llli'gale pers heeft grote kapitalen
uit Londen nodig
ZIJ VERKOOS HET KAMP
r
Gaan de mensen minder uit?
ONZE AARDE VAN 112.000 METER HOOGTE
Dubbelganger
Hei
nieuwe
boek
Foto genomen uit
een V2
Agrarisch nieuws
Ik
was geheim agent in oorlogstijd (XIV)
George van Triest brengt me zéér goed
nieuws van de overkant
Bram van Oord is
fantast
VAN VROUW TOT VROUW
Amusementsbedrijf
is bezorgd
irOBT NA MIJN eerste bezoek aan
Amsterdam (waar de mensen van de
illegale pers mij terloops vroegen in
Londen 60.006 galden te bestellen) krijg
ik een vage antipathie tegen Bram van
Oord. de man bij wie ik in Doorn
woon. De hele organisatie daar bevalt
me maar matig. Dit is ongetwijfeld On
der anderen een gevolg van mijn groei
end verlangen naar onafhankelijkheid,
een verlangen om mijn eigen leven te
leiden, zelf voor een onderduikadres
te zorgen en alleen die mensen te ont
moeten die ik persé zien wil. Algemeen
gesproken ben ik in het huis van Bram
een bezoeker en hoewel hij me meer
dan eens met grote omhaal van woor
den verzekerd heeft, dat ik zijn beste
vriend ben, dat alleen mijn opdracht
er op aan komt en dat het leven in
zijn huis en zijn organisatie uitsluitend
om mij en mijn werk draait, wordt het
me steeds duidelijker, dat er van al
deze verzekeringen, hoe goed ze ook
bedoeld zijn, niet veel verwezenlijkt
worden.
Behalve de organisatie van Bram en
zijn vroegere leerlingen, is er in Doorn
geen enkele groep die mij kan bij
staan. Goed, Dick is er natuurlijk, de
adjudant en Henk, de chef van de
technische staf en Peter de telegrafist,
maar hun werk bestaat slechts uit het
trc-ffen van voorbereidingen om de een
of andere baan voor hun rekening te
nemen, wanneer er ooit een organisa
tie gesticht mocht worden.
En tóch verwacht Bram van mij, dat
ik de verhalen over zijn arsenaal dat
hij uit veiligheidsoverwegingen ver
borgen zou hebben onder het huis van
een N.S.B.'er geloof. Ik moet óók ge
loven de verhalen over de acht en der
tig organisaties, waarmee hij reeds con
tact heeft en wier werkzaamheden hij
coördineerde. Ik moet het verhaal ge
loven van zijn overval op een gevan-
genenstransport om één van zijn man
nen te bevrijden. Ik moet nog véél
meer geloven. Het maakt allemaal geen
indruk op me en hij merkt dat.
Een paar dagen later heb ik in Am
sterdam een onderhoud met Van Heu-
ven Goedhart, die optreedt namens een
illegaal blad. Hij vertelt me, dat de on
dergrondse pers honderdduizend gulden
uit Londen heeft ontvangen in biljet
ten van duizend. Maar juist in die tijd
werden de biljetten van duizend door
de Duitsers uit de circulatie genomen,
waardoor driekwart van het geld waar
deloos werd. Van Heuven Goedhart
die met me praat over duizend-en-één
dingen dringt er bij mij op aan, dat ik
Engeland om een beduidende geldsom
zal vragen. Ik beloof hem dat.
„En wat je ook kunt doen is om een
Kerstboodschap van de Koningin voor
het Nederlandse volk verzoeken."
„Ik betwijfel of dit nog wel op tijd
aankomt" werp ik tegen, „en zolang ik
geen eigen zender heb wil ik in ieder
geval mijn berichten tot een minimum
beperken".
„Je hebt groot gelijk. Je kunt niet
voorzichtig genoeg zijn!"
„Wat voor ervaringen heb jij opge
daan?" vraag ik Van Heuven Goedhart,
wiens laatste opmerking mijn nieuws
gierigheid gewekt heeft.
„Met Pieter 't Hoen, de oprichter van
„Het Parool" heb ik een poosje in het
concentratiekamp Vught gezeten, maar
we zijn er uitgekomen vraag me niet
hoe en zijn een poosje ondergedo
ken. Ik moest echter weer tevoorschijn
komen. Nietsdoen zou mijn dood ge
weest zijn."
„Maar kijken ze niet naar je uit?"
Hij knikt met in zijn ogen die stille
glimlach, die ik al eerder gezien heb.
„We beschouwen ons zeer vereerd
mompelt hij. „Er staat een aardige prijs
op ons hoofd. Dood of levend of zoiets.
We zijn vogelvrijen, maar ik geloof niet
dat het ons hindert."
Bram van Oord en ik zitten helf De
cember 1943 in hotel Terminus in
Utrecht op George van Triest te wach
ten. Terwijl we ons kopje surrogaat
zonder Suiker en melk drinken, komt
de dikke man door de draaideur; hij
zwaait met zijn benen en hijgt alsof hij
zich gehaast heetf.
„Ha, kerels" schreeuwt hij. „Blij jul
lie te zien, blij jullie te zien. En hoe
gaat het met mijn kleine konijntje?
Hij pakt me van achteren in mijn nek
en schudt me hardhandig door elkaar,
't gebruikelijke bewijs van zijn vriend
schap.
„Ik heb een heleboel goed nieuws
voor je!" zegt hij, wenkt de kellner en
bestelt een cognac, die ons een Paal
minuten geleden geweigerd is. „Kijk
hier eens".
Hij haalt een stuk papier te voor
schijn en ik voel onmiddellijk dat dit
het antwoord uit Londen op mijn tele
gram moet zijn. Hoogst opg|Wonden
lees en herlees ik het tamelijk koele
bericht, te zeer verheugd met dit stukje
goed oud-Engeland om enige teleurstel
ling te voelen door het betrekkelijk ge
ringe nieuws dat het bevat.
„Ze sturen zo gauw mogelijk een toe
stel en geld", vertel ik Bram. die me
blijkbaar onder de indruk van dit voor
val aankijkt.
„Dat is tamelijk vlug hè?" zegt Van
Oord en deelt onmiddellijk in mijn
vreugde. „Zo gauw je dat hebt, kun je
aan het werk. Ik heb er een prachtig
plaatsje voor."
„En dan heb ik nog wat anders" ver
volgt George. „Je moet de groten heb
ben van je vriend Pluto!"
„Wat? Is hij er ook? Dat is fijn. Hoe
is het met hem?"
„Best. Hij is een rare vent. Als je
hem zo ziet, denk je dat hij een hope
loze kerel is. Maar hij is zo sluw als een
vos. En eten! In mijn hele leven heb
ik nog nooit iemand zó zien eten". Die
laatste opmerking is voor mij de beste
identificatie die ik kan wensen. Want
Pluto kan eten!
„Wat is er met hem gebeurd, nadat
we uit elkaar gegaan zijn?"
„Tegen het aanbreken van de mor
gen zag hij in, dat het te riskant zou
zijn om naar Brussel te gaan en toen is
hij een boer om onderdak gaan vragen.
De man heeft hem in het varkenshok
verstopt en daar heeft hij een hele
week op water cn brood gezeten. En
daarvoor vroeg die goede vaderlander
„slechts" drie duizend francs, de vuile
schoft!"
„Wanneer breng je hem naar Hol
land?"
„Hij zegt, dat het geen zin heeft om
verder te gaan. Hij had inderdaad een
heleboel geld bij zich. Ik wist het wel!"
George toont een glimlach van alwe
tendheid. „Hij heeft een bericht naar
Londen gestuurd en gevraagd om te
mogen terugkeren. Binnenkort zal ik
hem wel naar Engeland loodsen".
Een poosje zitten we druk te bab
belen en dan moet George weer haastig
weg. Hij gaat terug naar Brussel om te
zien of er nog meer nieuws is.
„Neem dit bericht mee" zeg ik. ..Het
is alleen maar om hen te vertellen,
dat ik aan het werk ben."
„Prima! Ik heb je toch gezegd, dat je
je weg wel zou vinden," buldert hij en
neemt het papiertje aan, waarop ik de
vorige avond het bericht getypt heb.
Hij leest het hardop voor.
Van Brutus aan HQ stop heb adres
gevonden stop ben goed ontvangen
stop bereid tot samenwerking ver
wacht resultaten begin Januari stop
stuur zo snel mogelijk compleet toe
stel en geld stop dit is dringend stop
Victoria stop Brutus.
„Ik zie, dat je je codewoord weer
gebruikt" zegt George, „O best, dat is
in orde. Ik zal het zo gauw mogelijk
verzenden en zodra ik antwoord heb
zien we elkaar wel weer."
Even later verdwijnt hij door de
draaideur> precies zoals hij gekomen is,
met een fladderende, openhangende
jas en zwaaiende benen, na een joviale
groet naar de kellner, die eerbiedig met
een buiging afscheid neemt. De verra
der George Ridderhof, de agent van
de S.D., die mijn contacten met Londen
onderhoudt. Maar in December 1943
weet ik van niets. En ik heb geen en
kele mogelijkheid om zelfstandig te
opereren. Het noodlot grijnst me tegen,
terwijl ik nog leef in het gelukkige
besef goed werk te doen als geheim
agent in oorlogstijd.
Men gelooft, dat Amerika en Engeland de controle op de industrieën in het
Ruhrgebied spoedig aan de Duitsers zullen overlaten. Ten einde een onder
zoek in te stellen naar de mogelijkheid hiervanbrachten Generaal Lucius
Clay, de Amerikaanse gouverneur (in het midden) en Generaal Robertson,
de Britse gouverneur, een bezoek aan het Ruhrgebied.
Hel korte verhaa!
Tom Soy, de burgemeester van Calt
leville, ging naar huis. In zijn linker
zak had hij een revolver en in zijn
rechterzak ook. Want Tom Soy was
niet bemind, sinds hij een meedogen
loze strijd voerde tegen de "dranksmok
kelaars en vooral tegen de leden van
de Haldybende. Niet ver van huis strui
kelde hij bijna over iets weeks; er lag
een man op de grond. Dood? Tom Sov
lichtte bij: nee, de man ademde lang
zaam. De burgemeester aarzelde niet.
Hij tilde het lichaam op, wierp Jiet over
"zijn schouder, droeg het naar zijn huis
en legde het op zijn bed. Vijf minuten
later sloeg de man zijn ogen op en keek
Tom Soy aan. Tom, van zijn kant,
staarde, staarde, als keek hij in een
spiegel. Neus, kin, ogen, oren, ze leken
op de zijne als twee druppels water.
Tom Soy, de burgemeester van Cattle-
ville en deze man waren volmaakte
dubbelgangers!
De man deed zijn verhaal: landloper,
reiziger, weer zwerver en nu, als ver
stekeling. was hij naar Cattleville ge:
komen. Maar de overval dan? De man
herinnerde het zich niet, „alles weg
gevaagd", zei hij, „ik weet het liet
meer"
Tom Soy begon te vertellen. „Wat mij
betreft, ik ben hier de burgemeester.
De mensen mogen mij niet. Het stadje
bestaat sedert de drooglegging voorna
melijk uit misdadigers. En ik bestrijd
ze. Zonder revolver kun je de straat
niet op. Het werkelijke hoofd van de
stad", ging Tom Soy voort, „is Jim Da-
vis, een kerel met vuurrood haar. Naar
zijn pijpen dansen ze"
„Rood haar? Nu herinner ik het mij
weer. Rood haar, hij was wel twee me
ter groot, ja, hij was het die me neer
sloeg"
„Dat was Jim Davis", zei de burge
meester, „de hoofdman van de Haldy
bende. Die heeft jou neergeslagen cn
m ij bedoeld"
Langzaam hief de dubbelganger zieh
op „Een treurige verwisseling", zei hij.
„Jim Davis heb ik dat goed gehoord,
is dié lid van de Haldy-bende?"
„Ja", mompelde Tom Soy.
„Heel jammer", ging de dubbelganger
voort, „ik ben óók lid van de Haldy
bende"
De burgemeester verstijfde.
Hiermee is de geschiedenis eigenlijk
uit. Wat geeft het of men een revolver
linjcs en rechts draagt, wanneer men de
vinger niet voortdurend aan de trekker
heeft? De volgende morgen begroeven
de mensen van Cattleville een vreemde
landloper, die zij ergens, zonder papie
ren op zak, gevonden hadden. Tom Soy
evenwel, was vanaf die dag plotseling
een vriend van de dranksmokkelaars.
„Hij is een heel andere kerel geworden
zei de roodharige Jim. Davis. „hij is erg
in zijn voordeel veranderd"
VERBRUIK ROOMBOTER
MARGARINE.
EN
Het hoofdelijk gebruik van roorflboter
cn margarine bedroeg in 1947 in Neder
land 14 kg tegen 12.2 kg in 1939. Het
boter verbruik daalde in dat tijdvak van
5 8 tot 5.5 kg per hoofd per jaar, het
•nargarine^erbruik steeg daarentegen
van 7.04 tot 8.5 kg.
MISSCHIEN BENT V ook gaan
zien naar „Achter de wolken"
Misschien bent u er juist niét naar
gaan zien, omdat u het nu lang
zamerhand welletjes vond met die
oorlogsfilms en zo. Een mens leest
's avonds al genoeg narigheid in de
krant; als je daar nu óók nog voor
je plezier naar moet gaan kij
ken
Toch jammer als u zo gedacht
hebt. Want dan hebt u, ondanks al
de ellende van puin en certcilde-
ring en onbeschrijflijk kinderleed
toch tets héél mooist gemist. Iets zo
hartverkwikkend moois, dat ik er
dagenlang niet over uitgedacht
raakte.
En nu bedoel ik niet allereerst
die zeldzaam hartelijke, jongens
achtige Amerikaanse sergeant, die
van een verwilderd hongerig klein
dier een normale jongen maakt.
NocK van die magere, stille Tsje
chische moeder, die met zo held
haftige hardnekkigheid langs die
eindeloze autowegen blijft -lopen
altijd maar lopen, van het ene
Unnra-kamp naar het andere, cp
zoek naar haar jongen.
Zulke dingen zijn prachtig, de
critieken hadden gelijk, maar zijn
ze niet menselijk en natuurlijk?
Soldaten en kleine jongens hebben
het wel vaker goed met elkaar
kunnen vinden, en een moeder die
haar voeten stukloopt vobr haar
kind zouden wij anders doen?
Maar waarom hebben alle film-
critieken nu juist die ene overge
slagen die ene, die op mij de
meeste indruk heeft gemaakt?
Dié ene in haar helemaal niet
flatteuze uniform, met een veld-
muts op het dikke, onverschillig
opgemaakte haar. Zo maar een
slordige knot, in de nek vastgesto-
ken, omdat zij -geen tijd heeft voor
een modieuze permanent. Zij zit
achter haar schrijfbureau, met tel
kens een ander formulier onder
haar vulpen. De commandante van
het Unnra-kamp. Dat lelijke, rusti
ge, smartelijke gezicht kan ik met
vergeten. Zij is een van de prach
tigste vrouwen, die ik ooit heb ont
moet.
Ik weet niets van haar. De film
geeft haar geen voorgeschiedenis*
die zet haar daar zo maar meteen
neer in haar houten barak, die laat
haar alleen maar Mevrouw" noe
men en af en toe een paar rustige,
korte zinnen zeggen.
Wie is zij, en waar korrf zij van
daan? Misschien uit één van die
duizenden kleine Amerikaanse ste
den, die wij óók van de film zo
goed kennen alsof wij er geweest
waren. Misschien heeft zij er in één
van die zonnige, ruime huizen ge
woond, tussen gebloemde gordijnen
en lichte meubels, met het uitzicht
op een onberispelijk grasveld of
een straat met accacia's aan weers
kanten. Misschien heeft zij niet ge
noeg gehad aan haar huishouding,
haar cake-recepten en haar vrou
wenclub, omdat haar hart te groot
was voor hazars en theekransjes.
Misschien heeft zij zich gemeld
voor het hulpwerk in Europa, zon
der eigenlijk te beseffen wat zij
zou te zien krijgen.
En nu zit zij achter een schrijf
bureau in een kale houten barak,
ergens in^Duitsland te midden van
de puinhopen. Een zandvlakte en
stenen in plaats van de bloeiende
tuin, een uniform in plaats van een
keurige japon, tafels op schragen
en houten banken in plaats van het
glanzend gewreven mahonie en de
zitjes bij de haard. En in plaats
van de lachende, beleefde kinderen
uit haar straat, in hun heldere
blousies en fleurige jurkjes ein
deloze stoeten van schuwe, have
loze, half verwilderde, tot op het
bot vermagerde kleine zwerfdieren.
EENTONIG HERHAALT ZICH,
met duizend variaties, dezelfde ge
schiedenis. Van de aankomst, mid
den in de nacht, op het wrakke
stationnetje, waar in goederenwa
gens het nieuwe convooi, uitgeput
en onbeschrijflijk verwaarloosd, op
het stro ligt te slapen. Tot het ver
trek van een vrolijke, gezonde, zin
gende troep met de rugzakken op,
die de versierde barak zo heel leeg
achterlaat.
Zij zit achter haar bureau en
kijkt, duizendmaal, in de ogen van
een kind dat door de hel is ge
jaagd. Zij laat zich levensgeschie
denissen vertalen die eens te gru
welijker klinken, omdat ze, toon
loos en onaandoenlijk, verteld wor
den door kleine meisjes met de ge
zichten van oude vrouwen. Zij vult
formulieren in die elk een ten
hemel schreeuwende aanklacht zijn.
Zij bewaart honderden kleding
stukken, elk met een label er aan,
van gestorven, verdronken, en ver
hongerde kinderen, die zij zwij
gend tonen moet aan radeloze on
gelovige moeders,... Zij zit en
schrijft en kijkt op met rustige
ogen; zij mag niet bezwijken onder
dit alles en haar grote hart moet
dit moedig verwerken, want zij is
de enige toevlucht van duizenden
in deze woestijn van puin.
Laten wij ons niet al te veel op
winden over Ilse Koch.
Zij staat in alle kranten, de hele
wereld kent haar en haar afschu
welijke lampekappen, zij geniet een
belangstelling en een „beroemd
heid" waarover wij ons verbitterd
ergeren. Maar laten wij nooit ver
geten, dat ^tegenover deze ene Ilse
Koch tientallen vrouwen staan als
deze commandante van het Unnra-
kamp. Vrouwen, over wie nooit
iemand spreekt of schrijft, die van
niemand een medaille of zelfs maar
een ruikertje bloemen krijgen in
haar kale barak.
Maar die, op haar stille manier,
de balans van goed en kwaad in
deze wereld in evenwicht houden.
SASKIA.
ONGESCHREVEN WET.
Van de hand van Laura Z. Hobson
verscheen in vertaling van C. J. Kelk
bij Van Holkema en Warendorf N. V.
te Amsterdam „Ongeschreven Wet",
waarvan de oorspronkelijke titel luidt
.Gentleman's Agreement".
Laura Hobson behandelt in dit boek
een probleem, dat men in de verlichte
Verenigde Staten niet aanwezig zou
Wanen, namelijk het grote vraagstuk
van het anti-semitisme. Want dit gif is
niet alleen van JJitier en zijn rotgeno-
ten, het is ook, zij het dan in minder
openlijke vorm, van millioenen men
sen in de hedendaagse samenleving.
Maar juist door die verborgenheid is
het zo veel sluipender en kwetsender
ook in God's own country, in de ver
lichte Verenigde Staten van Noord-
Amerika. Laura Hobson heeft dit schrij
nend leed, dat vreet aan het bestaan
van honderdduizenden Amerikanen, tot
uiting gebracht in een roman, die door
ieder beschaafd mens gelezen dient te
worden, opdat die mens tot zichzelf in-
kere en zich afvraagt: „En ik. ben ik
vrij van schuld?" En hoe weinigen blij
ven dan over, die deze vraag met een
eerlijk „Ja" kunnen beantwoorden?
Dat de film naar Laura Hobson's werk
heeft gegrepen, bewijst. hoezeer het
in het brandpunt van de belangstelling
staat, al mag verfilmen van een roman
zeker niet steeds als bewijs van kwali
teit gezien worden. Dat bewijs krijgt
men slechts, door het wrange werk zelf
te lezen. Jammer is slechts, dat Kelk
bewezen heeft, het Amerikaans idioom
niet te beheersen. Wanneer hij schrijft:
„Drinkt U Schotse of rogge?" zegt dat
een niet-ingewijde niets. Inderdaad is
rye whiskey uit rogge gestookt, maar
de vertaling gaat mank. En een 'meis
je heeft haar notitieboekje niet vol
staan met „data" want de vertaling
van „Dates" luidt: „Afspraakjes". En
zo zijn er tal van voorbeelden. Men
late zich hierdoor echter niet weer
houden. Want het boek van Hobson is
er niet minder schrijnend om.
J^ET GEBEURDE gedurende de bezet
tingstijd. dat wij eens een uitvoerig
echt huiselijk gesprek voerden met
een bekend Nederlands acteur, die zijn
naam en reputatie bij de kunst met
een grote K door jarenlang werk op
de planken reeds lang gevestigd had.
„Ik ben niet van plan", zei hij bij die
gelegenheid, „om weer toneel te gaan
spelen, wanneer déze waanzin van
oorlog en bezetting voorbij zal zijn".
„Waarom niet- en wat ga je dan
doen?", wilden wij weten.
„Kijk eens. mijn waarde", luidde zijn
antwoord. „We zijn jarenlang versto
ken geweest van Amerikaanse, Franse
en andere films, we hebben e^n grote
achterstand in te halen. Is deze oorlog
eenmaal voorbij, dan betekent dat,
dat de mensen de eerste jaren nodig
zullen hebben om bij films, radio en
cabaret af te reageren op de verschrik
kingen van de hel. die zij nu doorma
ken. Voor het serieuze toneel zal geen
of weinig belangstelling bestaan of
om het eens in een vakterm te vat
ten: „er komt geen hond meer in de
comedie", let op mijn woorden. Van
daar dat ik van koers zal verande
ren"
Het duurde nog twee volle jaren eer
'le bevrijding kwam, maar onze vriend
kreeg gelijk. En wat hij deed, deden
ook anderen; verschillende bekende
acteurs zegden het grote toneel vaar
wel en sloten zich aan bij cabaret-ge
zelschappen of lieten zich voor de
lichte programma's door de omroep
verenigingen engageren.
Wanneer wij nu. meer dan drie en
half jaar na de bezetting, een globale
balans maken van het amusementsbe
drijf, dat wil dus zeggen, van het uit
gaan van het publiek, dan kunnen wij
beginnen met vast te stellen, dat die
JO ZIET ONZE AARDE eruit van
een hoogte van 112.000 m. De
Amerikaanse marine heeft een deel
van de aarde door middel uan
fototoestellen in V 2-raketten laten
fotografen. Een oppervlakte van
4300 vierkante kilometer, tus
sen Wyoming, in het midden-
wésten van de Verenigde Staten
en Mexico, werd in beeld gebracht.
Men heeft een serie opnamen ge
maakt en deze later tezamen ge
voegd. Onze bovenste foto toont
U een dergelijke montage, terwijl
de foto rechts een deel van Mexico
laat zien. Men kan duidelijk de
details op het aardoppervlak on
derscheiden, terwijl met deze op
name ten overvloede bewezen
wordt, dat de aarde rond U,
eerste periode van „afreageren op de
gebeurtenissen" voorbij is. Men heeft
zjjn oude gevoel voor critische onder
scheiding teruggekregen en er is geen
sprake meer van dat men, om maar
een voorbeeld te noemen, een Ameri
kaanse film zonder meer waardeert
«zoals een paar jaar geleden), omdat
het een Amerikaanse film is. Men
wikt en weegt en zoekt met zorg al
vorens men zijn geld besteedt.
Zien wij dan dat het amusements
bedrijf in het algemeen en het thea
terbedrijf in het bijzonder een bloed
at me periode doormaakt, dan spreekt
het vanzelf, dat hier andere factoren
een woordje meespreken. In de eerste
plaats is het vrijkomen van voorheen
gedistribueerde goederen van (na
delige) invloed op het uitgaan. Eens
,kon men niets kopen" en was dus
eerder geneigd geld uit te geven voor
amusement. Nu is dat anders. Huis
gerei, schoenen en andere artikelen
liggen weer vrij in de etalages en in
duizend-en-een gevallen zal men liever
iets noodzakelijks kopen en thuisblij
ven (bij de radio) dan drie gulden of
meer neertellen voor een plaats in
schouwburg of cabaret.
Ziedaar een duidelijk aanwijsbare
oorzaak van de terugslag in het amu
sementsbedrijf. Voeg daarbij de zo in
grijpend verhoogde vermakelijkheids
belasting waardoor talloze musici
met werkloosheid bedreigd of daar
door al overvallen zijn en men be
hoeft niet verder naar motieven en
oorzaken te zoeken.
Nederland is arm geworden en dat
is een veeg teken voor het vak van de
ontspanning
HET ACHTSTE LEERJAAR EN HET
PLATTELAND.
Met het oog op bestaande plannen tot
wederinvoering van het achtste leerjaar
besloot het Kon. Ned. Landb. Comité de
nodige stappen te doen ter voorkoming
van benadeling van het platteland. Het
Comité wenst, dat ook de lagere land
en tuinbouwscholen het 8e leerjaar zul
len omvatten, alsmede dat het gewoon
lager onderwijs op het platteland zijn
agrarisch karakter behoudt.
LLECTRISCHE AFRASTERING VOOR
KIPPEN.
In de gemeente Zuidwolde (Dr.) pas
sen kippenhouders met uitstekend re
sultaat electrische afrastering voor kip
pen toe. Een halve meter hoge afraste
ring bestaand uit slechts vier draden
blijkt in de practijk voldoende. De kos
ten van een dergelijke afrastering be
draagt 1/10 deel van de gebruikelijke
gazen afrastering.
v HET EI VAN EDE.
Naar aanleiding van het lumineuze
ic.ee van een advertentiebureau te Boe-
iapest om eieren met advertenties te
eedrukken, spot de Landbode: „Waar-
cm zouden de verdrukte en belaagde
agrariërs in ons land als producenten
van zoveel kostbare wittigheid zelf niet
op de eerste plaats met zoiets hun voor
deel doen?"
„Bent ge tevreden over dit Ede-se-ei?
Kiest dan de onafhankelijke boeren
partij!"
(Te Ede. een belangrijk kippencen-
trum, woont ook de voorzitter van da
cmaerichte boerenpartij!)