Ue na-oorlogse Italiaanse tilm "J Parlementaire Enquête-commissie neemt geen blad voor de mond Hoe wij ruzie zochten en oorlog voerden in 1939-40 Onduldbare wrijving tussen minisier en opperbevelhebber Reynders Generaal Winkelman wordt geprezen mmm PODIUM" Beatrijs op de Nieuwendijk J LIED VAN DE WEEK LENTE... Vijftiende luehtbrugvlieg- tuig verongelukt I f I I" BIVan uitzonderlijk"^ SATERDAG 19 MAART 1949 Aan het thans verschenen eerste verslof, van de Parlementaire Enquêtecommissie ontlenen wil het volgende: De commissie begrijpt zeer goed, dat de regering huiverig was reeds dade lijk in September 1939 de staat van oorlog of die van beleg in volle om- vaag af te kondigen. Immers, er dient niet te licht gedacht te worden over de algehele bevoegdheidsverschuiving in ons staatsbestel, die daarvan het ge volg is. Andenjjdg ziet decommissie niet over het hoofd, dat het wel zeer be grijpelijk la, dat een gevoel van onge rustheid in militaire kringen aan de dag trad, toen bleek, dat de regering bij de algemene mobilisatie slechts de staat van oorlog wilde afkondigen en dat nog slechts op beperkte wijze. Im mers. de generale staf was er in over eenstemming met de vorige ministers van defensie bfl zijn voorbereidingen van uitgegaan, dat met de algemene mobilisatie tevens de staat van beleg sou worden afgekondigd. Dat hierdoor niet een sfeer van onderling vertrou wen ontstond, fa duidelijk. Omdat Nederland uit de aard der saak als neutrale staat te midden van oorlogvoerende landen een brandpunt van spionnage moest worden, was een integrale toepassing van de bevoegd beden van de oorlogswet noodzakelijk. Do landverraders De wijze, waarop het militair gezag na 19 April 1940 van zijn bevoegd heden ten aanzien van staatsgevaarlij ke elementen gebruik heeft gemaakt, kan de commissie niet bevredigen. Na het afkondigen van de staat van beleg voor het gehele land, zijn slechts 21 personen als staatsgevaarlijk geïnter neerd. Deze gedragslijn werd gevolgd ondanks het feit, dat vanwege het de partement van Justitie, dat lijsten van deze lieden had aangelegd, was voor gesteld er enige honderden te arreste ren. Wanneer de commissie het betreurt, dat de regering in deze geen rigoureu zer standpunt heeft ingenomen, wil zij er tevens de nadruk op leggen, dat dit was conform de opvatting van het militair gezag. Verschillende getuigen hebben het ook als een groot gemis gevoeld, dat het militair gezag geen burgerwerkkrachten mocht vorderen voor het gereedmaken van de stellin gen. De Grebbelinie Ben van de ernstigste bezwaren, die in dit verband tegen de Regering in gebracht worden, acht de commissie het niet toestaan van de noodzakelijke opruimingen voor de stellingen. Spe^ ciaal wordt geklaagd over het feit, dat de boomgaarden voor de Grebbelinie niet opgeruimd mochten worden, hoe wel de plaatselijke commandant zulks heeft verzocht en dit verzoek doorge geven is naar Den Haag. Dit heeft een zeer nadelige invloed gehad op de oorlogvoering aldaar. DE ELLENDE MET GENERAAL REYNDERS De minoisterraad, voorgelicht door minister Dijxhoorn, heeft de chef van de generale staf, Reynders, voorgedra gen voor een benoeming tot opper' bevelhebber, omdat men niet het risi co wilde lopen van een mislukking der mobilisatie. Voorts vreesde men bij de benoeming van een ander actief offi cier te veel opschuiving in de hogere rangen en tenslotte werd de heer Reynders niet onbekwaam geacht. Een groot enthousiasme voor de benoeming van de eerste opperbevelhebber heeft de commissie niet kunnen ontdekken. Het benoemen van een opperbevelheb ber op deze gronden acht de commis sie een onvoldoende basis voor een wederzijds vertrouwen. Dit acht de commissie een fout van de regering. Toen de eerste bespreking met de benoemde opperbevelhebber Reyn ders op 9 September 1939 plaats vond, bleek onmiddellijk, dat de gevoelens van de regering en die van de opper bevelhebber niet harmonieerden. Het spreekt vanzelf, dat dit foutieve begin niet nagelaten heeft invloed te oefe nen op het verdere verloop van zaken. Het is de commissie gebleken, dat reeds onmiddellijk na het optreden van de nieuwe opperbevelhebber een verschil van mening tussen regering en opperbevelhebber ontstond over de op zet van het krijgsplan, inzake het ge bied ten Noorden van de grote rivie ren. Generaal Reynders wilde princi pieel met de zelfde troepen achtereen volgens de Grebbelinie en het Oost front van de vesting Holland verdedi gen, terwijl de minister van Defensie °P het standpunt stond, dat in verband niet het aantal beschikbare troepen tussen deze beide linies een keuze diende te worden gedaan. De commis sie acht het volkomen begrijpelijk, dat de regering na de opdracht en de daaraan voorafgegane besprekingen er van uitging, dat de opperbevelhebber loyaal de orders van de regering zou uitvoeren. Achteraf deze zaak beoordelende, meent de commissie, dat de regering de opperbevelhebber, toen bleek, dat de strategische inzichten van de rege ring en opperbevelhebber tegen elkaar botsten, dadelijk had moeten ontslaan. Grote bezwaren De commissie meent te moeten op wel degelijk zeer grote bezwaren zijn aan ta voeren tegen het systeem, het welk de heer Reynders ten aanzien van de terugtocht geprojecteerd had. Wel iswaar achten enige deskundigen de opzet van generaal Reynders niet on uitvoerbaar, doch de commissie kan zich ondanks deze verklaringen niet aan de indruk onttrekken, dat het plan slechts uitvoerbaar zou zijn geweest, indien een samenloop van gunstige omstandigheden zou hebben plaats ge vonden. Zij kan zich dan ook volledig indenken, dat de regering, gezien de grote bezwaren tegen de terugtocht, zoals deze door generaal Reynders was opgezet, deze niet voor haar ver antwoording wenste te nemen. Dat de regering voor dit plan de verantwoordelijkheid niet wenste te dragen, acht de commissie begrijpelijk. Daaruit moest als consequentie het ontslag van generaal Reynders voort vloeien. GENERAAL WINKELMAN TREEDT OP De commissie meent, dat de benoe ming van de heer Winkelman tot op perbevelhebber op verantwoorde wijze is geschied en dat de regering, gezien de persoonlijkheid en de antecedenten van generaal Winkelman, deze in het volste vertrouwen met het opperbevel kon belasten. De ocmmissie meent te moeten op merken, zoals ook generaal Winkel man dit voor de commissie gedaan heeft, dat wij bezwaarlijk een andere strategie hadden kunnen volgen, daar ons toenmalige neutraliteitsstelsel ons verhinderde contact op te nemen met het buitenland. De grootst mogelijke meerderheid der commissie trekt de conclusie, dat bij een eventuele nieuwe oorlog het optreden van de Nederland se strijdkrachten zo nodig en zo mo gelijk gericht moet zijn op samenwer king in bondgenootschappelijk ver band. In 1939 en 1940 voerde de Ne derlandse regering evenwel een neu traliteitspolitiek, waarmee het Neder landse volk over het algemeen accoord ging. Deze neutraliteitspolitiek had een krijgsbeleid ten gevolge, waarbij onzl verdediging naar twee zijden gericht diende te zijn, derhalye zowel naar het Oosten als naar het Westen. Reeds op grond hiervan was het onmogelijk, het hart des lands van troepen te ontblo ten, daar dit voor Duitsland een reden had kunnen geweest zijn, om ons te verwijten, dat wij onze neutraliteit ten opzichte van Engeland onvoldoende handhaafden. Door de berichtgeving van de mili tair attaché in Berlijn was het alge meen hoofdkwartier op de laatste avond vóór de inval voldoende ge waarschuwd. Ook reeds in de loop van de voorafgaande maanden had de mi litair attaché verschillende berichten gezonden. O.a. heeft hij, naar hij mede deelt, een dag of veertien vóór de aanval het bericht doorgezonden, dat er een pantserdivisie gereed stond om op te rukken in de richting 's Herto genboschLangstraatMoerdijkRot terdam. Deze mededeling is uiteraard slechts in grote lijnen gegeven. Het is de commissie gebleken, dat deze waarschuwing bjj de Inlichtingen dienst is aangekomen, daar enige su balterne officieren aldaar zich dit nog herinneren. Hoewel de datum van deze mededeling uit de verschillende ver klaringen niet geheel is komen vast te staan, meent de commissie toch als ze ker te kunnen aannemen, dat althans korte tijd vóór de inval deze mede deling het algemeen hoofdkwartier heeft bereikt. Het merkwaardige is echter, dat dit bericht, dat uit de aard der zaak van het hoogste belang was in verband met de verdediging van de Moerdijkbrug, niet ter kennis van de opperbevelhebber is gekomen. Het is de commissie niet mogen ge lukken uit te maken aan wiens schuld deze omissie te wijten zou zijn. Dat hier echter op het algemeen hoofd kwartier een ernstige nalatigheid is gepleegd, meent de commissie wel te mogen aannemen. Niet op gerekend De commissie meent te moeten aan nemen, dat noch het algemeen hoofd kwartier noch de commandant van de vesting Holland gerekend heeft op een aanval uit de lucht in zulk een omvang als heeft plaats gevonden. Hoe dit echter zij, de commissie is van oor deel, dat de commandant van de ves ting Holland ongeacht de verwachtin gen, die hij met betrekking tot para chutistenlandingen mocht koesteren, in ieder geval een telexbericht van het algemeen hoofdkwartier, waaruit bleek dat de toestand aan de grens ernstig was, aan zijn ondergeschikte troepen commandanten had moeten doorgeven. Ook al zou men aannemen, dat inder daad de vesting Holland in de tweede linie lag en derhalve niet onmiddellijk blootgesteld zou worden aan een groot scheepse aanval van vijandelijke troe pen, dan nog was het duidelijk, dat men in elk -geval kleinere aanvallen van parachutisten op bepaalde punten, b.v. de Moerdijkbrug, kon verwachten. Het mag dan ook niet verantwoord ge noemd worden, dat de commandant van de vesting Holland de troepen, welke onder hem stonden, niet heeft gewaarschuwd en medegedeeld, dat de volgende ochtend de inval kon worden verwacht. haar mening uit te spreken, dat gene' raai Winkelman" zich met zijn volle persoon heeft ingezet voor de taak, welke hem was opgedragen. Ondanks de grote achterstand op defensiegebied hier te lande heeft hij getracht met de beschikbare middelen het uiterste te bereiken, dat bereikt kon worden. In het bijzonder heeft de commissie gr. e waardering voor de beheerste en be leidvolle wijze, waarop hij in de oor logsdagen zijn bovenmatig zware taak heeft vervuld. Ik zat op een kruk in een van de Amsterdamse volksruiven die men ca- fétaria's noemt, te wachten op mijn vriend, de grote schrijver, en omdat hij t aan zijn beroemdheid verplicht was te laat (of helemaal niet) te komen, zat vraagstuk waarom ik twintig jaar ge- mSTERIWIS ik me te vervelen. Er is niets zo verve lend als een hoofdstedelijke cafétaria en vooral in de namiddag als de be- diensters van deze westerse karavanse rais meer letten op hun wenkbrauwen- zwart en nagelpaars dan op de tempe ratuur van het kleintje koffie van die r leden een rood hoofd bij zo'n film lrreeg. Was ik toen zo stom of had ik toen nog te weinig films gezien? Of was ik thans aan het einde van al m'n illusies gekomen? Het stoeltje naast me kraakte. Er zat een jonge man op, die steeds meer voor overgebogen ging zitten. Hij zwegde in het voorbijflitsende celluloid. Hij vrat de film op. Vóór me zaten twee meisjes. Ze vergaten zelfs te snoepen. Ze waren, wat men tegenwoordig roemt, er helemaal „in". En de zaal zweette en kreunde van spanning in de momenten dat het van vijf los van de heup was, en de Slechtheid de Maag delijkheid in précaire posities bracht. TK had een lief ding willen geven op nieuw dit alles zo mee te mogen bele ven als die jongen en meisjes, maar het ging niet. Toen drong het plotseling met noodlotszware zekerheid tot me door: ik was te oud. Ik had het geloof ver loren. Het geloof in de illusie. Ik geloofde niet meer aan Wild West films, omdat die in en bij een studio worden opgenomen, met schreeuwende regisseurs, en blèrrende juffrouwen. Ik geloofde er niet meer in, net zo min, als ik meer geloofde aan de eeuwige lief de, waarover wij het vroeger plachten ene verloren gast in een wildernis van chroomstaai, gelakte panelen en plas tiek bestek. Terwjjl ik zat te mediteren over het betrekkelijke van afspraken, kwamen twee jongens binnen. Ze zagen er mid- delbareschoolachtig uit en waren opge wonden. Ze hadden zojuist een film in een theater aan de Nieuwendijk gezien. Wild West. Het was de spannendste film die ze ooit hadden gezien, zeiden ze tegen de diensters. Toen de grote schrijver niet kwam en de namiddag dus toch verloren was, ben ik naar die bioscoop gegaan. Waar om zou ik me tenslotte niet voor één uur kunnen verslingeren aan een Wild West-film? Ja, waarom eigenlijk niet! te hebben na het lezen van Werthers Je hoeft toch niet altijd naar films van Leiden en het Buch der Lieder. Nu zeven sluiers, geschonden gelaten en staan ze achterin de boekenkast, stof- geschandvlekte jonge meisjes te gaan? "g en vergeeld. Het is vijftien jaar ge- Zo zag ik die film. Hij was niet erg leden dat ik ze het laatst inkeek. We spannend, en na de eerste vijf en twin- geloven niet meer aan gedichten en ik Pct- sex of «^otlek' 251.f.t' romantische tig meter celluloid wist ik de rest al. schaamde me bij de herinnering aan nonsens en 25 pct. realiteit. Ik deed het De bruut, die het om het grondgebied de dag dat ik aan het strand van Huis- nooit anders en het is me met slecht van de goedige vader van het timide duinen de Beatrijs van Boutens decla- gegaan". meisje te doen was, zou de grond vast meerde voor mijn vriend, die met TK ben heengegaan en ik had een ge niet krijgen. Het meisje was nèt even open mond toeluisterde en schaapach- voel of ik de laatste rots waaraan een te timide, de vader nèt even te goedig, tig zei dat hij het mooi vond, maar er illusiezoekende drenkeling zich wilde En de sheriff zag er nèt even te drie- heus niets van begreep. Wij geloven vastklampen, had losgelaten. Op straat niet meer aan Utopia, omdat en de wereld en keken verbitterd naar onze medemensen die zich repten om nog net op tijd een trein, een afspraak je of een voordelig zaakje te halen. Al lemaal jagend achter ijdele illusies. pen uur later ontmoette ik mijn J vriend, de grote schrijver. Groot, om dat zijn naam in ^le kranten en tijd schriften van Armterdam voorkomt. Groot omdat zijn boeken best sellers zijn, groot omdat hij de gave bezit men sen te scheppen in zijn romans die vol gens de Kritiek „levensecht" zijn. Daar bij een man, midden in het volk staand Werkelijk een kunstenaar van formaat. Ik was er trots op mij zijn vriend te moger noemen en ik stak dat tegen nie mand onder stoelen of banken. We zaten weer in de chroomstalen karavanserai omdat mijn vriend graag verkeert met zijn volk onder zijn volk. Toen het eerste kleintje koffie ons werd toegesmeten zei ik tegen hem dat ik zojuist z'n laatste boek had gelezen en het prachtig vond. Hij keek me aan, bulderde van het lachen, en zich naar me toebuigend (zo dat de indirecte juffrouw achter de ruif niet kon meeluisteren), grinnikte hij: „Maar man, dat kan toch iedereen die het ABC heeft geleerd? Het is een kunstje, en ik zal het je leren, maar met niemand over praten" Toen ik dat had beloofd zei hij in m'n oor- „Hier heb je het geheim: 25 pct. sentiment, 25 dubbel uitgekookt en link uit om zich door het bruutschap van de op grond beluste aterling te laten bezwendelen. En alles kwam zo uit en het ging zo precies volgens het recept van de lo pende band Wild-West-film, dat ik nog niet eens de genoegdoening had me zelf een compliment voor m'n intelli gent vooruitzien te kunnen maken. Het was alleen maar vervelend, duf en ho peloos traditioneel. Halverwege die film op de Nieuwen dijk ging Ik toen nadenken over het De lente is gekomen. De commissie wil niet nalaten als Wanneèr mama vol zorgen is, Luitenant-generaal Reynders Het vijftiende ongeluk sinds de luchtbrug werd georganiseerd, heeft plaats gehad. Een luchtbrugvliegtuig is gisteren bij het landen op het be sneeuwde vliegveld Tempelhof veron gelukt en in het centrum van Berlijn neergekomen. Persoonlijke ongelukken deden zich niet voor. Wanneer de stofzuig symphonie, Met teil-en-emmer-rapsodie, En spons en lappenharmonie, Weer door ons wordt vernomen, Wanneer je huis een dwaaltuin is En alles ruikt naar loog, vernis, Dan weten we, dat is gewis: we ge leerd hebben dat op iedere bewoonde vierkante meter van deze aarde alleen maar twist en herrie, narigheid en el lebogenwerk bestaat. We geloven hele maal niet meer in Oppermensen, nu we zoveel plezier beleefd hebben aan de Hitiers en Mussolini's, en geleerd heb ben op ons scherpst qui vive te zijn voor hun epigonen, als daar zijn Perón, Salazar, Tito en Jozef. We kunnen al leen nog maar sarcastisch lachen als we het iemand horen hebben over de uit eindelijke Goedheid van de mens en we wijzen op markante voorbeelden van zulke lieden in onze naaste omge ving. Die wèl goed schenen, maar be rekenende schavuiten waren, toen een maal de ware aap uit de mouw kwam. We geloven niet meer aan spreuken als renden mijn volksgenoten voorbij. Voor de bioscopen stonden rijen mensen. Wachtend op hun portie illusie. Even zo voor allerlei andere Amsterdamse podia. In de etalages van de boekver kopers lagen romans en bundels ge dichten. De muren van de stad zeiden dat Persil Wit het beste Wit was, dat Het Vrije Volk toch de meest gelezen krant was, Nutricia het beste zuige- lingenvoedsel en de RVS de hechtste levensbasis. Ook zag ik nog dat De Gruyter 10 pct. èn betere waar geeft. Dat was mijn redding! Ik begreep op dat ogenblik kristalhelder dat we de illusie in ons leven niet kunnen missen. Zij is een deel van ons bestaan. Zonder haar zijn we reddeloos verloren. Zon der Persil, De Gruyter, de RVS en het geloof in derzelver magische eigen- De Wapens Neer en het Gebroken Ge- schappen heeft ons leven geen zin. En Hoe of het weer wel morgen is, En alles opgeborgen is, Tot zelfs de laatste centen.... Dan weten wij het allemaal, En horen wij het duizend maal, (Schoon in onuitgesproken taal), yerkondigen: ,,'t is Lente!" Wanneer de schilder, iuitgehemd, Met vlugge hand de kwast omklemt En elke ingang is gestremd Met bordjes „NAT", u kent ze, Wanneer je schoorsteen wordt geraagd, En ook de man een mouwschort draagt (Waarmee zijn soortgenoot hem plaagt), Dan zuchten we: ,,'t is Lente!" Maar als de schoonmaak is gedaan, De bloemen weer op tafel staan, Papa zijn krant weer op mag slaan En niet meer hoeft te sjouwen, Dan geeft hij ma een dikke zoen, Vermeldt haar lof op de klaroen, En juicht: wat kan hij beter doen? ,,'t Is lente! Hoog de vrouwen!" JABSON weer, sinds alle volken van alle landen elkaar belagen, onder stortbuien van, nationale leuzen, wier holheid evenre dig is aan de veelvuldigheid waarmee ze uitgebruld worden. We geloven niet meer aan edelhartige harten, aan inte gere politici (ook al kan men hen de honing met emmers uit de mond schep pen), aan ideale kinderen en eeuwige vriendschap. We geloven niet meer in oorlogen als heroïek verschijnsel, noch in de sprookjes van Grimm, Andersen of Godfried Bomans. Dat alles overdacht ik in dat stoeltje in het Nieuwendijks theatertje en het was allemaal nogal triest. En het hielp niet of de muziek die naast het cellu loid knalde en kraakte alsmaar opwin dender en sensationeler werd. Het hielp niet dat de Maagd nog nèt bij tijds ontzet werd uit haar netelige po sitie, waarin geen sterveling ter we reld zijn achttienjarige dochter zou wil len ontmoeten. En het applaus op het ogenblik dat de goedheid zegevierde over de slechtheid veranderde niets aan die stemming. We hadden gehoopt iets van de illu sie terug te vinden op de Nieuwendijk; we vonden slechts wanhoop en ont goocheling om de verloren jaren van weleer. We gingen terug naar de stad zonder de Wild-West-films op de Nieu wendijk, zonder het recept van mijn vriend, de grote schrijver, al evenmin. Sinds Beatrijs op het Huisduiner strand was er niets veranderd. De twintig jaar die er tussen liggen zijn van even weinig belang als de twintig eeuwen, die hierna komen. ANTHONY VAN KAMPEN. Even „het bellen weer „Even bellen of ik een regen jas mee moet nemen", dit zullen de telefoonabonné's in het district Utrecht deze zomer kunnen zeg gen, want dan zal het mogelijk zijn op een bepaald nummer, net als voor het automatische tijdsein, het laatste weerbericht het wordt n.l. enige keren per dag „ververst" van het K.N.M.I. te vernemen. Deze nieuwe telefoon service is voorzover bij de P.T.T. bekend 'n wereldprimeur, waar- voor de plannen reeds oud zijn en waarvan de bewoners van het Sticht nu de eersten zullen zijn, die van deze P.T.T. weerprofeet kunnen profiteren; de andere districten komen later aan de beurt. |N GEEN ANDER LAND VAN EUROPA heeft de film sedert de oorlog een zo opmerkelijke ontwikkeling doorgemaakt als in Italië. Paradoxaal welhaast voor een land en een volk, dat, als feitelijk slachtoffer van twee oorlogen (de overwinning in de eerste wereldoorlog was immers voor het Italiaanse volk niet meer dan een Pyrrhus-overwinning) en een daartussen- gelegen periode van dictatuur, thans een nasleep van ongekende ellende en moeilijkheden zonder uitzicht te verwerken heeft. De Italiaanse film van de jaren vóór 1943 werd gekenmerkt door een tomeloze zucht naar praal en schittering, een neiging tot overlading, geweldige figuraties, bonte costu- meringen en ensceneringen, en een stijlloze voorkeur voor het melodrama dikwijls bovendien verdrinkend ln een orgie van operaklanken. Dit soort producten, dat overigens technisch uitstekend verzorgd was komt ook nu nog uit Italië, maar in aanzienlijk mindere mate; daarnaast echter is er een nieuw element verschenen in de Italiaanse filmindustrie: het realis me, een bijzondere werkelijkheidszin, die verschillende films voortbracht van uitzonderlijk groot formaat. QNDER HET fascistisch regiem in 1936 werd te Rome de „Cen- tro sperimentale di Cinematografia" gesticht. (Merkwaardig verschijnsel, dat in een onder dictatuur staand land kunstenaars ongestoord konden expe rimenteren; in Duitsland met zijn nazi-agitatie tegen „ontaarde kunst" was dit te enenmale onmogelijk. Maar een kenmerkend verschil met het nationaal-socialisme was vooral ook, dat het fascisme de kunstenaars meer de vrije hand liet, minder decreteerde en meer observeerde totdat men de grens bereikt achtte, waar de artistie ke vrijheid een gevaar kon opleveren voor het heersende reactionnaire con servatisme en conformisme.) Deze Centro sperimentale" ontwikkelde zo zonder al te ingrijpende staats bemoeiing een nieuwe Italiaanse film school, die een belangrijke Italiaanse vakliteratuur deed ontstaan en in navolging van de Engelse door John Grierson geïnspireerde documentaire school zich vooral toelegde op een documentaire filmstijl. Onmiddellijk na de val van het fascisme vonden de filmers van deze documentaire school gelegenheid hun artistieke bedrijvig heid verder te ontplooien: zij gingen over tot het maken van speelfilms. Hun scholing als documentaristen had hun werkelijkheidszin gescherpt en dit weer beïnvloedde hun stijl aanzienlijk. Daarbij kwam nog, dat zij in feite nauwelijks beschikking hadden over studio's, laat staan over goede studio- outillage de oorlog deed veel ver loren gaan en zij waren feitelijk reeds gedwongen in de openlucht te werken met de décors, die het land schap zelf hun bood. Zij trokken de straat op in letterlijke zin ont leenden hun onderwerpen aan het le ven, zoals zij dat er troffen, en film den naar dit leven. DE MET WERKELIJKHEIDSZIN toegeruste filmer verliest zich niet in «en schijnwereld; hij aoekt niet de confectie-belevenissen van confectie- filmspelers; hij heeft aan de onmid dellijke werkelijkheid voldoende en zijn spelers zijn de mensen van die werkelijkheid zelf. Hij wil bereiken, dat de bioscoopbezoekers in zijn films zichzelf dat wil zeggen de mens herkennen en daarvoor richt hij zijn camera dan ook op de mensen in hun dagelijkse gedragingen. Wanneer hij al om technische redenen besluit beroepsacteurs te gebruiken, dan zal hij deze acteurs zo bespelen, dat hun acteren midden in de werkelijkheid staat, dat zij in hun diverse typerin- Clara Calamaï is de uiterst gevoe lige hoofdrolspeelster in Luchino YUoontV» film JDitession»". gen volkomen het wezen uitdrukken van datgene waardoor de filmer ge ïnspireerd werd: de mens zelf zoals hij leeft en is. Hiervan uitgaande heeft de filmer stof tot filmen te over, zeker in een land, waar het leven van de mens zijn vechten om een klein beetje bestaanszekerheid en een klein beetje geluk zo primair is als in het na-oorlogse Italië met zijn ruines, zijn armoede en zijn honger, zijn zwar te markt en zijn corruptie, zijn gees telijke en zedelijke ontworteling en zjjn uitzichtloosheid. In ditzelfde Italië ligt desondanks reeds de kiem zicht baar voor een nieuw herstel: een merk waardige geestkracht onder het volk, dat hoezeer het ook in zijn ellende dreigt onder te gaan toch ook lang zamerhand zich is gaan oprichten, moed heeft gekregen te vechten voor een wat gunstiger verschiet, zijn hu mor hervonden heeft en daarmee het bewijs, dat het wel geslagen is, maar niet gebroken. y^L DEZE MOTIEVEN van triestheid en grootsheid vindt men in de na oorlogse Italiaanse film terug: „Roma cittè aperta", „Païsa", „Sciuscia", „L'Onorevole Angelina" en „Come persi la guerra" om enkele voorbeelden te noemen. Deze films geven facetten van het na-oorlogse Italië, ook al speelt in de laatste twee de fantasie en de humor een grote rol. Deze films ook zijn typische voorbeelden van het Italiaanse filmrealisme en bovendien zijn het alle rolprenten, die ln artistie ke zin van een bijzondere waarde zijn, maar dan nog en dit ie bijzonder belangrijk zijn het alle films, die ook het gemiddelde bioscooppubliek sterk weten aan te spreken iets wat de meeste werkelijk goede films doorgaans helaas niet beschoren is. POSSELLINI, De Sica, Zampa en ook Borghesio, de makers van genoem de films, en verder mannen als Bla- setti, Visconti, Lattuada en De Santis zijn hoezeer zij onderling ook mogen verschillen vertegenwoordigers van dit Italiaanse realisme. Vóór de oor log waren zij vrijwel allen onbekend, thans blijken zij de drijfkrachten te zijn tot de wedergeboorte van de Ita liaanse film. Hun filmstijl heeft een 'elle directheid. Hun realisme geeft niet een natuurgetrouwe objectieve weergave van de werkelijkheid, maar het is sterk subjectief getint: zij trachten de werkelijkheid te van gen ln zijn meest essentiële verschij ning door die beelden naar voren te brengen, waardoor dié werkelijkheid 't best, 't kortst en het meest suggestief gekarakteriseerd wordt. Daarbij heeft hun fotografie een bijna brutaal karakter: de opnamen hebben niet die gladde geperfectionneerdheid, die we uit bijvoorbeeld de Amerikaanse en Engelse films kennen. Ze zijn bijzon der gevoelig van beeldinstelling, maar daarbij ook weer gekenmerkt door een typische schijn van achteloosheid, die vooral treft in rauwe effecten; felle lichtplekken tegen diepe schaduwen en groezelige halfschaduw; een onscherp beeld, dat niet gecorrigeerd werd, maar zich diep vasthecht aan ons netvlies door zijn verbijsterende atmosfeer van oprechtheid. Dit realisme, waarin de Italiaanse film zichzelf teruggevonden heeft, maakte haar groot en bracht haar op een peil, dat in de internationale filmindustrie slechts zelden bereikt wordt. Een volgend artikel moge ons gelegenheid geven aandacht te schen ken aan enkele rolprenten in het bij zonder, dia topprestaties zijn in deze filmstijl. LONG SBQT.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1949 | | pagina 5