De motordrijver van de „Dorus" 35 jaar getrouwd Kleine tragedie Donderdag 3 Juli 1941 Tweede Blad MadinieiuuLó 35 jaar in het huwelijksbootje en 20 jaar in de reddingboot Eelman vertelt Lup uien Geanimeerde verkooping in „Musis" Goede prijzen Verricht U zware arbeid? Bedrijfscom petitie Slaapplaats voor sfadgenooten Tegen den sluikhandel! Goed nieuws voor de voetballiefhebbers I uit lUk Uit dc natuur noiuuUaaa\de£Ain g, Coen Bot, de schipper van de ,,Dorus Rijkers" is een heer en zijn motordrijver, Eelman, doet niet voor hem onder. Als je Eelman in politiek ziet, in zijn blauw kam- garen pak, „beboord en gedast", met een paar glimmende zwarte schoenen, dan her ken je in hem niet den zeeman, of het zou het gebruinde gezicht moeten zijn, dat door den wind "getaand" werd, dat herinnert aan het zilte nat. En dan natuurlijk de pet van de reddingmaatschappij, met het eere embleem van de N. en Z. Hollandsche. Eelman is Zaterdag 35 jaar getrouwd en dat was voor ons aanleiding eens een praatje met hem te maken. 35 jaar is nu wel niet zoo'n bizonder jubileum, maar Eelman is daarbij gelijktijdig ongeveer twintig jaar „gehuwd" met de „Dorus Rijkers". Hij heeft den doop van de red dingboot meegemaakt en hg heeft geen enkele reis op het schip gemist en dat twintig jarig huwelijk met de „Dorus" heeft hem heel wat meer stormen bezorgd, bezorgd, dan de 35 met zjjn wettige echt- genoote. Eelman bracht een groot deel van zijn leven door in het hart van de reddingboot. Daar waar de motor zijn driftig lied zingt en den as aandrijft om zijn kamp tegen de golven te strijden, déér is de plaats van Eelman. „Hebt u het er nooit benauwd gehad?", vragen we, en daarmee bedoelen we dan of Eelman nooit de angst om het hart is ge slagen, als de „Dorus" ergens op de Noord zee of in de gronden, in dien heksenketel rondtolde. „Ja", zegt de motordrijver, die het woord benauwd in de beteekenis van angst niet schijnt te kennen, „de motor gast nogal en daardoor kon het wel eens benauwd zijn. Maar de boot is nu voorzien van een tweeden luchtkoker en nou heb je daar geen last meer van. De reddingmaatschappij zorgt goed voor haar spullen. Ik zeg wel eens, waar je 's nachts over droomt, dat heb je daar. 't Is prima, prima in orde. De zwaarste reis. „Wat was uw zwaarste tocht met de „Dorus" „M'n zwaarste tocht, dat was m'n eerste reddingtocht, nu 20 jaar geleden." „Schipper Bot was met vacantie.'t Was hartje zomer, midden Augustus. Wie ver wachtte nu een schipbreuk? Maar daar steekt me plotseling een zomerstorm op van je welste. In de Eijerlandsche gron den strandt de „Coefia", een Italiaansch schip van 8.000 ton. Het schip was leeg en een speelbal van het weer geworden. 42 man zat aan boord en wij moesten er op af. Ik nam de plaats van den schip per in en we mochten het geluk smaken al de 42 menschen er af te halen." „Wat het navigeeren niet moeilijk, terwijl u gewend was in de machinekamer te staan?" „Nee, dat ging wel. Ik ben vanaf m'n jon gensjaren af op zee geweest en toen ik nau welijks twintig was, was ik schipper. Ik ken de gronden en het water dus op m'n duimpje. Gevaren zie je niet meer als je lang op zee bent. Je moet en dus ga je. Je praat er niet verder over!" „Hebt u meer moeilijke tochten gehad „Ja," zegt Eelman, „maar ik heb er geen boek van gehouden en dus herinner ik me dat niet allemaal meer. Maar de tocht naar de „Songa", het schip dat voor IJmuiden in tweeën brak, dat was een zware tocht. We wisten niet of de menschen op het voor- of achterschip zaten en zijn toen tusschen de twee helften „doorgekropen"> Dat dat geen aardigheidje was begrijpt U. We hebben toen 27 man van het schip afgehaald." „Weet u ook het aantal menschen, dat u mee hebt helpen redden?" „Nee, dat weet ik bij geen benadering. Dat zal bij de N. en Z.-Holl. wel bekend zijn." Een staaltje van zijn plicht. Eelman gaat niet prat op zijn redderswerk. Hij vindt het niet meer dan een staaltje van zijn plicht, zooals een ander zijn pen hanteert of zijn schop in den grond steekt of een voorhamer zwaait, zoo stapt hij in de ma chinekamer van de „Dorus Rijkers", als er „een visscherijtje" te doen is, zooals hij het reddingswerk heel karakteristiek noemt. Over de „Dorus Rijkers" is de motor drijver enthousiast, ,,'t Is een uitstekend schip, uitstekend. Hij heeft ons nog nooit in den steek gelaten. De motor weiger de nimmer dienst," zoo zingt hij den lof van de reddingboot. Lupinen bloeien in de perken, Met kleuren lieflijk zacht. In roze, wit en blauwe Schitt'rende kleurenpracht. Stil staan ze daar te pralen, Te pronken op den grond. Met haar ontelb're bloesems Te stralen ver in 't rond. O schitt'rend frissche kleuren 't Vervroolijkt ons 't gemoed En schenkt ons door uw bloeien Een blijden lente groet Heemstede. K. Wouters. „En hoe vindt uw vrouw dat baantje van haar man?" „O, die komt zelf uit een visschersfamilie. Ze is er dus aan gewend. De eenige, die het minder prettig vindt, dat ik wegga, is m'n dochter van 27. Maar dat brengt haar gestel waarschijnlijk mee." „En ia uw vrouw nog gezond?" „Nou, best. We zitten in een bollenschuur in Breezand en ze is al eenige keeren van Breezand naar Den Helder geloopen. Ja, die kan de Vierdaagsche nog wel meetippelen. Toch hebben we zeven kinderen. Drie jongens en vier dochters. Drie van m'n kinderen zijn getrouwd. Vier zijn er nog thuis." „Zijn uw jongens ook niet naar zee?" „Nee, hoor, alle drie landratten." „En viert u uw bruiloft thuis?" „Nee, m'n vrouw zal Zaterdag wel in de stad zijn, maar we blijven verder in Breezand, in onze bollenschuur aan de Burg. Lovink- straat 64." Ongetwijfeld zullen er velen zijn, die Eel man en zijn echtgenoote dien dag hun geluk- wenschen komen aanbieden, zoodat deze dag voor den zeeridder in de bollenschuur niet ongemerkt voorbij zal gaan. prismakijker, die .oor 52 gulden van de hand ging. Het eigenaardige is, dat men op een verkooping soms meer betaalt voor gebruikt spul, dan men voor een nieuw overeenkom stig voorwerp in den winkel zou geven. Zoo was er bijvoorbeeld een gewoon gebakstel, dat 2.75 opbracht, een prijs toch zeker, waarvoor men een goed nieuw stel kan koo- pen. Zoo passeerden alle nummers een voor een den hamer. De oogen van Groot dwaalden van links naar rechts, terwijl z'n mond niet stil stond. Telkens weer liet de hamer een klap hooren ten teeken dat de koop gesloten was. Dikwjjls ging het bieden Groot niet vlug genoeg en spoorde hij het publiek aan voort te maken. Om een uur of half vier was het program ma afgewerkt en volgde de slotacte van deze geanimeerde verkooping. Soms hooger dan voor „nieuwe spullen". Gisteren troonde Daniël Groot weder in „Musis Sacrum" op het uit tafeltjes geïm proviseerde platvorm, teneinde ten overstaan van notaris Leeuw diverse meubilaire goede ren aan den man en de vrouw te brengen. Het publiek was in grooten getale opge komen. Het verlangen om in dezen duren tijd nog het een en ander, voor een zacht prijsje op den kop te tikken is daaraan natuurlijk niet vreemd. Edoch, dat verlangen werd slechts in zeer geringe mate bevredigd, aan gezien de vele liefhebbers oorzaak waren, dat de prijzen in de meeste gevallen eerder aan den hoogen, dan aan den lagen kant uit vielen. De goederen, die onder den hamer kwamen, betroffen alles wat men maar met eenige fantasie in een normaal burgerwoonhuis kan vinden. Tafels, stoelen, crapauds, tuinmeube len, vloerbedekkingen en gordijnen, porcelein en glaswerk, dressoirs, spiegels, kapstokken, radio, stofzuiger, een opgezette miereneter of iets dergelijks, als een pop, transportfiets, beddengoed en talrijke zaken meer. Het was de aanblik van zoovele verkoopingen, doch één, waarvan sommige nummers door de tijdsomstandigheden een aparte glans kregen. Zoo was er een fraai heerencostuum, dat door enkele liefhebbers zeer omstreden werd. Ook een zware wollen deken trok de belangstel ling, doch kon het niet verder dan 9 gulden brengen. Het hoogtepunt werd wel gevormd door een transportfiets, voorzien van hoe belangrijk! prima banden. Ten einde aan den verkoop van dit nummer meer dere glorie te verleenen werd hiervoor 2.50 strijkgeld ingezet. De fiets bleef bjj den hoogsten bieder hangen voor 46. „Voor een knaak of een heitje". Het publiek bij een verkooping schijnt van een apart slag te wezen. Misschien komt het doordat de een den ander inspireert. Het is alsof men verzeild raakt in een gezellig onder-onsje, waarbij het er niet meer zoo zeer op aankomt hoe men zich uitdrukt. Zoo spreken de meeste bieders van een knaak en eén heitje. Een gilletje of een handgebaar, een knipoog of een hoofdschudden moeten voor Groot dan nog het bewijs wezen, dat men hooger biedt. Met opmerkelijke routine kan Groot aan de blikken en gebaren zien of men al of niet hooger gaat. Want dikwijls is dit het eenige houvast. Vele bieders zijn gewoon hun bod niet luidkeels ter kennis van de aan wezigen te brengen en dan neemt Groot de hamer, wijst in de richting van hem of haar die eenig teeken gaf en stelt de prijs weer een dubbeltje, kwartje of gulden hooger, al naar gelang de prijs reeds gestegen is. Stilte,. Natuurlijk wordt het ook wel eens al te rumoerig onder de gegadigden en dan komt er een vermaning achter het tafeltje vandaan, zooals; „Stilte; hou jullie je kop een beetje". „Jullie", dat is het publiek, dat goedmoedig op een dergelijk vermaning reageert en met een glimlach de conversatie... doorzet natuur lek, zij het wat zachter. Elke verkooping heeft aardige momenten, die echter moeilijk na te vertellen zijn. Wan neer wij bijvoorbeeld vertellen, dat een van de eerste nummers was een „eikenhouten gemak", dan zult u zich hoogstens iets leuks voor kunnen stellen. Het instrument wekte de hilariteit der aanwezigen op en aangezien ieder scl ijnbaar van alle gemakken voorzien was kon het geval, dat van een voorhistori sche makelij was, in combinatie met een spiegel niet meer dan v\jftig cent opbrengen. Bij een der nummers, bestaande uit enkele kleine rommeltjes in een bak, was ook een stel... tanden. Het opgezette beest, dat veel op een kleine krokodil geleek, doch een veel kleineren kop had, maakte den hoogen prijs van 21 gulden. Een prisma kijker voor 52. De hoogste prijs op deze verkooping werd, als we ons niet vergissen, besteed voor een lederen avond, tegen tienen, komen ze mijn huis voorbij; een viertal kinderen, schamel gekleed. In het eerst lette ik daar niet zoo op, maar langzamerhand begon ik me voor die kleuters te interesseeren. Wat moeten die kleine kinderen zoo laat op straat, en waar gaan ze heen, dacht ik, als ik ze weer voorbij mijn raam zag klotsen. Voorop liep steeds een jongetje van een jaar of vijf, echt op zijn gemak, met afgezakte kousen en te groote klompen aan, een wintermuts op zijn hoofd en zijn handen parmantig in de zak ken. Hij slenterde langzaam voort, keek eens naar de bloemen in het perk, trok een gras halm uit den grond en kauwde daar genoeg lijk op. Een meter of dertig achter hem kwa men de andere drie. Een meisje van hoog stens acht jaar, die een piepende kinderwa gen voortduwde met een kleuter van twee er in, en naast haar nog een klein jongetje. Ook zij haastte zich niet en duwde bedacht zaam den kinderwagen voort. Op een keer, dat ik ze weer voorbij zag scharrelen, wilde ik nu toch wel eens weten, waar ze toch heen trokken. Beslist niet naar het buitenveld, want dat ligt naar den ande ren kant. Als ze een minuut of vijf voorbij zijn, ga ik hen achterna. Voor mij hoor ik het gepiep van den wagen en het geklos van de klompenvoetjes. Ik moet heel langzaam slenteren om ze niet in te halen. Quasi kijk ik eens in de zijstraten, of naar een bloeien- den boom, in een tuin. Dan zie ik plots de kinderen verdwijnen, en het is mij in eens duidelijk, waar die kin deren iederen avond zoo laat heen gaan; alleen, terwijl andere kinderen, even oud als zij, allang in hun bed liggen. Zij zijn ver dwenen in den schuilkelder van een openbaar gebouw, hier in de gemeente. Déér brengen zij dus den nacht door, zonder eenig com fort, in een koude en donkere, openbare schuilplaats, geheel alleen, zonder ouders schijnbaar. Droeve bladzijde in de geschiedenis van onze stad. Het is niet genoeg, dat haast de heele stad buiten slaapt; neen, arme kin deren, die den nacht op deze wijze in Den Helder door moeten brengen. Om half acht 's ochtends, als ik naar den trein ga, kom ik ze weer tegen, op weg naar huis. Er is een nieuwen dag aangebroken, en de kindermaag is sinds lang weer leeg. Nu stappen ze zoo vlug als zij kunnen voort. Verder op den dag, als iemand mij zijn nood klaagt, dat het wegtrekken zooveel kosten met zich brengt, dat er niets meer overschiet op het salaris, dan denk ik, dat zij die klagen het nog niet altijd het slechtste hebben, nog dankbaar mogen zijn, dat ze in ieder geval nog weg kunnen trekken. En nog trouw iederen avond trekken deze vier kleuters voorbij, steeds weer hetzelfde, en dat zal wel zoo doorgaan tot de strijd voorbij is. (Foto J. v. Hasselt.) De Jubileerende adj.'directeur van Gemeentewerken, de heer J. Visser, bedankt sprekers en belangstellenden zie Held. Crt. van gisteren). Op het distributiekantoor is men begonnen met het uitreiken van de extra toewijzingen voor zwaren en zeer zwaren arbeid, aan de arbeiders, die daarvoor in aanmerking komen. De arbeiders moeten daarvoor een formulier invullen, dat mede onderteekend moet worden door den werkgever. Nu is gebleken, dat velen het invullen van dat formulier onvol ledig doen en dat ze achter het beroep een titel schrijven, die niet in overeenstemming is met het werk, dat zij verrichten. Men begrijpt, dat bedrog in dit geval zwaar gestraft zal worden. De arbeider dient den aard van zijn werkzaamheden op te geven, want dat is tenslotte de be slissende factor voor de toewijzing. Uitslagen: Woensdag: De Roode HaanWalbedrijf 3—0 Breezand: Slaapgelegenheid voor 4 personen, Zandvaart 78. Als vertegenwoordigster van de belangen van handel en nijverheid in haar district, meent de Kamer van Koophandel en Fabrie ken voor Hollands Noorderkwartier, geves tigd te Alkmaar, dat het op haar weg ligt nadrukkelijk te wijzen op het onsociale ka rakter van alle handelingen, waardoor de tegenwoordige distributie- en prijzenbepalin- gen worden ontdoken. Niet alleen kan deze handelwijze zeer zware straffen ten gevolge hebben, waarvan U on getwijfeld uit de pers verschillende voorbeel den bekend zijn, doch tevens legt zij het minst kapitaalkrachtige gedeelte van ons volk onevenredig zware lasten op. Daarbij komt nog, dat alle goederen, waarmede sluikhandel gedreven wordt, noodzakelijker wijs aan den normalen handel worden ont trokken, waardoor de herbevoorrading van de bona-fide handelaren met steeds grooter moeilijkheden gepaard kan gaan. Door aan de bestrijding van deze verwer pelijke methoden mede te werken, bevordert de bona-fide handel derhalve zoowel zijn eigen belang als het gemeenschapsbelang. Programma: Hedenavond 7 uur, terrein Helder. Scheidsr. C. G. van den Hoff: B.W.W.—R.W.J. Half acht, terrein H.R.C. Scheidsrechter W. Goudswaardt: ScheepsbouwL.B.D. 1. Wij vestigen er de aandacht op, dat er hedenavond twee spannende voetbalwedstrijden plaats vinden voor de competitie. In afdeeling I gaat de strijd n.1. tusschen L.B.D. 1 en Scheepsbouw 1, dus tusschen de twee prominentste clubs uit deze afdeeling. L.B.D. is de club van Dijkshoorn, Selderbeek en Hoogvorst, terwijl Scheepsbouw bestaat uit Kok, van Dok, Wijker, Peters, e.d. In afd. II vindt ook een wedstrijd plaats tusschen de no's één en twee en wel B.W.W. en R.W.J. De ploeg van Cup en Buitenhuis zal nog genoeg moeite hebben met de pittige Rijkswerf-junioren. Al met al kan het dus een pracht avond worden, waarbij voor twee afdeehngen zoo goed als zeker de kampioens titel op het spel staat. Voor den aanvang en terreinen verwijzen wf) naar het officieele programma der bedrijfs- competitie. J BURGERLIJKE STAND. GEBOREN: Geertruida Josina, d.v. J. R. S. van Wijnsberge en G. J. Koffeman. ONDERTROUWD: Marinus ten Napel en Anna Post. Klaas van den Berg en Heiltje de Vries. Johannes Oost en Grietje van den Berg. OVERLEDENLevenloos aangegeven kind van M. Hakvoort en KI. de Niet. Zon en zomer. Verrukkelijk zomersch weer. 'n Diepblauwe hemel, waaruit een gouden zon straalt. Over groene polders, waarin verscholen tusschen hoog geboomte de daken van boerenbehui- zingen. Over breede vaarten, omwuifd van riet en hier en daar overtrokken met een witj, waas van bloeiende waterranonkeltjes. Ook de duinen, waarboven de wulpen doedelen, liggen te stoven in de zonnefelheid; en de donker groene dennenaanplant daarbij. De laatste gaan we binnen. Langs de paden is er jong groen van loofhout, waarin de gras- muschjes zingen. In de donkergroene, geurige dennen, die bloeien en wier stuifmeel op den warmen zomerwind wegwolkt, brabbelen mee- zen. Een ekster schatert tusschen de dennen, wipt op den top van een den, schiet dan op de vleugels en flapperwiekt weg. Van de wei aan den duinrand klinken vogelkreten zenuwachtig roepen van tureluurtjes, schorre kreten van kieviten en felle fluittoonen van scholeksters. De laatste komen zelfs snelwie- kend gedrieën over de aanplant zeilen, voort durend hun schelle te-lü, te-lü roepend. Weldadige rust. 't Is een kostelijk noen. Genietend, gaan we langs de paden. Als Natuur het woord heeft, dan zijn er weliswaar duizenden geluiden, maar die samen toch eindelooze stilte en rust ma ken, een diepe, vredige stilte. Er zijn insecten geluiden, gebrom en gezoem van hommels, vliegen, hoog-zingen van muggen, geknetter van libel-vleugels en gesnor van kevers en al lerhande stippeltuig, er is geroep van vogels en uitbundigen zang van grasmusch en merel, er is gefluister van helm, waardoor de zomer wind ritselt. 't Doet weldadig aan. Na het lawaai, 't ze- nuwsloopend jachten van dezen tijd met z'n radio, telefoon, nieuwsberichten en wat niet al, geeft de natuur diepe, weldoende rust. Je komt tot jezelf! Gramofoon en hot jazz! Juist, als we dit bedenken, vernemen we echter geluiden, die hier niet thuis hooren. Als we dicljjerbjj komen, blijkt het maar al te waar te zijn! Op 'n bank staat een koffer- gramofoon, 'n hot-jazz plaat is opgezet. Schet terende muziek davert uit het apparaat, 'n duizelende trompet-solo. Vijf, zes paren be' wegen zich met onbegrijpelijke passen over het pad... Even verderop brengt een grasmuschje bekken vol voer aan voor 'n nest met jongen ergens tusschen de dennen; 'n merel zingt z'n weeke liederen... We begrijpen volkomen, hoe het dansmin- nend publiek zich voelen moest tijdens het dansverbod .Maar was dit nu niet al te erg? Was er dan geen andere oplossing mogelijk geweest om aan de danslust uiting te kunnen geven Iets dergelijks hadden we al eens eerder be leefd. In het Timorpark. Nog niet genoeg. Of dit nog niet genoeg is, merken we even later, dat nog lang niet iedereen voldoende be kend is met het rijmpje van dien toeristen bond, waarin verzocht wordt om niet als dank voor het aangenaam verpoozen schillen, doo- zen, enz. achter te willen laten. Proppen pa pier, kartons, doosjes en wat daar verder maar neergegooid kon worden, het l&g er. Bij de banken, op de paden, bij den vijver... En hóe mooi kon het bij den vijver zijn! Het riet aan den kant buigt op den zoelen wind en fluistert. Langs hét water, dat met 'n enke len rimpel overtrokken wordt, bloeit witte- en gele waterkers; watermunt geurt uit lichtpur- peren bloeikolven. De eerste blanke waterlelie heeft het gouden hart opengevouwen, en de gele plomp drijft daarnaast eveneens met ge opende kelk. Het hout op het eiland bot en groent en daartusschen is de brem als een heldergele vlam. Maar ook hier overal slingerend papier, doozen, schillen, stukken karton en wat dies meer zij! Naar persoonlijke natuurbescherming, 't Is zoo'n kleine moeite om de natuur nu eens niet als prullemand of als aschbak te gebruiken denkt toch om de menschen, die na U komen en van hetzelfde brok natuur willen genieten laten zij het even ongerept vinden als U! We hebben toch al zoo'n klein beetje recreatie-ruimte tot onze beschikking laten we 't elkaar zoo aangenaam mogelijk maken! Maak gebruik van papiermanden. En zijn die er niet, wel, dan stopt ge de proppen pa pier, schillen en andere overtolligheden zoo lang bij U. Thuis kunt ge ze beter kwijt! Een troost is er, maar 'n schrale. Niet al leen hier in 't Noorden springen we zoo raar met de natuur om. 't Schijnt eerder een typisch Nederlandsche gewoonte. Ten bewijze een fragment van 'n gedicht, dat één van m'n vrienden maakte na een Zondagsche fietstocht over de Hilversumsche hei, die wanhopig mis lukte, dank zij de aanwezigheid van half Groot Amsterdam: 't Gooi, dat is een mooie streek, dat erkent zelfs ied're leek. Je ziet er Zondags erg veel schoons: meest dagjesvolk en gramofoons! Die lieden kaarten in een tent, half Amsterdam loopt in z'n hemd! Het Wasmeer is een strand gelijk, ze zwemmen in 't riolenslgk! Is dat nu 't Gooireservaat 't Lijkt meer op de Kalverstraat! Eén deinende papierenzee, daartusschen lui'rend menschenvee. We kunnen ons z'n stemming voorstellen. Inderdaad zal er nog veel moeten veranderen. Niet alleen met ieder persoonlijk; ook met de bemoeiingen van de overheid. Het een houdt ook wel verband met het ander. De verkeerswet tegen lintbebouwing heeft ons voor verder kwaad behoed. Er blijven ech ter gevaren dreigen. Nu weer de productie slag, die noodzakelijk met zich schijnt te bren gen, dat alle woeste gebieden in ons land zonder aanzien! worden ontgonnen... Werkelijk, de parodie op „De blanke top der duinen", die dezelfde vriend jaren geleden maakte, is nóg steeds geen fantasie, maar helaas bittere werkelijkheid. Ik besluit dan ook met twee coupletten van die parodie: Waar een zwerm van vette papleren, 't Kleed der stille hei ontsiert; waar langs oude, statige bosschen, lintbebouwing hoogtij viert; daar lees je dagelijks in elke krant: zooveel hectaren zijn weer afgebrand. Van ons mooie Nederland (bis). Eens 't gezegend land der Vaad'ren, nu één groote afvalkuil! Eens het land van wijde plassen, die nü zijn gedempt met vuil. Voor een klein beetje studie der natuur, fiets je minstens anderhalf uur! En dat noemt men nu cultuur! (bis).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1941 | | pagina 5