Ze
een
De inspiratie
's Werelds zeven
DE VROUW EN HET BOEK
Geschriften over het Toneel
Hoe schrijft men ontspanningslectuur?
mssrssi,''
\yiE ZICH NEERZET om ecu artikel te «chrUven over de plaats, die de
zee in de literatuur inneemt, komt air au tot de ontdekking, dat zfin
terrein veel uitgebreider is, dan zich feitelijk ln een hetrekkeiyk klein bestek
laat omvamen. Want hoe zonderling het ook moge klinken, de Nederlander,
die zowel uit geografisch als uit historisch oogpunt toch zo nauw met de
zee is verbonden, is over het algemeen slechts fragmentarisch op de hoogte
van de talloze verrassingen, die het rijke jachtterrein der zee-literatuur de
grage lezer kan bieden. Wie zich stort in het avontuur, dat lezen over da
zee kan betekenen, ondervindt, dat dit terrein even ontzagiyk ls als de on
metelijke oceaan zelve. De zwoele romantiek der ZuidelUke zeeën, het bittere
bestaan op de walvisvaarders in de barre ijswoestenUen van Arctis of Antarc-
tis zijn in de letterkunde al evenzeer vertegenwoordigd als de slopende een
tonigheid van lange zeilreizen of het Jachtende leven vol onverwachte wen
dingen op piratenschepen en moderne trampvaarders.
QPMERKELIJK is, dat terwijl ieder
ander auteur zich in de keuze van
zijn onderwerp niet gebonden voelt
aan persoonlijke ervaringen, de zee
schrijvers öf zelf over de aardkloot
hebben gezworven en daarbij de wil
de wind in de masten hoorden fluiten,
dan Wel uit hoofde van hun beroep
zich nauw met de zee verbonden wis
ten, zó nauw, dat ook zij zich gingen
uiten in proza, dat zijn weerga niet
kent. Het schijnt een bijkans onont
beerlijke voorwaarde voor het schrij
ven van een gezond boek, dat men
niet alleen de kus der IVfuze op het
voorhoofd, doch ook het zilt der zee
op de lippen moet hebben geproefd.^
De weinigen, die als uitzondering
deze ervaring misten, zochten het dan
ook veelal in het fantastische of ge
chargeerde. Wij behoeven slechts te
denken aan een Jules Verne met zijn
„20.000 mijlen onder zee" of aan en
kele van Edgar Allan Poe's myste-
riguse korte verhalen. Twee Neder
landse schrijvers komt de eer toe,
zonder de stimulans Van het eigen
beleven, boeken geschreven te heb«
ben, die tot de beste gerekend kun
nen worden. Arthur van Schenders
„Fregatschip Johanna Maria" en het
meesterlijke „Tussen Zuiderkruis en
Poolster" van Ben van Eysselstein be
schouw ik als twee werken, die de
wonderlijke wisselwerking tussen de
strevende mens en de eeuwige zee het
beste benaderen. Overigens zijn bijna
alle meesterwerken der zeeliteratuur
geschreven door insiders.
De wieg van de grootste tiet groten
stond niet aan het strand van de grauwe
Noordzee, .niet op de blinkende krijt
rotsen van het Kanaalnoch in eert der
Atlantische havensteden, waar om
streeks het midden der vorige eeuw
de clipperschepen ongekende bedrijvig
heid brachten. De zwarte aarde van de
uitgestrekte Oekraïne was het land,
waar de man geboren Werd, die onder
de naam Joseph Conrad onsterfelijke
rttem op dich zou laden. Vijftien jaren
zwierf Conrad, wiens werkelijke naam
Korzeniöwski wüs, van Oost naar West,
van Noord naaar Zuid. vijftien jaren
lang brachten de zeilschepen hem naar
alle oorden der aarde ert dfOnh Coh-
rdü de schoonheid Vün dé grootse nd-
tuur. Vijftien jaar lang zweeg hij. kn
schreef later gedurende dertig jaar ro
mans, tèrerid op de ontzaglijke voorraad
iiidrUkkén, op zijn reizen bijeenge
gaard. „Typhoon") „The Nigger of the
NarcissuS", ),Twixt land and sea", „Ta-
les of unrest", „The Roverzij alle
zijn brokstukken uit het rauwe leven,
geleid op de harde gekken vande ja
gende voischepen. En zijn mensen gaan
ten Onder in hun strijd tegen cle mach
ten der natuur) zonder itltzondering, de
één na de ander.
Zó juist geven zijn boêken het we
zen van de zeevaart weer, dat dë me
ning, die Bij vélen postvatte, als ZOU
Cohfèd feên Ëhgelsman zijn, alleszins
te begrijpen ls. Tóeli Valt bij nadere
beschouwing het verschil tuSsëh Kei
getormenteerde proza van Conrad en
hët dóór-en-dóór Engelse werk van
bijvoorbeeld John Masefield duidelijk
op. Ook Masefield behoort tot de
gfootsten, die in proza en poëzie de
lof der oceanen bezongen. „Glipper-
schepen jagen naar Londen" en hei
beroemde gedicht „Zeekoorts" zijn
weergaloze scheppingen, die een ieder,
die van de zee houdt tot ztjn liefste
bezittingen rekent.
pÈJlTELlJK vilt et in dë wereld*
ïiteratuUf geeft heek ovei- de zee
te hoéttlëft, dat geëfi grote kwalitël*
teft bezit. Waftt alle aspecten van de
fascinerende tegenstelling mens-natuur
zijn door eminente, schrijvers^ boeiend
te boek gesteld.
Öf men riu RiChard Dana's „Twö
yeafs beföfë the rriast", waatih hij dé
mensonterende toestand bij dé zeil
vaart schefp in het liëht stelt tef
hand neemt, of dat kleine juweel van
Willem de öeüS: ,,Hët Verloren schip",
altijd weet- Wordt men er dööt gegte-
peft als ddör Het Wisselend spel dèt
golven. Want dë verscheidenheid van
onderwerpen, waafuit een zëe-autetif
zijH stof put, is even groot als die Van
dë Vêtschillëftdè aspecten, welkê de
zeevaart biedt.
Enkelen benaderden hun stof van
uit de Uitkijktoren van een pralVlë-
jagef, Wij noemen slechts de Ameri
kaan Herman MelVille, die met zijn
„Moby Dick, de witte walvis", een on
vergankelijk monument oprichtte voor
de whalers van Nantucket eh Frank
T. Bullen, die in „De kruistocht van
de Cachalot" het koortsige jagen op
de potvis in levendige taferelen schil
dert. Een uitstekend boek over de mo
derne walvisvaart is het met rake te
keningen verluchte werk Van Willem
van der Does „Storm, ijs en walvissen"
Het 233 pagina's tellende „ingezonden
stuk" van de heer Melchior over de
Willem Barendsz, hoort, welke des-
zelfs mérites ook mogen zijn, uiter
aard in dit artikel niet thuis.
Wie zich schier lichamelijk wil on
derdompelen in de rauwe ellende, die
het zeemansleven ook kan bieden, hij
vindt in Ben Traven's -„Das Toten-
schiff" een beklemmende apotheose,
Van geheel andere aard en niet met
de klemtoon op het sociale aspect is
het oeuvre van schrijvers als Jack
London of Heinrich Hauser, die beiden
het leven op de lange deining en de
diepe bevrediging, die het wisselend
spel van wolken en golven de waarlpk
mannelijke ziel kan schehkeh, tot on
derwerp nemen. Enkelen beleefden de
ze bevrediging in eenzaamheid. De
wereld-omzeilers Alain Gerbault en
Captain Slocum getuigden daarvan in
hun boeken. Een aparte vermelding
naast London en Hauser aeht ik hët
minder bekende „De Oceaan" vah de
Italiaan RósSi Zêkêr waard.
£)E SAGEN EN LEGENDEN van de
zee hebben vele schrijvers geïnspi
reerd tót het uitwerken daarvan in
roman- en dichtvorm. Men behoeft
slechts aan de vele interpretaties van
de sage van kapitein Van der Deckeii,
de Vliegende Hollander te denken, over
wié o.a, Wertittieus Buniiig, Jéf Last
en Piet Verhoog uitstekend werk pu
bliceerden, om te beseffen, welk een
rijke stof hier nog verborgen ligt.
Toch lieten auteurs ais fiunlng, Ver
hoog, Klaas Smelik, Vart der Geest of
Cor Bruin zich niet alleen meeslepen
door de mystieke wereld der schim
mige gestalten op de oceanen, Ooit
heffe van realistischer aard brachten
zij tot stand. Niemand zal willen ont
kennen, dat „Op bruisende golven"
van verhoog of „schippers naast God"
Van Jan Gëfhgtd Toonder boeken zijn,
die mét die van Klaas smelik getuigen
van Cën zin voor werkelijkheid, die
Vaak ratliV aartdoet,
Ëën naüW met de Zee verbonden
Werk ls dat van Hans Martin, die in
zijn „Öëtljdefl" het léVen van een Rot
terdamse redersfamilie uitstekend weet
ié tekenen. Veel ook van het oeuvre
•Van één vëh Nederlands grotêtt, Jan
ElaUéthoff is difect op de zee afge
stemd. Mét Werufneüs Bufting (het
onvolprezen „Maria LeCiha) en
Christiaah Torpstra behoort Slauer-
hoff tevens tot de weinige ,zee-poë-
ten". Het zou mg te ver Voeten, hier
ook nog Uitvoerig te Wijzen óp de ver
schillen, die bijvoorbeeld een Slauer-
hoff en een Werumeüs Ëunihg vertö-
nen. Zoekt de laatste het in de blijde
opgewektheid, het gedieht Waaruit
levensblijheid en levensdurf Spreken,
Slauerhöff's gedichten zij tl veelal
somber en getuigen van eeii melan
cholieke instelling.
J-JÈT AVÖNTUURLiJKE ELEMENT,
waaraan de zeevaart zó rijk is,
heeft sommige schrijvers gedrongen
tot het eompöftereft vatt goede böekëfi,
Waarbg ik denk aan de werken van
Nordhoff en Hall (De muiterij §p de
Bounty, Mannen tegëft Wind êft w&tëf
en Pitcairn Island) en aan Graf Luck-
nef's zeeduivel, van een bijzondere
bekoring is Ook Robert Stevensen's
„Treasüfe ISland", teiheêr omdat dit
boek ovërhelt naar de jeugdlectuur, al
is Het niet als zodanig hedoéid, Aan
de andere kant zpn er ook schrijvers
te noeihën, die hün boeken VOor de
jóngeren schreven en op die wljZe de
grondslag legden voor de kennis vart
en dé liefdé vóór Véél sëhoons, Cap
tain Marryatt is hiervan wei het
mëest- sprekende voorbeeld.
Doch ook ons eigen land leverde én'
kele auteurs van naam) die goede
jeugdboeken schrevende zee tot dü'
derwerp hebbende. Welke Hollandse
jóngen kent niet de naam Paddeitjé) dë
schepping van Johan Beem, Wie heeft
zich niet gegrepen gëvoeld dbor de
vëie sagen en iegendén Van de zee
die een Johan Palm eo boëiend Wëët
te vertellen? En hoe groot is niet de
bekendheid geworden) die flg ketei-
binkie-serie van Anthony Van Kampen
tên deel Viel? J. Vv. J. Baron iiftft Httêt-
solte schreef uitstekend Wérk Voor dë
jèugd, waarbij het instructieve element
voorop staatEen klasse apart in deze
categorie is het dikke boek van Hen
drik Willem van Loon, dat onder de
titel „Het zeegat uit" op populair we
tenschappelijke toon een overzicht
geeft van de scheepvaart van de oud
ste tijden tot heden.
Kan men met wat goede wil van
Haersolte's werk vakliteratuur noe
men, zeker is dit het geval met bij
voorbeeld de boeken van de hand van
dr. M. G. de Boer, waarvan ik noem
diens „Honderd jaar Nederlandse
scheepvaart", dat een verhandeling is
over onze zeevaart, gespeend van alle
romantiek, doch daarom niet minder
boeiend en interessant.
In binnen- en buitenland hebben
velen zich beziggehouden met de vak
technische onderwerpen in de zeevaart,
waarbij reddingwezen en sleepvaart
een grote plaats innemen. Het valt
daarbij op, in hóevele gevallen de
romanvorm werd gekozen, om dè le
zer te doen delen in de gedachten en
gevoelens, die bezit hebben genomen
van de ziel van de schrijver. Nimmer
overtroffen naar mijn gevoelen is de
lange novelle „De Cycloon" van de
Fransman Roger Vercel, een boek,
dat de lezer grijpt en hem met geweld
midden in het tumult der woedende
golven smijt, aan boord van een zwoe
gende zeesleper. Zo groot is de dra
matische spanning in dit boek, dat het
zelfs de Vakman ontgaat, dat het
ook technisch volkomen is verant
woord. Geheel anders is dit bij Jan de
Hartog's „Hollands Glorie". Qua ro
man van grote allure, maar technisch
met haperingen en onvolkomenheden
zonder tal. Midden tussen deze twee
in staan boeken als die van Anthony
van Kampen (Zeeslepers op de eve
naar) of van David Scott, de jour
nalist met juist voldoende feeling om
een uitstekende reportage te kunnen
schrtjven over bergingswerk in volle
zee. ZUn „Goud van de Egypt" en
„Zeventig vadem diep" mogen op geen
boekenplank ontbreken. „Stormnest"
van Van Kampen schildert het harde
leven van de „blauwe zeeridders".
Een speciaal gebied bestrijkt de li
teratuur over het poolonderzoek. Voor
de liefhebbers van zeeliteratuur
springen hier vooral naar voren het
zoeken van Ernest Shackleton naar
de Noordoostelijke doorvaart en de
tochten van Frldjof Nansen. Het log
boek van Heemskerk en Banendsz
werd in dit verband de aanleiding tot
velerlei meer of minder geromanti
seerde bewerkingen.
£EN GEHEEL APARTE categorie
is uiteraard een aantal boeken, die
in en na de Jongste oorlog z(Jn ont
staan. Was het na de vorige wereld
brand het wrange boek van Theodor
Pllvler, die de wereld wakker schudde
met zijn: ,,'s Keizers koelies", in de
jaren na 1945 kwam een hele reeks
van de persen. Een volledige opsom
ming zou te ver voeren, daarom wil
ik volstaan met één titel, tl,], die van
het standaardwerk, dat een duidelijk
beeld geeft van het leven en lijden
vooral, van onze zeevarenden in een
wanhopige worsteling met dulkbotéh,
mijnen en vliegtuigen. S. J. Graaf van
Limburg Stirum schreef dit werk uit
mededelingen en aantekeningen van
de zeelui zelf: „Varen in oorlogstijd".
Opmerkelijk is, dat zelfs een Engels
journalist onder de titel „Holland
afloat" in ruim vierhonderd pagina's
aandacht wijdde aan onze prestaties in
de oorlog.
Ik ben mij er van bewust, in alt
artikel niet volledig te zijn geweest.
Zoals ik reeds in de aanvang op
merkte, is de hoeveelheid stof daar
voor te omvangrijk, Want zijn niet
reeds de zwerftochten van Paulus
verhalen van de zee, of de Odysee
uit de klassieken?
Alleen heb ik getracht een samen
vattend beeld te geven van het vele,
dat de literatuur in binnen- en bui
tenland te bieden heeft, aan een ieder,
die in zijn bloed iets voelt van het
bruisen der golven en het zingen van
de wind. En voelen wij Nederlanders,
dat niet allen?
WILLEM ADDESON.
HHAT GAAT doen in de Boeken
week? Wat een malle vraag, Zult
u zeggen. Wat heb ik nu met de Boe
kenweek te maken. Die is goed voor
mensen met een flink gespekte beurs,
die heerlijk achteloos een boekhandel
kunnen binnenstappen, een tientje op
de toonbank leggen en zeggen: „Och,
geeft u ;mij es eyen dat boek van Din
ges over de idééën Van Hoe-heet-hij
en als u dat niet hebt, dan maai
de verzamelde werken vah Herman
Gorter of de complete Top Naeff".
En al moet er dan nog eens éen tien
tje of meer bijgelegd worden dat
is voor zulke lieden van geld immers
maar eën bagatel. Maar ik, gewone
huismoeder, die met dubbeltjes móet
tekenen, en dan nog met veel te wéi
nig dubbeltjes, die nöölt boter op het
broöd eet en maar getróóst de lappen
op de lompen zet ik ben zo Vrij dni
die BoekertWëek rüstig: „Niet nodig",
aan de deur te geven. Hoogstens blijf
ik eens onder 't winkelen een paar
minuten voor zo'n étalage staan, want
Zo'n uitstalling van boeken is toch al
tijd wel een fleurig gezicht. Maar dan
loop ik gauw weer deer haar de Lees
bibliotheek en haai voer mijn dubbel
tje een fijft, dik gezéllig boek Voor dè
Zondagavond
Hola daar heb ik en rtU rtióet ik
u toch even bij de arm vasthouden,
want 'dit is belangrijk, teen fijn dik
gezellig boek. Als we eens een en-
Öuète onder de lezeressen hieldért:
Welke bbekért léést U 't liefst? dan
Zouden, daar dur'f Ik wat bhdër Ver
wedden, negentig van de honderd ant
woorden daartoe terug te brengen zijn.
Fijn, dik en gezellig. Dat zijn de él-
iefeefsté eisen, die een vrouw aan
haar, lectuUr Steil WaarOffi fijft dik?
Om vooral flink lang te kunnen ge-
niëten van dat: gezellig.
En gezellig ja, wees nu maar eer
lijk, wij zijft toch onder elkaar ge
zéllig: om er eens helemaal uit te zijn.
0m eens een poosje vacantié té heb
ben. al is het dan maar een uurtje op
Zondagavond, Van de eeuwige zorgen
en fteéteryen, de kapotte sehoenen en
Sleetse vitrages, het hoge kruideniers-
Bdêkje en bet sehrieie vleesrantseen.
de kinkhoest Van fféhtje én Het Slëéh-
te rapport van Marietje. Ben gêzelllg
Boek: dat is een vlot, plezierig ver
haal over aardige mensen op een riant
bUiten, midden in een idyllische tuin,
met de nodigé dwaze en gënoegiyke
vérWlkkeliftgen, bekoorlijke heldinnen
die met Welgeschapen helden in de
rdaneschijn op het terras eh naar
dê nachtegaal zitten te luisteren, bazi*
gé mama's wereldwijze papa's én eett
slot waarbij iedereen volkomen con
tent is.
En als jè dat dan voor één dubbel
tje eadèaU kuftt krijgèiï wat steekt
daar aan voor kwaad in? Kwaad? Het
is een volkomen onschuldig genoegen,
Waëraan niëf alléén huismoeders maar
OOk mannen mét baarden en ridder
orden .zieh wat graag te buiten gaan.
Alleen Hët is geen lezén. Hét is een
Oppervlakkige vorm van verstrooiing,
waarvoor we even goed, zij het wat
duurder, in de bioscoop bij Walt Dis
ney öf op de kermis terécht kunhen.
Maar het Werkelijke lezen vereist in
spanning. Lezën is een geestelijke
maaltijd, eh oök daarbij kunnen we
onmogelijk voortdurend op eén diëet
van taartjês én moecapunten levën.
Ook 41 Zijn wij de schoolbanken ai
lang ontgroeid, dan nog hebben en
houden wij de plicht om geest en vér
stand te ontwikkelen. Als iemand tot
mij zegt: Ik heb alleen maar zéven
jaar lagere school gehad dan vraag
ik: En wat hebt u dan daarna gedaan?
Er waren toch boeken in overvloed om
u verder onderwijs te geven?
Ik zal geen haar kwaéd spreken van
Zo'n gezellig boek voor de Zondag
avond. Maar toe, zoekt u het ook eens
een beetje hoger op. Die gezelligheid
bent u na een week toch grondig ver
geten. Weet u wel, hoe prachtig het
IS, een boek te lezen dat U nooit weer
Vergeet. Misschien komt u het Van
daag of morgen eens tegen. Zo'n boek.
dat u aangrijpt en aan het nadenken
Zet. Dat u dichtslaat met de gedachte:
Jammer, dat ik Het maar een wèek
mag houden. Dan bent u op de goede
Weg, en krijgt de Boekenweek opeens
een heel andere zin. schrijft de tifêl
van dat bdek op, en u informeert eens
naar de prijs. Bijna vijf gulden dat
is geen gekhêid. Maar op de eeft of
andere maniër, met dubbeltjes Van lé
ge flessen en uitgespaarde büsritjes
krijgt U hét bij elkaar. Dan, glorie,
stapt u 66k zomaar een boekwinkel
m ttft toneel willen weten,
twDFNFN DIE MEER VAN HtL iuhwj
D schouwburg te zien krijgen, kunnen hiertoe ruimschoots ge
dan zö in de
gelegenheid vinden
TJLTThandelende over het Nederlandse toneel en de
door middel van e tweede wereldoorlog in ons met goede
„ed.rlend.e "TT T'vveZnê nVttod
literatuur ouer het lonee geleerden publiceerden werken die de
ScMfcar., iouruulieieujoueelspete e„ eer P
ZXZSjZTZtJZZ en OP l,«. leven ven enke.e
acteurs,
LIET MEEST BEKEND zijn vermoede-
lijk de in de Toneel-Serie uitgege
ven biografieën. De opzet van deze
serie is, door levensbeschrijvingen van
toneelkunstenaars, die zich een groe
naam verwierven, het publiek nader
tot het toneel te brengen. De tot nu
toe uitgegeven delen zijn in populaire
trant geschreven. De schrijvers gunnen
de lezers af en toe een kijkje in de
keuken van het theaterbedrijf maar
toneelwetenschappclijk is de serie be
slist niet. Verschenen zijn: Cor Ruys
door Brammetje; Louis Gimberg door
Cor Dommelshuizen; Fie Carelsen door
Ben van Eysselstein; Marie Dressel-
huys door A. Viruly. In bewerking:
Johan de Meester en Albert van Dci-
sum, beide door B. van Eysselstein.
Dr B Hunningher, voormalig direc
teur Van de Stichting Coördinatie
bureau voor het toneel en voormalig
regeringsadviseur voor toneélzaken
thans als opvolger van prof. A. J.
Barnouw werkzaam als Wilhëlmina-
professor aan de Columbia-universi-
teit te New York, publiceerde een be
langwekkende studie over de „ismen
in de toneelschrijfkunst (klassicisme,
positivisme, realisme, naturalisme), die
hij noemde „Toneel en Werkelijkheid
In aansluiting' hieraan besprak hij
Uitvoerig het oeuvre van Marcellus
Emants, Josine Simons Mees en Her
man Heijermans. Het geheel werd,
mede door 39 unieke spelfoto's (ont
leend aan particuliere collecties en aan
het Toneëlmuseum) en door het mi
nutieus gedetailleerde register, waar
devol studie-materiaal.
Van de hand van dezelfde schrijver
Verscheen de brochure „Toneel, leraar
en leerling", waarin op deskundige en
Wetenschappelijke wijze een lans
Wordt gebroken voor de paedagogische
taak van hét toneel en waarin de
juiste waarde van het toneel in voor
bereidend én middelbaar onderwijs
Wórdt uiteengezet.
De schrijfster Top Naeff, die met de
uitgave van de te weinig bekende Dra
matische Kronieken (haar gebundelde
toneelkritieken) toneelminnend Neder
land reeds eerder een grote dienst be
wees, publiceerde het standaardwerk
„Willem Royaards, de toneelkunste
naar en zijn tijd". Dit is niet alleen
een In Memoriam aan de Hollandse
Max Kelnhardt, maai ook een beschrij
ving vah de geschiedenis Van het to
neel in Nederland oVer dê periode
188Ö1930, waarin de lezer geconfron
teerd wordt met de voor de huidige
generatie wat verbleekte namen van
Anna Sablairolles, Oscar Tourniaire,
de Chrispijns, Hubert la Roche, Ëlse
binnen eh u krijgt het in handen
glahZend, gaaf, onbéduitriëld, vah li
aiieen, u zet het thuis, met trots, op
de Boekenplank, door uw echtvriend
getimmerd, weet van dat ene
schaap en die dam? Precies dèt is
nu de bedoeling van de Boekenweek.
SASKIA.
Mauhs, het echtpaar Lobo—Braaken-
siek, Betty Holtyop—Van Gelder en
anderen. Helaas is de literatuur-op
gave uiterst summier en bevat het boek
geen register.
De journalist Sal Tas schreef een
onder de titel „Analyse van een char
me" verschenen studie, waarin hy, zyn
vulpen als een sonde hanterende, ge
tracht heeft de bekoring van het to
neel te ontleden en te verklaren. De
scherpzinnige auteur bespreekt op crl-
tische wyze het werk en de personen
van bekende toneelschrijvers (Priestley,
Thornton, Galsworthy, Pirandello, Ib-
scn, Heyermans, O'Nelll, Shaw e.a.)
waardoor dit werkje de lezer een pa
norama biedt op de internationale to
neelwereld van gisteren en vandaag.
Niet in de laatste plaats om de be
schouwing die Tas geeft over de Ne
derlandse toneelschrijfkunst (hy pleit
voor vernieuwing) en om de vergelij
king toneel-film, verdient „Analyse
van een charme" een plaats in de
boekenkast van iedere theaterbezoe
ker, die verder kijkt dan de opvoering.
UOEWEL HET. strikt genomen, met
de Nederlandse .toneelschrijfkunst
niéts van doen heeft, mag in dit besték
het drie-delige standaardwerk „De
schoonheid van Shakespeare" door Jus-
tus Meijer niet worden vergeten. Voor
degenen die vanwege taalmoeilijkhe
den de publicaties van buitenlandse
auteurs en de toneelspelen zelf ongele
zen moeten laten en voor hen die de
studie van de Nederlandse Shake-
speare-kenner Van Kranendonk niét
aandurven, is dit het aangewezen
boek om nader tot de grote Engelse
dichter en zijn werk té komen. Het
eerste deel behandelt de Griekse dra
ma's, de grote tragedies en de twee
slachtige werken De Koopman van
Venetie en Leer om Leer. In hét
tweede deel komen de Koningsdrama's
en in het derde deel, dat ook een re*
gister zal bevatten, de blijspelen aan
de beurt. De tekst is verlucht met
Kunstzinnige tekeningen en vignetten
van Eugeen Dragutescu.
Tenslotte mogen niet onvermeld blij
ven „Uit het dagboek van Horatio"
door Eduard Verkade-en „Gesprekken
over toneel" door Ben Groeneveld, H.
Knorrlnga en Ferd. Sterneberg. In hét
eerste heeft de tKans rustende, althans
niet meer spelende, Verkade, uitgaande
van de persoon van Horatio in de tra
gedie „Hamlet, Prins van Denemarken"
een, door aanhalingen uit de Eftgëlsè
tekst en door JaCobus van Looy daar
van vervaardigde vertalingen, verdui
delijkte studie over het treurspel aller
treurspelen géschreven.
„Gesprekken over toneel" is als wei
nig andere geschriften geschikt om de
jongere lezer tot hulpmiddel te dieneii
bij de gang naar de schouwburg. Hét
is goed gedocumenteerd en de auteurs
behandelen achtereenvolgens: 1. speler,
spel, stukken en regisséUr; 2. de ont
wikkeling der Griekse tragedies êh
3. de geschiedenis van het Nederland
se toneel gedurende de laatste vijftig
jaar.
K. THOMAS.
rr zijn mensen, die na een zware dagtaak of tijdens
een lang en vermoeiend ziekbed iets willen lezen
en geen zin hebben in een roman waarin ellende en
zielsconflicten tot warrige dfaden Wdrdën uitgeplozen.
Zij wensen iets gezelligs, „waarbij je niet hoeft te den
ken", iets dat afleiding en verstrooiing brengt, een ver
haal, dat ook voor een verwende smaak te genieten
moet zijn en voldoende levenswijsheid, humor en span*
ning bevat om tot het einde te nlijVén boeien, riet
schrijven van dergelijke verhalen IS allesbehalve ge
makkelijk, jUist omdat Ze aan zOvéle eisen moeten vol
doet).
Het IS geen kunst eert van bloed druipende erittie*
störy te schrijven, waarin gemaskerde rnaftftéft OttScBül-
dige maagden belagen, het is niet moeilijk dat allés met
een mystiek sausje té overgieten ën Hét met Chinezen
voóral Veel Chinezen vallüikéH en ondergrondse
schuilplaatsen tot een gekruid geheel te maken, Het
eftige, dat men mêt dergelijke paardenmiddelen bereikt,
is een dikwijls verwarde géseHlêdeHls, die ZÖZëer Hét
karakter van onwaarschijnlijkheid draagt, dat men er
zieh dë dag na het iezên weinig meer van heritmért.
Ontspanningslectuur, welke vanzelfsprekend behoor
lijk van taai en stgl moet zijn, stelt de auteur voor zeer
Moeilijke problemen. Hij moet voor allés een goed „ge
geven" hebben, een onderwerp, dat prettig behandeld
kan worden, dat op volkomen natuurlijke wijze kan
worden uitgewerkt en zoveel gezonde Humor en ln
het avonturen- of detectivegehre ZOVëêl spahning
bevat, dat men het tot het einde Wil lézen.
Engeland ën Amerika zijn, wat het detective-genre
betreft, de landen die tot dusver het mêeste en het bes
te Kufttten bieden. De fout in andere landen Waar de
velé vertalingen toch vaak vah een tekort aan eigen in
tellect getuigen is, dat men te klakkelgös Verneemt
wat elders wordt geboden.
Wie, met Uitzondering, een in ons iaftd üitgèk6mén
detectiveverhaal ter hand heernt, is dadelijk omringd
door lords en ladles, ddör bobby's eh mannen van
Scotland Yard. Wat wij hier ih dit génfê in boek- of
tijdschrift te lezen krijgen zijn letterlijk of VHj vértaai
de crime-stories, welke door milieuschildering nu een*
maal niet passen in het raam vah oiis Vaderlands ge
beuren,
£)aarum moet er ook en ik zou haast zeggen vooral
op dit gebied naar hét scheppen vah oorspronkë*
lijk werk worden geStréefd, naar Het schrijven van aan
vaardbare verhalen, dié in ons éigen laftfl speieft en
v/aarin Nederlanders als u wilt nuchtere Hollanders
op vëlkomeft natUUflij Ke WijZê hUn rol spelen.
Wij moeten ons eens losmaken van de mannen van
seotiana Yard, de Süreté en zovele andere speurders,
van de lords en lddies, de Chinezen, de moordcentralés
en de prefecten. Ons land is maar klein, maar de ver
rassingen van het léven openbaren zidh niet aliëêrl in
Wereldcentra als New York, Parijs of Londen.
Öok ih Holland kent men de strijd tegen de misdaad,
Wélke in een spahhërtd Verhaal met dè rOzell der liêfdê
gesierd kan worden, ook hier is avontuur te beleven,
desnoods een geheimzinnige misdaad te beschrijven,
welke flser eigen politiemannen tot een bevredigende
oplossing gebracht wordt. Men weersta daarbij de ver
leiding om het geheel een te sensationeel cachet te gé
ven doOr hët gêÉruik van helieopters, DaCOta's öf oft-
dérZëêërs, want met al die paardenmiddelen stooft
ftien éêft maaltijd, die zo sterk is gekruid, dat niemand
êr met smaak van zal eten.
Jftdêfdaad, het is niet gemakkelijk een goed ontspan-
nlftgsvërhaal tê schrijven, een logisch gebouwd,
aanvaardbaar gëHeël Waarin de steeds stijgende span
ning met wat humor kan worden getemperd en waarin
allen, die er in voorkomen Völkomeh natuurlijke mén
sen zijn. De opzet moet eenvoudig zijn, al staat mén ih
dit gêhre dikwijls voor de noodzakelijkheid éen be
paald gegeven b,v. een persoöHswisSeliftg dié vó6r dé
ontwikkeling van het verhaal noodzakelijk is 20
aanvaardbaar mogelijk te makeh.
Een grote fout, Zelfs ih vêle buitenlandse detective*
verhalen, is, naar mijn bescheiden menlftg, dat dé aan
dacht teveel op het problêêm wórdt gevestigd én de
karaktertekening té zeer Wórdt verwaarloosd. Hét gaat
bij goede ontspanningslectuur niet alleen om opZêt en
intrige, maar ook om het schéppen Van 'n prettig lees
baar verhaal vol natuurlijke dialogen van ménsen Uit
Zeër Verschillende milieu's wier karakters een volko
men gaVê ultbëëlding moeten krijgën.
Juist omdat deze factoren dikwijls verwaarloosd wór-
cen, zakt ontspanningslectuur zo vaak af naar de goed
kope sensatie, Welke beeld-römans en Wild West-sto-
l brengen én krijgt zij nodeloos hét stempel
7„ r minderwaardigheid. Nodeloos, omdat ér
wéinig moeilijker problemen zgn dan
schrijVen van een oorspronkelijk ontspanningsver-
naai waarin de humor niet onder de streep zinkt, waarin
ae spanning tot dóórlezen noopt en de figuren in hun
dragei^6'5 "héid St"k Voor stuk een eigen caCh6t
D't onderdeel van onze literatuur is te lang als
Quantite neghgeablé beschouwd dan dat wij niet alles
1P wer^ moéten stellen het goede Hollandse ont-
TJEERD ADEMA