ERVARINGEN in het concentratiekamp te Amersfoort Een Helderse jongen vertelt: Bevrijding! Nieuws in 't kort. We treffen hem bij een bevriende familie in Alkmaar. Hij kan niet ver der naar Den Helder. Er loopt alleen in de vroege morgen nog een trein naar Nieuwediep, de werftrein en door wat soepelheid van den chef mogen vader en moeder, die hem juist van Amersfoort hebben ge haald, daarmee naar Den Helder rei zen. Luuc zelf moet bij de vrienden in Alkmaar wachten tot zijn bewijs van toelating uit Den Helder gezon den is. „Je ziet er niet slecht uit," merken we op. Het kaal geknipte hoofd doet wat vreemd aan, maar als je vijf mi nuten tegen die gladde bol hebt aan gekeken, dan valt het je niet meer als vreemd op. Zijn ogen staan ernstig, als de ogen van iemand, die veel van het leven gezien heeft. Als ik later even met z'n vader al leen ben zegt deze: „Hij heeft in die negen maanden meer meegemaakt, dan menigeen in een heel mensen leven." „Ja", zegt Luuc, in antwoord op mijn opmerking, „ik heb het de laatste twee maanden ook niet slecht gehad. Het Rode Kruis had toen veel invloed en dat heeft ont zettend veel goed gedaan. De straf fen waren minder geworden, het eten, door de pakketten van het Rode Kruis, beter. Bovendien was ik belast met het uitdelen van het eten van het N.S.F. En ook aan die instelling hebben we in Amersfoort veel te danken". „Waarom ben je eigenlijk gepakt?" „Ik ben in Leeuwarden op de M. T.S. gearresteerd bij de contröle van vrijstellingsbewijzen („Ausweisen"). Ik heb me nooit willen melden en ben dus ook nooit in het bezit van een vrijstelling geweest. Ik heb den „surrogaat" agent, die me arresteer de, gezegd, dat ik m'n vrijstelling thuis had. En toen hebben vrienden gezorgd, dat ik er een vrijstelling kreeg. En een die goed was, aueen niet geregistreerd. Dat werd m'n ongeluk, want de activiteit van de Leeuwardense politie was zo groot dat ze zich uitstrekte tot een infor matie bij het Arbeidsbureau in Leeuwarden, dat zich op haar beurt weer in verbinding stelde met het Arbeidsbureau te Alkmaar en na tuurlijk met den N.S.B.er op dat kantoor, die controleerde of mijn pa pieren wel in orde waren. Een geslaagd comediespel. Toen kreeg je de poppen aan het dansen. Die N.S.B.er in Alkmaar stel de vast, dat mijn vrijstelling niet ge registreerd was in het kaartsysteem in Alkmaar en dat er dus een falsifi- cati in het spel was. Dit was natuurlijk niet alleen erg voor mij, maar ook voor de ambte naren, die zich hiervoor hadden laten lenen. Ten koste van alles moesten die en alle anderen, die hun bemid deling hierbij verleend hadden, ge spaard worden. Maar hoe Ik wist het niet. Mijn vader heeft daarbij een Kos telijk comediespelletje gespeeld. Hij was in de kamer waar ik over mijn valse vrijstelling verhoord zou wor- deToen ik daar binnen kwam, keek hij mij verwijtend aan en zei: „Jij hebt je ouders bedrogen, ne! Ik snapte nog niet waar hij heen wilde, maar boog, schuldbewust, mijn hoofd en zei wat timide. „Ja. „Hoe kwam jij aan dat papier. Zeker in de trein gekocht?" zei mijn vader. Ik had nu door waar hij heen wilde en knikte weer en zei: „Ja, voor 10 gulden". Nu wist ik hoe we de ambtenaren en mijn vrienden, die me aan het bewijs geholpen hadden, konden redden. Ik had het ding van een on bekende in de trein gekocht. Dat was een goed idee. En daar is het bij g bleven. Er is in de beulenkampen van de Nazi's ontzaglijk geleden. Vele van onze jonge mensen hebben er het leven gelaten, anderen zijn er gebroken uit vandaan gekomen. Maar ook zijn vele jonge men sen en niet alleen jonge mensen er uit vandaan gekomen met de vaste wil te getuigen tegen het onrecht, dat een wereld van valse leuzen, vijf jaar lang over Europa gebracht heeft. Het is de jeugd die de toekomst heeft en als die jeugd haar stem laat horen tegen alle rechtsverkrachting, die we hebben moeten dulden en zal strijden voor recht en gerechtig heid, dan is er bij alle leed toch ook winst geboekt, een winst, die de wereld ten goede kan komen. Wij laten vandaag een Heldersen jongen vertellen van zijn erva ringen in het Amersfoortse con centratiekamp. Ik werd nu meegenomen naar het Huis van Bewaring in Leeuwarden en werd verhoord door de Sicherheits- dienst. Beschuldigd van overvallen op distributiekantoren. Toen ik voorkwam, bleek dat men m'n antecedenten behoorlijk had na gegaan en men voelde mij aan de tand over overvallen op distributie kantoren in Friesland. Ik ontkende ten stelligste." Ik kijk Luuc eens aan. Ik voel, daar zit copie in. Maar hij is voorzichtig. We zijn nog bezet gebied. De vijand loert nog overal. Met dat verhaal is het beter even te wachten. Dat komt later wel. Ik vraag hem niet meer dan hij los wil laten. We moeten allen op onze hoede zijn. „Twee dagen daarna", vertelt Luuc verder, „werd ik van 's morgens 4 tot 10 uur in een badcel gestopt en toen verhoord door de Duitse S.S. Dat verhoor ging op z'n Duits. Ik werd met een stok geslagen en ze stompten me een tand uit m'n mond. Je verbijt je dan, maar kan niet an ders doen dan je koest houden. Ik bleef ontkennen. Ik werd opnieuw verhoord. Maar wist van niets. Ze stopten me een nacht in een badcel. De volgende morgen was de tac- tiek anders. „M'n beste jongen", zeiden ze, „zeg het maar. Jij bent natuurlijk het slachtoffer geworden van anderen. Beken maar, dan deert je verder niets." Ik bleef ontkennen. Toen werd ik van het Huis van Bewaring naar de strafgevangenis in Leeuwarden overgebracht. Tussen twee moordenaars. In de strafgevangenis werd ik in een cel opgesloten, die grensde aan de cellen van twee moordenaars. De ene was de beruchte koffermoorde naar Korens, die levenslang had ge kregen. Het verhaal, dat hij leider was van het concentratiekamp in Vught is dus zuiver fantasie geweest. Ik sprak met Korens langs de buizen van de centrale verwarming. Hij had een beschaafde stem. Later, bij het luchten, zag ik hem in de gang lopaa. Ook in zijn optreden maakte hij een beschaafde indruk. We zeiden wat algemeenheden tegen elkaar. In de andere cel zat een kapper uit Alkmaar, die ook een moord had gepleegd en daarvoor tot 15 jaar ge vangenisstraf was veroordeeld. Hij had weinig interesse meer voor het leven. f „Als ik de gevangenis uitkom", zo zei hij, „dan zijn ze precies aan de volgende oorlog bezig". „Ja, ja", zuchtte hij tegen me, „éen uur van onbedachtzaamheid, maakt dat men lange jaren schreit." Achttien dagen hielden ze me in de Leeuwarder strafgevangenis. Dat duurde lang Naar Amersfoort. „Toen werd ik, met nog een der tigtal anderen, overgeoracht naar het concentratiekamp in Amersfoort. We liepen geboeid. Dat was een bittere ervaring, dat je als een misdadiger werd opgebracht. De reis van Leeuwarden naar Amersfoort zaten we in gereserveer de wagons. In Amersfoort wandelden we nog 3 kwartier door de stad. Het sneeuwde en was bar koud en wij sjouwden, als een stel misdadigers, achter de marechaussee aan, die ons wegbracht." We gingen door de eerste slag boom. We waren in het kamp, waar van we zovele malen de naam als een verschrikking hadden gehoord en dat ons, eerlijk gezegd, altijd als het zwaard van Damocles boven ons hoofd had gehangen. We kwamen bij een stenen poort, Aan beide kanten wapperde een vlag. Een hakenkruisvlag en een S.S.vlag. We kwamen bij het S.S.Lager en werden gebracht naar afdeling 3. Mijn eerste kennismaking was niet de meest aangename. We stonden daar te wachten. De Unterschar- führer Kotala, een Pool, een sadist, roept één voor één de namen af. „Verkerk, Lucas," hoor ik hem roepen. Ik ga naar voren, maar loop niet snel genoeg naar de zin van Kotalla. „Hae, haa," krijst hij, „daar heb je weer zo'n plutocratenzoontje. Snel ler, sneller," brult hij me toe en geeft me een schop. Ik loop sneler. Je hebt hier niets anders te doen dan stomweg te ge hoorzamen. As je het niet doet, dan ranselen ze met een knuppel in je nek, trappen je tegen je buik of mis handelen je op erger manier. Ik krijg een nummer. Nummer t 4846. Ik heb nu geen naam meer, ik ben een nummer. Door de z.g. Rozentuin gaan we verder het kamp in. Mijn eerste ont moeting met mijn medekampbewo ners is een groep jongens, in lompen gehuld, sjouwend achter hun vrach ten hout. Na 1J4 uur wordt alles van de nieuwelingen genoteerd. Geloof, po litieke richting, ouders, enz. We gaan dan naar de verkleedka mer. Onze burgerkleding wordt in een grote zak gestopt. We ontvangen onze kampkleding. Die bestaat uit een hemd, dat öf onder de luizen, óf vol met gaten zit. 't Is vies en goor. Een onderbroek. De gulp was door gescheurd tot op m'n rug. Een oude witte bovenbroek en een oud solda- tenjasje voltooiden de kleding. O ja, dan kreeg je ook nog voetlappen (dweilen), die dienst deden als sok ken, en een paar klompen. Dat was je hele uitrusting, ook voor de win ter. Om vijf uur 's middags was er appèl. De regen stroomde neer. We traden aan. 1800 man sterk was het kamp. Blok voor blok kwamen we voor. De commando's werden ge schreeuwd: „Haftlinge stilstaan" Het zijn Duitse S.S.troepen, die hier pakken. Ik kreeg er ook eens vijf en landse S.S. We staan onbeweeglijk. Geen hand of hoofd mag bewegen, want dan slaat men er met een stok op los. Vij en twintig slagen heb je zo te pakken. Ik kreeg er ok eens vijf en twintig. Ik had maagpijn en toen een kramp opkwam, bracht ik m'n hand even vlug naar m'n maag. Ze sloegen me tot bloedens toe. Het tweede commando is: „Rechts richten. We staan vijf minuten. Niet één beweegt er. Het derde commando volgt. „Ogen recht vooruit." Dan komt de „Rapportführer." „Mutsen af", klinkt het. „Ogen links". De straflijsten worden door den Lager-oudste, het hoofd van het kamp, gebracht en voorgelezen. „Ogen recht vooruit" klinkt het dan weer. „Mutsen op". Met één slag moeten de mutsen plat op het hoofd geslagen worden. „Corrigeer", luidt het volgende commando. We kunnen de mutsen nu behóorliik op ons hoofd zetten. „Handen af." De handen klappen naar beneden. Het gaat niet naar de zin van den beul. „Ik kom wel over een half uur te- Er ruist door ons Neerland een wondere klank Langs velden en beemden en wegen- Een klank, die ons opvoert tot vreugd en tot dank, Een boodschap van kostbare zegen. Een kreet van verlossing: Het vaderland vrij! Gebroken de knellende banden. Verlost van verdrukking en dwingelandij: 't Is vrede! 't Is feest in den lande! 't Is feest in den lande. De vlaggen ontplooid! Wij zien 't als een wonder gebeuren, Hoe alles met 't rood-wit en blauw zich weer tooit, Die oude ons heilige kleuren. Die kleuren, getuigend van moed en van kracht, Van geestkracht in nood en in lijden, Van offers en plichten, getrouwe volbracht in bange en zorgvolle tijden. De dag der bevrijding: Een vaderlands feest, Een stonde, ook van dank'bre gedachten. Bewond'ring en dank vervullen de geest Voor hen die hier schonken hun krachten. Voor alles wat hun deze dag heeft gekost, Aan al wat zij hebben gegeven Zovele gevaren op moeilijke post, Ontbering, gezondheid, het leven Thans roept ons het vaderland allen weer op Ten arbeid, met hoop en vertrouwen! Een ieder hij stuwe zijn krachten ten top, Wij moeten weer opgaan, weer bouwen! Daarom dan eendrachtig thans weer aan de slag, Opdat 't dan ook spoedig zal wezen Waarop wij met vreugde begroeten de dag Dat Nederland weer is herrezen! P. VAN STRAATEN. Meimaand 1945. Volgens radio New-York sterven nog dagelijks in het concentratiekamp Dachau 60 a 100 personen aan typhus, dysenterie en andere besmettelijke ziekten. Alfred Krupp von Bohlen, ex- leider van de Kruppfabrieken. is op zijn kasteel door de Geallieerden ge arresteerd en in een kleine woning op gesloten. Krupp heeft nu meer belang stelling voor boter dan voor kanonnen. Veldmaarschalk Sir Bernard Montgomery („Monty") is benoemd tot opperbevelhebber van de Britse bezet tingstroepen in Duitsland en Brits lid van de Geallieerde Contróle in Duits land. Generaal Majoor W. Draper ver klaarde, dat er nog voor 2 maanden voedsel in Duitsland is. „Daarna gaa het een zware tijd tegemoet- Het heet er alle schijn van dat er niet 8en°e„ voedsel en transportmiddelen zijn om in de komende behoeften te voorzien". rug", zegt hij en laat ons een bal! uur in kou en regen staan. Dat is ook wel eens langer. Wel eens een uur oi twee uur, of drie uur. En liefst wan neer de regen neerstroomt. In J drijfnatte plunje kan je dan na binnen en naar bed, door en o° koud. Het is dan ook geen won dat in de ziekenbarak steeds e vierhonderd zieken liggen. Er OJ dyphterie-patiënten, zeer veel u?8® n terie en er zijn doorlopend patten met longontsteking. En een genoegen is het niet in ziekenbarak. Op de bedden zijn lakens. Luizen- en vlooienplagen er steeds.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1945 | | pagina 2