Unicum iedere huisvrouw! Een Italiaan ontdekte Nederland. DE FIGUUR VAN DEN DIJKGRAAF IN DE VORIGE EEUW. Voer STAD ROTTERDAM A* 1720 Hij vond het een wonderlijk land, maar was veel, dat hem interesseerde. er De Hollanders hebben hun land zelf gemaakt. Hoofdingelanden tegen Dijkgraaf. CZondagsgedachte— Mr. R. Houwink God spreekt. SPORTREVUE VAN DE WEEK Groote kampioenen. Op en om Amsterdamsch peil j Kleinigheden. ZIJ WERKEN voor .ons dagelijksch brood. t Zit 'm in t aroom! VERZEKERINGEN bruik! Naarmate men ouder wordt kijkt men meer en meer achter zich en spreekt over het verleden als goeden ouden tijd" toen alles zooveel beter was dan het nu is. Of het inderdaad zooveel beter was willen wij in het midden laten, maar ongetwijfeld ging alles veel rustiger dan het nu gaat. Er waren geen sne - treinen en geen vliegtuigen die het rei zen door ons werelddeel tot een „uit stapje" maken en er bestonden nog geen reisvereenigingen, die iedere schooljuffrouw voor een prikje naar Italië, naar Zwitserland of naar het Zwarte Woud brachten. Een reis van het eene land naar het andere was een onderneming, welke dagenlange voorbereiding eischte en wanneer zoo'n reiziger dan boordevol indrukken, eindelijk weer eens thuis kwam, zette hij zich aan zijn schrijfta fel en schreef een boek over zijn avon turen in den vreemde, zooals thans nog iemand, die de Himalaya bestegen heeft of een bezoek aan een dwergvolk op Nieuw-Gulnea gebracht heeft, een uit gebreid relaas van zijn belevenissen op schrift stelt. Edmondo de. Amicis, een jong, talent vol Italiaan, die als officier diverse veldslagen had meegemaakt en zich daarna uitsluitend aan de schoone iet teren wijdde, was een man, die om streeks 1870 besloot eens wat meer van de wereld te gaan zien dan zijn zon nig vaderland. Hij trok daarom naar Spanje waar het al even zonnig was *- en toen hij daar alles bekeken en er een dik boek over geschreven had, ging zijn belang stelling naar minder warme streken van ons werelddeel uit en besloot hij een langdurig bezoek aan ons vader land te brengen. Hij kwam hier omstreeks 1870 en „ontdekte"1 Holland, althans voor zijn landgenooten, waarvan de meesten mis schien niet eens wisten in welke rich ting zij dat landje moeste» zoeken en nog veel minder wat er te zien en te beleven zou zijn. 1 Als iemand verre reizen doet.... Als iemand verre reizen doet, dan kan hij wat verhalen, zegt een oud Hol- landsch spreekwoord. Het was inderdaad in dien tijd een „verre reis" en hij, die deze ondernam, kon, toen hij eidelijk weer thuis was, zooveel verhalen, dat hij er een dik boek over schreef, getiteld „Nederland en zijn bewoners," dat in Italië weldra een tweeden druk beleefde en in 1879 bij P. van Santen te Leiden in Neder- landsche vertaling werd uitgegeven, waarbij dr. Jan ten Brink voor een pas send voorwoord zorgde. Het is interes sant eens na te gaan hoe men in dien tijd ons vaderland heeft bekeken, te meer omdat de Italiaansche auteur blijk geeft vóór hij naar deze nevelige ge westen vertrok, eeri diepgaande studie van onze vaderlandsche geschiedenis en van onze schilders en schrijvers te heb ben gemaakt. Hij had Holland reeds lief gekregen door het thuis te bestudeeren en hij kwam zich nu eens overtuigen of het Werkelijk zoo was als hij het zich. voor stelde. Hoe hij het na terugkomst beschreef, i® zeer interessant, niet alleen door zijn uitvoerige weergave van alles wat hem Edmondo de Amicis, een jong en talentvol Italiaansch auteur, be zocht omstreeks 1870 ons land om er een studie van land en volk te maken. Hij verbleef vele maanden in Ne derland en schreef, toen hij weer in zijn zonnig vaderland teruggeA keerd was, een boek, dat na twee Italiaansche drukken in het Neder- landsch werd vertaald en onder den titel „Nederland en zijn be woners" werd uitgegeven. In tegenstelling met zoovele an dere reisbeschrijvingen geeft dit boek het relaas van een man, die een diepgaande studie over ons volk en zijn cultuur maakte en die al grijpt hij er hier en daar dan nog wel eens naast zijn best heeft gedaan Nederland in den vreemde weer te geven zooals hij het, met groote belangstelling voor het land en zijn bewoners, gezien .heeft. In het bijzonder wat hij over ons gewest heeft geschreven is daarbij voor onze lezers interessanti In enkele artikeltjes zullen wij daarop in het bijzonder het licht i laten vallen. hier in onze kunstschatten, in onze ze den en gewoonten, onze kleederdrach ten en onze houding tegenover den „vreemdeling" had getroffen, maar ook door de wijze waarop hij dat alles uit voerig in zijn boek heeft weergegeven. Een verbrokkeld land. Toen hij voor de eerste maal een kaart van Nederland bestudeerde, wist hij niet zeker of het tot het vasteland of tot de zee behoorde. Het is zoo schrijft hij een zoo verbrokkeld and, dat het van het iene oogenblik op het andere zou moeten uiteendrijven en verdwijnen. Men zou meenen, dat het slechts door bevers of zeehonden bewoond zou kunnen worden. Maar hij komt tenslotte tot de conclusie, dat het eer. verovering is van de menschen op de zee. „Het bestaat omdat de Nederlanders het gemaakt hebben en het bewaren. Als zij het zouden verlaten zou het verdwijnen." Hij herinnert aan de groote over stroomingen en concludeert tenslotte, dat het een van de vruchtbaarste, rijk ste en best geordende landen van de wereld is, waar men echter in voortdu rende worsteling met de zee blijft. Nederland fegt' hij is een ves ting ep het Nederlandsche volk woont er als in een vesting: „op voet van oor log met de zee". Op een goeden morgen stapt hij in Antwerpen op een boot en vaart de Schelde af naar Zeeland, dat, volgens hem, de vreemdste provincie van ons Tand Is. Hij bezoekt Rotterdam enDen Haag en beschrijft uitvoerig wat hij daar. ook in onze musea, heeft aangetroffen. Haarlem komt aan de beurt, evenals Amsterdam en „Broek" en daarna trekt hij naar Noord-Holland, waar Zaandam, Alkmaar en Den Helder zijn bijzondere aandacht hebben. Het is interessant eens na te gaan hoe een vreemdeling, op „ontdekkingsreis" in Holland omstreeks 1870, het gewest zag, waarin thans ons dagblad ver schijnt, en, al zullen wij niet alles uit voerig kunnen weergeven, wij zullen van wat hij van de drie grootste steden in Noord-Holland boven het IJ heeft ge schreven, in enkele artikelen een knrt résumé publiceerèn. Men bedenke daarbij, dat hij ons land en ons volk zag zooals dat onge veer zeventig jaren geleden was en dat hij de oude kleederdrachten en veel van wat toen nog als traditie gehand haafd werd, heeft bekeken en beschre ven. Welken indruk Zaandam op hem maakte, zullen wij in een volgend arti keltje laten uitkomen TJ. N. ADEMA. door GOD spreekt tot ons. In de natuur In de geschiedenis. In de kleine zoowel als in de groote dingen van Ons eigen leven. Geheel de wereld is vervuld van Gods taal. En toch:, wij verstaan God niet. Wij weten niets aan te vaMen met hetgeen Hij tot ons zegt. Wij lezen in het schoone boek der natuur, aandachtig buigen wij ons over zijn bladzijden. Maar wij begrijpen het niet, wat ons daar gezegd wordt over de heerlijkheid van de Schepping en de majesteit van den Schepper. Wij droomen hoogstens over die schoonheid voor onze oogen en voor het. overige vragen wij ons af, van welk nut dit allés voor ons is en wat het bijdragen kan tot bevordering van onze welvaart. WIJ lezen in het verschrikkelijke boek der geschiedenis met zijn ve le donkere, met bloed besmeurde blad zijden en wij zien de eenzame worste ling van onze dierbare, gevierde hel den in een poel van ellende. Maar wij begrijpen het niet, wat ons daar gezegd wordt, dat de wereld in het booze ligt en dat de geschiedenis zich herhaalt Wellicht schouwen wij één moment dé tragische glorie van den heroïschen Ik was Woensdagmiddag op het Alk- maarsche Sportpark, waar een concours hippique gehouden werd. En nu mag ik een leek zijn op het gebied der paar densport ik bedoel, dat ik geen paar denkenner ben genoten heb ik toch! Men vertelde me, dat Zampa kam pioen was. En toen ik Zampa zag in den ring (die ring is niets anders dan het groote voetbalveld: een rechthoekig stuk grasveld, vandaar de naam ring! geloofde ik het graag. Zelfs mijn lee- kenoog zag, hoe dit dier een klasse apart was. Niet alleen vielen de fraaie vormen van Zampa op; niet alleen trok haar schrandere hoofd, fier omhoog ge dragen, de aandacht, maar toen ze haar gang moest toonen, toen was het een en al élégance, éen schoon harmonisch geheel. Zampa gooide haar beenen veer krachtig vooruit; Zampa's gang was even koninklijk als haar bouw. Zampa was een groot kampioenl Osendarp is óók een groot kampioen! U heeft natuurlijk gelezen, hoe deze sprinter verleden Zondag kampioen op de 100 meter werd: hij won de finale onbedreigd, maar was iets te vroeg gestart, dat wil zeggen, het publiek en de andere loopers meenden dat. Doch de starter was een andere gedachte toe gedaan en riep de loopers niet terug. Enfin, Osendarp won en ontving een fluitconcert. Niet bijster sportief. Toen hoorde hij, hoe vrijwel iedereen er van overtuigd was, dat hij te vroeg gestart was en onmiddellijk verzocht hij de Jury, den eindstrijd ongeldig te verklaren en de finale opnieuw te laten loopen. Osendarp wilde den titel niet onrechtmatig in zijn bezit hebben. Er werd overgeloopen en weer won Osendarp, zij het met minimum ver schil. Het was de mooiste loop van den dag, de scherpste sprint van dit seizoen. Osendarp werd winnaar, werd kam pioen. En ontving een ovatie van het zelfde publiek, dat hem eerst had uit gefloten. Dwaas publiek! Waarom floot het toen Osendarp den eersten keer won? De sprinter had niets verkeerds gedaan, had zich geen mo ment onsportief gedragen. Integendeel: hij had zijn plicht gedaan. Toen het startschot was gevallen, moest hij zijn titel verdedigen Meer niet. Dat deed Osendarp. Zonder te we ten, dat hij te vroeg gestart was. Osendarp verdiende dat fluitconcert niet. Maar hij bleek een .groot sportman en accepteerde den titel niet. En werd daardoor even later een g^oot kampioen! We missen wat in deze zomersche da gen: de zee! Natuurlijk hebben w.e onze onvolpre zen meren, die nog lang niet genoeg be kend zijn bij de menschen, natuurlijk hebben we onze open zwembaden, die men hier en daar natuurbaden meent te moeten noemen, maar de zee mis sen we. Verleden Zondag waren onze badin richtingen meer dan over-bevolkt. Dat was niet gezellig en leuk meer; dat was d Het frisch meer... De duizenden, die in het water der bassins gesparteld hebben, konden hun hart niet ophalen. omdaL-de volte te benauwd was. Daarom missen we de zee zoo. Die wijde zee, altijd frisch, altijd 'verfris- schend, altijd rust gevend. Met dat strand, blinkend in de zon. En met die lucht,- zuiver en weldadig aandoend als geen andere lucht. En daarom is het zoo onbegrijpelijk, dat dg meren slechts zeilers trekken; daarom is het zoo onbegrijpelijk, dat de groote massa onze Noordhollandsche meren niet kent. Komt, lezers! Straks, in uw vacantie het meer eens opgezocht. En weet, dat pok daar die groote rust heerscht, die aoo weldadig is voor U. Nu de zee onbereikbaar is, kunt U het meer ontdekken! Vacantie! Wat gaat U met de vacantie doen? Dat wil zeggen: wat gaat u doen om uw lichaam en geest weer nieuwe re serve te geven? Gaat u visschen? Mijn groote des kundige verklapte me deze week, dat de snoek en de snoekbaars op het oogenblik 'erg 'hongerig zijn. Gaat U zeilen? Eén dag zeilen is be- ter dan een week lekker-niks-doen, zei mijn zeilvriendin en die kan het weten. Gaat U wandeltochten maken? Ver slindt dan geen kilometers, maar doet wat wandelaars doen moeten: ontdekt de natuur en geniet er van. Pakt U de fiets? Volgt dan het voor beeld van de wandelaars! Maar wat U ook doet: visschen, zei- 'en roeien, zwemmen, wandelen, fiet sen, zorgt, dat je straks weer gereed zijt voot den arbeid. Den arbeid, die U slechts goed kunt verrichten, als lichaam en geest weer voldoende uitgerust zijn. 0 ja, voor ik het vergeet: ik ga van middag met vacantie!.... meftsch die liever ondergaat dan dat hij zijn ideaal verraadt. Doch al heel spoedig weer vinden wij hem een dwaas, die zich roekeloos in moeilijk heden begeeft. En het vergeten sterf bed van den heilige doet ons de schou ders ophnlAi. Neen, eerlijk, waartoe is dat goed? Wij lezen in het verfomfaaide boek van ons geweten. Hoe vaak hebben wij niet getracht, er een paar al te groe zelige en beduimelde bladzijden uit te scheuren? Maar het is ons nooit ge lukt! En begrijpen wij wel, wat wij le zen? Wanneer ons daar gezegd wordt, dat wij door en door zondige menschen zijn. onbekwaam tot eenig goed, dan gelooven wij dat toch zeker niet? Dan slaan wij immers aanstonds dat ver maledijde boek met een harden klap dicht en zoeken onze vrienden op. want in de eenzaamheid, zeggen wij komen ons niets dan onvruchtbare ge dachten, Neen. wat God in het boek van ons geweten tot ons te zeggen heeft, verstaan wij. niet. Hoogstens ver nemen wij hier en daar de stem van ons eigen ik, dat bezig is z'lchzelf te rjriizen of aan te klagen, naar gelang ons levensschip voorspoedig vaart of met tegenslag te kampen heeft. En toch spreekt God. In de frituur Tn de geschiedenis. In de kleine zoo wel als !n de groote dingen van ons eigen leven. Maar wij, verstaan de taal waarin Hij tot ons spreekt. "C" R is een tijd geweest, dat wij die taal wél verstonden Het was toen van ons vanzelfsprekend, dat de Kerk Gods Woord in onze taal overbracht De taal der Kerk en onze taal waren toen nog hetzelfde En omdat dit zoo was. was het ons mogelijk te bêgril- oen. wat God ons zeggen wilde. Wii begrepen het. omdat wij Zijn Naam kenden. Tmmanuël, God-met-ons. dat verstonden we, En we begrepen ook wat de natuur, wat de geschiedenis wat ons persoonlijk levenbeteekende 'n het licht van dien Naam. Maar sindsdien is de taal der Kerk tot een dialect geworden, dat nog slechts enkelen onder ons verstaan en soreken. Voor de meesten van ons is het een doode taal geworden, die moei zame studie vereischt om iets gewaar te worden van het geheim, dat zij bergt. Want men kan praten zooveel men wil zij bergt nog altijd dit geheim van den sprekenden God. Zij is nog altijd de eenige, die van dit geheim wéét, dat zij het geheim niet verraadt dan aan dengeen. die het zelf reeds ge raden heeft en die daarom geen behoef- he°ft. het alsnog te „kennen"! /"lOD spreekt. Maar God spreekt in raadselen tot ons, zóólang, tot wij begrepen hebben, dat het geheim van In het Gemeenelandshuis te Alkmaar heeft de Dijkgraaf van het Hoogheem raadschap Hollands Noorderkwartier, Mr. Kamp, een causerie gehouden over de figuur van den Dijkgraaf in de vorige eeuw. Besprak hij in de vorige vergadering den Dijkgraaf Jhr. van Foreest. die zich had onderscheiden in het con- strueeren van de zeewering, en wiens leven zich had gekenmerkt door de dijken groot, sterk en onneembaar te maken, ditmaal was het de figuur van Mr. Kluttel uit Alkmaar, die 24 laar lang Dijkgraaf was geweest van de Hondsbossche Zeewering, in Enkjiui- zen was geboren en in Alkmaar ó.m president van de Rechtbank was ge weest. Zijn tijd. aldus spr.. was aen tijd van eenvoud en plichtsbetrachting Hij heeft veel zaken afgedaan, die sleepcnde waren geblevèn. In de vijftiger jaren van de vorige eeuw was Alkmaar nog klein en meer romantiek. Het was een tijd, waarip men de vormén zeer in acht nam. een tijd van plechtstatigheid en van groot gevoel van eigenwaarde. Mr. J. A. Kluttel kwam als griffier bij het Kantongerecht in - Alkmaar, klom op tot president en bleef dit tot zijn dood. Ondanks de Fransche revolutie en de pogingen om te komen tot democra tisch denken, leeren wij toch uit de jaarboekjes van de stad Alkmaar, dat de posten en de functies door vijf ze families werden bezet. Een voorbeeld daarvan was Mr. Kluttel. Hij was 'ld van den Raad, secretaris van de Com missie van afdoende zaken der Wees kamer. curator van de Latljnseh» school, notabel van de Gereformeerde kerk. bestuurslid van de Oereformc"" de Diaconie, president van £et hofje „Huis van Achten", administrateur van een belangrijk fonds, lid van de sub commissie van de Maatschappij van Weldadigheid, plaatstelijk Directeur vaif1' het Doofstommeninstituut. voorzittc van de nfdeeling van het Zendingsge nootschap en voorzitter van de hoofd- vereenl gin g „Evangelieverkondigi n g onder de Chineezen": hii was presj.den' "»n de Rechtbank te Alkmaar, henm- raad van den Zijper- en Hazenpolder °n de H.-Hugownard en werd in 1838 Dijkgraaf van de Hondsbossche Zee wering en duinen tot Petten. De laatste functie is hem we! he' 'iefst geweest. Het bestuur bestond uit 8 afgevaardigden van de steden en 6 van het platteland Tn 1808 hadden de steden Amsterdam Haarlem. Enkhui zen. Medemblik, Hoorn en Alkmaar ieder recht gekregen on een afgevaar digde in het bestuur. Mr. Kluttel was ip 1837 afgevaardigde voor Alkmaar ge worden Het was een moeililke perio de De toenmalige Dijkgraaf Verschuur kon als 70-jarige niet meer op den dijk komen om daar hulp te bieden zooals het reglement voorschreef en daardoor ontstonden allerlei onaange naamheden. De hoofdingelanden richtten een re- iuest tot den Koning om de bevoégd- ieden van den dijkgraaf te bekorten, rn de eerste plaats wenschten zij dat hii niet meer de revenuen van de boe ien genoot, maar met een salaris van 1000 genoegen nam. Tn de tweede d?n sprekenden God het geheim ls van Zlfn Naam. Zoo^ng God naamloos voor ons is, spreekt Hii tot ons in raadselen Dan geldt, het wiize woord, dat het even gemakkelijk is het woord „God" uit te spreken als het woord „hond". Dan is °r geen verschil tusschen den levenden God en de wemeling van afgoden te midden waarvan de moderne mensch gewoon is te verkeeren. God spreekt 'alleen tot hen. die Hem hij name kennen. En nu? Indien de taal der Kerk, waarvan gezegd werd, dat zij bet geheim van den naam Gods bergt, voor ons tot een dialect .geworden is, dat wil niet meer soreken kunnen en amoer ver staan of erger nog: tot een doode taal, die geheel buiten ons bevattingsvermo gen valt? Wat dan? Dan is er toch nog één weg. De eenige weg. die altijd pp overal open blijft tot on den laatster ademtocht. Kniel en bid! Doe afstand van uw menschelijken hoogmoed, roer tot God! Verneder u. noem Ziin Naam' Den Naam. dien Hii u zelf als kirf heeft geleerd: ..Onze Vade".... Met dien Naam is alles gezegd, wat gezp"-" moet worden, wil God tot ons spreken gaan. Tn de natuur als God. Èchepppr "an hemel en aarde.'Tn de geschieden'0 a's God. de Almachtige, zonder Wienr Wil geen muschje ter aarde valt. Tn ons persoonlijk leven als Tmmanuël. God- m et-ons. En sla nu het eerste hoofdstuk van t-of ver .Trt-onrrs eers OP De Nederlandsche atbletlekkampioen- scheppen te Amsterdam. De finale van de 100 Meter, welke door Osen darp (op voorgrond) werd gewonnen. Tweede werd Berger terwijl Zwaan de derde plaats bezette I CNF-Noske-Pax m Ondanks alle daverende dingen, welke de wereld doen schudden op hare grondvesten, biedt dit lieve leven "nog steeds van die stille en onuitroei bare kleine geneugten, om maar eens iets te noemen: een eend met een donzig kroost in de wateren van de Statige Heerengracht uitgerekend natuurlijk de indrukwekkende bocht, zulke dieren doen het niet minder een koele dronk op een beluifeld, schaduwrijk terrasje .op het Leidsche- pleln.... of een kar met oud roest. Wat mij aanbelangt, ik geef dat laat ste graag cadeau voor een der, eerst genoemde vreugden. Maar tenslotte zijn wij niet allen eender geschapen; en deze variatie heeft, naar ik al eerder meen te hebben opgemerkt, haar goede zijde. Het was dan maar zoo, dat ik weer eens den kant van den Zeedijk uit kwam te fiwalen, om eens te zien of daar nog altijd „De Roode Lantaarn" was te vinden en of "„Zeeman's Wel varen" wellicht het veld had moeten ruimen voor een van die glimmende, van alle gemakken verstoken moder ne ijspaleizen. Dat was alevenwel in ordeonwillekeurig belandde ik toen op de Nieuwmarkt, na een goed keurend oog te hebben geslagen op de stoere St. Antoniespoort, dat Indruk wekkende bolwerk, dat nog uit de middeleeuwen dateert en dat zoo levend en breed-uit daar staat, alsof elk oogenblik een leger hellebaardiers om den hoek kan komen stappen. Maar daar niet van.... toen was er massa-markt. En al is een markt in dezen tijd dan niet dat overdadig- curieus verschijnsel van weleer, ze heeft tenslotte toch mrar haar singu lier karakter weten te handhaven. Er staat nog altijd wel een man met hét eenige echte en onvervalschte middel om 'n onherstelbaar gebroken koffie kan beslist afdoend en onzichtbaar te lijmen, en er zijn nog altijd menschen, die daar intrappen. Er is nog altijd een kraam met onwaarschijnlijke ge vulde koeken. En ergens is een boe kenstalletje waar de „Verzamelde werken van Multatuli" liggen, in hun blauwe bandjes en bijna vol ledig. En er staat een kar met oud-roest. Het zou belangwekkend zijn te we ten, waaraan de levendige belang stelling te danken is, welke de menschheid voor oud-roest aan den dag legt. Is dat niet een schoon on derwerp voor een psychologische stu die? Op de één of andere manier gaat er voor sommige menschen een on weerstaanbare bekoring uit van een hoop rommel, waarvan men op het eerste gezicht alleen maar met zeker heid meent te kunnen zeggen, dat het rommel is. Maar er ls slechts één oogenblik van twijfel noodig, van kinderlijke nieuwsgierigheid je kunt nooit wetenl of de zwakke mensch verdiept zichook in het oudste roest. En als men zoover is, welk een onmetelijk paradijs opent zich binnen de boordeh van een havé- looze handkar. Hoeveel roestige schroeven, gebroken fietsslqutels, hal ve schilderij-lijstjes, glazen zonder voet en voeten zonder glas, verfom faaide parapluie-overtrekken en eierdoppen met een stuk eruit levert een stad als Amsterdam niet op? Maar tenslotte, onder al dat puin zou iets kostelijks kunnen liggen. Ons goudgravers-instinct verloochent zich niet, verloochent zich nooit. Er stond een oud vrouwtje met een halve fietsbel, zwaar onder het roest. Met haar heer-gemaal was ze jachtig op zoek, kennelijk naar de andere helft. Toen ik na een hapje eten bij de Chineezen in de Binnen Bantam- merstraat weer passeerde, stonden ze er nog. En tenslotte, is deze vast houdendheid niet een onzer groote vaderlandsche deugden? HAN G. HOEKSTRA. plaats wenschten zij beperking van zijn reis vergoeding en in de derde plaats verlangden zij een commissie van aanbesteding. Zij wilden zooveel mogelijk van hun in 1813 ontnomen macht terugkrijgen en wilden de be noeming van den secretaris, den rent meester en den kastelein zelf doen en komisch ls, dat zij die van den op zichter wel aan den Dijkgraaf en 'de Hoogheemraden wilden laten. Toen de opvolger van Verschuur be noemd moest worden, kreeg Mr. Klut tel zes en de 10 jaren jongere Officier van Justitie, Mr. Van Leeuwen, even eens zes stemmen Bij loting werd Kluttel benoemd. Van Leeuwen en Kluttel waren vrienden. Dat bleek wel uit den brief, dien de eerste schreef en waarin hij de talenten van Kluttel hoo- gelijk roemde. In de vergadering, waarin Kluttel werd beledigd, werd ook behandeld het antwoord van den Koning, die cccoord ging met het ver zoek van de Hoofdingelanden. Mr Kluttel vond een onnoemelijk aantal onafgewerkte stukken. Voor den overleden opzichter was nog geen op' volger aangewezen; er ontbrak een re glement van orde voor den Dijkgraaf en Hoogheemraden en de instructies van de ambtenaren waren hopeloos verouderd. Hij bracht dit alles In orde Hij maakte ook een ontwerp ter goed keuring van den Koning om alle oude bevoegdheden weer toe te kennen aan Dijkgraaf en Hoogheemraden, doch deed daarvan geen mededeellng aan Hoofdingelanden. In Augustus van hetzelfde jaar was hij echter verplicht de heeren weer bijeen te roepen, omdgt Gedeputeerde Staten van den Koning het verzoek hadden ontvangen de vergadering te verzoeken, van beide ontwerpen één te maken. Het werd een ruzie-vergade ring Dijkgraaf en Hoogheemraden leg den het af. de Hoofdingelanden kresen méér bevoegdheid: o.m. werd bepaald, dat de Dijkgraaf moest wonen binnen 4 uur gaans van de Hondsbossche. In zijn ambtsperiode heeft Mr. Klut tel het gemakkelijk gehad. De dijken bleven goed bestand en ook de hoofden en het paalwerk leverden geen gevaar op. De verdienste van Mr. Kluttel. De heer Kluttel was practisch tn de administratie. In zijn jaarverslagen legde hij ieder jaar wat nieuws. Hij zorgde er voor dat de schulden werden betaald, alsmede, dat er een behoor lijke. begrooting kwam. Vroeger wist men nooit, waar men aan toe was. Soms kon men de arbeiders niet beta len en moest men het geld halen per bode bij Gedeputeerden. Mr.. Kluttel zorgde er voor dat de schulden wer den afgelost. Toen in 1882 de storm de dijken ver woestte, was hij overleden en moesten anderen den omslag verhoogen. Mr. Kluttel had er voor gezorgd, dat bij Zaandam ebdeuren werden aange bracht en dat na 120 jaar de groote sluis werd drooggelegd en schoonge maakt. Ook heeft hij den dank van de geschiedenisbeoefenaars verdiend, door er voor te zorgen, dat oude oorkon den en stukken, die bij den inval van de Engelschen in 1799 verloren waren gegaan, weer bijeen werden gebracht Hij heeft tn den Slaperdijk een nieu we sluis doen bouwen. Ook mr. Kluttel heeft het moment van zijn afscheid niet zelf weten te bepalen, hij was 73 jaar oud, toen hij overleed. VII (Slot) Wie niet wil werken, zal ook niet eten. ÜR zijn nog vele anderen, die •*-' werken voor ons dagelijksch brood. Duizenden zijn het er. van den nijveren ambachtsman tot den arbeider, die werkt in de fabrie ken. Tallooze categorieën, die niet alle afzonderlijk te noemen zijn. Of het nu de dorpssmid is, die de maaimachine voor den boer her stelt, de man, die In het houtbe- werkingsbedrijf bij honderdtallen de stelen voor spaden en schoppen aflevert ten dienste van het land en tuinbouwbedrijf, óf, zoo ge wilt, de'chauffeur, die dagelijks de melk ophaalt van de fabriek of de groen ten van de veiling aanvoert zij allen hebben hun plaats in het productie-appa raat, zij allen zijn on misbare onderdeelen van onze groote volks gemeenschap. Er zijn tijden ge weest, dat hun arbeid niet zoo werd gewaardeerd als thans men behoeft daarvoor zelfs niet zoo heel ver terug te grijpen. De jongste bediende op het loterij- kantoor, die voor het U.L.O.-exa- men was gesjeesd, voelde zich, om dat hij een boord droeg en over glacétjes beschikte, mijlen ver ver heven boven hem, die doör handen arbeid In zijn bestaan en ónze voe ding moest voorzien. De juffrouw uit het buffet met haar rood geverf de lippen en dito gelakte nagels haalde haar gepoederd neusje op voor de eerste de beste boerin. Het mag als een der debetposten op de rekening van den nieuwen tijd worden geboekt, dat hierin een kentering ten gqede is gekomen en alom een toenemende waardeering kan worden geconstateerd voor hen, die werken ln het agrarisch bedrijf met de vele vertakkingen, die hier aan verwant zijn. Als de groente naar de mestvaalt verhulst, zit de tuinder ln nood en het volk, dat dit toelaat, ls zijn overvloed onwaardig. Vóór ons ligt een toekomst, waar in dit niet meer gebeuren zal. Hel pen wij allen mede, hieraan te bou wen! Tenslote zullen èlle men schen, wie zij ook zijn en wat zij ook doen, elkander moeten bijstaan om als gemeenschap te kunnen leven aan ons allen zal het liggen, hoe die gemeenschap wordt en welken levensstandaard zij zal in nemen. De grondslag ls en blijft, door alle eeuwen heen, dezorg voor ons dagelijksch brood. Daarvoor dienen zij en wij te werken, gedach tig het woord, dat. zoo iemand niet wil werken, hij ook niet ete. Butaroma Vervangt boter in de spijzen en biedt tallooze mogelijk heden. Albumona O.a. geschikt voor het maken van 40 verschillende soor- ten jus en saus. Transparanta De eenige Neder landsche aardap- peltapioca, 'n groo te hulp bjj 't maken van pudding, pap, etc. Bel beste, iat op de bon verkrilgbaar ie. W. A. SCHOLTEN'8 FABRIEKEN legtPiniuU Dat zachte koffle-aroom, en die voortreffelijke smaak., daarom kiest men tegen woordig Unicum! Da's niet overdreven, da's wMr, proef •t maar!/ Pim's prima Koffiesurrogaat Verkoopkantoor: van der Plaats Koffiebranderijen en Theehandel Bolsward D'ouor Mooro-oo»* «»JT» «'tl OCR MRATOCNRWv KV. MAATSCHAPPIJ t Een Nedtrlandsch Bedrijf door de ctsatn heen» lhERASMUSHUIS=ROTTERDAM=J 1- V. 8. W Zoo langzamerhand weef U a/les van mijn per* 1 500/1 of. Laat ik U daarom eens 4 aan mn familie voorstellen 4 D't's Opa. Hii is dol op pan- J 4 neltoeken, die ik ^AAn i. 4 bak. Laatst heb ik V. 4 Weid, dat die zoo, 0 extra lekker wor.' 4 den, omdat ik f, PANKO ge. tijdelijk) ma

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1943 | | pagina 3