In de cel is men alléén met zichzelf, barrevoets en naakt jëf last Duitse zakenwereld eigen volk - en bedroog hongerend het buitenland r Gemaskerd en geboeid naar de cellenbarakken in Scheveningen 1 Ik was geheim agent in oorlogstijd (XXIII) ol Twee S.S.-kerels slaan bont en blauw me Hoe is de stand Mieke Engelse bombardementen spaarden de grote fabrieken tot in de laatste oorlogsmaanden Thans op de lijst voor demontage op onderzoek in Duitsland Van Vrouw tot Vrouw .J LIED VAN DE WEEK „Hemels Rijk" ZATERDAG 4 DECEMBER 1M* HALF WEN 'S AVONDS, als Joseph Schrei eder rrtfln volledige beken tenis na een verhoor van 78 uur in keurig Duits op papier heeft staan, pst er een nieuw bedrflf beginnen. Ik word geboeid en men bindt me een [ang masker over het hoofd. In het masker ritten gaten voor mijn ogen en mond. Aldus uitgedost word ik uit het hoofdkwartier van de S.D. ge leld en onder bewaking van drie ruwe kerels in een auto gestopt. Mfln volgende pleisterplaats blflken de ceUeAarakken In Scheveningen te ri)n. Ook dé&r weer die zenuwachtige bedrijvigheid, zodra ik binnen de poort ben. Ze beschouwen me als zeer gevaarlijk of als zeer belangrijk. Er loopt vrijwel niemand in de gangen, behalve een paar S.D.-ers; de weinige gevangenen, die er toevallig zijn, worden snel met hun gezichten tegen de mOT" gegooid en ik word ijlings naar vleugel F. gebracht. gevolgd werd, te missen. Men wil in lichtingen over mijn opleiding in Enge land en-over de mensen met wie lk in de ondergrondse gewerkt heb. Het eer ste weiger ik als soldaat, en lk maak hen duidelijk, dat zij volgens de con ventie van Genève niet het recht heb ben dergelijke vragen te stellen. Geen verontschuldiging zou hen er van te rughouden mij die Inlichtingen af te persen, wanneer zfl ze werkelijk no dig hadden en daarom ls mjjn veront schuldiging even goed als elke andere. Ik ontken iets over de verblijfplaat sen van mijn vrienden te weten. Bokowsky, die hier de hoofd-onder- vrager is, blijft vriendschappelijk en vol begrip. Hoewel dit geen beletsel voor hem vormt om in ongelooflijke uitbarstingen van woede te vervallen of zijn toevlucht te nemen tot de grof ste beledigingen. Toch wil hij de in druk vestigen, dat zij niet zo kwaad zijn als ze afgeschilderd worden. Hij laat me van zijn eigen sigaretten ro ken, laat koffie en extra eten halen en is er op uit mijn vertrouwen te winnen. Dat lukt niet. nENZAME OPSLUITING! Alléén in L een oeij Niemand mag de deur van jntjn grafkelder openen dan de wacht commandant persoonlijk. Het is een g.S.-onderofficier, een ruw uitziende Duitser. Hij bekijkt me nieuwsgierig van onder tot boven, zoals men een nieuwe aanwinst van de dierentuin be kijkt. Hij zegt me, dat ik mijn gemak moet houden en dan fatsoenlijk be handeld zal worden. Daarop nemen mijn geleiders me de handboeien af. Ze waarschuwen me zoals ook gchreieder al gedaan heeft om te gen niemand de reden van mijn aan wezigheid hier te noemen. Dan gaan se de gang weer in. „We vertrouwen hem aan jou toe!" seggen ze tot de wacht. „Gut! We zullen op hem letten!" Er wordt even gelachen. Dan slaat de deur toe, twee grendels worden er voor geschoven, een sleutel wordt in bet slot omgedraaid. Voetstappen weerklinken in de gang, steeds verder weg en danstilte! JK BEN DUIZELIG en huiverig. Het is akelig, weerzinwekkend. Indruk ken zijn er niet. Ik kijk niet zo als helden plegen te doen mijn cel rond om een kleine tafel, een houten bankje, en een houten krib met een stromatras te zien. Eerst drie dagen later kflk ik om me heen, wanneer ik voldoende gekalmeerd ben om vatbaar te worden voor die vreselijke marte ling, die het vooruitzicht op een spoe dige dood veroorzaakt in de ziel van een mens, die léven wil. Ik lig op mijn krib, geheel gekleed, mijn knieën tegen mijn kin, onder een smerige deken. Ik ben niet in staat U denken of te slapen en te eten of te drinken. Precies als een zieke hond. Ik heb de instructies aan de muur niet gezien en achteraf vind ik het nog steeds vreemd, dat de wacht, die sowat ieder uur door het kijkgaatje gluurde, nooit heeft gereageerd op mijn overtreding van het gevangenis voorschrift, waarbij het streng verbo den is overdag op bed te liggen. De man opent op de uren der maaltijden een klein luikje in de deur en geeft me een bak eten. Zwijgend. Ik neem de bak aan en keer hem prompt in de ton om. Ik kan zelfs het gezicht van eten niet verdragen. Op de morgen van de derde dag wordt mijn celdeur voor de eerste maal geopend. De S.S.-wacht komt binnen en kijkt mijn cel rond, bijna vriende lijk gestemd. Ik ben uit mijn bed ge komen en kijk hem aan. „U zult hieraan moeten wennen," zegt hij. „Kniezen heeft geen zin. Het is het beste om in gewoonten te ver vallen. Opstaan bij de reveille, was sen, cel reiiygen, eten halen, eten en de tijd doodslaan. Overdag niet sla pen. Dat is verboden en een slapeloze dag is in ieder geval beter dan een slapeloze nacht. U moet tegen de be wakers Herr Wachtmeister zeggen," vervolgt hij. „Sommigen letten daar speciaal op. Wilt u een boek hebben?" Ik zeg, dat ik dat wil. verdwijnt, komt even later met een lijvig >verk terug en vertrekt zonder een woord te spreken. Ik ben uit mijn verdoving ontwaakt. Ik word me bewust van de dingen om me heen en van de grootte van mijn cel, de stenen muren, het hoge witte plafond en de koude tegels op de vloer. Ik begin te voelen, dat ik een gevangene ben in. een cel met een gegrendelde deur. Mijn spel is voor goed uit. Slechts door een won der kan ik gered worden. Ik moet de feiten onder ogen zien: de dood! Ko medie? Ik denk van niet! De kogel is immers de normale straf! Als een vreselijke nachtmerrie gaat mijn verleden voorbij: elk feit ondra gelijk duidelijk, meedogenloos weige rend zich door verklaring of veront schuldiging te laten verdrijven. De gewaarwording is verpletterend. Alle eigendunk, alle eigengerechtigdheid, slle evenwicht en opgeblazenheid ver- dwtjnt in de cel, in het aangezicht van de dood. Er is immers geen publiek, daarvoor men toneel kan spelen? Men '8 alleen met zichzelf, barrevoets en naakt. CEL IS zeven passen lang, drie Passen breed. Mijn aanpassings vermogen werkt weer normaal en zo doende word ik door mijn boek en de enkele verhoren, die ik moet onder- gaan. van het piekeren afgehouden. verhoren vinden plaats in een aParte barak. Ze zijn niet al te plel- erig. maar schijnen toch de vaste lijn toals die op het S.D.-hoofdkwartier QP EEN MORGEN tracht ik de ein deloze uren met lezen te verkorten, als mijn celdeur geopend wordt en een Duitse S.S.-man binnenkomt. Dat is tegen de orders. Op mijn celdeur staat vermeld, dat niemand behalve de wachtcommandant gerechtigd is mijn cel te betreden. Ik vraag me af wat de man hier komt doen. Het is schijn baar zuiver nieuwsgierigheid. Hij praat rustig, bijna verlegen, vraagt of ik iets nodig heb en komt ten lange leste met de vraag, waarom ik hier zit. Wat heb ik gedaan? Intuïtief vermoed ik, dat hij me op de proef wil stellen en ik geef zo beleefd mo gelijk een ontwijkend antwoord. Hij vertrekt weer. Tegen twee uur in de middag wordt mijn deur weer geopend en komt hij terug, ditmaal vergezeld van een an dere SS-man, in wie ik onmiddellijk een Nederlander herken door het ge broken Duits, dat hij spreekt. Ik be merk nu ook, dat de man, die me al eerder bezocht, een kunstarm heeft. Als ik me nog afvraag wat zij willen, dan blijf ik in ieder geval niet lang in onzekerheid. Ze schreeuwen een se rie vragen: Waarom ik niet de hou ding kan aannemen, waarom mijn bed niet behoorlijk opgemaakt is, waarom het licht op dit uur van de dag brandt, hoe ik aan dat boek kom. Ongelukki gerwijze realiseer ik me niet, dat deze vragen zuiver rhetorisch bedoeld zijn en ik doe mijn best er een antwoord op te geven. Natuurlijk is alles wat ik zeg gelogen, ik ben onbeschaamd. Denk ik, dat ik hen óók nog kan be- spionneren? Plotseling slaat de Duit ser me uit alle macht midden in het gezicht. Ik heb dit niet verwacht en hef automatisch mjjn arm op om de slag af te wachten. Dat is precies wat zjj willen. Ik probeer dus terug te slaan, hè In mijn onhandigheid ont ken ik dit. Het gevolg is een nieuwe slag. Ik ga wjjdbeens staan met mijn handen op mijn rug, kflk de kerel3 in het gezicht en denk: „Laat maar ko men!" En het komt ook. Het feest duurt ongeveer een half uur en dan ben ik volkomen op. Ook zfl moeten er genoeg van gekregen hebben, want als ze vertrekken zfln ze buiten adem. Ze gooien me met mfln gericht tegen de muur en schreeuwen, dat ik zo moet blflven staan tot se terugkomen. Ik kan bflna niet meer, maar de vrees, die weerzinwekkende bondge noot, helpt me. Tien minuten later ko men ze terug en mishandelen me op nieuw. Ze brullen er bfl als stieren. Het is vreemd, dat geen Duitser zich lichamelflk kan inspannen zonder luid- kuils te razen en te tieren. Als ik de deur voor de derde keer hoor opengaan, begin ik me af te vra gen wanneer ze eindeljjk zullen op houden. Ik sta verstomd als lk de wachtcommandant zie. „Was ist denn los hier?" vraagt hfl met een trek van verrassing en ver bazing op zfln gezicht. „O, niets", antwoord ik. Neen, com mandant, ik laat me niet verleiden tot een klacht, die voor de lieven en hun chef onaangenaam kan zfln. Dat moet ik toch zelf bezuren.... „Ik wil weten wat hier gebeurd is!" schreeuwt hfl. „D'r was hier een hels kabaal!" Dan, bfl het zien van mfln gezicht: „Wat is er in vredesnaam met uw gezicht gebeurd? Het is helemaal rood en ge zwollen!" „O ja?" spot ik. „Ik heb er waar schijnlijk op geslapen." Zfln onschuld irriteert me ontzettend en ik kan niet nalaten te snauwen. „Ik wil weten wat er gebeurd ia Verdammt noch 'mal. Zeg op, Mensch!"" „Neen," zeg ik. „Als u het wilt we ten, vraag het dan aan de heren, die hier een paar minuten geleden waren." De Wachtmeister rent scheldend de gang in, op zoek naar de schuldigen. Hfl laat de deur wagenwfld open staan en ik kan hem woord voor woord ver staan. Binnen twee minuten is hfl met de schurken terug in mfln cel. „Wat ls hier gebeurd?" zegt hfl. „Ik wil weten wat er gebeurd ls. Ik ben hier de baas en draag de verant woording." De twee kjjken zwart. „Hfl was „frech"," zegt de Duitser. „Heb je hem geslagen?" De kerel probeert een direct ant woord te vermflden en begint mfl er van te beschuldigen, dat ik terug wil de slaan. „Hebt u terug geslagen?" „Neen!" zeg ik. „Weet u dat zeker?" „Sinds mfln arrestatie," antwoordde ik ongeduldig, „heb ik horen praten over Duitse eer en SS-fatsoen. Ik was nog zo stom om dat te geloven. Toen deze twee mannen me afranselden was ik te verbluft om iets te doen of iets te zeggen. Dat twee gewapende sol daten bevoegd zfln een ongewapend burger, die zich zelfs niet mag verde digen, half dood te ranselen en dat alles zonder enige verontschuldiging, lflkt mfl" een leuk idee' van eer. Wan neer dat SS-eer is „Genug!" valt de onderofficier me de rede. „Jullie tweeën komen, wanneer dit bekend wordt, voor de krijgsraad, dat wee' je. Dusals je verstandig bent, houdt je je mond. Voor deze keer zal ik het niet rappor teren. Wat hfl doet is zfln zaak. Maar als hfl het rapporteert, ritten jullie er in. Houd je kop dus en verdwfln." Een paar minuten later is de Wachtmeister bfl me terug met een kom warme koffie en wat wittebrood. „Hier!" zegt hfl en legt het op de tafel. „Drink dit uit en probeet het te vergeten. Een broer van de kleinste is pas door de ondergrondse hier in Holland vermoord. De andere is een arm kwflt en is natuurlijk ook behoor lijk opgewonden." „U beschouwt dat als een veront schuldiging voor het slaan van een weerloze man, tryee tegen één? En u spreekt over Ehre?" „Nou, nou, rustig," sust de SS-man. Hoofdschuddend gaat hfl weg. CEN LEZER VRAAGT MIJ afdeling „taal-hersengymnastiek!"' wat de oorsprong is van de uitdrukking „van haver tot gort zoals in. „iemand van haver tot gort kennen", dus „geheel en al „door en door Wel, het grappige is. dat deze uitdrukking eigenlijk luiden moest (en in de oude tijd ook inderdaad luidde„van aver tot aver", hetgeen zeggen wil: van de ene voorouder tot de andere, of wel: van vader op zoon. In de middeleeuwen zei men ook in sommige streken: van haver to (tot) haver" en dat nu is in de loop der tijden verbasterd tot het nog heden ten dage gebruikelijke „van haver tot gort". En nu de nieuwe vragen: 1. Wie it-de schrijver van het beroemde boek „La Terre"? 2. Men spreekt nan de Drie Wijzen uit het Oosten. Wie waren dat 3. Een vader had een aantal zoons en, wijzend op een der jongens, zei hij: dit is derde t>an bonen en de vierde uan onder. Hoeveel zoons had die nader? 4. Hoe luidde de vroegere naam van New York en waarom? 5. De grote wijzer van een klok loopt sneller dan de kleine. Hoeveel maal zo snel? 6. Wat is het grootste eiland ter wereld? 7. Welke hoeveelheid is groter: 100 gram goud of 100 gram platina? 8. Wat betekent de afkorting „t.a.p."? 9. Hoe heet een bewoner van het eiland Cyprus? 10. Hoeluiden de werkelijke namen van de volgende schrijver-schuil namen: Albert Helman, Anton nan Duinkerken, Mark Twain? Voor de antwoorden zie men tussen de advertenties. IN EEN TIJD WAARIN GEEN ENKEL LAMPJE in de winkels te krflgen was. gapte een Duisbnrger arbeiders jongen nlt een straatlantaarn een elec- trlsch lampje. Daar hij zo dom was niet de gehele gazen kooi af te schroe ven, waar binnen het lampje zat, maar het gaas niteenboog om het lampje er nlt te halen, werd het misdrijf niet be schouwd als eenvoudige diefstal, maar als inbraak. Dezelfde rechter, die hem hiervoor een jaar straf oplegde, heeft waarschflnlflk de volgende dag gaarne een uitnodiging geaccepteerd om te ko men eten met de hoogst fatsoenlijke zakenman, die tegenover het vroeger Stadstheater weer een warenhuis van zes verdiepingen laat bouwen of met de Engelse staalbaron, die vroeger door aandelenbezit bfl de Mannesman- Röhre Werke geïnteresseerd was en nn zitting heeft in een commissie, die een oordeel velt over de démontage der staalwerken. WIE IN DIE DAGEN, waarin de Duisburgse jongen het lampje stal, in Duitsland geweest is en er nu vijf maanden na de sanering terugkomt, wrijft zich de ogen uit. Toen was, in bunkers zonder venster, waarin 65 fa milies woonden, geen lampje te vinden, waarbij men een boek kon lezen. Ze of prostitutie verdiende. Nu zijn de dui zenden zwervers en zwarte handelaars als met een stofzuiger weggezogen van de stations en heerst er overal een te kort aan arbeidskrachten. Toen bleef het puin liggen waar het lag en viel er vrij wel nergens een spoor van opbouw te herkennen, nu ziet men, op ooghoogte reeds rijen van modern en zelfs luxueus ingerichte winkels. Men moet naar bo ven kijken, om er zich bewust van te worden hoe provisorisch dit alles tus sen en onder de verkoolde wanden der oude gebouwen is opgetrokken. En de vraag komt op: Zfln wfl op nieuw bedrogen? Is het weer precies zo gegaan als Schwarsschlld ons in „Das Ende der Illusionen" beschrijft, toen na de eerste wereldoorlog de Duitse zaken lui kunstmatig een inflatie veroorzaak ten om ten koste ener ongehoorde ellen de van het eigen volk hun winst- en pro ductie-apparaat te herstellen en daarbij tegelflk de haat af te leiden op het bui tenland en het gehate verdrag van Ver- sailles? pEZE VRAAG moet ten dele bevesti gend beantwoord worden. Zeker, de honger en de nood van het Duitse volk waren echt. En de vrouw zouden onmiddellijk losgeschroefd en die om een toewijzing voor luiers kwam op de zwarte markt gebracht zijn om er aardappelen voor te kopen. Nu ligt iede re etalage vol met de modernste elec- triSche apparaten. Toen klommen vrou wen op buffers en dak der overvulde treinen, om bfl de boeren hun laatste spullen voor aardappelen te gaan ruilen, nu is het vet misschien nog schaars, maar kan men aardappelen krflgen zo veel men wil en liggen de lekkerste de- 1 catessen in de etalages. Toen beschouw de een arbeidersjongen zijn werk hoog stens als een lastig tijdverlies, dat als loon nauwelijks de prfls van een doosje zwarte sigaretten opbracht. Hij trachtte te leven van wat hfl in zijn vrije tijd met zwarte handel, misdaad, corruptie UET IS NATUURLIJK te mal om los te lopen, maar laat ik het maar eerlijk bekennen: lk geloof nog altijd rotsvast in Sint Nicolaas. Zoiets mag je in de gestroomlijn de tijd eigenlijk niet hardop zeg gen, laat staan in een krant schrij ven. De goede bisschop is immers allang ongenadigd door bevoegde critici om hals gebracht? Allereerst door de historici, die tot vervelens toe met nadruk heb ben betoogd, dat die hele Sint-Nico- laashistorie kant nog wal raakt. Dat de goede man niet in Spanje woonde maar in Klein-Azië. Dat Zwarte Piet helemaal in zijn eigen zak moest wegkruipen van schaam te, want op zijn zachtst moet hfl een goedaardig soort duivel zfln, en die zak richt zich naar de hel.... Als je het heel precies gaat uitzoe ken, dan kom je via de marsepei nen varkens en de schimmel hele maal bij de oude Germanen te recht en de oude Romeinen moe ten er ook nog iets mee te maken hebben. En dan de paedagogen. Hebben die al niet jarenlang hele tijd schriften volgeschreven om ons te vermanen, de tedere kinderzieltjes toch niet voor het leven te be schadigen met de brutale leugens van de ooievaar, van Klaas Vaak en vooral, vooral van die onbe staanbare Sint Nicblaas en zijn griezelige zwarte knecht. De waar heid, ouders, en niets dan de waar heid als je de stakkerds van kinderen niet levenslang met duis tere angstcomplexen wilt opsche- oen. En dan, niet te vergeten, de kille critiek van het nuchtere verstand. Laat ik eerlijk bekennen, dat ik iaar ook een paar jaar lelijk aan geleden heb. Dat was in de tijd toen ik veel volwassener was dan nu. Zo om ende bfl mfln tiende jaar had ik de hele historie aardig door. Sint Nicolaas niets anders dan een flauw mopje waar je moeder en vader elk jaar weer ernstig mee kwamen aandragen. En nog zo onhandig ook: ze namen vaak niet eens de moeite om het hand schrift op de pakjes behoorlijk te verdraaien. Om nog maar te zwij gen van de horden Sinterklazen in winkels en lunchrooms, en van de statige bisschoppen, die lichtelijk aangeschoten over straat laveerden en soms zelfs handgemeen raakten met hun concurrenten.... MAAR ZONDERLING, naarmate je vordert op de weg naar de volwassenheid, komt die doodge- critiseerde Sint Nicolaas spring levend en beminnellflk op je toe rijden. Nee, niet de suikerzoete meneer met de watten baard en de heel klein lachje verbergt. Het lachje van een oud, levenswijs man met een scherpe geest en een mild hart. Of is het geen wijsheid, dat hfl al die eeuwen door zijn eerste be schermelingen is trouw gebleven: de kinderen, de verliefden en de zeelui. Geloof mij, zeggen zijn jeugdige ogen onder de witte wenkbrauwen: ik ken het leven langer dan u. De argeloosheid, de liefde en het avontuur, die zfln alleen maar de moeite waard oneindig veel meer dan het lintje, het baantje en de conferentie. SINT NICOLAAS 0, bordpapieren kroonstaf, die altijd maar weer vage lievigheden pre velt: En heb jij %t hele jaar je bordje zoet leeggegeten? En kun jij wel een mooie versje voor me zingen? Neede echte Sint Nicolaas draagt een mijter van rood en goud, zijn mantel is gloeiend flu weel en de witzijden handschoen, die de fraaie teugel vasthoudt, is met gouddraad bestikt. Niet, dat iemand die pracht ooit te zien krijgt. Door de donkere eenzaam heid van de nachtelijke straten, over de eindeloze verlatenheid van de winterse buitenwegen rijdt hij waardig en zwijgend voort op zijn nobele schimmel Zijn baard waait in de nachtwind, een sneeuwwitte, welverzorgde baard, die vaak een van onze dromen, rijd vannacht! Het is zo heerlijk om in deze wereld van puin en prikkeldraad, waar de ene mens, de ander een wolf is, te ge loven al is het maar één avond van het jaar in een heilig man. die alleen maar goed durft zfln. Maar houdt Pieter dicht aan uu> zijde. Het oude volksgeloof heeft gelijk. Alleen maar goedheid dat smaakt te veel naar fondant Laat de Moor met de dreigende zak naast u voort stappen. Houd naast de koek de gard achter de hand, stuur de wijsheid met de humor op reis. Laten wij die twee met hand en tand verdedigen Immers, zij gaan daar samen bfl de gratie van ons vrouwen. Zolang wij ons uitsloven met lijmpot en schaar, zolang wij een kwartier lang op onze pen houder bijten om een rijmwoord op: sokophouder. Maar zodra wij ons laten verlei den tot de moderne gemakzucht van het keurig verpakte winkel cadeau met het vlotte rijm van de betaalde sneldichter dan ver dwijnen de twee dierbare schim men voorgoed in de nevel. SASKIA VTagen kreeg inderdaad officiéél te ho ren, dat het in deze tijd onverantwoor delijk was om kinderen te krflgen. En de H.B.S -leerlingen zaten 's winters bfl 6 graden vorst met versleten overjassen in een onverwarmd lokaal zonder ven sters of deuren. Maar tegelijkertijd begroef de boer zijn aardappelen of voederde ze aan zijn vee en metselde de zakenman zijn voorraden tussen twee keldermuren en bewaarde het bedrijf de geproduceerde voorraden voor nè de sanering, terwijl men ondertussen alle schuld afschoof op de bezetter. Typerend" is het voorbeeld van de man, die bfl het redden van mensen .uit een brandend huis zware wonden heeft opgelopen en van de stad een bon voor een fiets krijgt en met die bon vergeefs van winkel naar winkel loopt. Maar die van zijn handelaar vlak na de sanering bericht kreeg, dat hij thans een rijwiel met remmen, banden, lamp enz. voor zo en zoveel Mark kan kopen. En even ty perend is het, dat de CDU zich tot het laatste ogenblik tegen een drastische inventarisering, met zware straffen en inbeslagname bij valse opgave, der voorraden verzet heeft. Want de CDU vertegenwoordigt in de eerste plaats de middenstand. En het is deze midden stand, die thans, met de winst op de lang ontbeerde, opgepotte goederen, overal laat bouwen. „Ze hebben ons volk bedrogen", zegt een arbeider mfl. „En ze hebben het buitenland bedrogen. En ze hebben hun bedrog gebruikt om haat en wrok te kweken, en nu zfln het de misdadigers die bouwen. En wfl allen verheugen ons tenslotte over dat bouwen éók nog." yOORLOPIG WORDEN ECHTER al leen nog maar banken, fabrieken, kantoren en winkels gebouwd. Daar de bouwkosten verdrievoudigd zijn, terwijl de huren niet verhoogd mogen worden en de rijks- en gemeentekassen zo vol komen leeg zijn, dat ze geen cent sub sidie toelaten, is er van woningbouw nog geen sprake. En men vraagt zich af, waar eigenlijk al die duizenden men sen een onderdak vinden, die turnen de eindeloze ruines der arbeidersbuurten van het Ruhrgebied leven. Men kan zich slechts eindeloos verbazen over de enorme capaciteit der moderne indus trie. d'e het mogelijk maakte zoveel millioenen brandbommen over deze buurten uit te strooien. Pas wanneer men in de buurt komt van de grote hoogovens en mijnen, wordt het beeld iets gunstiger. En op het terrein der Mannismanwerke, die het beroemde naadloze staal leverden, krijgt men te horen, dat hier slechts enkele ver spreide en onschadelijke bommetjes zijn gevallen. Ook de August Thyssen- hütte, de Krupp-fabrieken enz. zijn pas in de allerlaatste maanden van de oor log gebombardeerd. Hoewel de ver nieling van deze fabrieken de oorlog zeker met vele maanden had kunnen bekorten, heeft men blijkbaar met het bombarderen ervan willen wachten, tot iedere kans om door vernieling der woningwflken een volksopstand uit te lokken, volkomen was verdwenen. Indien dit waar is, indien inderdaad internationale kapitalisten de legerlei ding in deze richting beïnvloed hebben, hoe moet men dan degenen noemen die, om der wille van wat aandelen kapitaal de oorlog voor hun eigen landslieden met maanden verlengd en het zwaartepunt der verschrikking van leger naar burgerfl verplaatst hebben? Wanneer een gestolen lampje een jaar gevangenisstraf waard is, wat zou dan het lot moeten zfln van hen, die zovele duizenden levens op hun geweten heb ben? PEZELFDE BEDRIJVEN, die tijdens de oorlog zo zorgvuldig gespaard werden, staan thans op de lijst voor démontage. Niet slechts fabrieken vrn wapentuig (de Mannismanwerke mo gen verder produceren en zijn als oor logsbedrijf van veêl groter betekenis dan de August Thyssenhütte, die gede monteerd wordt), maar fabrieken van grondstoffen, die ook voor oorlogspro ducten gebruikt kunnen worden, zoals staal (alsof kolen niet even belangrijk waren als staal, maar Frankrijk heeft kolen nodig, en Engeland wil staal ex porteren), klokkenf abrieken, die wel eens uurwerken voor geheime wapens zouden kunnen produceren en verder fabrieken voor landbouwwerktuigen, kunstmeststoffen, ja, zelfs een kam- menfabriek, waarvan de gedemonteer de machines eerst bfl „vergissing" naar Engeland getransporteerd werden en thans weer teruggezonden worden. De Rosten dezer démontage, waar voor duizenden arbeiders aan het pro ductieproces onttrokken worden, over treffen vele malen de waarde der ge demonteerde machines. Van wederop bouw is tot nog toe nergens sprake ge weest, deels omdat hoogovens enz. zich riet als het kasteel uit „the ghost goes West" weer laten opbouwen, deels om dat geschoolde arbeiders ontbreken, zodat b.v. de machines van een der grootste Duitse bedrflven reeds sinds jaar en dag onder de tropenzon van Bombay liggen te verroesten. Toen ik een paar weken geleden in de August Thyssenhütte kwam, waren daar overal muren en loodsen van het bedrijf volgekalkt met grote leuzen: „Demontage in Akkord Arbeiter- mord". „Demontage bringt Unternehmern Gewinn, Arbeiter deine Existenz ist hin". Op bevel der Engelse autoriteiten was een groep arbeiders reeds bezig deze opschriften met zwarte verf over te schilderen, maar de leden van de be- drijfsraad trokken hoogst ernstige ge- iichten. Ze vreesden dat de volgende Maandag de arbeiders van het bedrijf met geweld zouden trachten de arbei ders van de démontage de toegang tot de fabrieksterreinen te beletten. „Zie de maan schijnt door de bomen". Dat is, lezer, het accoord, Dat in vele variaties Deze dagen wordt gehoord. Maar dat het geen „zie de maan schijn! Over heel de wereld is. Dat zien wfl thans wel aan China Want daar gaat het lelijk mis. Eens het „Hemels Rijk" geheten Is het nu één grote hel, Waar onnoem'lijk wordt geleden, Zó ontzettend en zó fel, Dat men wel moet zijn bewogen Met hetgeen daar wordt doorstaar En men zich vertwijfeld afvraagt Waar dit wel naar toe moet gaan. Tsjiang Kai Tsjek zijn legers faalden Door corruptie, en zo wordt Over talloos vele mensen 't Oorlogsleed nu uitgestort. Het onmetelijke China Wordt wreed uit elkaar gescheurd En de bodem met het bloed vat; Tienmaal duizenden gekleurd. Ach, wij kennen uit ervaring Het ontzettend oorlogsleed. 't Is een wonde, die nog nabloedt 't Is iets dat men nooit vergeet. Daarom voelen wij zo mede Met dit zwa<A geteisterd land Waar de rode oorlogsfakkel Alverzengend verder brandt. JABSON.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1948 | | pagina 5