inning van
W aterschapslasten
De Waard- en Groetpolder
Mevrouw
gaat winkelen....
en vangt bot!
Overgang zal
geleidelijk zijn
BLOEMENMEISJE
UIT DE HISTORIE VAN
WEST-FRIESLAND
Schier grenzenlooze
moeilijkheden bij de
inpoldering
Uitzonderingen in
bepaalde gevallen
GED. STATEN TRACHTEN BE
ZWAREN TEGEN CONCENTRA
TIE TE WEERLEGGEN.
Zooals wij gisteren reeds in het kort me
dedeelden hebben de bezwaren der diver
se waterschappen tegen concentratie in
ning der waterschapslasten Ged. Staten niet
kunnen overtuigen en stellen zij Prov.
Maten voor tot deze concentratie over te
gaan en in het algemeen de inning op te
dragen aan het Hoogheemraadschap Noord
OHUanas Noorderkwartier In een uitvoerige
toelichting tracht het college de bezwaren
der waterschappen te weerleggen. Wat de
jui ïdische kant van het geval betreft mee-
nen Ged. Staten dat een regeling, welke op
zichzelf gewenscht is, niet mag worden te
gengehouden met een enkel beroep op het
„afbuigen van de historische lijn". Overi
gens zijn wij van oordeel schrijven zij, dat
ons voorstel niet van de historische lijn af
wijkt, doch deze integendeel op den voet
V»gt- De wetgever erkent de mogelijkheid,
dat de omslagen niet rechtstreeks van de
ingelanden worden gevorderd, maar de
Besturen van waterschappen daarvoor wor
den aangeslagen of met de invordering
daarvan worden belast. Hiermede is zeer
zeker niet anders beoogd dan eene kosten
besparing en het dienen van het gemak der
ingelanden. Ons voorstel beoogt hetzelfde.
Het voornaamste bezwaar, aantasting
der autonomie, wordt ongeveer als volgt
weerlegd:
De stelling, dat den waterschapsbesturen
geen werkzaamheden zouden mogen wor
den onttrokken, zoolang deze naar behoo-
ren worden verricht, is o.i. niet houdbaar.
Het gaat er niet om of een Bestuur binnen
de formeele grenzen van zijn bevoegd
heid al of niet zijn plicht doet, maar of, be
zien uit het oogpunt van algemeen water-
schapsbelang, verandering van de wijze
van invordering van de waterschapslasten
wenschelijk is ten gevolge van de mogelijk
heden, welke door gewijzigde omstandig
heden, o.a. door de invoering van den post
cheque- en girodienst, zijn ontstaan.
Willen de waterschappen de plaats
behouden, die zij steeds in ons
staatsorganisme hebben ingenomen,
dan zullen zij met hun tijd moeten
meegaan en er tegen moeten wa
ken, dat zij worden gekwalificeerd
als verouderde instellingen. Eerbied
voor het historisch gegroeide dient
gepaard te gaan met het ontvanke
lijk zijn voor nieuwe mogelijkhe
den, welke de voortschrijdende tech
niek biedt. Dit geldt niet alleen op
het gebied van de bemaling en het
wegenbeheer, maar ook op dat der
administratie.
Het bezwaar der geringe bespa
ring.
Vele waterschappen geven te kennen, dat
'de besparing gering zal zijn, en dat (naar
men het laat voorkomen) op die besparing
geen prijs wordt gesteld.
In het algemeen aldus Ged. Staten, is op
de eerder door ons aangegeven gronden te
concludeeren, dat concentratie der invor
dering besparing zal geven. Trouwens, de
waterschappen, die zelf de invordering door
het Noorderkwartier hebben verzocht, heb
ben dit niet gedaan om het Hoogheemraad
schap ter wille te zijn, doch omdat zij daar
in een voordeel zagen, altijd een financieel
voordeel, maar ook nog andere voordeelen.
Nu zal het financieele voordeel voor alle
waterschappen niet gelijk zijn. Een onder
zoek naar de besparing zal worderi" inge
steld, wanneer de overdracht der invorde
ring voor een bepaald waterschap door ons
aan de orde wordt gesteld. Mede van het
resultaat van dit onderzoek zal onze beslis
sing afhangen.
Aangevoerd is voorts dat de
legger niet gemist
kan worden. Ged. Staten zijn van oordeel
dta de legger alleen met succes zal kunnen
worden geraadpleegd, wanneer daarnaast
beschikt wordt over een perceelenregistcr
en een naamregister en bovendien over ka
dastrale kaarten.
Wordt de invordering geconcentreerd,
dan zullen de waterschappen voor den om
slag geen legger noodig hebben en evenmin
voor het vaststellen van de lijst van
gerechtigde ingelanden, aangezien deze lijst
door het Noorderkwatier zal worden opge-
t
In vele waterschappen is het gebruik
van 'n legger ten behoeve van andere werK
zaamheden dan voor omslag en lijst van
stemgerichtigde ingelanden beperkt en zal
hien zich zonder bezwaar in voorkomende
gevallen tot het Noorderkwartier kunnen
wenden om inlichtingen.
Been vluggere betaling?
Ged. Staten komen tot de conclusie dat de
achterstand verdwijnt wanneer de inning
door het Hoogheemraadschap geschiedt.
Zoo was bij de banne Harenkarspel, waar
de invordering per 1 Januari 1038 bi] ne^
Noorderkwartier is gebracht, op 14 Mei 1938
over de jaren 1936 en 1937 nog achterstallig
f 3,000.1G, verdeeld over 128 aangeslagenen.
°P 5 April 1939 was het achterstallige bedrag
geheel voldaan.
Bij hot uitgaan dor aanslagbiljetten voor
den polder Heerhugowaard, waar het Noor
derkwartier per 1 Januari 1940 met de inning
werd belast, was op 15 April '40 oveer de .la
ren 1937, 1938 en 1939 achterstallig f 6.891.40,
?n?e 213 a,anslagen verdeeld. Op 6 November
1940 moest nog betaald worden één aanslag
ten bedrage van f6.59, zonder dat ééne aan
maning werd verzonden.
De praktijk der invordering in andere wa
terschappen, waarin de economische verhou
dingen sterk uiteenloopen, heeft volgens Ged.
Staten aangetoond, dat belasting in één ter
mijn geen moeilijkheden geeft.
Verwijdering tusschen ingelanden
en bestuur?
Sommige Besturen schijnen groote waarde
te hechten aan het persoonlijke contact tus
schen den Penningmeester en de omslag-
plichtigen, hetwelk bij concentratie van in
vordering te loor gaat.
Naar onze meening is dit bezwaar van
weinig gewicht. De belangstelling der inge
landen dient uit te gaan, en gaat in het al
gemeen ook uit, naar de werken van het wa
terschap. O.i. valt niet te duchten, dat deze
belangstelling zal uitblijven, ook al wordt de
omslag door het Noorderkwartier ingevor
derd.
Niet de Penningmeester is de meest jegens
de ingelanden op den voorgrond tredende
persoon, zooals in sommige bezwaarschriften
wordt voorgegeven, doch het zijn de Voor
zitter en de overige Bestuursleden, tot wie
de ingelanden zich wenden voor het bespre
ken van waterschapszaken.
In verschillende bezwaarschriften wordt in
twijfel getrokken of concentratie van invor
dering inderdaad de kans op fraude vermin
dert, zonder dat daarvoor evenwel steekhou
dende argumenten worden aangevoerd.
Met betrekking tot de bewering, dat de
kans op fraude niet wordt verkleind maar
slechts wordt verplaatst, t.w. naar het Noor
derkwartier, zij opgemerkt, dat de controle
op den Penningmeester van het Hoogheem
raadschap zich zal blijven uitstrekken tot
hetzelfde aantal aanslagen; alleen de te ont
vangen bedragen zullen grooter zijn.
Een bezwaar van Zijpe en Haze-
polder.
Het Bestuur van den Zijpe- en Hazepolder
voert aan, dat de functie van Secretaris-Pen
ningmeester van dat waterschap thans eene
hoofd" •ekking is, doch bij concentratie eene
nevenbetrekking zou moeten worden, het
geen ongewenscht is met het oog op de in
gewikkelde administratie van dit waterschap
In bijzondere omstandigheden van dezen
aard kan indien bij ingesteld onderzoek
mocht blijken, dat daarop inderdaad terecht
een beroep wordt gedaan uiteraard aan
leiding gevonden worden niet tot concentra
tie van de invordering der lasten te beslui
ten.
Resumeerende, aldus Ged. Staten,
blijven wij ook na kennisneming van
de ingediende bezwaren van oordeel,
dat concentratie van invordering in
het algemeen aanbeveling verdient.
Hiermede willen wij echter geenszins
betoogen, dat de concentratie dan ook
voor alle binnen het Noorderkwartier
gelegen waterschappen zou moeten
worden doorgevoerd. Integendeel
kunnen wij ons zeer goed gevallen
denken, waarin handhaving van de
bestaande regeling bij voorkeur ver
dient.
Wij stellen ons voor er naar te streven, dat,
zoo eenigszins mogelijk, de concentratie
slechts tot stand gebracht wordt in overeen
stemming met het betreffende waterschaps
bestuur. Deze werkwijze verdient te meer
aanbeveling, waar de invoering van de
concentratie, met het oog op de daaraan voor
de administratie van het Hoogheemraad
schap verbonden gevolgen, toch wel zeer ge
leidelijk zal moeten plaats vinden.
Alleen in bijzondere gevallen zouden wij in
deze verder willen gaan. Te denken valt b.v.
aan gevallen, dat zich een groote achterstand
in de invordering der lasten voordoet, of wel,
dat tot invoering van eene heffing op het ge
bouwd wordt overgegaan. Ook kan de om-
standigeid, dat de plaats van Secretaris of
Penningmeester in een bepaald waterschap
open valt, het bijzonder gewenscht maken,
dat voor dat waterschap de geladenheid
wordt aangegrepen om de invordering aan
het Noorderkwartier op te dragen.
Probleem met de maximumprij
zen. Wat is IJsselmeor- en
wat Waddsnzeebot?
Mevrouw in haar dagelij,ksch wederkee-
renée zorg; voor de beantwoording van de
vraag: „Wat zullen we vandaag weer eens
eten?", heeft voor zichzelf uitgemaakt dat
het vandaag visch zal zijn.
Visch is gezond, vervangt vleesch en is
nog zonder bon verkrijgbaar. Boter...? Nou
ja, voor een keer kan dat wel. Zij zal baar
gezin vanmiddag eens verrassen. Bot moet
het zijn .dat is niet zoo erg duur ook.
Mevrouw gaat winkelen!
Daar is reeds de vischwinkel in welks
étalage de heerlijkste gerechten liggen uit
gestald, gerookte paling, zalm Ja, daar
ligt ook bot en daar is de prijslijst
even kijken
Maar wat is dat Versche bot f 1.
per pond de hand die reeds de deur
knop omvat hield, valt langzaam terug. Dat
moet een abuis zijn, zoo juist heeft zii nog
in de courant gelezen, dat er voor bot een
maximumprijs is vastgesteld. Bot mag niet
duurder verkocht worden dan voor 63 cent
per pond. En hier vraagt men f 1.per
pond. Hoe bestaat het Al naar haar
geaardheid zal mevrouw besluiten, óf dan
toch maar geen bot te koopen en maar weer
een bloemkooltje te halen, óf de politie te
waarschuwen, óf eens een gedegen brief op
pooten te zetten en de heeren in Den Haag
eens in te lichten over dien, inmiddels
reeds als „afzetter" (m.et d,e noodige adjec
tieven) gekwalificeerde!! vischman.
De moedigen onder de mevrouwen, in
soortgelijke omstandigheden verkeerende
(en er zijn veel moedige vrouwen), zullen
toch de vischwinkel binnentreden en dier»
vischman eens ongezouten de waarheid
zeggen. „Visch van63 ct. per pond of an
ders
Bij het aanhooren van de stroomen van
protesten en verwijten speelt echter, om in
romanstijl te spreken, een „fijn glimlachje"
rond de_ lippen van den in volmaakten ge-"
moedsrust verkeerenden vischman.
Een bloem tusschen de bloemen,
met bloemen in het haar, een ge
bloemd rokje, btoote voeten ln
luchtige houten sandalen en een ge
vlochten stroohoed in de hand. Zoo
zit tc vergenoegd in een broeikas.
Aardig, nietwaar dames? Ook Iets
voor U, soo'n effen blousje en ge
bloemde rok. Beter zomercostuum-
pje is moeilijk te vinden dunkt ons!
(P.I.B.)
Repliek
Zijn repliek valt echter wel even anders
uit dan verwacht werd.
„Pardon mevrouw", zal hij antwoor
den, „hier is geen sprake van abuis,
noch van prijsopdrijven. noch van
woekerwinst. De door u genoemde
prijs geldt slechts voor IJsselmeer-
bot, doch dit is Waddpnzeebot,
waarvan de prijs nog ongelimiteerd
is". Ter verduidelijking zal hij daar
nog aan toevoegen: „Deze bot is
ter Noordzijde van den Afsluitdijk
gevangen".
Mevrouw, in haar schromelijk tekort aan
geografische kennis (waarin zij helaas niet
alleen staat) kan de zin van deze verklaring
niet snappen, hetgeen haar sterkt in haar
vermoeden, dat de 'man er omheen draait.
De Afsluitdijk oja. waarmee ze d,e
Zuiderzee „gedemipt" hebben Wat heeft
dat nou m©t bot te maken. Bot is voor haar
bot.
Mevrouw af. met het heiliga voornamen
het er niet bij te laten zitten.
Intusschen, de vischman hM het
Mj het rechte eind. Inderdaad geldt
de maximumprijs alleen nog maar
voor IJsselmeer bot en aangezien
ook in het IJsselmeer, zij het in »eer
bescheiden hoeveelheid, bot wordt
gevangen, kan de hiervoor geschet
ste verwikkeling zich voordoen.
Reeds hebben zich moeilijkheden
voorgedaan.
Vanzelf rijst de vraag, hoe ban ik zien, of
ik IJsselmeer- dan wel Waddenzeebot koop.
Wij moeten het antwoord daaorp helaas
schuldig blijven. Uiterlijk is althans geen
verschil te zien. mogelijk dat de smaak da
herkomst verraadt. Ook onze anatomische
kennis van bot gaat niet zoover, dat wij ver
schilpunten zouden kunnen aanwijzen.
Misschien dat poes. die de graten pleegt
te verorberen, er meer van weet
ONGEKENDE VOLHARDING EN
DOORZETTING.
Af en toe hebben we hier iets gepubliceerd
uit de geschiedenis van enkele oudere pol
ders uit dit gewest. Nu zou men wellicht ge
neigd zijn te denken, dat in latere jaren het
maken van nieuw land een vlotter verloop
bad dan voorheen. Immers, de ervaring was
grooter, de techniek was verder. De wijze,
waarop men de Wieringermeer onder han
den heeft genomen en waarop thans zonder
bezwaren de uitgestrekte N.O.-polder wordt
drooggelegd, kan dit vermoeden slechts be
vestigen.
En toch, wanneer we bijvoorbeeld de
Waard- en Groetpolder nemen, die toch stel
lig onder de nieuwere mag worden gerekend
over enkele jaren zal hij zijn eerste eeuw
feest kunnen vieren dan is zijn prille
jeugd een aaneenschakeling van schier ho
pelooze moeilijkheden en van ongekende te
genslagen. Zoodanig, dat men ook hier niet
anders dan een diep respect kan hebben
voor onze voorouders, die zich, gelijk reeds
eeuwen geleden liet geval was bij de bedij
king van andere gebieden, door niets uit het
veld lieten slaan om het eenmaal gestelde
doel te bereiken. Deze vasthoudendheid, die
steeds aan den dag werd gelegd in den strijd
tegen het natte element, moet een der ken
merkende eigenschappen van ons volk zijn
geweest. Ze zetten door, wat ook geschiedde
en wat hun ook in den weg werd gelegd. En
wanneer men de kolossale projecten in
oogenschouw neemt, die op dit tijdstip in
uitvoering zijn, wanneer men rijdt langs de
afsluitdijk of door de Wieringermeer, wan
neer men een bezoek brengt aan den N.O.
Polder, dan wordt het duidelijk, dat het
thans levende geslacht in geen enkel opzicht
de mindere is van zijn voorzaat.
Volharding, doorzetting en vastbera
denheid zijn nog steeds daar. En
wanneer onze voorouders een blik
konden slaan in het heden, dan zou
den zij zeker met evenveel trots en
ingenomenheid kennis nemen van
het verbluffend resultaat, waartoe
hun pionierswerk heeft gevoerd en
van de daden, waartoe hun nakome
lingen in staat zijn als wij gevoe
len, wanneer we ons verheugen over
de kranige prestaties door ons voor
geslacht verricht.
Op 30 November 1843 werd te Amsterdam
voor den notaris Bruno Tideinan een acte
verleden, waarbij werd opgericht de Maat
schappij tot Inpoldering en Bebouwing der
Waard- en Groetgronden in Noord-Holland.
Voordat het echter zoover kwam, hadden
de ondernemers reeds gelegenheid te erva
ren, dat er nog andere vijanden waren dan
alleen de zee, die ze wilden bedwingen.
In een werkje van de hand van A. R. Sloos.
destijds notaris te Winkel, uitgegeven in
1858 bij J. Loendertz te Amsterdam en ge'-
teld „De Geschiedenis der Inpoldering en
„Bebouwing van Waard en Groet in Noord-
Holland", lezen we hieromtrent het volgende:
In een land als het onze, waar de polder
besturen bijna als oppermachtige heerschers
den schepter zwaaien, doch vooral in Noord-
Holland, waar die corporatiën een niet zel
den alle grenzen te buiten gaande macht uit
oefenen, moest liet inpolderen der Waard
en Groetgronden zeer natuurlijk aan een
iegio van zwarigheden onderworpen zijn.
West-Friesland, Geestmerambacht, de Scha-
ger en Niedorper Kogge, de Wieringerwaard
allen hadden, de een meerder, de ander min
der belang bij de voorgenomen indijking, en
bijna allen trachtten door het bedingen van
niet zelden ongerijmde voordeelen voor hun
corporatiën óf de onderneming te doen mis
lukken, óf wei hun eigen belangen ten koste
van het algemeen welzijn te-bevorderen.
We zouden echter onrechtvaardig en on
dankbaar zijn, als wij in deze geen uitzonde
ring maakten met het bestuur van West-
Friesland en de Niedorper Kogge; beide heb
ben in latere dagen der indijking van Waard
en Groet de meest mogelijke diensten bewe
zen.
De moeilijkheden werden evenwel over
wonnen en ten slotte werd de reeds genoemde
maatschappij opgericht. Ze telde 30 leden,
terwijl voor ieder aandeel f5000.— werd ge
stort, Bij ontbinding der maatschappij zou
men daarvoor 20 bunders land in den polder,"
bezwaard met de daarop rustende polder-
lasten, in ruil ontvangen.
Zoo kon dus worden overgegaan tot de be
dijking, van de landen, die op oude kaarten
reeds voorkomen als de „Waard- en Groet
gronden" en die, zonder het bestaan van een
zand- en schulpbank, gelegen in de nabij
heid van den lateren zeedijk en die het af-
loopen van het water belette, bij gewoon
laag water meestal zouden hebben droog ge
legen.
Daarmee werd echter ook begonnen met
een lijdensweg, welke bijkans zonder weerga
mag worden geacht.
Interessant is het terloops even te vermel
den, dat de benoodigde uitgestrektheid zee
eerst van het domein moest worden gekocht
voor f 17.500.—.
Niet ten onrechte zegt Sloos hierover met
eenig sarcasme, dat hiermee een duidelijk
bewijs werd gegeven, hoezeer men destijds in
Nederland oj dernemingen ten algemeenen
nutte beschermde en begunstigde.
De eerste tegenslag bij het werk werd on
dervonden op 2 Mei 1844, toen de aannemers
van het werk, Schouten en Co., die het had
den ondernomen voor een bedrag van
f 663.000.verklaarden niet bij machte te
zijn het voort te zetten bij gebrek aan ge
noegzame gelden.
De firma scheen het slachtoffer te zijn ge
worden van machinaties, welke door een ge
heimzinnige sluier werden omhuld.
Het afwerken van een zeer gewijzigd plan
werd daarop gegund aan een firma Lange-
veld en Co., voor de somma van f470.000.
terwijl aan den molenmaker J. Spaans te
Barsingerhort! bij openbare aanbesteding
werd uitbesteed de bouw van twee kapitale
watermolens, samen voor de som van
f 47.600.—.
Het nieuwe project intusschen behelsde
dijken, die 2 el 70 duim hoog en op de kruin
1 el breed dienden te zijn, afmetigen, die
naar spoedig zou blijken geheel onvol
doende waren.
Voor de eerste maal kwam dit tot uitdruk
king op 19 Augustus 1844, toen bij een zware
storm het zeewater „1.50 el hoven volzee werd
opgejaagd." De dijken werden op enkele
plaatsen afgeslagen en overstroomd.
Het werk ging echler door, de binnenwer
ken van den polder werden xpltooid, even
als het polderhuis, de hoofd-, kavel- en schei-
dingsslooten, waarbij de kosten van de sluis
alleen f137.500.bedroegen.
Intusschen zag men in, dat de dijken te
zwak waren. Er werd een plan ontworpen ter
versterking, dat echtti f 292.000.— bleek te
moeten kosten. Daarvoor was geen geld en
men nam daarom genoegen met een gedeel
telijke erzwaring, die slechts f29.500.vor
derde.
Het was de zware storm van 11 oj 12 De
cember 1845, welke de onjuistheid van deze
handelwijze in het licht stelde.
Aan de dijken werd een enorme schade
aangericht. Men kon aannemen, dat onge
veer 5 k 7 kubieke ellen per strekkende el
werd weggeslagen, terwijl de geheele nood-
bekramming verloren ging.
Wel kon door krachtdadig ingrijpen
de polder worden gered, maar het
gebeurde beteekende nieuwe zorgen,
nieuwe behoefte aan geld.
Dit laatste werd welisjvaar gevon
den, maar toen eindelijk de polder
klaar was, bleek buiten het aandee
lenkapitaal ad f 250.000.— een totale
huid te bestaan ad f 1.480.000.in
plaats van de f 600.000.welke men
gedacht had noodig te zullen hebben.
De polder was er. Maar hij was duur ge
kocht!
Uit een in 1849 opgestelde memorie blijkt,
dat de jaarlijksche lasten en kosten per bun
der moesten worden gecalculeerd op f 61.80,
waarbij tot vergelijking werd vermeld, dat
de beste landen in den vruchtbaren polder de
Beemster dooreen genomen op den duur geen
huurprijs van f50.per bunder konden op
brengen.
Evenwel, degenen, die mochten denken,
dat de polder geen verdere onheilen meer
mocht verwachten en de bewoners in de ge
legenheid waren zich door noesten arbeid uit
de moeilijkheden te werken, vergistten zich.
Want nog moest komen het beruchte jaar
1855.
Zij, die willen kennis nemen van een uit
voerige beschrijving van de wijze, waarop
op 1 en 2 Januari 1855 tegen het noodweer is
gevochten, raden we de lezing van 't boven
vermelde boekje aan.
Het water liep om 5 uur des avonds op tot
1 el boven A.P. en bleef stijgen tot 8V2 uur,
waarop het een hoogte van 2 el en 3 duim
boven A.P. had bereikt.
Het bleef eenigen tijd op dit punt staan
en daalde toen. De storm nam echter in he
vigheid toe. Door dit dalen werd de aange
richte schade overzichtelijker en met man
en macht werd gepoogd te herstellen wat mo
gelijk was.
Om half 2 in den morgen van 2 Januari
begon het water weer te wassen, terwijl de
storm met onverminderde kracht bleef woe
den. Om 8 uur noteerde men 2 el en 16
duim boven A.P.
Een doorbraak scheen onafwendbaar.
Lftt den polder en uit de omgeving werden
alle krachten gerequireerd, er had een ver
woede strijd plaats van menschelijk pogen te
gen de woedende elementen.
En ziet het werk werd met vrucht be
loond. Om 11 uur des morgens van den 3en
Januari had men zekerheid, dat een door
braak was vermeden.
Maar de aan den dijk ten koste gelegde
bedragen beliepen voor tiet jaar 1855 de som
ma van f 143.292.1