajen nacht, in den trein
stapten en naar het zuiden afzakten. En
zoo kwam de Koning der Zeeridders op
den Lagenoord terecht, alwaar hjj zijn
tijdelijk ridder-paleis bewoont.
Een kiek van Janus, uit vroegere jaren, met
zijn overleden vrouw Neeltje Duits.
(Familie-foto).
In 't paleis
't Is geen paleis met wijdsche zalen en
gouden luchters, 't Is maar eeri eenvoudig huis
met een eenvoudig kamertje aan de straatzijde,
't Is er alleen kraakzindelijk en... gezellig. Zoo
dat men Janus niet behoeft te beklagen in zjjn
ronddolingen...
Zijn dochter, die gedurende langen tijd in het
Alkmaarsche ziekenhuis werd verpleegd, komt
dezer dagen thuis. Wie hem al dien tijd, al d;e
maanden hebben verzorgd Dat is, eerlijk
gezegd, een verhaal op zichzelf. Twee strui-
sche viking-dochters waren het, die zich het
eenzaam lot van den zeeridder aantrokken.
En wel een dochter van Janus' broer, Hein
Kuiper (van den winkel uit de Basstraat) en
een dochter van Klaas Koster, den ouden ka
meraad van Janus.
Deze beide jonge vrouwen, en hun manne
lijke wederhelften, woonden reeds in het huis-
aan den Lagenoord en al spoedig was beslist,
dat Janus bij hen in zou trekken.
En zoo ziet men het dan gebeuren, dat
Janus op zijn ouden dag aan de hoede van
twee jonge vrouwen wordt toevertrouwd,
wier vaders jaren geleden allebei als schip
per by hem gediend hebben. Waarlijk...
't riddersbloed verloochent zich niet en is
er iemand die een beter, een echter
milieu zou kunnen uitdenken waar Janus
in past t En 't zal compleet zijn als de
eigen dochter er óók bij is.
Kuiper en Koster... de eerste was schipper
van de reddingboot, toen de „Condor" bjj paal
3, de bekende salpeter-schuit, verging. Janus
was net ziek toen het gebeurde. Vandaar dat
hjj aan het roer ontbrak. En Koster... die
eveneens Janus verging, o.a. bij de redding der
opvarenden van een Scheveningschen logger,
die op den Razenden Bol kapotgeslagen was.
Ze zijn beiden dood en rusten allang op den
eenzamen doodenakker van Huisduinen b(j de
andere garde-leden. De beide vrouwen leven
nog, vergeten en..! in moeilijke omstandig
heden. Geen enkel fonds heeft zich hun belan
gen aangetrokken. En dat is jammer.
Dezelfde gebleven.
Janus is goed te spreken dien middag.
Dat wil zeggen, als hij eerst de noodige
critiek ten beste gegeven heeft aan het
adres van „de duurte-van-tegenwoordig"
en het „dubbele-wonen", dat iemand de
keel gaat uithangen.
Zoo zit hij te vertellen, Janus, zooals wij
hem nu al zoovele jaren kennen. Het haar
wellicht iets witter geworden, het baardje
wat smaller en de handen iets dunner.
Maar overigens: nog dezelfde frissche,
montere oude baas, die hjj altijd geweest
is. Met den fijn-geteekenden kop, waarin
helder en klaar een paar intelligente oogen
te twinkelen staan, die lichten en glanzen,
al naar mate de gevoelens en gedachten
van Janus zijn.
't Heimwee knaagt.
Hij vertelt dat hij z'n „loopie" in Nieuwediep
mist. Hard mist. Dat „loopie" van den Kanaal-
weg naar het station en dan weer terug. Waar
op half Den Helder den zeeridder gedag zei.
De ouwe Nieuwediepers amicaal, de jongeren
dikwjjls met iets van bewondering en ontzag
voor den ridder.
Ook nü wandelt Janus nog,, omdat, zooals hij
ons vertelt, „ik 't hoekie omgaan als ik niet
meer loopen kan". Hij wandelt nu ook naar het
station, maar 't is het S c h a g e r station.
Daar ziet hjj de bekende gezichten en hoort hjj
wat er in zjjn stad, zijn riddernest, gebeurd,
hoe het daar reilt en zeilt. Want in 't hart van
Janus vreet en knaagt het heimwee naar z'n
goede stad en het is dit heimwee, dat hem
iederen dag voert naar het station dat iederen
dag, net zoo vele malen als er een trein uit
Den Helder aankomt, voor een korte wjjle een
stukje Nieuwediep wordt.
Wjj vragen Janus hoe het met z'n lichame
lijke gesteldheid staat en Janus zegt dat het
daar „bestig" mee is. Hjj zegt zich zelfs beter,
sterker te gevoelen dan toen hjj 80 was. Toen
waren er benauwdheden en hartkloppingen en
daarvan is nu allang niets meer te bespeuren.
Het loopen gaat hem ook makkelijk af als...
hjj maar alléén mag loopen. Het liefst boeg-
seert hjj er in z'n eentje tusschenuit, het liefst
bepaalt hjj zelf koers en vaart van z'n schip.
Foto Nïestadt.
Janus en z'n „oppasters".
En zoo vertelt de nu bjjna 85-jarige Janus
voort, terwjjl de beide vikingsdochters, die on
gemerkt binnengekomen zijn en aan de tafel
plaatsnemen en meeluisteren.
We hooren ook, dat het daar in dat intieme
huisje aan den Lagenoord genoegljjk toegaat.
Janus mag z'n „oppasters" graag, en omge
keerd ontbreekt het ook al niet aan sympathie.
Alleen... beide partijen plagen elkaar dat de
stukken er bij tijd 'en wjjle afvliegen. En Janus
vertelde, (zij het met een gewiekst knipoogje
naar den man van de krant), dat ze waar
achtig niet denken moesten, dat ze met 'm
spelen konden. „Want", aldus Janus, „ze den
ken in d'r lui eigenwijsheid, dat ik een beetje
achterlijk ben en dan hebben ze 't over „die
ouwe man", „maar ik kan U wel vertellen,
dat ze dan een groot abuis maken... wat U!"
Waarop de beide jonge* vrouwen dan weer,
op hun beurt, Janus ('t zij figuurlijk...) te lijf
gaan en...
Met dat alZondag over een week is voor
Janus Kuiper een uiterst gewichtige dag en
ondanks het feit, dat de garde danig verstrooid
is en dat de een niet precies weet waar de
ander uithangt, vermoeden we toch wel, dat
daar menigmaal de klink van Lagenoord nr.
F 37 opgelicht zal worden en dat ook de post
wel de noodige bestellingen, 't zij den dag erna,
't zij den dag ervoor, zal aan te brengen heb
ben.
Wjj zouden over dit leven van den 85-jarige
kort kunnen zjjn. Niet veel Nieuwediepers toch
zijn niet bekend met de grootsche daden van
dezen krassen zeevaarder, die een leven sleet
op de wijde wateren van Noordzee en Marsdiep
en daaromtrent.
Góed leerling van Opa Dorus.
Kuiper, de stiefzoon van Dorus Rijkers,
kwam bjj z'n stiefvader in de leer en men kan
moeiljjk zeggen, dat Opa Rijkers geen goeie
leerling aan hem gehad heeft. Integendeel, hjj
heeft het zeeriddersvak terdege geleerd en
daarom ook behoeft zich niemand te verwon
deren over het feit, dat Janus de troon van de
blauwe zeeridders overnam.
Van z'n 17e tot z'n 75ste jaar was Janus een
man van het water. Wat hjj in die lange reeks
van jaren daar gepresteerd heeft op het water
zal nooit in zijn geheel weergegeven kunnen
worden. Want hjj was daar als de zee-zon het
water blak en zilver-glinsterend maakte, maar
ook als de Noordwester bezit nam van het
verraderljjk water en het zeebeest opstond uit
grauw schuim en groene golven. Dan eerst
met recht was Janus in zjjn element. Als in
den Ouden Helder de roep van de porster weer
klonk en de garde bjj den windwijzer stond te
staren in de duisternis. In die duisternis dan
plotseling een wervelende vuurpeil, die het
duister zwerk inslangelde. Of een kanonschot,
dat dreunde boven het donderen van den or
kaan uit.
't Zee-beest tegemoet.
Een reddingboot, geen motorreddingboot als
thans de „Dorus Rjjkers", maar een simpele
vlet met alleen 16 dappere kerels en in de
eeltige knuisten van ieder dier 16, een riem.
Dan het zeebeest, dat tierend en brullend te
wachten lag, tegemoet Dwars door brandings-
schuim en kokend, kolkend, wervelend water.
Op 't schip aan, dat daar lag, bjj de gronden,
bij de Pannekoek, bij de Noorderhaaks...
Dat waren tochtendat waren rei
zen dat waren gevechten, waarbij de
Dood zelve mee-vocht en menigmaal grijn
zend toezag vanaf de plecht van de red
dingboot. Maar Janus aan het roer was
een duchtige postuur voor dien vreemden
reiziger en Janus bleef overwinnaar, alle
keeren, honderden en honderden malen, en
hij bleef ook overwinnaar van het zee
beest, ook dl scheelde het menigmaal niet
veel, of het had hem en z'n maats vermor
zeld tusschen z'n opengesperde kaken.
Een heldenleven.
Zóó was dit leven.
Een helden-leven. Fel en woest geleefd soms.
Wild en roerig. Een leven, waar menig eervol
burger, die in een stille straat z'n bezonken
en afgebakend burgermansleven leidt, geen
idee van heeft.
En... vergeten wij dat niet, tevens een leven,
gesteld voor een niet gering deel in den dienst
van den naaste. En zie... het maakte volstrekt
niets uit of die naaste een landgenoot was of
iemand van andere, verre vreemde kusten.
Janus vroeg nooit of het een Franschman, of
een Duitscher of een Brit of een neger of een
muzelman was, die daar zijn hulp van noode
had. Voor Janus gold maar één ding: een
menschenleven redden, ontworstelen aan de
gevaren, die daar loeren op zee op ieder mensch
en op ieder schip.
Vreemd, rauw, avontuurlijk leven. Vol
bravour, vol krachtsvertoon. Vraag het na
in den Ouden Helder, in de nauwe sloppen
en in de stegen. Vraag het den tijdgenoo-
ten, en als ge er geen tegenkomt (want
ze zijn zeldzaam geworden die tijdgenoo-
ten als de Beenen, de Ostenbrugs, de Rens-
maags en de Bakkers) vraag het dan een
kind of een kindskind van die ouwe zee
ridders en ze zullen het XJ vertellen. In
hun eigen taal, die doorspekt is van woor
den, ontleend aan het leven op de zoute
vlakte tusschen den dijk en de eeuwigheid
van zee en hemel daar verderop.
Als de doem vart deze bange dagen
tot het verleden zal behoorenals de
menschheid weer besluit tot zichzelf te
komen en heel deze lugubere nacht
merrie van bittersten krijg en opperste
wreedheid alleen nog maar een schrij
nende herinnering is, dan zal men weer
pogen het leven te hervatten, dat nu
feitelijk onderbroken werd, namelijk het
leven van den mensch, die in zijn werk
en idealen bevrediging vindt.
Het is goed en loffelijk dat zij, die
in onze stad wonen steeds weer pogen
aan het oude, dat goed was, vast te hou
den. Dat is het wat hen den moed geeft
voort te gaan op het doornige pad,
waarop wij nu reeds vele maanden
schrijden.
De oude, goede dingen zooals
daar was een afscheid in het gebouw
voor Sociale Zaken, deze week gehou
den, en alwaar het hoofd van dezen
dienst, de heer Bandsma. vele handen
had te drukken en tenslotte in z n
eigen handen een niet te versmaden
eere-metaal mocht ontvangen.
Heel het gezin van Sociale Zaken
was broederlijk vereenigd en dat was
een prettig beeld van collegialiteit en
eensgezindheid. Zoo waren daar bijeen
de superieuren en de mindere goden en
in het midden stondlaat ons het
maar eerlijk zeggen de meest ver
guisde, gehate, zwartgemaakte, en uit
gekreten ambtenaar van Nieuwediep.
Men begrijpe orrs wèl: wij doelen op het
feit, dat het in den loop dier vele jaren,
dat de heer Bandsma aan het la-tje van
„de werkeloozen" zat, hij het was, op
wiens hoofd steeds de uiteindelijke be
slissingen kwamen. Zoo kon het ge
beuren dat een man, die geen werk had,
toch zonder contanten teruggestuurd
werd en dat hij dan aan z'n maats op
de stoep, buiten, dingen vertelde van
den directeur, binnen, die men niet in
de krant kan afdrukken, ook al is daar
geen woord Latijn aan
Dat kwam niet éénmaal voor, doch
vele malen. Gelukkig, het gold niet zoo
zeer de persoon van den directeur
en zijn beleid alswel de Overheid die hij
belichaamde. De Overheid, die altijd
star en streng en onsentimenteel is.
Dat men deze week desniettegen
staande ook van de zijde der weinig
bedeelden zoo sympathiek over den ver
trokken directeur hoorde spreken mag
voor hem een uiteindelijke genoeg
doening zijn. die hem, ook voor de toe
komst, tot steun moge zijn.
Men heeft gelezen, dat van de week
nóg iemand voorgoed vertrok en dat
was commandeur Riekwel van de werf.
We zullen er niet veel van zeggen: al
leen dit: reeds de vorige eeuw be
hoorde deze ambtenaar tot het werf-
personeel en als men dan hoort dat hij
met een blanco strafregister naar huis
gaat dan betéékent dit toch wel wat. In
vertrouwen gezegd: deze meneer Riek
wel heeft het bestaan in die indrukwek
kende rij van jaren slechts twéémaal te
faudeeren. Namelijk, dat hij tweemaal
vergatz'n penning op te hangen.
We willen er maar mee zeggen, dat
we oprecht hopen, dat heel de jonge
garde van de werf zich aan dit voor
beeld kan spiegelen. Al die jonge men-
schen, waarvan zoovelen zich hun be
langrijkheid zoo goed bewust zijn. En
dat geldt behalve voor de werf voor alle
andere Rijks, Gemeentelijke en particu
liere werkers. Voor allemaal!
Laat hen allen in hun leven tweemaal
de penning vergeten en wij zullen ver
klaren, dat het perfecte werkers zijn!
Terts'otte zij nog gememoreerd het
zeeridders-huwelijksfeest in de Klok-
steeg, dat, ondanks de wondere tijden,
toch gevierd kon worden. Jan van
Dok had de grazige poldersche weiden,
waar het hem niet meevalt drenkelingen
op te visschen uit havens en zeeën, ver
laten, net als de andere bestuursleden
van de garde. Ze zaten allemaal 's-mor-
gens rond de tafel bij Ant en haar schip
per en namen het klassieke „neutje"
alsof er niets in de wereld veranderd is.
Maar het is goed dat men deze din
gen niet verwaarloost. Men zou anders
kunnen gaan vragen wat het leven in
materieel opzicht nog voor zin heeft.
Ook de burgemeester, die waarachtig
n!et lijdt aan sentimentaliteit, schijnt er
zoo over te denken. Hij kwam tenmin
ste ook bij Ant Co. en nog wel des
avonds laat. 't Zij met of zonder
neutje ook hij schijnt de belang
rijkheid van deze o n belangrijk schij
nende zaken aan te voelen.
Waarvoor wij hem oprecht dankbaar
zijn.
Wjj leven in een wereld van verrassin
gen. En zeker was het een verrassing van
de week te vernemen, dat de vleeschbon-
nen met een week verlengS waren. Dat
was een bjjster onplezierige verrassing,
waaraan niet veel viel te veranderen.
Naar wij van den secretaris van de toe-
wjjzings-commissie vernemen is er wel
aanvoer van vleesch te verwachten. Zelfs
een 10-tal koeien, terwjjl er ook wat kal
veren te verwachten zjjn. Men ondervindt
echter moeiljjkheden met het vervoer, zoo
dat met geen enkele zekerheid gezegd kon
worden wanneer dit vee aanwezig zou zjjn
en wanneer men het zou kunnen slachten.
Men staat dus thans voor het feit dat er
vandaag en in het begin van de week
wel vleesch bjj de slagers aanwezig zal
zjjn, doch dat de huismoeders geen bon
nen hebben.
15 Juli 1939,
Janus is, tijdens Zijn leven reeds, geëerd. Zijn
meer dan 400 reddingen, die officieel geregi-
steerd staan, zjjn vele medaille's, zijn brevetten,
zjjn onderscheidingen zijn evenzoovele bewijzen
van waardeering en hoogachting van ons volk,
voor dezen onversaagden reddingbootschipper.
Wie herinnert zich niet meer het treffend
ceremonieel op den 15en Juli 1939, toen burge
meester Ritmeester, in naam van de Lands
vrouwe de Koninklijke onderscheiding, zijnda
het Broederschap in de Orde van den Neder-
landschen Leeuw, overhandigden aan Janus,
Inderdaad... een Nederlandsche leeuw: zoo
dapper, zoo sterk, zoo onoverwinneljjk! En dat
alles in den sfeer van de onthulling van het
borstbeeld van wijlen Janus' stiefvader: Dorua
Rjjkers.
Een leven, waarop teruggezien kan worden,
een leven rjjk aan feiten, waartoe alleen die
onversaagde kerels van- de Noordzeekust in
staat zijn. Die met inzet van éigen leven keer
op keer den „witten dood", de nabijheid van
„meneeren-met-wit-voor" opzochten en als
overwinnaars weerkwamen.
Renown .'J|
Wie Janus Kuiper zegt, zegt tegelijk „Re
nown".
Op 9 December 1887 strandde de Duitsche
driemast-bark „Renown", komend van Bang
kok, bestemming Bremen, op de Pannekoek,
sloeg te pletter en ging onder in 3 dagen,
3 Dagen waarin 20 menschen om hun leven
vochten, 3 dagen, waarin de reddingboot van
Nieuwediep, bjj vliegend stormweer, viermaal
den strijd aanbond, op leven en dood, met da
op hol geslagen brekers daar buitengaats.
Janus was er bjj. Als een der dappersten-
Een jonge vent toen nog, onbekend in de Jut-
terij. Hij ging mee, en het was meer dan één
reis, die hjj maakte ter redding van de men
schen die alle hoop op levensbehoud reeds had
den laten varen.
Het harde leven*
Een heldenfeit van grootsch allure, een ver
haal, dat een epos op zichzelf is en waarin da
zeeridders van Nieuwediep bewezen van bjjzorv-
der gehalte te zijn. Een worsteling van 3 dagen,
die eindigde in een grootsche overwinning van
menschelijke kracht over tot razernjj gebrachta
elementen.
De jaren volgden elkander op. Armoede eil
misère wisselden af met persoonlijke genoeg
doening en heldendaden. Het leven van Janua
was geen eenvoudig leven. Integendeel... een
hard bestaan. Kei-hard. Vol zorgen om het
dageljjksch brood, vol ontbeering ook en moei
ten.
Met 67 jaren zei Janus de reddingboot ein
delijk vaarwel. Hij stapte niet meer in. Ér
kwam een ander, Piet Bontes nam het roet
over.
67 Jaar... maar dat beteekende niet, dat
Janus op z'n lauweren kon gaan rusten. Er
was geen geld... en dus toog Janus maar weer
ter vischvangst. Tot z'n 77ste jaar bleef hjj
visschen. Tevens was hjj in dienst bjj Zur-
mühlen als waterklerk (zonder salaris...) en
later bjj Duinker Goedkoop tegen een loon
van 5 gulden per week. Nóg later werd dit een
rjjksdaalder. Toen bleek het zelfs nog noodig,
dat deze ridder verder in zijn onderhoud voor
zag door het lossen van kolenbooten en het
versieepen van schepen.
De eere-l{jsti
Tenslotte laten wjj hier nog een opgave voJ-
gen van de eerbewijzen, in het bezit van Janua
Kuiper.
1878 Brevet met bronzen medaille van
Koning Willem III.
1887 Bronzen medaille van de Redding
maatschappij.
1887 Brevet van Het Nut van 't Algem.
1908 Brevet met zilveren medaille van de
Reddingmaatschappy.
1919 Brevet met zilveren medaille van den
Koning van Italië.
1992 Brevet met zilveren medaille van
H. M. de Koningin.
192j De Gouden medaille van de Oranje
Nassau Orde.
1939 Benoemd tot Broeder in de Orde van
den Nederlandschen Leeuw.
Zondag over een week gedenkt deze zee
ridder zjjn 85sten verjaardag. Dat men hem
gedenke op dien dag, en in hém eere een kaerel
van groot formaat, het symbool in dit land
van het helden-leven van alle nationale zee
ridders.
In het brengen van dien eer mogen wij
niét te kort schieten.
BENOEMD.
Door den burgemeester is met ingang van
28 April op het Distributiekantoor als amb
tenaar aangesteld, de heer H. Hartman.
van 2 Mei 1941.
OVERLEDEN: J. de Ruijter. 54 jaar,
A. J. A. Jansen, 18 jaar, m.