De motordrijver van de „Dorus"
35 jaar getrouwd
Kleine tragedie
Donderdag 3 Juli 1941
Tweede Blad
MadinieiuuLó
35 jaar in het huwelijksbootje
en 20 jaar in de reddingboot
Eelman vertelt
Lup
uien
Geanimeerde verkooping
in „Musis"
Goede prijzen
Verricht U zware arbeid?
Bedrijfscom petitie
Slaapplaats voor sfadgenooten
Tegen den sluikhandel!
Goed nieuws voor de
voetballiefhebbers I
uit lUk
Uit dc natuur
noiuuUaaa\de£Ain g,
Coen Bot, de schipper van de ,,Dorus
Rijkers" is een heer en zijn motordrijver,
Eelman, doet niet voor hem onder. Als je
Eelman in politiek ziet, in zijn blauw kam-
garen pak, „beboord en gedast", met een
paar glimmende zwarte schoenen, dan her
ken je in hem niet den zeeman, of het zou
het gebruinde gezicht moeten zijn, dat door
den wind "getaand" werd, dat herinnert aan
het zilte nat. En dan natuurlijk de pet van de
reddingmaatschappij, met het eere embleem
van de N. en Z. Hollandsche.
Eelman is Zaterdag 35 jaar getrouwd
en dat was voor ons aanleiding eens een
praatje met hem te maken. 35 jaar is nu
wel niet zoo'n bizonder jubileum, maar
Eelman is daarbij gelijktijdig ongeveer
twintig jaar „gehuwd" met de „Dorus
Rijkers". Hij heeft den doop van de red
dingboot meegemaakt en hg heeft geen
enkele reis op het schip gemist en dat
twintig jarig huwelijk met de „Dorus"
heeft hem heel wat meer stormen bezorgd,
bezorgd, dan de 35 met zjjn wettige echt-
genoote.
Eelman bracht een groot deel van zijn leven
door in het hart van de reddingboot. Daar
waar de motor zijn driftig lied zingt en den
as aandrijft om zijn kamp tegen de golven te
strijden, déér is de plaats van Eelman.
„Hebt u het er nooit benauwd gehad?",
vragen we, en daarmee bedoelen we dan of
Eelman nooit de angst om het hart is ge
slagen, als de „Dorus" ergens op de Noord
zee of in de gronden, in dien heksenketel
rondtolde.
„Ja", zegt de motordrijver, die het woord
benauwd in de beteekenis van angst niet
schijnt te kennen, „de motor gast nogal en
daardoor kon het wel eens benauwd zijn.
Maar de boot is nu voorzien van een tweeden
luchtkoker en nou heb je daar geen last meer
van. De reddingmaatschappij zorgt goed voor
haar spullen. Ik zeg wel eens, waar je
's nachts over droomt, dat heb je daar. 't Is
prima, prima in orde.
De zwaarste reis.
„Wat was uw zwaarste tocht met de
„Dorus"
„M'n zwaarste tocht, dat was m'n
eerste reddingtocht, nu 20 jaar geleden."
„Schipper Bot was met vacantie.'t Was
hartje zomer, midden Augustus. Wie ver
wachtte nu een schipbreuk? Maar daar
steekt me plotseling een zomerstorm op
van je welste. In de Eijerlandsche gron
den strandt de „Coefia", een Italiaansch
schip van 8.000 ton. Het schip was leeg
en een speelbal van het weer geworden.
42 man zat aan boord en wij moesten er
op af. Ik nam de plaats van den schip
per in en we mochten het geluk smaken
al de 42 menschen er af te halen."
„Wat het navigeeren niet moeilijk, terwijl u
gewend was in de machinekamer te staan?"
„Nee, dat ging wel. Ik ben vanaf m'n jon
gensjaren af op zee geweest en toen ik nau
welijks twintig was, was ik schipper. Ik
ken de gronden en het water dus op m'n
duimpje. Gevaren zie je niet meer als je lang
op zee bent. Je moet en dus ga je. Je praat
er niet verder over!"
„Hebt u meer moeilijke tochten gehad
„Ja," zegt Eelman, „maar ik heb er geen
boek van gehouden en dus herinner ik me
dat niet allemaal meer. Maar de tocht naar
de „Songa", het schip dat voor IJmuiden in
tweeën brak, dat was een zware tocht. We
wisten niet of de menschen op het voor- of
achterschip zaten en zijn toen tusschen de
twee helften „doorgekropen"> Dat dat geen
aardigheidje was begrijpt U. We hebben toen
27 man van het schip afgehaald."
„Weet u ook het aantal menschen, dat u
mee hebt helpen redden?"
„Nee, dat weet ik bij geen benadering. Dat
zal bij de N. en Z.-Holl. wel bekend zijn."
Een staaltje van zijn plicht.
Eelman gaat niet prat op zijn redderswerk.
Hij vindt het niet meer dan een staaltje van
zijn plicht, zooals een ander zijn pen hanteert
of zijn schop in den grond steekt of een
voorhamer zwaait, zoo stapt hij in de ma
chinekamer van de „Dorus Rijkers", als er
„een visscherijtje" te doen is, zooals hij het
reddingswerk heel karakteristiek noemt.
Over de „Dorus Rijkers" is de motor
drijver enthousiast, ,,'t Is een uitstekend
schip, uitstekend. Hij heeft ons nog nooit
in den steek gelaten. De motor weiger
de nimmer dienst," zoo zingt hij den lof
van de reddingboot.
Lupinen bloeien in de perken,
Met kleuren lieflijk zacht.
In roze, wit en blauwe
Schitt'rende kleurenpracht.
Stil staan ze daar te pralen,
Te pronken op den grond.
Met haar ontelb're bloesems
Te stralen ver in 't rond.
O schitt'rend frissche kleuren
't Vervroolijkt ons 't gemoed
En schenkt ons door uw bloeien
Een blijden lente groet
Heemstede. K. Wouters.
„En hoe vindt uw vrouw dat baantje van
haar man?"
„O, die komt zelf uit een visschersfamilie.
Ze is er dus aan gewend. De eenige, die het
minder prettig vindt, dat ik wegga, is m'n
dochter van 27. Maar dat brengt haar gestel
waarschijnlijk mee."
„En ia uw vrouw nog gezond?"
„Nou, best. We zitten in een bollenschuur
in Breezand en ze is al eenige keeren van
Breezand naar Den Helder geloopen. Ja, die
kan de Vierdaagsche nog wel meetippelen.
Toch hebben we zeven kinderen. Drie jongens
en vier dochters. Drie van m'n kinderen zijn
getrouwd. Vier zijn er nog thuis."
„Zijn uw jongens ook niet naar zee?"
„Nee, hoor, alle drie landratten."
„En viert u uw bruiloft thuis?"
„Nee, m'n vrouw zal Zaterdag wel in de
stad zijn, maar we blijven verder in Breezand,
in onze bollenschuur aan de Burg. Lovink-
straat 64."
Ongetwijfeld zullen er velen zijn, die Eel
man en zijn echtgenoote dien dag hun geluk-
wenschen komen aanbieden, zoodat deze dag
voor den zeeridder in de bollenschuur niet
ongemerkt voorbij zal gaan.
prismakijker, die .oor 52 gulden van de hand
ging. Het eigenaardige is, dat men op een
verkooping soms meer betaalt voor gebruikt
spul, dan men voor een nieuw overeenkom
stig voorwerp in den winkel zou geven. Zoo
was er bijvoorbeeld een gewoon gebakstel,
dat 2.75 opbracht, een prijs toch zeker,
waarvoor men een goed nieuw stel kan koo-
pen.
Zoo passeerden alle nummers een voor een
den hamer. De oogen van Groot dwaalden
van links naar rechts, terwijl z'n mond niet
stil stond. Telkens weer liet de hamer een
klap hooren ten teeken dat de koop gesloten
was. Dikwjjls ging het bieden Groot niet
vlug genoeg en spoorde hij het publiek aan
voort te maken.
Om een uur of half vier was het program
ma afgewerkt en volgde de slotacte van deze
geanimeerde verkooping.
Soms hooger dan voor „nieuwe
spullen".
Gisteren troonde Daniël Groot weder in
„Musis Sacrum" op het uit tafeltjes geïm
proviseerde platvorm, teneinde ten overstaan
van notaris Leeuw diverse meubilaire goede
ren aan den man en de vrouw te brengen.
Het publiek was in grooten getale opge
komen. Het verlangen om in dezen duren tijd
nog het een en ander, voor een zacht prijsje
op den kop te tikken is daaraan natuurlijk
niet vreemd. Edoch, dat verlangen werd
slechts in zeer geringe mate bevredigd, aan
gezien de vele liefhebbers oorzaak waren, dat
de prijzen in de meeste gevallen eerder aan
den hoogen, dan aan den lagen kant uit
vielen.
De goederen, die onder den hamer kwamen,
betroffen alles wat men maar met eenige
fantasie in een normaal burgerwoonhuis kan
vinden. Tafels, stoelen, crapauds, tuinmeube
len, vloerbedekkingen en gordijnen, porcelein
en glaswerk, dressoirs, spiegels, kapstokken,
radio, stofzuiger, een opgezette miereneter of
iets dergelijks, als een pop, transportfiets,
beddengoed en talrijke zaken meer. Het was
de aanblik van zoovele verkoopingen, doch
één, waarvan sommige nummers door de
tijdsomstandigheden een aparte glans kregen.
Zoo was er een fraai heerencostuum, dat door
enkele liefhebbers zeer omstreden werd. Ook
een zware wollen deken trok de belangstel
ling, doch kon het niet verder dan 9 gulden
brengen.
Het hoogtepunt werd wel gevormd door
een transportfiets, voorzien van hoe
belangrijk! prima banden. Ten einde
aan den verkoop van dit nummer meer
dere glorie te verleenen werd hiervoor
2.50 strijkgeld ingezet. De fiets bleef
bjj den hoogsten bieder hangen voor 46.
„Voor een knaak of een heitje".
Het publiek bij een verkooping schijnt van
een apart slag te wezen. Misschien komt het
doordat de een den ander inspireert. Het is
alsof men verzeild raakt in een gezellig
onder-onsje, waarbij het er niet meer zoo
zeer op aankomt hoe men zich uitdrukt. Zoo
spreken de meeste bieders van een knaak en
eén heitje. Een gilletje of een handgebaar,
een knipoog of een hoofdschudden moeten
voor Groot dan nog het bewijs wezen, dat men
hooger biedt. Met opmerkelijke routine kan
Groot aan de blikken en gebaren zien of men
al of niet hooger gaat. Want dikwijls is dit
het eenige houvast. Vele bieders zijn gewoon
hun bod niet luidkeels ter kennis van de aan
wezigen te brengen en dan neemt Groot de
hamer, wijst in de richting van hem of haar
die eenig teeken gaf en stelt de prijs weer een
dubbeltje, kwartje of gulden hooger, al naar
gelang de prijs reeds gestegen is.
Stilte,.
Natuurlijk wordt het ook wel eens al te
rumoerig onder de gegadigden en dan komt
er een vermaning achter het tafeltje vandaan,
zooals; „Stilte; hou jullie je kop een beetje".
„Jullie", dat is het publiek, dat goedmoedig
op een dergelijk vermaning reageert en met
een glimlach de conversatie... doorzet natuur
lek, zij het wat zachter.
Elke verkooping heeft aardige momenten,
die echter moeilijk na te vertellen zijn. Wan
neer wij bijvoorbeeld vertellen, dat een van
de eerste nummers was een „eikenhouten
gemak", dan zult u zich hoogstens iets leuks
voor kunnen stellen. Het instrument wekte
de hilariteit der aanwezigen op en aangezien
ieder scl ijnbaar van alle gemakken voorzien
was kon het geval, dat van een voorhistori
sche makelij was, in combinatie met een
spiegel niet meer dan v\jftig cent opbrengen.
Bij een der nummers, bestaande uit enkele
kleine rommeltjes in een bak, was ook een
stel... tanden.
Het opgezette beest, dat veel op een kleine
krokodil geleek, doch een veel kleineren kop
had, maakte den hoogen prijs van 21 gulden.
Een prisma kijker voor 52.
De hoogste prijs op deze verkooping werd,
als we ons niet vergissen, besteed voor een
lederen avond, tegen tienen, komen ze mijn
huis voorbij; een viertal kinderen, schamel
gekleed. In het eerst lette ik daar niet zoo
op, maar langzamerhand begon ik me voor
die kleuters te interesseeren. Wat moeten
die kleine kinderen zoo laat op straat, en
waar gaan ze heen, dacht ik, als ik ze weer
voorbij mijn raam zag klotsen. Voorop liep
steeds een jongetje van een jaar of vijf, echt
op zijn gemak, met afgezakte kousen en te
groote klompen aan, een wintermuts op zijn
hoofd en zijn handen parmantig in de zak
ken. Hij slenterde langzaam voort, keek eens
naar de bloemen in het perk, trok een gras
halm uit den grond en kauwde daar genoeg
lijk op. Een meter of dertig achter hem kwa
men de andere drie. Een meisje van hoog
stens acht jaar, die een piepende kinderwa
gen voortduwde met een kleuter van twee
er in, en naast haar nog een klein jongetje.
Ook zij haastte zich niet en duwde bedacht
zaam den kinderwagen voort.
Op een keer, dat ik ze weer voorbij zag
scharrelen, wilde ik nu toch wel eens weten,
waar ze toch heen trokken. Beslist niet naar
het buitenveld, want dat ligt naar den ande
ren kant. Als ze een minuut of vijf voorbij
zijn, ga ik hen achterna. Voor mij hoor ik
het gepiep van den wagen en het geklos van
de klompenvoetjes. Ik moet heel langzaam
slenteren om ze niet in te halen. Quasi kijk
ik eens in de zijstraten, of naar een bloeien-
den boom, in een tuin.
Dan zie ik plots de kinderen verdwijnen,
en het is mij in eens duidelijk, waar die kin
deren iederen avond zoo laat heen gaan;
alleen, terwijl andere kinderen, even oud als
zij, allang in hun bed liggen. Zij zijn ver
dwenen in den schuilkelder van een openbaar
gebouw, hier in de gemeente. Déér brengen
zij dus den nacht door, zonder eenig com
fort, in een koude en donkere, openbare
schuilplaats, geheel alleen, zonder ouders
schijnbaar. Droeve bladzijde in de geschiedenis
van onze stad. Het is niet genoeg, dat haast
de heele stad buiten slaapt; neen, arme kin
deren, die den nacht op deze wijze in Den
Helder door moeten brengen.
Om half acht 's ochtends, als ik naar den
trein ga, kom ik ze weer tegen, op weg naar
huis. Er is een nieuwen dag aangebroken, en
de kindermaag is sinds lang weer leeg. Nu
stappen ze zoo vlug als zij kunnen voort.
Verder op den dag, als iemand mij zijn
nood klaagt, dat het wegtrekken zooveel
kosten met zich brengt, dat er niets meer
overschiet op het salaris, dan denk ik, dat zij
die klagen het nog niet altijd het slechtste
hebben, nog dankbaar mogen zijn, dat ze in
ieder geval nog weg kunnen trekken.
En nog trouw iederen avond trekken deze
vier kleuters voorbij, steeds weer hetzelfde,
en dat zal wel zoo doorgaan tot de strijd
voorbij is.
(Foto J. v. Hasselt.)
De Jubileerende adj.'directeur van Gemeentewerken, de heer J. Visser,
bedankt sprekers en belangstellenden zie Held. Crt. van gisteren).
Op het distributiekantoor is men begonnen
met het uitreiken van de extra toewijzingen
voor zwaren en zeer zwaren arbeid, aan de
arbeiders, die daarvoor in aanmerking komen.
De arbeiders moeten daarvoor een formulier
invullen, dat mede onderteekend moet worden
door den werkgever. Nu is gebleken, dat
velen het invullen van dat formulier onvol
ledig doen en dat ze achter het beroep een
titel schrijven, die niet in overeenstemming
is met het werk, dat zij verrichten.
Men begrijpt, dat bedrog in dit geval
zwaar gestraft zal worden. De arbeider
dient den aard van zijn werkzaamheden
op te geven, want dat is tenslotte de be
slissende factor voor de toewijzing.
Uitslagen:
Woensdag:
De Roode HaanWalbedrijf
3—0
Breezand: Slaapgelegenheid voor 4 personen,
Zandvaart 78.
Als vertegenwoordigster van de belangen
van handel en nijverheid in haar district,
meent de Kamer van Koophandel en Fabrie
ken voor Hollands Noorderkwartier, geves
tigd te Alkmaar, dat het op haar weg ligt
nadrukkelijk te wijzen op het onsociale ka
rakter van alle handelingen, waardoor de
tegenwoordige distributie- en prijzenbepalin-
gen worden ontdoken.
Niet alleen kan deze handelwijze zeer zware
straffen ten gevolge hebben, waarvan U on
getwijfeld uit de pers verschillende voorbeel
den bekend zijn, doch tevens legt zij het
minst kapitaalkrachtige gedeelte van ons
volk onevenredig zware lasten op. Daarbij
komt nog, dat alle goederen, waarmede
sluikhandel gedreven wordt, noodzakelijker
wijs aan den normalen handel worden ont
trokken, waardoor de herbevoorrading van
de bona-fide handelaren met steeds grooter
moeilijkheden gepaard kan gaan.
Door aan de bestrijding van deze verwer
pelijke methoden mede te werken, bevordert
de bona-fide handel derhalve zoowel zijn eigen
belang als het gemeenschapsbelang.
Programma:
Hedenavond 7 uur, terrein Helder. Scheidsr.
C. G. van den Hoff: B.W.W.—R.W.J.
Half acht, terrein H.R.C. Scheidsrechter
W. Goudswaardt: ScheepsbouwL.B.D. 1.
Wij vestigen er de aandacht op, dat er
hedenavond twee spannende voetbalwedstrijden
plaats vinden voor de competitie.
In afdeeling I gaat de strijd n.1. tusschen
L.B.D. 1 en Scheepsbouw 1, dus tusschen de
twee prominentste clubs uit deze afdeeling.
L.B.D. is de club van Dijkshoorn, Selderbeek
en Hoogvorst, terwijl Scheepsbouw bestaat uit
Kok, van Dok, Wijker, Peters, e.d.
In afd. II vindt ook een wedstrijd plaats
tusschen de no's één en twee en wel B.W.W.
en R.W.J. De ploeg van Cup en Buitenhuis
zal nog genoeg moeite hebben met de pittige
Rijkswerf-junioren. Al met al kan het dus
een pracht avond worden, waarbij voor twee
afdeehngen zoo goed als zeker de kampioens
titel op het spel staat.
Voor den aanvang en terreinen verwijzen
wf) naar het officieele programma der bedrijfs-
competitie. J
BURGERLIJKE STAND.
GEBOREN: Geertruida Josina, d.v. J. R. S.
van Wijnsberge en G. J. Koffeman.
ONDERTROUWD: Marinus ten Napel en
Anna Post. Klaas van den Berg en Heiltje de
Vries. Johannes Oost en Grietje van den Berg.
OVERLEDENLevenloos aangegeven kind
van M. Hakvoort en KI. de Niet.
Zon en zomer.
Verrukkelijk zomersch weer. 'n Diepblauwe
hemel, waaruit een gouden zon straalt. Over
groene polders, waarin verscholen tusschen
hoog geboomte de daken van boerenbehui-
zingen. Over breede vaarten, omwuifd van
riet en hier en daar overtrokken met een witj,
waas van bloeiende waterranonkeltjes. Ook de
duinen, waarboven de wulpen doedelen, liggen
te stoven in de zonnefelheid; en de donker
groene dennenaanplant daarbij.
De laatste gaan we binnen. Langs de paden
is er jong groen van loofhout, waarin de gras-
muschjes zingen. In de donkergroene, geurige
dennen, die bloeien en wier stuifmeel op den
warmen zomerwind wegwolkt, brabbelen mee-
zen. Een ekster schatert tusschen de dennen,
wipt op den top van een den, schiet dan op
de vleugels en flapperwiekt weg. Van de wei
aan den duinrand klinken vogelkreten
zenuwachtig roepen van tureluurtjes, schorre
kreten van kieviten en felle fluittoonen van
scholeksters. De laatste komen zelfs snelwie-
kend gedrieën over de aanplant zeilen, voort
durend hun schelle te-lü, te-lü roepend.
Weldadige rust.
't Is een kostelijk noen. Genietend, gaan we
langs de paden. Als Natuur het woord heeft,
dan zijn er weliswaar duizenden geluiden, maar
die samen toch eindelooze stilte en rust ma
ken, een diepe, vredige stilte. Er zijn insecten
geluiden, gebrom en gezoem van hommels,
vliegen, hoog-zingen van muggen, geknetter
van libel-vleugels en gesnor van kevers en al
lerhande stippeltuig, er is geroep van vogels
en uitbundigen zang van grasmusch en merel,
er is gefluister van helm, waardoor de zomer
wind ritselt.
't Doet weldadig aan. Na het lawaai, 't ze-
nuwsloopend jachten van dezen tijd met z'n
radio, telefoon, nieuwsberichten en wat niet
al, geeft de natuur diepe, weldoende rust. Je
komt tot jezelf!
Gramofoon en hot jazz!
Juist, als we dit bedenken, vernemen we
echter geluiden, die hier niet thuis hooren.
Als we dicljjerbjj komen, blijkt het maar al
te waar te zijn! Op 'n bank staat een koffer-
gramofoon, 'n hot-jazz plaat is opgezet. Schet
terende muziek davert uit het apparaat, 'n
duizelende trompet-solo. Vijf, zes paren be'
wegen zich met onbegrijpelijke passen over
het pad...
Even verderop brengt een grasmuschje
bekken vol voer aan voor 'n nest met jongen
ergens tusschen de dennen; 'n merel zingt z'n
weeke liederen...
We begrijpen volkomen, hoe het dansmin-
nend publiek zich voelen moest tijdens het
dansverbod .Maar was dit nu niet al te erg?
Was er dan geen andere oplossing mogelijk
geweest om aan de danslust uiting te kunnen
geven
Iets dergelijks hadden we al eens eerder be
leefd. In het Timorpark.
Nog niet genoeg.
Of dit nog niet genoeg is, merken we even
later, dat nog lang niet iedereen voldoende be
kend is met het rijmpje van dien toeristen
bond, waarin verzocht wordt om niet als dank
voor het aangenaam verpoozen schillen, doo-
zen, enz. achter te willen laten. Proppen pa
pier, kartons, doosjes en wat daar verder maar
neergegooid kon worden, het l&g er. Bij de
banken, op de paden, bij den vijver...
En hóe mooi kon het bij den vijver zijn!
Het riet aan den kant buigt op den zoelen wind
en fluistert. Langs hét water, dat met 'n enke
len rimpel overtrokken wordt, bloeit witte- en
gele waterkers; watermunt geurt uit lichtpur-
peren bloeikolven. De eerste blanke waterlelie
heeft het gouden hart opengevouwen, en de
gele plomp drijft daarnaast eveneens met ge
opende kelk. Het hout op het eiland bot en
groent en daartusschen is de brem als een
heldergele vlam.
Maar ook hier overal slingerend papier,
doozen, schillen, stukken karton en wat dies
meer zij!
Naar persoonlijke natuurbescherming, 't Is
zoo'n kleine moeite om de natuur nu eens niet
als prullemand of als aschbak te gebruiken
denkt toch om de menschen, die na U
komen en van hetzelfde brok natuur willen
genieten laten zij het even ongerept vinden
als U! We hebben toch al zoo'n klein beetje
recreatie-ruimte tot onze beschikking laten
we 't elkaar zoo aangenaam mogelijk maken!
Maak gebruik van papiermanden. En zijn
die er niet, wel, dan stopt ge de proppen pa
pier, schillen en andere overtolligheden zoo
lang bij U. Thuis kunt ge ze beter kwijt!
Een troost is er, maar 'n schrale. Niet al
leen hier in 't Noorden springen we zoo raar
met de natuur om. 't Schijnt eerder een typisch
Nederlandsche gewoonte. Ten bewijze een
fragment van 'n gedicht, dat één van m'n
vrienden maakte na een Zondagsche fietstocht
over de Hilversumsche hei, die wanhopig mis
lukte, dank zij de aanwezigheid van half
Groot Amsterdam:
't Gooi, dat is een mooie streek,
dat erkent zelfs ied're leek.
Je ziet er Zondags erg veel schoons:
meest dagjesvolk en gramofoons!
Die lieden kaarten in een tent,
half Amsterdam loopt in z'n hemd!
Het Wasmeer is een strand gelijk,
ze zwemmen in 't riolenslgk!
Is dat nu 't Gooireservaat
't Lijkt meer op de Kalverstraat!
Eén deinende papierenzee,
daartusschen lui'rend menschenvee.
We kunnen ons z'n stemming voorstellen.
Inderdaad zal er nog veel moeten veranderen.
Niet alleen met ieder persoonlijk; ook met
de bemoeiingen van de overheid. Het een houdt
ook wel verband met het ander.
De verkeerswet tegen lintbebouwing heeft
ons voor verder kwaad behoed. Er blijven ech
ter gevaren dreigen. Nu weer de productie
slag, die noodzakelijk met zich schijnt te bren
gen, dat alle woeste gebieden in ons land
zonder aanzien! worden ontgonnen...
Werkelijk, de parodie op „De blanke top der
duinen", die dezelfde vriend jaren geleden
maakte, is nóg steeds geen fantasie, maar
helaas bittere werkelijkheid. Ik besluit dan
ook met twee coupletten van die parodie:
Waar een zwerm van vette papleren,
't Kleed der stille hei ontsiert;
waar langs oude, statige bosschen,
lintbebouwing hoogtij viert;
daar lees je dagelijks in elke krant:
zooveel hectaren zijn weer afgebrand.
Van ons mooie Nederland (bis).
Eens 't gezegend land der Vaad'ren,
nu één groote afvalkuil!
Eens het land van wijde plassen,
die nü zijn gedempt met vuil.
Voor een klein beetje studie der natuur,
fiets je minstens anderhalf uur!
En dat noemt men nu cultuur! (bis).