zijn bomen
van trouw
Nieuw Raadsel
ïlt&U ianyetvi en tnetijei!
Oplossing raadsel vorige week
Van een grappig hondje
De avonturen van een
haantje en een hennetje
RECHT DOOR ZEE
Je naam öp appel of peer
Als er een ooievaarspaar op het nest In
het park zou zitten, had 11: beloofd jullie dat
te schrijven. Maar ze komen nog niet of
weer niet. Het staat daar al een paar jaar
midden in het v. Reenenpark, die lange staak
met dat hoepelnest te wachten op het eerste
ooievaarspaar, maar dat laat stil op zich
wachten. Een Duitsche soldaat, die er kort
geleden naar stond te kijken, schudde zijn
hoofd en zei: „Het nest is te hoog, met
etorm schudt het teveel, dat durven ze niet."
Ik heb er geen verstand van, maar onmo
gelijk is het niet. In ieder geval, het blijft
leeg. Soms zitten een paar kraaien daar in
de hoogte een ruzie te maken alsof het nest
daar voor hen geplaatst is en soms zit er
een reiger bovenop. Heb je wel eens gezien
hoe prachtig, statig die reigers vliegen.
Helemaal niet de drukte van de spreeuwen
of mussen of van dat andere kleine goed,
dat denkt dat de wereld alleen voor hen is.
Je moet er eens op letten als je buiten
bent, daar zie je wel eens een enkele keer
een reiger.
Kom, laat ik jullie nu vertellen, wie het
boek gewonnen heeft. Hier staat de gelukkige:
NELLIE ROODENBURG,
„De Tandem", Callantsoog.
Corrie van Bale. Zo, dus jij vond 't raad
sel niet moeilijk, maar dat is misschen van
daag wel weer anders. Ja, je moet beslist,
als 't mooi weer is, eens naar de Donkere
Duinen gaan, daar is alles nu even mooi,
dat heb ik van de week met eigen ogen
gezien.
Wim Nieuwenhuizen. Wat een feest zeg,
2 vrije dagen en dan een „grijsblauwtje" om
mee te spelen. Jt, Wim, je moet natuurlijk
goed konynenvoer zoeken, want dan wordt
het tenminste flink vet, en dat is zeker wel
je bedoeling, ook al wil je daar nu nog niet
over denken.
Jan Koomen. Ik neem 't je helemaal
niet kwalijk hoor, Jan, dat je geen lange
brief kon schrijven, want ik begrijp best, dat
jij hard zit „te blokken" nu 't tegen over
gang is. Doe maar goed ;'e best.
Hannie Elout, Castrlcum. Heerlijk zeg,
zo'n tuintje met groenten! Zorg er maar
goed voor, dan haal je een flinke oogst bin
nen.
Jan Wever. Ja, Jan, 't kan natuurlijk
ook wel een vergissing van mij zijn, hoor,
dat je verleden week helemaal niet in de
krant stond, maar misschien kun je 't raad
sel nog eens insturen, want ik kan 't me nu
niet meer herinneren.
Broer en Zus de Visser, Woudsend.
't Zal zeker wel stil zijn nu je ouders weg
zijn, maar jij gaat nu aan. een „rustige" sport
beginnen Broer, want voor de hengelsport
moet je geduld hebben. Nou Zusje, aan jou
kan ik niets schrijven, want jij hebt niets
geschreven, maar dat komt nog wel hè?
Bep Roos. Nee dat zal niet gaan,
Bep, dat dode vissen zwemmen. Wat is dat
een leuk versje. Maar heb je dat zelf ge
maakt? Nee, zeker, hè? Luister dan eens
goed. Wanneer je versjes overschrijft, dan
moet je er by zetten door wie zij zijn ge
maakt! Dat heb ik je al eens eerder verteld.
Loek en Leon v. d. Wal, Den Haag.
Ja, de vacantie is nu gauw op komst, jon
gens. Jullie weet tenminste al wat je gaat
doen in de vacantie. Ik kan me voorstellen
zeg, hoe hard jij geloopen zal hebben, toen
da1- vliegtuig er was. Een vliegtuig kan wel
eens mooi zijn, maar als het bommen komt
gooien, dan is er niets aan, dan kan het wel
wegblijven.
Sjaantje van Wingaarden, Br. op Lange-
djjk. Ik vind 't altijd goed hoor, als er
wéér een vriendinnetje bij komt. Laten we
hopen, dat je vriendschap lang zal duren. Ja,
fijn wonen we daar in Bergen, wij vinden 't
allemaal reuze,
Martien Talen», Wognum. Ik ben wel bij
„Radboud" geweest, maar ncoit in 't kasteel
zelf. Ik vermoed, dat 't er wel interessant zal
zijn. Hoe vond je Enkhuizen? Dat jij t bord
tekenen fijn vindt dat kan ik wel zien aan
je bijgesloten tekening, Martin.
Frits Sandkuyl. Ik kan wel merken,
dat jij veel van „buiten" houdt. Je bent naar
de Donkere Duinen geweest en heb toen zo
van de vijver met z'n visjes genoten. Er is ook
niet mooier dan de natuur.
Magda Feinderman. In de keuken van
Zo'n inrichting is 't altijd een drukte, maar
dat kan ook niet anders, want daar wordt
voor veel mensen gezorgd. Er zijn meer
raadselvriendinnetjes, die 't raadsel van deze
week erg gemakkelijk vonden.
Corrie Bekelbrece. Dat jij naar de „Don
kere Duinen" gaat is fijn, Corrie. Daa,r
wordt je gezond van. De buitenlucht is medi
cijn, maar... die uuinviooltjes die mag pc
niet uit de duinen meenemen, hoor, die bly-
ven in een bak lang niet zo mooi, daar heb
ben we de gewone viooltjes weer voor.
Atl Pronk. Fijn is dat zwemmen leren,
vind je niet, Atl, en dat in een zwembad,
dan kun je naar hartelust spartelen. Wat zal
dat een aardig gezicht zin, als jy aan de
hengel hangt. Wanneer je dan een licht
oranje badpak aan doet, dan lijk je wel een
goudvis.
Hillle v. d. Put. Eo, dus nu zijn jij en
je vriendinnetje samen aan 't raadsels op os
sen, Hi'.lle. Ja, we zouden allemaal wel
weer graag in Den Helder willen wandelen,
op de dijk of op 't havenhoofd. En dat kom
wel weer.
Jan Zegers. Alweer een nieuw vriendje.
Nu, doe maar mee, Jan. 't Is wel leuk, hè,
zo met z'n negenen thuis te zijn, dan héb je
nooit kans, dat je je verveelt.
Laura Her.drikse. Een boek en een taart
winnen, dat willen alle kinderen graag en nu
zal ik eens kijken of ;ij een beetje geduld
hebt, want niet iedereen wint direct iets.
Wrrie Huisman, Koegras. Maar Marie-
tje, hoe kun je riu aan me schrijven, dat je
vergeten bent een lange brief te sturen? Uit
het feit dat je het schrijft blijkt toch dat je
't niet vergeten was. Wat is nu de oorzaak,
't niet vergeten was. Wat is nu de oorzaak?
Had je geen tijd of geen zin? Ik zal eens kij
ken wat je de volgende week doet!
Schippertje. Ja hoor, jou ga ik bij je
schuilnaam noemen en wat heb je dat aardig
bedacht zeg! Je schreef, dat je nu kon
schrijven zonder dat meester achter je stond
en tegen je zei: „Mooier hoor" of „overdoen".
Daar heb je wel gelijk in, maar nu moet je
meester over je zelf worden en zeggen wan
neer je gaat schrijven, ik wil 't netjes doen
en dan gaat 't vanzelf, want een schipper
moet ook netjes kunnen schrijven.
Wie niet waagt, die niet wint.
Goede oplossingen ontvangen van»
Bep R.; Broer en Zus de V.; Jan W.; Jan
K.; Wim N.; Corrie v. B.; Dieuwi S.; Lientje
de J.; Corrie B.; Ati P.; Lientje W.; Henkie
en Jantje S.; Fennechien M.; Jo K.; Martha
B.; Martin v. V.; opie M.; Rie J.; Klaas B.;
Kees de B.; Teunis de B., Lucie W.; Freek
B. Fresia; Coen en Frits C.; Hanny E.;
Maarten en Ko v. V.; Neeltje C.; Sina W.;
Piet S.; Marie M.; Laura H.; Jan Z.; Hillie
v. d. P.; Magda R.; Sjaantje v. W.; Loek en
Leon v. d. W.; Klaasje Z.; Jettie B.; Jan v.
B.; Betsie B.; Nina B.; Janny D.; Annie v.
B.; Cor v. B.; Susanna de B.; Jaap M.;
Doornroosje; Gerrit de B.; Mientje en Agnes
de H.; Trijntje v. S.; Dieuwi D.; Nellie K.;
Rein K.; Tiny v. B.; Rika W.; Andries W.;
Joop G.; Klaas G.Marie H.Kinderen B.;
Gilles H. Joop v. H.; Cor B.; Annie K.; Piet
de L.; Betsie G.; F. Z.; Betsie S.; Tiny C.;
de L.; Betsie G.; T. Z.; Betsie S.; Tiny C.;
Jopie en Henkie Ab en Jaap P.; Trijntje
K.; Nelly R,; Piet B.
Verborgen vruchten.
1. Ik liep eergisteren door het bos; plotseling
zag ik een eekhoorntje over het pad springen.
2. Jan heeft zeker slaap; hij heeft tenminste
lang niet zoveel praatjes als anders.
3. De paarden stonden te trappelen van
ongeduld; ze snakten er blijkbaar naar, hun
krachten met elkaar te meten.
4. Het lijkt me het beste, wanneer je zelf
even naar het politiebureau gaat.
5. Bep, ruim jij eerst even de tafel af, dan
gaan we sjoelen.
Sultan is toch zo'n goed, braaf honden
beest. Ik wed dat jullie hem allemaal graag
zouden willen hebben. Dan zou je net zo
leuk met hem kunnen gaan rijden als wij
verleden week. Ik zal jullie eens van onze
tocht vertellen, want het was zo leuk!
Wij hebben een leuk karretje en prach
tig tuig dat voor Sultan gemaakt is. Zodra
hij 't zag en toen Miek en ik zeiden: „Kijk
eens Sultan, dat is voor 't hondje!" begon
hij over z'n hele gezicht te lachen. We
tuigden hem sierlijk op en dat liet hij alle
maal toe, maar toe* we hem voor de kar
wilden spannen, verzette hij zich hevig.
Miek hielp duwen en ik riep: „Trekken
Sultan, trek!", waarmee we bedoelden dat
hij een beetje achteruit zou gaan, maar
Sultan deed net of hy niets hoorde en
stond te kyken of hij met open ogen inge
slapen was. Eindelijk zag ik kans, na vre
selijk zwoegen, het tuig aan de ene kant
van de kar vast te maken.
Miek juichte al in het vooruitzicht dat
het nu zou lukken. Ze ging vast op het
bankje van het karretje zitten en trok
haar jurk netjes over haar dikke beentjes.
Ziezo, daar zat ze!
„Lonnie", riep ze tegen mij, „ben je
klaar?" Maar wat gebeurde er? In onze
ijver hadden we niet gezien dat Kees, de
hond van den groenteboer en de aartsvij
and van Sultan, om een hoekje had staan
gluren. Nauwelijks kreeg Sultan hem in de
gaten, of hij nam een grote sprong en vloog
in razende galop naar Kees toe. Miek lag
te spartelen in het gras en haar ogen ston
den vol tranen, toen ze weer overeind ge
krabbeld was.
Maar toen ze zag dat ik stond te brullen
van het lachen om het gekke schouwspel:
de hollende Sultan met het karretje ach
ter zich aan, vergat ze haar tranen en
lachte hard mee. Wat hebben we een ple
zier gehad!
Een haantje en een hennetje waren uit een
kippenhok ontsnapt. En liepen nu heel gezel
lig naast elkaar en bespraken de dingen, die
er zo dagelijks voorvallen. Zy kwamen bij een
mooie grote boerderij, waar ze even bleven
uitrusten, maar daar kwam een zwarte kat
aangeslopen om het hennetje te verschalken.
Maar het haantje gaf de kat er zo van langs
met zijn sporen, dat ze er gauw vandoor ging.
Het haantje sprong nu op een varkenshok
en kraaide het uit, dat hij de kat overwon
nen had. Knor, knor, hoorde hij ineens bene
den zich. Hij schrok zich een ongeluk en
sprong vlug naar beneden. Hot hennetje
had een pret, dat begrijp je. Samen stapten
ze verder en kwamen in een groot bos.
„Daar moeten we doorheen", sprak het
haantje. Het hennetje vond alles goed en
ging haar gemaal achterna. Midden in het
bos kwamen ze een vos tegen. Hij grijnsde,
likte z'n baard af en dacht: „Ha, dat is een
kolfje naar mijn poot. Zo iets wil ik wel."
Het haantje had wel begrepen wat de vos wou
en samen met het hennetje fladderden ze in
een boom. „Och kom toch naar beneden,"
smeekte de vos, die het lekkere hapje z'n
neus voorbij zag gaan. „Goed", zei het
haantje. En samen met het hennetje vlogen
ze op de rug van van de vos en pikten om
het hardst op z'n kop. „Hou op, hou op!"
gilde de vos en draaide in alle bochten om
van z'n kwelgeesten verlost te worden. Maar
de twee lieten hem niet voordat hy om ge
nade gesmeekt had. De vos rqpde naar zijn
hol en de haan en de hen gingen verder.
Toen kwamen ze bij een andere boerdery.
De boer en de boerin zagen de twee. „Die
kunnen we best gebruiken," dachten ze en
zetten het kippenhok open, strooiden er voer
in en wachtten af. Het haantje en het hen
netje «hadden honger gekregen. Kijk daar,
wat l«kker voer en ze stapten de ren in. Vlug
klapte de boer het deurtje dicht en het
haantje en het hennetje zaten gevangen.
Ze kregen elke dag veel voer en werden
dik en sterk. Op een dag heerste er grote
vreugde in de ren. Het hennetje had haar
eerste eitje gelegd! Na een paar weken
kwam een mooi goudgeel kuikenje uit het ei.
Wat waren het haantje en het hennetje trots.
Achter in de ren had het haantje een gat
gemaakt en met hun drieën gingen ze er van
dóór. Ze moesten langs een diepe sloot.
Plotseling gleed het kuikentje uit en kwam
in het water terecht. Het hennetje sprong
hem meteen na, maar kan toen zelf niet
meer uit het water komen en ze zouden
jammerlijk moeten verdrinken als de haan
hen niet een tak toegestoken had, zodat ze
de tak konden grijpen. Vlug kwam de boer
nu aanlopen, redde het tweetal en bracht
ze terug naar de ren en maakte het gat dicht.
Toen was het uit met hun avonturen, want
de boer bewaakte ze zorgvuldig. Het hennetje
legde elke dag een ei, zodat ze de boer kon
terugbetalen voor wat hij voor hen gedaan
had.
B. Dirkzen.
Drie kleine woorden, een korte zin,
Die houden zo iets groots toch in!
Het kan welhaast piets groters geven,
Op „Recht door Zee", steunt heel je leven
Reeds van je allervroegste jeugd,
't Is 't fundament van levensvreugd.
„Recht door Zee!" Als je dat bent,
Als je de waarheid altyd kent,
Dan zal op al je levenswegen,
Op somb're zelfs, nog zonlicht wezen!
Daarom: vergeet toch nooit de waarheid,
Zy is de bron van alle klaarheid.
„Recht door Zee!" En wordt niet klein
Door spot en hoon en eenzaam zijn!
Dat deert je niet, dat kun je dragen.
Tot leugen zal 't je niet verlagen!
Waarheid' alleen in al je streven,
Brengt blijde vrede in je leven!
Niet alleen van trouw getuigen de slan
ke berken, zy zijn ook verschijningen van
fijnheid en kracht. Geboren wordt de berk
uit een uiterst teer zaadje, dat veel over
eenkomst vertoont met een klein vliegje.
Het heeft namelijk twee doorschijnende
vleugeltjes, waarmee het op de aarde ne
derdaalt en na een paar weken komt uit 't
zaadje een kleine wit worteltje te voor
schijn. Een ragfijn stengeltje volgt, al
gauw laten zich een paar groene kiem-
blaadjes zien en dan twee of drie kleine
blaadjes, die al aardig op berkenblaadjes
lijken. Hun steeltjes zijn beschermd door
een huidje van witte haartjes.
Klein berkje groeit snel. Na een paar
maanden is het al wel een voet hoog en
als nu maar geen op bladgroen belust dier
hem opeet, dan kan uit het tere berken
kind een sterke boom groeien, die zich tot
een van de hardste bomen kan ontwikke
len, vooral door zijn groot weerstandsver
mogen tegen vorst.. Maar hoe sterk hij
ook wordt, grof wordt hij .nooit. De berk
met z'n lichtende schors blijft fijn en waar
dig. Hij is ridder van het bos!
H,et liefst groeit de berk op lichte, voch
tige grond. Klei of krijtbodem is te zwaar
voor zijn fijne geaardheid! Maar bang voor
het koude Noorden hoeft hij niet te zijn.
Hij is sterk en hij waagt zich zelfs tot in
Lapland!
Een berk is net een zuil, naar boven toe
spits toelopend. Van zijn takken hangen
dunne twijgen neer en de vertakkingen
van die twijgen lijken wel draden! Het
berkenhout is niet zo heel veel waard.
Hoewel het toch zeer hard is, wordt het al
leen maar gebruikt voor kleinere voorwer
pen. Maar berkenblokken branden best!
Voor open vuren is berkenhout zeer ge
wild. En een kano van berkenhout kan ik
je aanbevelen! Licht, sterk en betrouw
baar! Hoe zou dat ook anders kunnen bij
het hout van de boom van trouw! Van die
trouw zal ik dadelijk een mooie legende
vertellen, maar eerst nog even iets over de
berkenschors. Prachtig is die schors door
zijn zilveren glans, die nog verdiept wordt
door de donkere strepen ontstaan door het
indringen van lucht onder de schors.
Op berkenbast werd eertijds geschreven.
700 jaar v. Chr. stelden geschiedschrijvers
gebeurtenissen te boek op berkenschors.
De tweede Romeinsche koning Numa Pom-
pilius liet ze verzamelen. Later zijn zy ech
ter weer verloren gegaan. En nu de mooie
legende van berken-trouw!
Veel honderden jaren geleden, leefde
hoog in het Noorden een koning. Een goe
de koning, die één was met zyn volk. En
rijk was voor dat volk. Die koning had een
dochter. Zij heette Berkanda en ze was
achttien jaar.
In het rijk hoog in het Noorden woonde
ook een prins. Die prins was wat ouder
dan Berkanda. Hij heette Berkund en hij
had Berkanda lief. En Berkanda hield van
den jongen en moedigen Berkund en
daarom zouden ze trouwen gaan.
De oude, nobele koning hield van hen
beiden en hy was blij dat Berkund geko
men was. Want hij werd al oud en hij wil
de liever dat een jonge man zijn volk zou
regeren en het volk zag Berkund zeer
graag. Zo zouden Berkanda en Berkund
dan trouwen en in het land was feest op
feest.
Toen kwam op eens een venijnige tove
naar, die geen mens geluk gunde, al die
vreugde verstoren. Want hij zei tegen den
ouden koning: „Ik wil niet dat Berkanda
en Berkund samen trouwen en wagen zij
het toch tegen mijn wil! Dan...." Hij
lachte schrikaanjagend, maar de koning
zei eenvoudig: „Berkanda en Berkund
trouwen toch. Want hun rijke liefde k
sterker dan Uw armzalige haat!"
Toen schaterlachte de tovenaar en ver
langde dat Berkanda zélf hem zou zeggen,
dat zij hem zou durven weerstaan.
Berkanda kwam en de tovenaar dreigde.
Maar Berkanda zei met haar lieve stem
alleen maar: „Ik trouw".
Hoonlachend verdween de tovenaar in
de nacht, maar toen de zon weer opging,
vierden Berkanda en Berkund hun huwe
lijksfeest.
„Kom, Berkanda, ga mee naar gindse
heuvel, daar kunnen wij ons hele rijk
overzien." Zij gingen en zij zagen bene
den zich het juichende volk en zy zagen
niet..,, den tovenaar, die geniepig kwam
nader geslopen. Al nader en nader, tot hij
vlak achter hen stond. De tovenaar be
roerde hen met zijn staf en mompelde
boosaardig: „Mensen zullen jullie niet meer
zijn. Bomen, bomen, gebonden aan de aar
de, dat zullen jullie van nu aan zijn!" En
weer klonk de honende tovenaarslach.
Berkanda en Berkund wérden bomen.
Hun voeten werden wortels, die zich groe
ven in de grond. Hun lichamen werden
stammen, hun armen takken en hun hoof
den een berkenkruin. De tovenaar lachte
zijn haat-lach over de heuvel en de wind
bracht die lach in het dal. Ook de oude ko
ning hoorde hem en met zijn volk ijlde hy
naar de heuvel, waar de koningskinderen
zo even nog hadden gestaan, maar waar nu
twee slanke, zilveren berken stonden, met
wuivende bladertooi.
„M'n arme kinderen", snikte de koning
en de berken bogen hun takken en streel
den troostend het grijze vaderhoofd. De
tovenaar zag het aan en vroeg met spot-
gloeiende ogen: „Berkanda en Berkund,
willen jullie mensen weer zijn? Beloof dan
dat je elkander nooit meer zult zien of
spreken. Berkanda wat is je antwoord
hierop?"
Berkanda's bladerkroon neeg zich naar
die van Berkund. In de takken ruiste een
vraag. „Berkund, wil je berk zijn met mij
of een mens zonder mij?" Berkund's bla
derkroon ruiste: „Met Berkanda ben ik
berk of mens. Al was het voor duizend
jaren."
Toen viel de tovenaar dood. En Berkan
da en Berkund bléven berken, eeuwen en
eeuwen lang. Nu groeien er overal berken
en overal vinden wij trouw. Omdat liefde
toch sterker dan haat is en geen offer ooit
vergeefs.
Als de appels en peren rijp worden, kun
je er een uitkiezen en maken dat een an
der er niet aan komt, door er je naam op
te laten schijnen door de zon. Hoe kan dat?
Heel gemakkelijk. Uit dunne was snijd je
de voorletters van je naam en plakt die op
de vrucht, maar altijd naar de kant, die
door de zon beschenen wordt. Wat buiten
de wasschijfjes is. krijgt door het zonlicht
kleur, maar wat er onder zit, verbleekt.
Wordt de appe! of peer nu geplukt, dan doe
je de wasletters er af en staat je naam op
de vrucht geschreven. Inplaats van waslet
ters kun je ook gegomde witte randen van
postzegels nemen, maar die kunnen er wel
eens af regenen.