llli'gale pers heeft grote kapitalen uit Londen nodig ZIJ VERKOOS HET KAMP r Gaan de mensen minder uit? ONZE AARDE VAN 112.000 METER HOOGTE Dubbelganger Hei nieuwe boek Foto genomen uit een V2 Agrarisch nieuws Ik was geheim agent in oorlogstijd (XIV) George van Triest brengt me zéér goed nieuws van de overkant Bram van Oord is fantast VAN VROUW TOT VROUW Amusementsbedrijf is bezorgd irOBT NA MIJN eerste bezoek aan Amsterdam (waar de mensen van de illegale pers mij terloops vroegen in Londen 60.006 galden te bestellen) krijg ik een vage antipathie tegen Bram van Oord. de man bij wie ik in Doorn woon. De hele organisatie daar bevalt me maar matig. Dit is ongetwijfeld On der anderen een gevolg van mijn groei end verlangen naar onafhankelijkheid, een verlangen om mijn eigen leven te leiden, zelf voor een onderduikadres te zorgen en alleen die mensen te ont moeten die ik persé zien wil. Algemeen gesproken ben ik in het huis van Bram een bezoeker en hoewel hij me meer dan eens met grote omhaal van woor den verzekerd heeft, dat ik zijn beste vriend ben, dat alleen mijn opdracht er op aan komt en dat het leven in zijn huis en zijn organisatie uitsluitend om mij en mijn werk draait, wordt het me steeds duidelijker, dat er van al deze verzekeringen, hoe goed ze ook bedoeld zijn, niet veel verwezenlijkt worden. Behalve de organisatie van Bram en zijn vroegere leerlingen, is er in Doorn geen enkele groep die mij kan bij staan. Goed, Dick is er natuurlijk, de adjudant en Henk, de chef van de technische staf en Peter de telegrafist, maar hun werk bestaat slechts uit het trc-ffen van voorbereidingen om de een of andere baan voor hun rekening te nemen, wanneer er ooit een organisa tie gesticht mocht worden. En tóch verwacht Bram van mij, dat ik de verhalen over zijn arsenaal dat hij uit veiligheidsoverwegingen ver borgen zou hebben onder het huis van een N.S.B.'er geloof. Ik moet óók ge loven de verhalen over de acht en der tig organisaties, waarmee hij reeds con tact heeft en wier werkzaamheden hij coördineerde. Ik moet het verhaal ge loven van zijn overval op een gevan- genenstransport om één van zijn man nen te bevrijden. Ik moet nog véél meer geloven. Het maakt allemaal geen indruk op me en hij merkt dat. Een paar dagen later heb ik in Am sterdam een onderhoud met Van Heu- ven Goedhart, die optreedt namens een illegaal blad. Hij vertelt me, dat de on dergrondse pers honderdduizend gulden uit Londen heeft ontvangen in biljet ten van duizend. Maar juist in die tijd werden de biljetten van duizend door de Duitsers uit de circulatie genomen, waardoor driekwart van het geld waar deloos werd. Van Heuven Goedhart die met me praat over duizend-en-één dingen dringt er bij mij op aan, dat ik Engeland om een beduidende geldsom zal vragen. Ik beloof hem dat. „En wat je ook kunt doen is om een Kerstboodschap van de Koningin voor het Nederlandse volk verzoeken." „Ik betwijfel of dit nog wel op tijd aankomt" werp ik tegen, „en zolang ik geen eigen zender heb wil ik in ieder geval mijn berichten tot een minimum beperken". „Je hebt groot gelijk. Je kunt niet voorzichtig genoeg zijn!" „Wat voor ervaringen heb jij opge daan?" vraag ik Van Heuven Goedhart, wiens laatste opmerking mijn nieuws gierigheid gewekt heeft. „Met Pieter 't Hoen, de oprichter van „Het Parool" heb ik een poosje in het concentratiekamp Vught gezeten, maar we zijn er uitgekomen vraag me niet hoe en zijn een poosje ondergedo ken. Ik moest echter weer tevoorschijn komen. Nietsdoen zou mijn dood ge weest zijn." „Maar kijken ze niet naar je uit?" Hij knikt met in zijn ogen die stille glimlach, die ik al eerder gezien heb. „We beschouwen ons zeer vereerd mompelt hij. „Er staat een aardige prijs op ons hoofd. Dood of levend of zoiets. We zijn vogelvrijen, maar ik geloof niet dat het ons hindert." Bram van Oord en ik zitten helf De cember 1943 in hotel Terminus in Utrecht op George van Triest te wach ten. Terwijl we ons kopje surrogaat zonder Suiker en melk drinken, komt de dikke man door de draaideur; hij zwaait met zijn benen en hijgt alsof hij zich gehaast heetf. „Ha, kerels" schreeuwt hij. „Blij jul lie te zien, blij jullie te zien. En hoe gaat het met mijn kleine konijntje? Hij pakt me van achteren in mijn nek en schudt me hardhandig door elkaar, 't gebruikelijke bewijs van zijn vriend schap. „Ik heb een heleboel goed nieuws voor je!" zegt hij, wenkt de kellner en bestelt een cognac, die ons een Paal minuten geleden geweigerd is. „Kijk hier eens". Hij haalt een stuk papier te voor schijn en ik voel onmiddellijk dat dit het antwoord uit Londen op mijn tele gram moet zijn. Hoogst opg|Wonden lees en herlees ik het tamelijk koele bericht, te zeer verheugd met dit stukje goed oud-Engeland om enige teleurstel ling te voelen door het betrekkelijk ge ringe nieuws dat het bevat. „Ze sturen zo gauw mogelijk een toe stel en geld", vertel ik Bram. die me blijkbaar onder de indruk van dit voor val aankijkt. „Dat is tamelijk vlug hè?" zegt Van Oord en deelt onmiddellijk in mijn vreugde. „Zo gauw je dat hebt, kun je aan het werk. Ik heb er een prachtig plaatsje voor." „En dan heb ik nog wat anders" ver volgt George. „Je moet de groten heb ben van je vriend Pluto!" „Wat? Is hij er ook? Dat is fijn. Hoe is het met hem?" „Best. Hij is een rare vent. Als je hem zo ziet, denk je dat hij een hope loze kerel is. Maar hij is zo sluw als een vos. En eten! In mijn hele leven heb ik nog nooit iemand zó zien eten". Die laatste opmerking is voor mij de beste identificatie die ik kan wensen. Want Pluto kan eten! „Wat is er met hem gebeurd, nadat we uit elkaar gegaan zijn?" „Tegen het aanbreken van de mor gen zag hij in, dat het te riskant zou zijn om naar Brussel te gaan en toen is hij een boer om onderdak gaan vragen. De man heeft hem in het varkenshok verstopt en daar heeft hij een hele week op water cn brood gezeten. En daarvoor vroeg die goede vaderlander „slechts" drie duizend francs, de vuile schoft!" „Wanneer breng je hem naar Hol land?" „Hij zegt, dat het geen zin heeft om verder te gaan. Hij had inderdaad een heleboel geld bij zich. Ik wist het wel!" George toont een glimlach van alwe tendheid. „Hij heeft een bericht naar Londen gestuurd en gevraagd om te mogen terugkeren. Binnenkort zal ik hem wel naar Engeland loodsen". Een poosje zitten we druk te bab belen en dan moet George weer haastig weg. Hij gaat terug naar Brussel om te zien of er nog meer nieuws is. „Neem dit bericht mee" zeg ik. ..Het is alleen maar om hen te vertellen, dat ik aan het werk ben." „Prima! Ik heb je toch gezegd, dat je je weg wel zou vinden," buldert hij en neemt het papiertje aan, waarop ik de vorige avond het bericht getypt heb. Hij leest het hardop voor. Van Brutus aan HQ stop heb adres gevonden stop ben goed ontvangen stop bereid tot samenwerking ver wacht resultaten begin Januari stop stuur zo snel mogelijk compleet toe stel en geld stop dit is dringend stop Victoria stop Brutus. „Ik zie, dat je je codewoord weer gebruikt" zegt George, „O best, dat is in orde. Ik zal het zo gauw mogelijk verzenden en zodra ik antwoord heb zien we elkaar wel weer." Even later verdwijnt hij door de draaideur> precies zoals hij gekomen is, met een fladderende, openhangende jas en zwaaiende benen, na een joviale groet naar de kellner, die eerbiedig met een buiging afscheid neemt. De verra der George Ridderhof, de agent van de S.D., die mijn contacten met Londen onderhoudt. Maar in December 1943 weet ik van niets. En ik heb geen en kele mogelijkheid om zelfstandig te opereren. Het noodlot grijnst me tegen, terwijl ik nog leef in het gelukkige besef goed werk te doen als geheim agent in oorlogstijd. Men gelooft, dat Amerika en Engeland de controle op de industrieën in het Ruhrgebied spoedig aan de Duitsers zullen overlaten. Ten einde een onder zoek in te stellen naar de mogelijkheid hiervanbrachten Generaal Lucius Clay, de Amerikaanse gouverneur (in het midden) en Generaal Robertson, de Britse gouverneur, een bezoek aan het Ruhrgebied. Hel korte verhaa! Tom Soy, de burgemeester van Calt leville, ging naar huis. In zijn linker zak had hij een revolver en in zijn rechterzak ook. Want Tom Soy was niet bemind, sinds hij een meedogen loze strijd voerde tegen de "dranksmok kelaars en vooral tegen de leden van de Haldybende. Niet ver van huis strui kelde hij bijna over iets weeks; er lag een man op de grond. Dood? Tom Sov lichtte bij: nee, de man ademde lang zaam. De burgemeester aarzelde niet. Hij tilde het lichaam op, wierp Jiet over "zijn schouder, droeg het naar zijn huis en legde het op zijn bed. Vijf minuten later sloeg de man zijn ogen op en keek Tom Soy aan. Tom, van zijn kant, staarde, staarde, als keek hij in een spiegel. Neus, kin, ogen, oren, ze leken op de zijne als twee druppels water. Tom Soy, de burgemeester van Cattle- ville en deze man waren volmaakte dubbelgangers! De man deed zijn verhaal: landloper, reiziger, weer zwerver en nu, als ver stekeling. was hij naar Cattleville ge: komen. Maar de overval dan? De man herinnerde het zich niet, „alles weg gevaagd", zei hij, „ik weet het liet meer" Tom Soy begon te vertellen. „Wat mij betreft, ik ben hier de burgemeester. De mensen mogen mij niet. Het stadje bestaat sedert de drooglegging voorna melijk uit misdadigers. En ik bestrijd ze. Zonder revolver kun je de straat niet op. Het werkelijke hoofd van de stad", ging Tom Soy voort, „is Jim Da- vis, een kerel met vuurrood haar. Naar zijn pijpen dansen ze" „Rood haar? Nu herinner ik het mij weer. Rood haar, hij was wel twee me ter groot, ja, hij was het die me neer sloeg" „Dat was Jim Davis", zei de burge meester, „de hoofdman van de Haldy bende. Die heeft jou neergeslagen cn m ij bedoeld" Langzaam hief de dubbelganger zieh op „Een treurige verwisseling", zei hij. „Jim Davis heb ik dat goed gehoord, is dié lid van de Haldy-bende?" „Ja", mompelde Tom Soy. „Heel jammer", ging de dubbelganger voort, „ik ben óók lid van de Haldy bende" De burgemeester verstijfde. Hiermee is de geschiedenis eigenlijk uit. Wat geeft het of men een revolver linjcs en rechts draagt, wanneer men de vinger niet voortdurend aan de trekker heeft? De volgende morgen begroeven de mensen van Cattleville een vreemde landloper, die zij ergens, zonder papie ren op zak, gevonden hadden. Tom Soy evenwel, was vanaf die dag plotseling een vriend van de dranksmokkelaars. „Hij is een heel andere kerel geworden zei de roodharige Jim. Davis. „hij is erg in zijn voordeel veranderd" VERBRUIK ROOMBOTER MARGARINE. EN Het hoofdelijk gebruik van roorflboter cn margarine bedroeg in 1947 in Neder land 14 kg tegen 12.2 kg in 1939. Het boter verbruik daalde in dat tijdvak van 5 8 tot 5.5 kg per hoofd per jaar, het •nargarine^erbruik steeg daarentegen van 7.04 tot 8.5 kg. MISSCHIEN BENT V ook gaan zien naar „Achter de wolken" Misschien bent u er juist niét naar gaan zien, omdat u het nu lang zamerhand welletjes vond met die oorlogsfilms en zo. Een mens leest 's avonds al genoeg narigheid in de krant; als je daar nu óók nog voor je plezier naar moet gaan kij ken Toch jammer als u zo gedacht hebt. Want dan hebt u, ondanks al de ellende van puin en certcilde- ring en onbeschrijflijk kinderleed toch tets héél mooist gemist. Iets zo hartverkwikkend moois, dat ik er dagenlang niet over uitgedacht raakte. En nu bedoel ik niet allereerst die zeldzaam hartelijke, jongens achtige Amerikaanse sergeant, die van een verwilderd hongerig klein dier een normale jongen maakt. NocK van die magere, stille Tsje chische moeder, die met zo held haftige hardnekkigheid langs die eindeloze autowegen blijft -lopen altijd maar lopen, van het ene Unnra-kamp naar het andere, cp zoek naar haar jongen. Zulke dingen zijn prachtig, de critieken hadden gelijk, maar zijn ze niet menselijk en natuurlijk? Soldaten en kleine jongens hebben het wel vaker goed met elkaar kunnen vinden, en een moeder die haar voeten stukloopt vobr haar kind zouden wij anders doen? Maar waarom hebben alle film- critieken nu juist die ene overge slagen die ene, die op mij de meeste indruk heeft gemaakt? Dié ene in haar helemaal niet flatteuze uniform, met een veld- muts op het dikke, onverschillig opgemaakte haar. Zo maar een slordige knot, in de nek vastgesto- ken, omdat zij -geen tijd heeft voor een modieuze permanent. Zij zit achter haar schrijfbureau, met tel kens een ander formulier onder haar vulpen. De commandante van het Unnra-kamp. Dat lelijke, rusti ge, smartelijke gezicht kan ik met vergeten. Zij is een van de prach tigste vrouwen, die ik ooit heb ont moet. Ik weet niets van haar. De film geeft haar geen voorgeschiedenis* die zet haar daar zo maar meteen neer in haar houten barak, die laat haar alleen maar Mevrouw" noe men en af en toe een paar rustige, korte zinnen zeggen. Wie is zij, en waar korrf zij van daan? Misschien uit één van die duizenden kleine Amerikaanse ste den, die wij óók van de film zo goed kennen alsof wij er geweest waren. Misschien heeft zij er in één van die zonnige, ruime huizen ge woond, tussen gebloemde gordijnen en lichte meubels, met het uitzicht op een onberispelijk grasveld of een straat met accacia's aan weers kanten. Misschien heeft zij niet ge noeg gehad aan haar huishouding, haar cake-recepten en haar vrou wenclub, omdat haar hart te groot was voor hazars en theekransjes. Misschien heeft zij zich gemeld voor het hulpwerk in Europa, zon der eigenlijk te beseffen wat zij zou te zien krijgen. En nu zit zij achter een schrijf bureau in een kale houten barak, ergens in^Duitsland te midden van de puinhopen. Een zandvlakte en stenen in plaats van de bloeiende tuin, een uniform in plaats van een keurige japon, tafels op schragen en houten banken in plaats van het glanzend gewreven mahonie en de zitjes bij de haard. En in plaats van de lachende, beleefde kinderen uit haar straat, in hun heldere blousies en fleurige jurkjes ein deloze stoeten van schuwe, have loze, half verwilderde, tot op het bot vermagerde kleine zwerfdieren. EENTONIG HERHAALT ZICH, met duizend variaties, dezelfde ge schiedenis. Van de aankomst, mid den in de nacht, op het wrakke stationnetje, waar in goederenwa gens het nieuwe convooi, uitgeput en onbeschrijflijk verwaarloosd, op het stro ligt te slapen. Tot het ver trek van een vrolijke, gezonde, zin gende troep met de rugzakken op, die de versierde barak zo heel leeg achterlaat. Zij zit achter haar bureau en kijkt, duizendmaal, in de ogen van een kind dat door de hel is ge jaagd. Zij laat zich levensgeschie denissen vertalen die eens te gru welijker klinken, omdat ze, toon loos en onaandoenlijk, verteld wor den door kleine meisjes met de ge zichten van oude vrouwen. Zij vult formulieren in die elk een ten hemel schreeuwende aanklacht zijn. Zij bewaart honderden kleding stukken, elk met een label er aan, van gestorven, verdronken, en ver hongerde kinderen, die zij zwij gend tonen moet aan radeloze on gelovige moeders,... Zij zit en schrijft en kijkt op met rustige ogen; zij mag niet bezwijken onder dit alles en haar grote hart moet dit moedig verwerken, want zij is de enige toevlucht van duizenden in deze woestijn van puin. Laten wij ons niet al te veel op winden over Ilse Koch. Zij staat in alle kranten, de hele wereld kent haar en haar afschu welijke lampekappen, zij geniet een belangstelling en een „beroemd heid" waarover wij ons verbitterd ergeren. Maar laten wij nooit ver geten, dat ^tegenover deze ene Ilse Koch tientallen vrouwen staan als deze commandante van het Unnra- kamp. Vrouwen, over wie nooit iemand spreekt of schrijft, die van niemand een medaille of zelfs maar een ruikertje bloemen krijgen in haar kale barak. Maar die, op haar stille manier, de balans van goed en kwaad in deze wereld in evenwicht houden. SASKIA. ONGESCHREVEN WET. Van de hand van Laura Z. Hobson verscheen in vertaling van C. J. Kelk bij Van Holkema en Warendorf N. V. te Amsterdam „Ongeschreven Wet", waarvan de oorspronkelijke titel luidt .Gentleman's Agreement". Laura Hobson behandelt in dit boek een probleem, dat men in de verlichte Verenigde Staten niet aanwezig zou Wanen, namelijk het grote vraagstuk van het anti-semitisme. Want dit gif is niet alleen van JJitier en zijn rotgeno- ten, het is ook, zij het dan in minder openlijke vorm, van millioenen men sen in de hedendaagse samenleving. Maar juist door die verborgenheid is het zo veel sluipender en kwetsender ook in God's own country, in de ver lichte Verenigde Staten van Noord- Amerika. Laura Hobson heeft dit schrij nend leed, dat vreet aan het bestaan van honderdduizenden Amerikanen, tot uiting gebracht in een roman, die door ieder beschaafd mens gelezen dient te worden, opdat die mens tot zichzelf in- kere en zich afvraagt: „En ik. ben ik vrij van schuld?" En hoe weinigen blij ven dan over, die deze vraag met een eerlijk „Ja" kunnen beantwoorden? Dat de film naar Laura Hobson's werk heeft gegrepen, bewijst. hoezeer het in het brandpunt van de belangstelling staat, al mag verfilmen van een roman zeker niet steeds als bewijs van kwali teit gezien worden. Dat bewijs krijgt men slechts, door het wrange werk zelf te lezen. Jammer is slechts, dat Kelk bewezen heeft, het Amerikaans idioom niet te beheersen. Wanneer hij schrijft: „Drinkt U Schotse of rogge?" zegt dat een niet-ingewijde niets. Inderdaad is rye whiskey uit rogge gestookt, maar de vertaling gaat mank. En een 'meis je heeft haar notitieboekje niet vol staan met „data" want de vertaling van „Dates" luidt: „Afspraakjes". En zo zijn er tal van voorbeelden. Men late zich hierdoor echter niet weer houden. Want het boek van Hobson is er niet minder schrijnend om. J^ET GEBEURDE gedurende de bezet tingstijd. dat wij eens een uitvoerig echt huiselijk gesprek voerden met een bekend Nederlands acteur, die zijn naam en reputatie bij de kunst met een grote K door jarenlang werk op de planken reeds lang gevestigd had. „Ik ben niet van plan", zei hij bij die gelegenheid, „om weer toneel te gaan spelen, wanneer déze waanzin van oorlog en bezetting voorbij zal zijn". „Waarom niet- en wat ga je dan doen?", wilden wij weten. „Kijk eens. mijn waarde", luidde zijn antwoord. „We zijn jarenlang versto ken geweest van Amerikaanse, Franse en andere films, we hebben e^n grote achterstand in te halen. Is deze oorlog eenmaal voorbij, dan betekent dat, dat de mensen de eerste jaren nodig zullen hebben om bij films, radio en cabaret af te reageren op de verschrik kingen van de hel. die zij nu doorma ken. Voor het serieuze toneel zal geen of weinig belangstelling bestaan of om het eens in een vakterm te vat ten: „er komt geen hond meer in de comedie", let op mijn woorden. Van daar dat ik van koers zal verande ren" Het duurde nog twee volle jaren eer 'le bevrijding kwam, maar onze vriend kreeg gelijk. En wat hij deed, deden ook anderen; verschillende bekende acteurs zegden het grote toneel vaar wel en sloten zich aan bij cabaret-ge zelschappen of lieten zich voor de lichte programma's door de omroep verenigingen engageren. Wanneer wij nu. meer dan drie en half jaar na de bezetting, een globale balans maken van het amusementsbe drijf, dat wil dus zeggen, van het uit gaan van het publiek, dan kunnen wij beginnen met vast te stellen, dat die JO ZIET ONZE AARDE eruit van een hoogte van 112.000 m. De Amerikaanse marine heeft een deel van de aarde door middel uan fototoestellen in V 2-raketten laten fotografen. Een oppervlakte van 4300 vierkante kilometer, tus sen Wyoming, in het midden- wésten van de Verenigde Staten en Mexico, werd in beeld gebracht. Men heeft een serie opnamen ge maakt en deze later tezamen ge voegd. Onze bovenste foto toont U een dergelijke montage, terwijl de foto rechts een deel van Mexico laat zien. Men kan duidelijk de details op het aardoppervlak on derscheiden, terwijl met deze op name ten overvloede bewezen wordt, dat de aarde rond U, eerste periode van „afreageren op de gebeurtenissen" voorbij is. Men heeft zjjn oude gevoel voor critische onder scheiding teruggekregen en er is geen sprake meer van dat men, om maar een voorbeeld te noemen, een Ameri kaanse film zonder meer waardeert «zoals een paar jaar geleden), omdat het een Amerikaanse film is. Men wikt en weegt en zoekt met zorg al vorens men zijn geld besteedt. Zien wij dan dat het amusements bedrijf in het algemeen en het thea terbedrijf in het bijzonder een bloed at me periode doormaakt, dan spreekt het vanzelf, dat hier andere factoren een woordje meespreken. In de eerste plaats is het vrijkomen van voorheen gedistribueerde goederen van (na delige) invloed op het uitgaan. Eens ,kon men niets kopen" en was dus eerder geneigd geld uit te geven voor amusement. Nu is dat anders. Huis gerei, schoenen en andere artikelen liggen weer vrij in de etalages en in duizend-en-een gevallen zal men liever iets noodzakelijks kopen en thuisblij ven (bij de radio) dan drie gulden of meer neertellen voor een plaats in schouwburg of cabaret. Ziedaar een duidelijk aanwijsbare oorzaak van de terugslag in het amu sementsbedrijf. Voeg daarbij de zo in grijpend verhoogde vermakelijkheids belasting waardoor talloze musici met werkloosheid bedreigd of daar door al overvallen zijn en men be hoeft niet verder naar motieven en oorzaken te zoeken. Nederland is arm geworden en dat is een veeg teken voor het vak van de ontspanning HET ACHTSTE LEERJAAR EN HET PLATTELAND. Met het oog op bestaande plannen tot wederinvoering van het achtste leerjaar besloot het Kon. Ned. Landb. Comité de nodige stappen te doen ter voorkoming van benadeling van het platteland. Het Comité wenst, dat ook de lagere land en tuinbouwscholen het 8e leerjaar zul len omvatten, alsmede dat het gewoon lager onderwijs op het platteland zijn agrarisch karakter behoudt. LLECTRISCHE AFRASTERING VOOR KIPPEN. In de gemeente Zuidwolde (Dr.) pas sen kippenhouders met uitstekend re sultaat electrische afrastering voor kip pen toe. Een halve meter hoge afraste ring bestaand uit slechts vier draden blijkt in de practijk voldoende. De kos ten van een dergelijke afrastering be draagt 1/10 deel van de gebruikelijke gazen afrastering. v HET EI VAN EDE. Naar aanleiding van het lumineuze ic.ee van een advertentiebureau te Boe- iapest om eieren met advertenties te eedrukken, spot de Landbode: „Waar- cm zouden de verdrukte en belaagde agrariërs in ons land als producenten van zoveel kostbare wittigheid zelf niet op de eerste plaats met zoiets hun voor deel doen?" „Bent ge tevreden over dit Ede-se-ei? Kiest dan de onafhankelijke boeren partij!" (Te Ede. een belangrijk kippencen- trum, woont ook de voorzitter van da cmaerichte boerenpartij!)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1948 | | pagina 5