VOOR ALTIJD PILATUS i Ons kort verhaal Het Westen herstelt de normale handel met Zuidslavie Het gewichtige getal: 50 plus één IEMAND NOEMDE ZIJN NAAM Voorbeeld van samen werking iussen Oost en West Van Ewijcksluis Dronken voetbalenthousiasten maakten rijweg gevaarlijk Marktbericht Hei nieuwe boek Kamerleden zijn collegiaal in de omgang Ma Het toneelstuk van Jef HeydendaelJ Tiio: doorn in hei Russische vlees (Van onze diplomatieke medewerker). £)E REBELLIE VAX TITO, de zelfbewuste leider van Zuid-Slavie, is één van de oorzaken, welke ten grondslag liggen aan de serie nederlagen, die de Sowjetunie in de koude oorlog" geleden heeft. Moskou kan zich eenvoudig tegenover het Westen geen krachtiger, dat wil zeggen riskanter poliXek veroorloven, zolang het in het eigen „imperium" te kampen heeft met niets meer of minder dan een machtige opstandige beweging. Geen wonder daarom, dat het Kremlin er alles aan gelegen is, Tito te vernietigen. Daartoe staan de Russische machtshebbers, zoals ik onlangs reeds uiteen zette, op het ogenblik slechts economische middelen ter beschikking, maar «leze worden dan ook op de meest meedogenloze wijze gebruikt. Begrijpe lijk is, dat aan de andere zijde het Westen er alle belang bij heeft, Tito de mogelijkheid te schenken, zich tegenover Moskou te handhaven. Om dit t© bereiken, hebben de Amerikanen en Britten onlangs een geheim plan opge steld, waarover langzamerhand het een en ander begint uit te lekken. aan te moedigen of te suggereren, hoe de betrekkingen met het Westen verbeterd zouden kunnen worden. \\,'ASHINGTON EN LONDEN, zo veel is al duidelijk geworden, heb ben besloten, de normale handelsbe trekkingen met Zuid-Slavië te her stellen. Als eerste stap zullen goede ren van de zogenaamde 1-B-lijst, waarvan de export naar Oosteuropese landen verboden is, onmiddellijk ter beschikking van Zuid-Slavië worden gesteld. Heeft dit experiment succes, dan zal het gevolgd worden door een vergunning tot verscheping van mate rialen, welke op de 1-A-lijst staan. Deze omvat schaarse grondstoffen, bepaalde machines, vliegtuigen, muni tie enz. Voorlopig zal Zuid-Slavie voor deze goederen contant moeten beta len. Het vrijgeven door Washington van het in 1941 in Amerika geblok keerde Zuidslavische goud stelt het land daartoe in staat. Dit programma is gebaseerd op een nieuwe Amerikaans-Britse politiek, welke ontworpen is door deskundigen van het State Department en de goed keuring heeft gekregen van de minis ters Acheson en Bevin. Haar voor naamste principes zijn: 1. De waarde van Tito als uitdager van Stalins macht in Oost-Europa is zo groot, dat ideologische over wegingen ten aanzien van zijn per soon geen rol mogen spelen. Ver waarlozing van Tito en het ver lenen van steun aan de Zuidslavi sche democraten kan op het ogen blik slechts de Russen ten goede komen. 2. De economische hulp mag niet af hankelijk gemaakt worden van politieke voorwaarden. Het Westen is niet van plan, Tito een kans te geven „Anglo-Amerikaanse chan tage" te gebruiken als excuus of prijs voor een vergelijk met Mos kou. De Zuid-Slaven moeten zelf uitma ken, of het nuttig is, hun houding tegenover het Westen en zijn instel lingen te herzien. De Amerikaanse en Britse diplomatieke vertegenwoordi gers in Belgrado hebben opdracht ge kregen, geduldig te luisteren naar ieder voorstel, dat de Zuid-Slaven hun zouden doen. Maar het is hun niet toegestaan, Tito en zijn adjudanten Gistermorgen omstreeks vier uur kwam een luxe wagen uit de richting Anna Paulowna nabij Van Ewijcksluis zo slingerend over de weg rijden, dat een tegenligger genoodzaakt was in de berm te rijden. De chauffeur van de tegenligger, een vrachtauto van de Cóöpi Zuivelfabriek „Ommelanden" te Groningen, reed juist over de brug Noordhollands vasteland op, toen hij uit tegenovergestelde richting een luxe auto zag naderen, die aanvankelijk naar links en dan weer naar rechts week. De chauffeur van de vrachtauto moest uitwyken en kwam uiteindelijk in de berm terecht. Hierdoor hotste de wagen zo heen en weer, dat een op de wagen staande machine voor het pon sen van blikjes voor condens-melk van de wagen viel. De machine, die naar Rotterdam voor revisie moest worden gebracht, werd zwaat beschadigd. On middellijk na het gebeurde wierp de chauffeur van de vrachtwagen het portier open; hy hoorde de inzittenden van de luxe auto luid zingen. Hieruit bleek, dat deze heren van de Holland België-wedstrijd kwamen en een aar dig slokje te veel op hadden. De wa gen kwam uit Friesland en reed door zonder te stoppen. De machine werd door de kraanwagen van de fa. Boon tjes weer op de Groninger auto ge zet^ waarna deze de reis kon vervol gen. De lading was niet verzekerd en de extra beschadigingen zullen dus voor de fabriek een extra schadepost betekenen. Urk Door 14 vaartuigen werden Vrijdag 11 Maart aangevoerd: 214 pond snoekbaars f 0,63—f 0,63 en 769 pond witvis f 0,08—f 0,55 per pond Door 25 vaartuigen werden Zaterdag 12 Maart aangevoerd: 2991 pond snoekbaars f 0,66f 0,67, 2184 pond witvis f 0,07—f0,57 en 1639 pond Noordzeevts f 0,10—f2,50 per pond NOORDERMARKTBOND, 14 Maart. 50000 kg Rode kool f 12.80—f 18.20; 63000 kg Witte kool f 9.40—f 10.90; 4000 kg gele kool f 16.10—17.30; 12000 kg peen f 2.50—f 2.80; 600 kg Uien f 2.70—f 3.90. Wordt Zuid-Slavie de brug? JWEE FACTOREN, zo schijnt het, hebben invloed op de vormgeving van de nieuwe politiek uitgeoefend. De eerste is, dat Ales Bebler, de plaats vervangende minister van Buitenland se Zaken van Zuid-Slavie, eens berucht wegens zijn scherpe aanvallen op de „kapitalistische oorlogsophitsers", zich by de op het ogenblik in Londen ge voerde onderhandelingen over een Oos tenrijks staatsverdrag zeer tegemoet komend toont. Bebler heeft lange ge sprekken gehad met minister Bevin en de Amerikaanse diplomaten in Lon den. Officieel is door de Anglo-Amerj- kanen medegedeeld, dat daarbij slechts Oostenrijkse aangelegenheden behan deld zijn, maar Zuidslavische diploma ten bleken minder zwijgzaam en ver klapten, dat Bebler optreedt als woordvoerder van een Zuidslavische politieke groep, die meent, dat het Zuidslavie's voorbestemming is, te die nen als model van een samenwerking tussen West en Oost. De tweede factor is de toestand in Albanië. Rapporten uit Tirana zeg gen, dat dit land, nadat een groot aan tal aanhangers van Tito in de ge vangenis is geworpen en 3000 Russi sche ambtenaren en technici zich practisch van de macht hebben meester gemaakt, in een staat van de grootste opwinding verkeert. In een rapport wordt zelfs beweerd, dat de regering een communistisch keur korps naar het Noorden van Albanië heeft moeten sturen om een revolutie tegen Enver Hodzja, Europa's jongste dictator, neer te slaan. Tito, aldus neemt men waarschijnlijk ten rechte aan, steunt deze opstandelingen. Zouden zij succes hebben, dan moet een verdere ondermijning van Mos- kou's strategische positie op de Bal kan daarvan hét gevolg zijn. Parallel met de poging, tot betere betrekkingen met Zuid-Slavie te ge raken, lopen plannen tot nieuwe be perkingen in de handel met de Sowjet unie en haar vazalstaten. De E.C.A., het Amerikaanse lichaam, dat de hulp aan het buitenland administreert, helpt hoe oneconomisch een derge lijke maatregel ook is uit zuiver politieke overwegingen, West-Europa zo onafhankelijk mogelijk van impor ten uit Oost-Europa te maken. Daar naast hebben de Marshall-landen de geheime aanwijzing gekregen, geen goederen, die van enige strategische waarde zijn, naar Oost-Europa uit te voeren. Volgens het Amerikaanse blad „Newsweek" is men druk doende een volledige lijst van dergelijke materia len op te stellen. De beperkingen zul len echter niet gelden voor Zuid-Slavie en Finland, zolang dit laatste geregeerd wordt door de socialistische regering van Fagerholm. '1'sjaikowaki, de geschiedenis tui een eenzaam leven, door Xina Berberowa. Uitgave A. J. G. Streofholt'a Uttgevermiy. Amsterdam. Het moet niet gemakkelijk zijn ge weest de levensgeschiednis van Pjéta Tsjaikowski te schrijven aan de hand van documenten, die eerst na 1917 werden vrijgegeven en de medede lingen van verscheidene personen, die met hem in persoonlijk contact heb ben gestaan. Want het leven van deze man is vanaf zijn prille jeugd een wisseling van stemmingen, een wor steling naar geestelijke vrijheid, een voortdurend pogen zich los te maken uit de beklemming van deprimerende gedachten. Vanaf de dag, dat hij op zeer jeug dige leeftijd van het gezellige buiten verblijf Wotkinsk, waar hij met zijn ouders, broertjes en zusjes en talrijke bedienden woonde, naar het sombere pension in Petersbrug wordt overge bracht om er een militaire school te bezoeken, is hij een schuwe, in zich zelf gekeerde jongen, van wiens musi- caliteit men zo weinig overtuigd was, dat niemand in hem een toekomstig genie vermoedde. Interessant voor allen, die zich gaar ne in biografieën verdiepen is de bon te reeks leraren, medeleerlingen, fa milieleden en vrienden, die Pjéta in zyn jeugd omringen, totdat hij volko men opgaat in het milieu van het Rus sische conservatorium waar hij hetbe- sluit neemt zich voortaan geheel aan het componeren te wijden. De weg naar de roem is niet gemakkelijk voor wie niet alleen door vrienden maar ook door scherpe critici omringd is en zo weinig zelfvertrouwen heeft, dat hij de ene dag verscheurt wat hij de vorige heeft geschreven. Het zou ons te ver voeren deze interessante bio grafie in alle levensphases te beschrij ven, het is inderdaad de geschiedenis van zijn eenzaam leven, waarin naast zün moeder slechts twee vrouwen een grote rol spelen, Antonia Iwanowna.de berekende, die hem tot een huwelijk dwingt, dat hij binnen weinige weken verbreekt en Nadjézjda Filarjétowna, de bejaarde millionnaire, die hem in de moeilijkste jaren van zijn leven fi nancieel steunt zonder hem ooit ge sproken te hebben. Uitvoerig wordt Tsjaikowski's moei lijke levensgang tot in tal van inte ressante details weergegeven, zijn op komst, zijn uiteindelijk succes, zijn wereldroem en in 1893 zijn laatste tra gische uren als de cholera op zijn 53ste jaar in weinige uren aan zijn leven een einde maakt. Dr. J. S. Lerink, die voor een uit stekende vertaling zorgde, heeft in vele verwijzingen tal van wetenswaar dige bijzonderheden over Russische componisten en hun werken gegeven, welke muziekminnaars zeker zullen interesseren. Koen, door Jan Mens- - JV.V Uitgeversmaatschappij Kosmos, Amsterdam/ Antwerpen. Wie het leven van een schoolgaan de jongen in jeugdherinneringen wil vastleggen moet de gave hebben zich volkomen in eigen jongenstijd te kun nen verplaatsen. Hij moet de wereld weer kunnen zien door de ogen van een twaalf jarige en weer kunnen meevoelen in het lief en leed, dat een schooljongen zo wonderlijk blij of mateloos be droefd kan maken. Dit boek over een Amsterdamse jongen is geschreven in een tijd dat de verjaardag van Prins Hendrik nog Het parlement spreekt parlementair (Van onze parlementaire redacteur), £)E VERGADERINGEN VAX DE TWEEDE KAMER plegen des middags om één uur te beginnen. Tegen die tjjd verzamelen de bezoekers »n de gereserveerde en van de publieke tribune zich in het Kamergebouw en t parlementaire redacteuren houden zich het ogenblikje vooraf in de pers kamer bezig met een bespreking van de laatste politieke gebeurtenissen. Om één uur gaat het belletje men kent in het parlement niet het profes sorale kwartiertje en het spul gaat beginnen, als we het eens oneerbiedig mogen zeggen. Een enkele keer komt het echter voor, dat we vergeefs 6p het beginsein wachten. Dan wordt het tien over één, kwart over één, tegen half twee soms en we weten het: het quorum is niet aanwezig. Met het quorum bedoelt, men minstens 51 Kamerleden, die de presentielijst hebben getekend. De Kamervergaderingen mogen namelijk niet geopend worden als de helft van het aantal plus één nog niet aanwezig is. Zo mag ook niet hoofdelijk ge stemd worden als in de Tweede Kamer niet tenminste 51 en in de Eerste Kamer tenminste 26 leden aan de stemming deelnemen. aar niet zodra is het quorum present dat is meestal reeds geruime tijd voor het officiële aanvangsuur of de president verklaart de bijeenkomst voor geopend, hij houdt „zijn prevele- mentje" en de afgevaardigden zoeken hun plaatsen op, een groep rechts van de voorzitter en een groep links van hem. Links ?n rechts zijn thans nog slechts geografische begrippen. Vroeger waren het tevens politieke aanduidingen, niet alleen in Nederland, maar vrijwel over de gehele wereld. Nederland heeft dus geenszins het monopolie van de om' schrijving „links" en rechts". Zij zou reeds op 5 October 1792 ontstaan zijn, toen in Frankrijk de „Législative"" ging vergaderen en begon met het vaststel len van het ceremonieel voor het aan staande bezoek van Koning Lodewijk XVI. Er werd een stemming gehouden, waarvan enkele partijen de uitslag in twijfel trokken. Dat gaf aanleiding tot heftige meningsverschillen en veel la waai, waarbij de afgevaardigde Dela- croix ijlings het spreekgestoelte beklom en uitriep, dat de uitslag der stemming volkomen vaststond, ook al meende de rechterzijde haar te moeten betwisten. Dalacroix had onbewust een gevleugeld woord gesproken. De aanwijzingen rechterzijde, centrum en linkerzijde kregen weldra burgerrecht en sedert dien hebben zij zich gehandhaafd. Ook in Nederland, waar men onder rechterzijde verstond de confessionnele partijen: de Katholieken, de Anti-Re- volutionnairen, de Christelijk-Histori- schen en de Staatkundig Gereformeer den, die nog altijd rechts van de voor zitter zitten en de socialisten, de libe ralen en de Communisten, die links van de president gezeten zijn. Zo althans is het in de Tweede Ka mer. In de Eerste Kamer zitten de af gevaardigden van de verschillende po litieke groeperingen kris kras door cl- ikaar heen. Stel u gerust, hoe fel ook de politieke tegenstellingen mogen .zijn, het loopt zonder ongelukken af. Noch in de Eerste Kamer, noch in de Tweede is van een gevaarlijke rivaliteit van de leden sprake. In het vuur van de strijd gevierd werd, dat de Amsterdamse po litiemannen nog helmen droegen en een arbeider van f 10 in de week kon leven. Dat het thans in een vierde druk verschijnt is zeker het bewijs, dat er onder de oudere Amsterdammers velen zijn, die zich de gebeurtenissen uit Koens jongenstijd nog uit eigen jeugd herinneren en bovendien, dat Jan Mens er in geslaagd is het leven van een gevoelige volksknaap op zo tref fende wijze uit te beelden, dat het in zal bijvoorbeeld de socialist Frans Goedhart, die zo juist een scherpe aan val over zijn opvattingen betreffende de Indonesische kwestie van de anti- revolutionnaire Rijkseenheidman prof. Gerbrandy te verduren gekregen heeft, niet vergeten in zijn repliek te spreken van: ,.de geachte afgevaardigde" de heer Gerbrandy. De goede toon blijft bewaard. Wolf en Lam Rivaliteit komt in de Nederlandse Staten-Generaal weinig of niet voor. Men kan de Staatkundig Gereformeer de dominé rustig een praatje zien ma ken met de communistische heer Ger- ben Wagenaar, de Katholieke professor Rorame met de liberale mr. Oud en de socialistische mr. Van der Goes van Naters met de Christelijk-Historische heer Tilanus, om ons tot de Tweede Kamer te bepalen. De comunistten isoleren zich nog liet meest en hun verstandhouding met de leden van de P. v.d. A. is minder dan die met de andere partijen. Wanneer dc communisten en de socialisten het met elkaar aan de stok krijgen, dan kan het soms warm toegaan, zoals tij dens het laatste debat over Indonesië. Als het ene lid het andere onder veel tumult en luid geschreeuw „vuile leu genaar!" toeroept, is dat weinig - vrien delijk en zeker niet parlementair.... Maar zulke heftige scènes zijn tegen woordig uitzonderingen op het rustige Binnenhof. Toen de vitale en vurige communist Lou de Visser nog in de Ka- r.er zat en vooral toen een stelletje N.S.B.-ers er zijn intrede had gedaan, was dat anders. Dan moesten de wan ordelijke Kamerleden wel eens met vereende krachten uit de vergaderzaal verwijderd worden! In het debat nemen de Kamerleden geen blad voor de mond en het kan zijn, dat hun een belediging ontglipt aan het adres van een mede-afgevaar digde. De voorzitter komt wel tussen beiden, maar de onheuse bejegening is dan al geschied. Het lid, dat zich bele digd, of in zijn eer en goede naam aan getast acht, kan echter deswege geen strafvervolging doen instellen, want de Kamerleden genieten een parlementaire onschendbaarheid. Een onschendbaar heid, die volgens de Grondwet voor alle leden van de beide Kamers der Staten-Generaal. en voor de ministers geldt en alles betreft, wat zij in de ver gaderingen 1 ebben gezegd of schrifte lijk aan haar hebben overlegd. fEJWAND noemde zijn naamFREDER1K JOHANNES VAN WOERDEN en dat maakte iets los in mijn onderbewustzijn, iets, dat ik volkomen vergeten had en dat misschien nooit meer in mijn gedachten zou zijn gekomen als die naam daar op die zonnige middag niet zo duidelijk was uitgesproken. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx x brede kring vonden. waardering heeft ge- [OEN ik aan Bul dacht, had ik het gevoel van iets onprettigs, iets, dat mij als jongen gehinderd moet hebben en plotseling kon ik mij weer ver plaatsen in die onbezorgde jaren, toen een kleinigheid oorzaak kon zijn van een vreugde zó groot, dat zij niet te omvatten was of een verdriet zó diep, dat het eéh onoverkomelijk leed scheen. Bul was pedant en eigenwijs, vals en verraderlijk. Hij was de enige jon gen van de school, die tegen zijn vader Fa zei en die ons voorspellingen deed. waarbij hij zichzelf beschreef als een knaap, die een machtig man zou wor den, die over duizenden kon bevelen Hij wilde in dienst, maar dan moest hij officier worden. Geen gewone offi cier, maar een generaal of nog noger als dat kon. Hij beschreef ons, hoe hij cp een groot wit paard zou zitten en zijn soldaten het slagveld zou opstu ren, maar dat had hij van een plaatje over Napoleon, dat hij uit een school boek gescheurd had. Hij zette ons in de rij en liet ons marcherenéén twee één twee links rechts tot. wij er genoeg van kregen en de generaal een bloedneus sloegen. HE CRISIS die ons toneel sinds jaren doormaakt, heeft tenminste dit geruststel lend karakter, dat er al heeft het er lang op geleken niet van een slepende ziekte sprake hoeft te zyn. Men wijt die crisis aan een zekere een zijdigheid van het repertoire der gezelschappen, die naar verhouding te weinig Nederlandse stukken spelen. Waar de fout in oorsprong ligt bij de auteurs wier werk dal van buitenlandse schrijvers bij lange na niet evenaren kon, of bij de regisseurs en acteurs, die aan Nederlandse toneelschrijvers weinig tege moetkomendheid betoonden kan men in het midden laten, daar blijkt; dat er in ieder geval thans Nederlandse toneelauteurs zijn wier werk zeker een op voering verdient, en ook dat de gezelschappen geleidelijk meer en meer werk van eigen bodem op de planken brengen. Het Amsterdams Toneel Gezelschap beeft zo het drama „Voor altijd Pilatus" .van Jef Heydendael op zijn repertoire genomen. En terecht. Want dit stuk, waarvan bij A. J. G. Strengholt te Am sterdam een goed bezorgde uitgave verscheen, is als toneelwerk en niet enkel als Nederlands toneelphenomeen van bijzonder belang. Het is geen toneelstuk in de gewone zin, het heeft vele zwakheden, maar meer nog opmer kelijk goede eigenschappen, die hel een grootse alure verlenen. „yOOR ALTIJD PILATUS" onthult ons de Pilatus-figuur, die zich na het grootste drama aller tijden het lijden en de kruisdood van Christus steeds herhaalt. Deze Pilatus is niet de man. die Christus' doodvonnis helpt wijzen zonder te beseffen wat er eigen lijk gebeurt. Hij is niet de figuur van de alleen-maar-slappe man, die beslis singen moet nemen ir zaken waarmee hij eigenlijk geen raad weet. Hij komt hier veeleer naar voren als de mens, die schippert en steeds weer tot schip peren bereid is; de man die gebieder wil zijn en tevens martelaar en die zo uit een soort masochistisch gevoel zich zelfs aangetrokken weet tot zijn slachtoffer. Christus, die hem immers een nederlaag doet lijden. Pilatus is hier de man die de draagwijdte van zijn daden en hun verhouding tot de „Umwelt" wel degelijk ziet of althans duidelijk voelt, maar toch tot half slachtigheden vervalt, omdat zijn in nerlijke gespletenheid hem altijd weer voert tot halfslachtig schipperen: zo kan hij een op bloed beluste menigte tevreden stellen en tegelijk zijn' han den wassen in het water der onschuld. Het historische verhaal heeft Heyen- dael zo van zijn methisch waas ont daan cn dc Pilatus-figuur neergezet in een nuchtere werkelijkheid, als de man waarin de moderne mens zijn eigen beeld-in-gemiddelde geprojec teerd ziet. Want deze Pilatus is inder daad de aan zijn historische tijd ont groeide gestalte van de mens, die zijn idealen heeft, maar daarentegen ook de daarmee averechtse wereld aan vaardt en zo in lafheid steeds weer het compromis sluit, altijd schippert. Dit is het „Voor altijd Pilaus"-motief, het verraad aan het ideaal en het vc-- raad aan zichzelf, dat de moderne mens meer en meer geneigd is zonder innerlijke discussie of zelfs maar ver ontrusting te accepteren. Dit Pilatus-conflict, dat zich niet be paalde tot het prijsgeven van Christus aan zijn vervolgers, maar zich nadien bleef manifesteren in de compromis- kronkelingen der mensen, typeert de schryver in slechts twee bedrijven, voorzien van proloog en epiloog. Het eerste bedrijf in de Romeinse kan selarij te Jeruzalem korte tijd vóór de kruisiging demonstreert de angst van de landvoogd Pontius Pilatus om zijn beslissing, die hij meer en meer als onrechtvaardig gaat beschouwen, en zijn panische zekerheid tenslotte, dat de opruier, die hij uitleverde aan de Joden, gecn opruier ii, doch naar diens woorden inderdaad Gods zoon. Het tweede bedrijf kort nadat Christus' graf leeg bevonden werd brengt Pilatus in eenzelfde situatie als tijdens het onderzoek tegen Christus. Twee Joodse fanatici brengen een man vóór hem, die zijn geloof in de godheid van Christus verkondigde, en zij dwin gen Pilatus de consequentie af van zijn eerste beslissing. Het conflic' in de Pilatus-figuur wordt daarmee bui ten de tijd gedragen evenals de be slissing, het verraad aan het ideaal. Dit is een bijzonder sterke vondst: het gehele probleem van Pilatus tegen over Christus te accentueren en gestal te te geven tevens (want de Christus figuur wordt zelf nergens ten tonele gevoerd) door een volgeling van Chris tus onder dezelfde omstandigheden voor de landvoogd te brengen, wiens problematiek door de herhaling ge ïntensiveerd wodt. Een vondst vooral van een uitzonderlijke dramatische werking, afgezien nog van de tragische symboliek: het grote dramatische con flict het vonnis over Christus, waar door aan Pilatus alle kansen op ver getelheid ontnomen werden, hier her haald ter definiëring van het Pilatus- conflict, dat van alle tijden en van alle mensen blijkt. ÏVAERKWAARDIG blijft overigens in dit werk van Heydendael dat het ontwikkelingsbeeld van het drama vooral scherpte krijgt door eigenlijke bijfiguren zoals de klerk Cornelius pollio, de Joodse bekeerling Jonathan en zijn tegenstander Zadok. meer dan door de centrale figuur Pilatus. die hier en daar wat onwezenlijk blijft. De proloog en de epiloog de laatste hoort niet bij de oorspronkelijke opzet maar werd er eerst later bij geschre ven omdat het spel te kort bleek en het niet zonder conclusie scheen te kunnen stellen zijn in dramatisch opzicht de zwakste delen van het werk. De proloog dient hier de over gang te zijn van levenswerkelijkheid Frederik Johannes van Woerden Freedje zoals zijn moeder hem noem- de was een van mijn klassegenootjes geweest in het dorp. waar zijn vader X een kruidenierszaakje had overge- xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx nomen1 Toen hij voor het eerst in de vijfde klas kwam, had meester Mulders zijn voornaam gevraagd. Wij hadden op school allemaal maar één naam en ik her inner mij nog, dat wij een beetje spottend naar de nieuwe jongen keken, die zich Frederik Johannes noemde. Meester Mulders zei voortaan Fré tegen hem en wij noemden hem „Bul om dat hij zo klein en zo dik was. Zijn moeder bracht hem de volgende morgen naar school en wees Jan van de dokter en mij als de daders aan en wij moesten schoolblijven en vijftig maal schrijv „ik mag mijn mede scholieren niet mishandelen". Wij schreven het haastig met over elkaar gebonden kroontjespennen, zo dat wij twee regels tegelijk konden schrijven en ik herinnerde .mij het grote verlaten klasselokaal, waarin wij verlangend naar de blauwe lucht keken en naar een lijster speurden, die er gens op een tak van de appelboom een liedje zat te fluiten. Een jongen klom tegen de muur op en stak zijn dikke hoofd boven de ruit. Het was Frederik Johannes, die zijn tong tegen ons uitstak en de vijf uitge spreide vingers van zijn rechterhand tegen zijn neus drukte. Wij klommen op de banken om hem na te kijken en zagen, dat hij Wou tertje plaagde, het bleke zoontje van Ce molenaar, dat met zijn ene beentje in een beugeltje liep. Hij trok het kind de pet van het hoofd en gooide die in de sloot en wij waren juist van plan naar buiten te lopen om Woutertje te helpen, toen meester Mulders binnen kwam om te kijken of wij werkten. Drie maanden later was de kruide nier Van Woerden uit het dorp ver dwenen. Zijn zaakje liep niet en er kwamen mensen zonder kinderen in. Frederik Johannes was op een goede dag met zijn vader en moeder verdwe nen en wij hadden hem spoedig vol komen vergeten. JK zag dat alles in een onderdeel van een seconde weer voor mij, toen ik zijn naam zo luid hoorde uitspreken. Ik keek naar de bank, waar hij zit ten moest en zag een kleine gedrongen man. Zijn bolrond hoofd droeg een oril met dikke hoornen randen, die hij met haken achter zijn rode oren bevestigd had. Hij staarde als gefascineerd naar de lange zwarte man, wiens woorden door de geheel zaal duidelijk hoorbaar waren. dat verdachte toen hij in Mei 1949 kantoorbediende te Amsterdam was, vrijwillig heeft dienst genomen bij de S.S. dat hij na enkele maanden aan het Oostfront te zijn geweest naar Ne derland is teruggekeerd en een functie bi; dc Landwacht vervuld heeft. dat het aan hem is te wijten, dat vijf Joodse gezinnen met kinderen zijn opgespoord en aan de Duitsers zijn overgegeven, waarna van hen nim mer iets is vernomen. dat verdachte leden van een Me' gale organisatie heeft verraden, waar van er drie zijn gevangen genomen en gefusileerd. In verband waarmee ik, Edelgroot- achtbare heren, voor deze beklaagde niet anders dan de doodstraf kan eisen. Een jonge vrouwelijke verdediger wees in een kort pleidooi op de troos teloze jeugd van verdachte en pleitte clementie. Toen ging Frederik Johannes, een polsketting aan een parketwacht verbonden, rakelings langs mij. Hij zag mij niet en hy zou fh1J waarschijnlyk niet herkend hebben, zoals ook ik zy'n bestaan volkomen was vergeten tot ik op die zonnige middag- toen ik in de zaal van het Bijzonder Gerechtshof moest wachten, toevallig zijn naam hoorde. TJEERD ADEMA. naar toneelwerkelijkheid gesymbo liseerd door de acteur, die nog slechts ten dele in toneelcostuum wat be spiegelingen wijdt aan de Pilatus- figuur om er zich geleidelijk en ten slotte geheel mee te vereenzelvigen maar de tekst heeft niet de hiervoor noodzakelijke spanning. De epiloog zonder welke het stuk het zeer ge voegelijk stellen kan, gelyk de uitgave bewijst mist een grote allure en heeft slechts de goedkope nadruk van het moraaltje na het verhaaltje, maar in de twee bedrijven zelf wist Hey dendael een nog jonge Amsterdam se tandarts, die behalve „Voor altijd Pilatus" o.a. de toneelwerken „Met wijs beleid", „Het gulden uur", „Ge- nadenrijke Walram" en „Ephialtes van Athene" schreef een bijzonder ster ke dramatische spanning te leggen, die in een vlotte, soms ook al te vaardig neergeschreven, dialoog knap opge bouwd werd en een buitengewone in tensiteit kreeg door de associatieve be tekenis, die woord en handeling hier verleend werd in hun verband met het vonnis, waarmede Pilatus zijn naam voor de eeuwen doemde. pE ZWAKHEDEN van dit stuk zijn minder belangrijk dan de goede eigenschappen waardoor het in hoge mate opvalt: een grote dramatische spanning en stuwkracht, een fel ver beeld leven der tragische karakters, een even gewetensvolle als knap be werkte intriguo-opbouw. Maar meer nog valt hier op de durf om uit te reiken boven het toneelpeil, dat in conventionaliteiten, genre- en salon stukken met bybehorende kleinburge- lijkhederx zich graag verliest, en voor al verdient hier waardering het ver mogen, waarvan de auteur blyk gaf, om van een grote visie uit in contact te blijven met het menselyke en uit de verbinding dezer twee elementen de kleine woordsymbolen te vormen tot grootse en, algemene levenssymbo- len,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1949 | | pagina 4