ZWEDEN Uit de geschiedenis der gilden het meest geïsoleerde land van EUROPA DE SCHAGER MARKT Vier cn twintig gulden voor een konijn Het kerkelijk karakter der gilden Na de Betuwe is nu ook de Beemster in vollen bloei gekomen. Later, doch niet minder indrukwekkend dan in het land van Maas en Waal bloeien in Noord Holland de vruchtboomen in schitterende kleurenpracht (Pax-Holl«nd) tam pal poort op Bali naar aan foto, walka gaëxposaard Is op da Indische foto-tentoonstelling in hat Koloniaal Instituut te Amsterdam (Pax-Holland) bii het trilde In gebruik, trachtten daarte gen te waken, maar de vroolijke en meer dan vroolijke op andere getuigen, dat het niet altijd zoo diep als een misbruik werd gevoeld onder onze ambachtslieden. die vooral niet soberder waren dan onze voor vaderen, in het algemeen, in tegenstelling tot wat men daaromtrent wel eens meent. Uitgaven voor bewapening en leger zijn sedert 1936 vertienvoudigd „ZWEDEN VOELT ZICH NIET BE DREIGD, MAAR VEILIG VOELT HET ZICH OOK NIET." Welke positie neemt Zweden thans in Furopa in? Dit is een vraag, die menigeen zich zal stellen. Na het aftreden, in het voorjaar van 1940, van den minister van buitcnlandsche zaken Sandler, dat impli ceerde, dat Zweden zich in geen geval in het Finsch-Russische conflict zou laten meeslee- pen, is in de lijn van de Zweedsche buiten- landsche politiek geen wijziging van belang gekomen. De koning fungeert naar buiten nog altijd als de representant van zijn volk. Toen hij verleden jaar onder inachtneming v. d. gebruikelijke ceremoniën de nieuwe zit ting van den rijksdag opende, begon hij in zijn troonrede met er op te wijzen, dat de verhouding van Zweden tot alle andere lan den goed was te noemen en dat hij de vaste hoop koesterde, Zwedens vrede en vrij heid te zullen kunnen handhaven. Tegelij kertijd echter zag hij zich genoodzaakt er op te wijzen, dat productie en consumptie dienden te worden aangepast aan de tijds omstandigheden en er den nadruk op te leg gen, dat het volk zich er op diende voor te bereiden, dat de ernst der tijden nog harde eischen zou stellen. Kort daarna werd dit koninklijke woord onderstreept door den nieuwen minister van buitcnlandsche zaken. Guenther. Na gewe zen te hebben op de noodzakelijkheid van buitcnlandsche handelsbetrekkingen voor Zweden „ook in zijn hoedanigheid van lid van een nieuw en levenskrachtig Euro pa" betoogde hij, dat men zich er voor moest hoeden, zich al te zeer in te laten met speculaties. „Wij komen onzen plicht tegen over onszelf en de geheelc wereld ongetwij feld het beste na", zoo zeide hij woordelijk „als wij er ons op toeleggen, ons land en Zelfts hij begrafenissen kostte bet dikwijls moeite om de „broeders" in behoorlijke rouwkleeding te krijgen; zij verschenen er, als zij opkwamen zelfs in „Gecouleerde kleederen" en stoorden zich weinig aan de verma ningen van den gildeknecht, die hen kwam oproepen of aan de overlie den, die boeten hieven; zij betaal den dikwijls liever de boeten, dan dat zij het werk of de nering in den steek lieten en de herhaalde boeteverhoogingen hielpen op den duur ook al niets. ons volk de grootst mogelijke kracht en sterkte te verleenen: economisch, moreel en physiek en natuurlijk ook in militair op zicht". Als eerste vereischte voor deze „zui ver Zweedsche" buitenlandsche politiek, die hij kenmerkte als voortzetting van den in geslagen koers, noemde Guenther uitbrei ding van het Zweedsche leger, zoover de hulpmiddelen des lands dit slechts toelie ten. BEWAPENING EN UITGAVEN VOOR HET LEGER VERTIEN VOUDIGD. In al deze toespraken klonk reeds datgene door, waaraan Zweden thans moet voldoen Over de economische en militaire ontwikke ling welke laatste ten slotte neerkomt op verdubbeling van leger, vloot en luchtmacht zijn juist in den laatsten tijd enkele me- dedeelingen gedaan. De bewapendngsindu- strie werkt onder hoogen druk. Alle werk- looze mannen en vrouwen zijn hierdoor aan het werk gezet. Van Mei tot October van het vorige jaar had de Zweedsche staat een lee ning van 500 millioen kronen uitgeschreven voor de bewapening, deze werd met 300 mililoen overteekend. Reeds in Januari jl. moest een tweede leening worden aangekon- dingd voor eenzelfde bedrag en voor hetzelf de doel. Onder de leuze: „verdediging en ar beid" belooft zij een even gunstig resultaat als de vorige te zullen opleveren. Hier staat tegenover, dat de uitgaven van den staat buitengewoon zijn gestegen. West man, de-minister van justitie, onthulde on langs dat de uitgaven voor het leger, die in de Iegerbegrooting 1 van 1936 werden ge raamd op 248 millioen kronen per jaar, voor het loopende financieele jaar werden be groot op het tienvoudige van dat bedrag. Van dezen minister is het woord „Zweden als kernland van het noorden" afkomstig. Hij stelde tevens voor 'n „Noorschen kring" te vormen een nieuwe formuleering van het begrip „Scandinavisme". Minister Hansson in de rol van sfinx. Weder eenigen tijd later nam de minister van oorlog. Sköld, het woord. Het voornaamste van zijn re devoering was wel, dat hij verklaar de, dat Zweden geen belang had bij den zege van onverschillig welke mogendheid in dezen oorlog waar aan hij tevens een pleidooi voor uit breiding van de bewapening vast knoopte. Naar aanleiding van deze uitlating van zijn minister van oor log moest de minister-president, per Albin Hansson, zelf in de bres sprin gen en met nadruk verklaren dat de in Maart verzonden oproepingen en en andere militaire maatregelen voor niemand een bedreiging vormden. „Wij gevoelen ons ook niet bedreigd, maar veilig voelen wij ons ook niet" zeide hij woordelijk. Deze woorden zijn een sfinx waardig. Zwedens buitenlandsche politiek is nog altijd gebaseerd op het begrip „neutraliteit" Het land is echter in dit begrip verstard Klaarblijkelijk wil Zieden, dat zich gaar ne als toonaangevend beschouwt onder de Scandinavische landen, zich naar geen en kele zijde bloot geven. Heeft het land vrien den in het Noorden? Bijzonder groot schijnt de sympathie niet te zijn. Noorwegen heeft zich over dit onderwerp vrij scherp uitgela ten. Denemarken heeft te kennen gegeven, dat onoverkomelijke moeilijkheden in den weg stonden aan de vorming van een Scan dinavisch blok en daarmede zijdelings laten doorschemeren, dat Zweden ook in Dene marken niet bepaald veel vrienden telt. In korte woorden kan men zeggen, dat Zwe den zichzelf heeft geisoleerd. Een kalme markt. Een verzette markt brengt nooit zooveel leven als een gewone markt. En nu, dat er geen levering was van koeien welke Vrijr dag plaats heeft, was het aan den stillen kant op de veemarkt. De handel in kalf- koeien was matig, hoogste noteering was f 450.Handel in geldekoeien was stug. Pinken niet aangevoerd. Fokkalveren 1842 iets minder. Overhouders niet aangevoerd Melkschapen 3546 handel matig. Zooals het op elke markt met de lammeren gesteld is, was het hier ook: handel matig, de goe de van 1426 gld. De handel in bokken en geiten vlug. Zes gld. voorbeen jong geitje wil wat zeggen! Ze gingen tot f50.De handel in biggen was zeer kalm, hoogste noteering iets hooger bij vorige week, nu was deze 2030 gld. Konijnen gemiddelde markt van f 2.tot f 12.Een onmoge lijke prijs werd er gegeven voor voedsters, er is er o.a. een verkocht voor f 24.—. Dit is natuurlijk toch geen marktwaarde! Voor de kippen werd ook iels meer besteed tot f 4.—. Voor de Centrale werden er nog 22 stuks kalveren geleverd. Dat zal er Vrijdag wel anders uitzien. Het bezoek was dezen uag niet zoo buitengewoon en vroeg was de drukte reeds afgeloopen. Onder sloopershanden en toch behouden. De aan den Haarlemmerweg nabij Liedebrug staande en uit 1876 dateerende watermolen, die sinds tien jaren niet meer in gbruik was, wordt afgebroken, om over gebracht te worden naar Rijpwetering, waar hij weder opgebouwd en in dienst gesteld zal worden (Pax-Holland) £5 Verscholen tusschen het riet j r~~ de symptomen van het ontwakende*i mV*n vinc,t men th,n» nest van een meerkoet wordt doe vooriaar in de vogelwereld. Het door een natuurvriend gefotografeerd (Pax-Holland) DE GERINGE ANIMO VOOR HET BIJWONEN VAN BEGRAFENISSEN. Onze actueele artikelenreeks over ontstaan, wezen en beteekenis der Nederlandische gilden, zetten wij met onderstaande bijdrage voort. De gildeknecht of giklebode was als van ouds de kastelein der gildekamer, die prijk te met soms door groole kunstenaars op kosten van liet gilde geschilderde afbeeldin gen van de overlieden, niet borden, waarop hu namen in fraai schrift vermeld stondien, met gegraveerde feestglazen en van toepas selijke opschriften verkierde tinnen, kope ren of zilveren feestkanncn en f eesthorden met'de embleemcn of wapens van het gil de. het fraai gestikte gildevaandel souris en waar dikwijls ook de gildekas werd be waard en het perkamentenrijke gildearchief in de gildekist met de zware sloten uit ouden tijd. Dikwijls waren daartoe afzon derlijke gildehuizen ingericht, die nog lang door hun ouderwetsche bouworde de aandacht trokken. Oorspronkelijk was het ambt van deken of overman een zeker ook wegens het ver lof tot het dragen bij plechtige gelegenhe den van fraaie zilveren halsketens of an dere onderscheidingsteekens gezocht eere ambt, maar in de 18e eeuw begon allengs liet gebruik op te komen om de moeiten en kosten dezer heeren te vergoeden door een jaarlijksoh salaris uit de kas van het gilde, welk salaris voor ieder soms een naar hon derd gulden bedroeg. Bovendien werden in vele gildon de overlieden geëerd door een jaarlijksche vereering van zilveren lepels of iets dergelijks. Ook de verdere gil'de- amhten waren toon reeds gesalarieerde be trekkingen geworden, met name dat van den gildeknecht. die trouwens vanouds be taling genoot en bovendien emolumenten en fooien placht te ontvangen, ja, hier en daar belfs vrije woning had in het gildehuis. Val. Met den val van het KathoHrisme was natuurlijk van het kerkelijk karakter der gilden zoo goed als niets overgebleven. Hei ligenbeelden. altaren, kerkelijke feesten en processies verdwenen en daarmee ook de betalingen, door de gilde-broeders voor dat alles gedaan. Ook met de talrijke heilige dagen had het gilde voortaan nietscmeer te maken en alleen op de Zondagen en hooge Christelijke feestdagen mocht niet worden gewerkt, terwijl de kerkelijke auto riteiten er de hand aan hielden, dat hier tegen niet werd gezondigd. Al mocht een enkele maal een gilde nog worden aange zocht om voor zijn rekening een kerkekroon of iets dergelijks aan te brengen, het bleef een geheel vrijwillige daad, die in den regel zeker niet volbracht werd met eenig hoog verheven doel. maar alleen op zekere „eon- dieie" om „het ampt behnlplik te zijn ende tselve voor te romen". Overigens was alle kerkelijk karakter aan hdt gilde ontnomen en konden zoowel Boomschen als Protes tanten van allerlei kleur gildebroeders zijn; veelal was echter in onze steden boven de rivieren bepaald, dat alleen leden van de overheersehende „Groote Kerk" dekens of overlieden konden worden, maar ook daar aan werd niet altijd streng de hand gehou den. Op het einde van de 17e eeuw werd reeds de oproeping ter begrafenis veelvuldig na gelaten en had men alle moeite om de dra gers bijeen te krijgen uit liet gilde zelf, ter wijl het niet zelden gebeurde, dat de gilde- broeder bedankte voor de eer om het gilde- lijk kleed, de „pelt", op zijn baar, de gilde- baar, te hebben, al of niet met de daarop gehechte schilden van het gild. En toch was het lijkkleed van zwaar zwart laken met franje en waren de schilden dikwijls van zuiver zilver, soms van koper of van ver zilverd bordpapier en met het gilde-em bleem versierd; maar een en ander kostte de gildekas geld en dat nu was velen de zaak niet waard. De looden, later vooral koperen gildepenningen, die de gildebroe ders bij zulke plechtigheden vanouds als liewijs van hun recht en hun aanwezigheid moesten meebrengen en die behalve met hun naam of volgnummer, met de emble men van het gilde versierd waren, zijn nog in vrij groote getale bewaard gebleven. Blijkt uit dit alles reeds dat de geest van „broederschap" niet al te luid meer getuig de in de gilden, over het algemeen was ook van andere gemeenschappelijke plichten weing sprake meer, tenzij de stadsregeering zich in tijden van gevaar herinnerde, dat oudtijds de gilden gewapend tot de verde diging van de stad plachten op te komen, zooals in het jaar 1628, tijdens den inval der Keizerlijken op de Veleuwe te Amster dam geschiedde en zooals daar gebeurde, toen Prins Willem II in 1650 de stad bele gerde en men de gilden met piek en zwaard bewapende. De jaarlijksche bijdrage van iederen gil- dehroedQr, de „jaarzang", moest ter goed making van de gemeenschappelijke kosten natuurlijk in zwang blijven; wanbetaling bij bet ophalen ervan door den gildeknecht werd met boete gestraft. Vele gilden lieten dit in termijnen doen, al bedroeg de som ook slechts eenige stuivers. Een en ander diende gedeeltelijk voor de bekostiging van een gemeensohappelijken maaltijd in de herberg, die in het bijzonder door de gilde- broeders begunstigd werd; maar in de 17e eeuw begonnen die maaltijden wegens de groote „onregeltheyt" 'in onbruik te gera- raken; de tegen dergelijke misbruiken ge richte spreuken op sommige drinkkannen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1941 | | pagina 8