De slag in de Java-Zee
Verhaal van moed en doodsverachting
Eén van de weinige overlevenden verielt
We kregen verschillende treffers,
maar toch hadden we niet veel doden
en gewonden. Er was een korporaal
hofmeester, die een kameraad zag
vallen, wiens been was afgerukt.
Hij rende er heen maar er ontstond
een ontploffing, waardoor hij tegen
het dek werd geslingerd en zijn
arm tot aan de schouder was ver
dwenen. Toch stond hij op, liep naar
zijn kameraad, greep hem met zijn
ene arm beet, nam hem op de
schouder en wankelde met hem
naar het achte chip. Er zijn onge
looflijke staaltjes van moed ge
toond.
SCHEPEN, DIE DEEL
NAMEN AAN DE SLAG.
Boven: H. M. Tromp in
de haven van Nieuwe-
diep, op de achtergrond
de kruiser Java. Links:
H. M. kruiser De Ruy-
ter. Op pag. drie H. M.
Kortenaer ïn de haven
van Nieuwediep.
We hadden de voldoening, dat vele
schepen van den Jap door het hevige
schieten van ons eskader de grond in
geboord werden.
Om tien uur 's avonds werd de strijd
gestaakt, we waren doodmoe, even was
er gelegenheid tot een verfrissende
dronk, waarvan gretig gebruik werd
gemaakt.
7 minuten later werd alarm gemaakt
en toen kwam de catastrofe. Opnieuw
het gedonder van ons geschut, opn'euw
ging het in volle vaart den vijand te
gemoet en waren de ontploffingen niet
van de lucht. (Vervolg op pag. 4.)
Slag in de Javazee, historisch gebeuren van de grootste betekenis voor onze
Marine en van wellicht beslissende betekenis voor het eindresultaat van de strijd
in het Oosten. De slag in de Javazee spreekt tot onze verbeelding en het laatste
commando van den Schout bij Nacht Doorman „Ik val aan, volg mij", is tot een
gevleugeld woord geworden.
Woensdag zal deze slag in ons land worden herdacht. In Vlissingen, Rotter
dam, Den Haag, Amsterdam en Den Helder. De jeugd van Nederland zal dan
getuigen van haar bewondering en waardering voor deze grootse daad van moed
van onze Marine-mensen. Hare Majesteit de Koningin zal de herdenking in Den
Helder bijwonen en daarmee de velen eren, die toen hun leven gaven. Al deze
Marine-mensen waren eens in Den Helder, velen voeren voor het laatst uit
Nieuwediep naar het verre land, vanwaar zij nimmer terugkwamen.
Wij danken het aan een comité-lid van „Onze Marine", dat we onze lezers
vandaag een verslag kunnen geven van een van de weinige overlevenden van
Hr. Ms. Kruiser „De Ruyter". Hij interviewde dezen onderofficier en vertelt
het volgende:
Het was op een regenachtige morgen,
dat we ons bevonden in de gezellige
woonkamer van een onderofficier van
de Kon Nederlandse Marine. Een dam
pende bak koffie stond voor ons, een
gezellige, rustige sfeer, waarin ons een
verhaal verteld werd van moed en
doodsverachting, maar ook van leed en
ellende.
Ik zal maar beginnen, zo zei deze
onderofficier, die opvarende was ge
weest van de kruiser de Ruyter, met de
dag van 26 Februart 1942. Om 10 uur
's morgens kwamen we in de haven van
Soerabaja na de slag bij Bali. 12 doden
hadden we te betreuren. Nadat we ge
meerd waren in het bassin deelde een
order van admiraal Helfrich ons mede,
dat we konden gaan passagieren, maar
dat we om 4 uur werden terugver
wacht aan boord om ons tot den laat-
sten man in te zetten tegen den Jap.
Allen begrepen we, wat dit bete-
k«ade. De overweldigénde meer
derheid van de Japanse vloot was
niet onbekend aan ons. Toch ont
brak er 's middags om vier uur
geen enkele man. We waren present.
Op de Kruiserkade stond het zwart
van de mensen. Vrouwen en kinderen, die
een laatste blik wilden werpen op man
en vader, vrienden en vele belangstel
lenden. Men wist het, 't was ernst.
Om 6 uur voeren we uit, nadat de
Eskader-commandant een toespraak had
gehouden waarin hij zijn vreugde uit
sprak over het feit, dat niemand van
de bemanning aan wal gebleven was,
terwijl men wist, dat vreselijke uren
te wachten stonden.
De vloot vaart uit.
Het was geen grote vloot, die ver
trok. De Ruyter, de Java, de Ameri
kaanse kruiser Houston, de Australi
sche kruiser Perth en tenslotte de be
kende Engelse jcruiser Exeter.
Zelf bevond ik mij beneden, daar ik
was ingedeeld bij de lekdienstcentrale,
zodat ik van de slag zelf niet veel ge
zien heb, wel de details gehoord heb
van kameraden die de hel van Ma-
lakka met nij meemaakten.
De „De Ruyter" was 'n fijn schip.
Uitstekende officieren hadden wij
aan boord en de geest onder de be
manning was prima. Aan onze of
ficieren wae het te danken, dat
toen wij Zondags voor de slag door
'n formatie van 30 vliegtuigen werden
aangevallen, niet in de grond ge
bombardeerd zijn. Hun rustige hou
ding en kalme bevelen bezielden
ons. We gingen vol moed dit nieuwe
gevaar tegemoet.
Op 27 Februari 's middags om twee
uur voegden verschillende Nederlandse,
Engelse en Amerikaanse torpedojagers
zich bij ons o.a. de Kortenaer, de Evert-
sen, de Piet Hein en de van Es e.a.,
alsmede een twaalftal onderzeeboten.
Ongelooflijke staaltjes van moed.
En toen kwam om 4 uur de vijand in
zicht. Het aantal masten was niet te
tellen en we wisten, dat we met
een overweldigende meerderheid te
doen zouden krijgen. Het zal half vijf
geweest zijn toen waarschijnlijk de
zwaarste zeeslag uit deze oorlog begon.
Het was een voortdurend gedreun be-
nedendeks. De lopen van onze kanon
nen waren roodgloeiend, de munitielif-
ten stonden geen seconde stil. De be
manning werkte als paarden.