Ue na-oorlogse Italiaanse tilm "J
Parlementaire Enquête-commissie neemt
geen blad voor de mond
Hoe wij ruzie zochten en oorlog voerden in 1939-40
Onduldbare wrijving tussen minisier
en opperbevelhebber Reynders
Generaal Winkelman
wordt
geprezen
mmm PODIUM"
Beatrijs op de
Nieuwendijk
J
LIED VAN DE WEEK
LENTE...
Vijftiende luehtbrugvlieg-
tuig verongelukt
I f I I" BIVan uitzonderlijk"^
SATERDAG 19 MAART 1949
Aan het thans verschenen eerste
verslof, van de Parlementaire
Enquêtecommissie ontlenen wil
het volgende:
De commissie begrijpt zeer goed, dat
de regering huiverig was reeds dade
lijk in September 1939 de staat van
oorlog of die van beleg in volle om-
vaag af te kondigen. Immers, er dient
niet te licht gedacht te worden over
de algehele bevoegdheidsverschuiving
in ons staatsbestel, die daarvan het ge
volg is.
Andenjjdg ziet decommissie niet
over het hoofd, dat het wel zeer be
grijpelijk la, dat een gevoel van onge
rustheid in militaire kringen aan de
dag trad, toen bleek, dat de regering
bij de algemene mobilisatie slechts de
staat van oorlog wilde afkondigen en
dat nog slechts op beperkte wijze. Im
mers. de generale staf was er in over
eenstemming met de vorige ministers
van defensie bfl zijn voorbereidingen
van uitgegaan, dat met de algemene
mobilisatie tevens de staat van beleg
sou worden afgekondigd. Dat hierdoor
niet een sfeer van onderling vertrou
wen ontstond, fa duidelijk.
Omdat Nederland uit de aard der
saak als neutrale staat te midden van
oorlogvoerende landen een brandpunt
van spionnage moest worden, was een
integrale toepassing van de bevoegd
beden van de oorlogswet noodzakelijk.
Do landverraders
De wijze, waarop het militair gezag
na 19 April 1940 van zijn bevoegd
heden ten aanzien van staatsgevaarlij
ke elementen gebruik heeft gemaakt,
kan de commissie niet bevredigen. Na
het afkondigen van de staat van beleg
voor het gehele land, zijn slechts 21
personen als staatsgevaarlijk geïnter
neerd. Deze gedragslijn werd gevolgd
ondanks het feit, dat vanwege het de
partement van Justitie, dat lijsten van
deze lieden had aangelegd, was voor
gesteld er enige honderden te arreste
ren.
Wanneer de commissie het betreurt,
dat de regering in deze geen rigoureu
zer standpunt heeft ingenomen, wil zij
er tevens de nadruk op leggen, dat
dit was conform de opvatting van het
militair gezag. Verschillende getuigen
hebben het ook als een groot gemis
gevoeld, dat het militair gezag geen
burgerwerkkrachten mocht vorderen
voor het gereedmaken van de stellin
gen.
De Grebbelinie
Ben van de ernstigste bezwaren, die
in dit verband tegen de Regering in
gebracht worden, acht de commissie
het niet toestaan van de noodzakelijke
opruimingen voor de stellingen. Spe^
ciaal wordt geklaagd over het feit, dat
de boomgaarden voor de Grebbelinie
niet opgeruimd mochten worden, hoe
wel de plaatselijke commandant zulks
heeft verzocht en dit verzoek doorge
geven is naar Den Haag. Dit heeft
een zeer nadelige invloed gehad op de
oorlogvoering aldaar.
DE ELLENDE MET
GENERAAL REYNDERS
De minoisterraad, voorgelicht door
minister Dijxhoorn, heeft de chef van
de generale staf, Reynders, voorgedra
gen voor een benoeming tot opper'
bevelhebber, omdat men niet het risi
co wilde lopen van een mislukking der
mobilisatie. Voorts vreesde men bij de
benoeming van een ander actief offi
cier te veel opschuiving in de hogere
rangen en tenslotte werd de heer
Reynders niet onbekwaam geacht. Een
groot enthousiasme voor de benoeming
van de eerste opperbevelhebber heeft
de commissie niet kunnen ontdekken.
Het benoemen van een opperbevelheb
ber op deze gronden acht de commis
sie een onvoldoende basis voor een
wederzijds vertrouwen. Dit acht de
commissie een fout van de regering.
Toen de eerste bespreking met de
benoemde opperbevelhebber Reyn
ders op 9 September 1939 plaats vond,
bleek onmiddellijk, dat de gevoelens
van de regering en die van de opper
bevelhebber niet harmonieerden. Het
spreekt vanzelf, dat dit foutieve begin
niet nagelaten heeft invloed te oefe
nen op het verdere verloop van zaken.
Het is de commissie gebleken, dat
reeds onmiddellijk na het optreden
van de nieuwe opperbevelhebber een
verschil van mening tussen regering en
opperbevelhebber ontstond over de op
zet van het krijgsplan, inzake het ge
bied ten Noorden van de grote rivie
ren. Generaal Reynders wilde princi
pieel met de zelfde troepen achtereen
volgens de Grebbelinie en het Oost
front van de vesting Holland verdedi
gen, terwijl de minister van Defensie
°P het standpunt stond, dat in verband
niet het aantal beschikbare troepen
tussen deze beide linies een keuze
diende te worden gedaan. De commis
sie acht het volkomen begrijpelijk, dat
de regering na de opdracht en de
daaraan voorafgegane besprekingen er
van uitging, dat de opperbevelhebber
loyaal de orders van de regering zou
uitvoeren.
Achteraf deze zaak beoordelende,
meent de commissie, dat de regering
de opperbevelhebber, toen bleek, dat
de strategische inzichten van de rege
ring en opperbevelhebber tegen elkaar
botsten, dadelijk had moeten ontslaan.
Grote bezwaren
De commissie meent te moeten op
wel degelijk zeer grote bezwaren zijn
aan ta voeren tegen het systeem, het
welk de heer Reynders ten aanzien van
de terugtocht geprojecteerd had. Wel
iswaar achten enige deskundigen de
opzet van generaal Reynders niet on
uitvoerbaar, doch de commissie kan
zich ondanks deze verklaringen niet
aan de indruk onttrekken, dat het plan
slechts uitvoerbaar zou zijn geweest,
indien een samenloop van gunstige
omstandigheden zou hebben plaats ge
vonden. Zij kan zich dan ook volledig
indenken, dat de regering, gezien de
grote bezwaren tegen de terugtocht,
zoals deze door generaal Reynders
was opgezet, deze niet voor haar ver
antwoording wenste te nemen.
Dat de regering voor dit plan de
verantwoordelijkheid niet wenste te
dragen, acht de commissie begrijpelijk.
Daaruit moest als consequentie het
ontslag van generaal Reynders voort
vloeien.
GENERAAL WINKELMAN
TREEDT OP
De commissie meent, dat de benoe
ming van de heer Winkelman tot op
perbevelhebber op verantwoorde wijze
is geschied en dat de regering, gezien
de persoonlijkheid en de antecedenten
van generaal Winkelman, deze in het
volste vertrouwen met het opperbevel
kon belasten.
De ocmmissie meent te moeten op
merken, zoals ook generaal Winkel
man dit voor de commissie gedaan
heeft, dat wij bezwaarlijk een andere
strategie hadden kunnen volgen, daar
ons toenmalige neutraliteitsstelsel ons
verhinderde contact op te nemen met
het buitenland. De grootst mogelijke
meerderheid der commissie trekt de
conclusie, dat bij een eventuele nieuwe
oorlog het optreden van de Nederland
se strijdkrachten zo nodig en zo mo
gelijk gericht moet zijn op samenwer
king in bondgenootschappelijk ver
band. In 1939 en 1940 voerde de Ne
derlandse regering evenwel een neu
traliteitspolitiek, waarmee het Neder
landse volk over het algemeen accoord
ging. Deze neutraliteitspolitiek had een
krijgsbeleid ten gevolge, waarbij onzl
verdediging naar twee zijden gericht
diende te zijn, derhalye zowel naar het
Oosten als naar het Westen. Reeds op
grond hiervan was het onmogelijk, het
hart des lands van troepen te ontblo
ten, daar dit voor Duitsland een reden
had kunnen geweest zijn, om ons te
verwijten, dat wij onze neutraliteit ten
opzichte van Engeland onvoldoende
handhaafden.
Door de berichtgeving van de mili
tair attaché in Berlijn was het alge
meen hoofdkwartier op de laatste
avond vóór de inval voldoende ge
waarschuwd. Ook reeds in de loop van
de voorafgaande maanden had de mi
litair attaché verschillende berichten
gezonden. O.a. heeft hij, naar hij mede
deelt, een dag of veertien vóór de
aanval het bericht doorgezonden, dat
er een pantserdivisie gereed stond om
op te rukken in de richting 's Herto
genboschLangstraatMoerdijkRot
terdam. Deze mededeling is uiteraard
slechts in grote lijnen gegeven.
Het is de commissie gebleken, dat
deze waarschuwing bjj de Inlichtingen
dienst is aangekomen, daar enige su
balterne officieren aldaar zich dit nog
herinneren. Hoewel de datum van deze
mededeling uit de verschillende ver
klaringen niet geheel is komen vast te
staan, meent de commissie toch als ze
ker te kunnen aannemen, dat althans
korte tijd vóór de inval deze mede
deling het algemeen hoofdkwartier
heeft bereikt. Het merkwaardige is
echter, dat dit bericht, dat uit de aard
der zaak van het hoogste belang was
in verband met de verdediging van de
Moerdijkbrug, niet ter kennis van de
opperbevelhebber is gekomen.
Het is de commissie niet mogen ge
lukken uit te maken aan wiens schuld
deze omissie te wijten zou zijn. Dat
hier echter op het algemeen hoofd
kwartier een ernstige nalatigheid is
gepleegd, meent de commissie wel te
mogen aannemen.
Niet op gerekend
De commissie meent te moeten aan
nemen, dat noch het algemeen hoofd
kwartier noch de commandant van de
vesting Holland gerekend heeft op
een aanval uit de lucht in zulk een
omvang als heeft plaats gevonden. Hoe
dit echter zij, de commissie is van oor
deel, dat de commandant van de ves
ting Holland ongeacht de verwachtin
gen, die hij met betrekking tot para
chutistenlandingen mocht koesteren, in
ieder geval een telexbericht van het
algemeen hoofdkwartier, waaruit bleek
dat de toestand aan de grens ernstig
was, aan zijn ondergeschikte troepen
commandanten had moeten doorgeven.
Ook al zou men aannemen, dat inder
daad de vesting Holland in de tweede
linie lag en derhalve niet onmiddellijk
blootgesteld zou worden aan een groot
scheepse aanval van vijandelijke troe
pen, dan nog was het duidelijk, dat
men in elk -geval kleinere aanvallen
van parachutisten op bepaalde punten,
b.v. de Moerdijkbrug, kon verwachten.
Het mag dan ook niet verantwoord ge
noemd worden, dat de commandant
van de vesting Holland de troepen,
welke onder hem stonden, niet heeft
gewaarschuwd en medegedeeld, dat
de volgende ochtend de inval kon
worden verwacht.
haar mening uit te spreken, dat gene'
raai Winkelman" zich met zijn volle
persoon heeft ingezet voor de taak,
welke hem was opgedragen. Ondanks
de grote achterstand op defensiegebied
hier te lande heeft hij getracht met de
beschikbare middelen het uiterste te
bereiken, dat bereikt kon worden. In
het bijzonder heeft de commissie gr. e
waardering voor de beheerste en be
leidvolle wijze, waarop hij in de oor
logsdagen zijn bovenmatig zware taak
heeft vervuld.
Ik zat op een kruk in een van de
Amsterdamse volksruiven die men ca-
fétaria's noemt, te wachten op mijn
vriend, de grote schrijver, en omdat hij
t aan zijn beroemdheid verplicht was
te laat (of helemaal niet) te komen, zat vraagstuk waarom ik twintig jaar ge-
mSTERIWIS
ik me te vervelen. Er is niets zo verve
lend als een hoofdstedelijke cafétaria
en vooral in de namiddag als de be-
diensters van deze westerse karavanse
rais meer letten op hun wenkbrauwen-
zwart en nagelpaars dan op de tempe
ratuur van het kleintje koffie van die
r
leden een rood hoofd bij zo'n film
lrreeg. Was ik toen zo stom of had ik
toen nog te weinig films gezien? Of
was ik thans aan het einde van al m'n
illusies gekomen?
Het stoeltje naast me kraakte. Er zat
een jonge man op, die steeds meer voor
overgebogen ging zitten. Hij zwegde
in het voorbijflitsende celluloid. Hij
vrat de film op. Vóór me zaten twee
meisjes. Ze vergaten zelfs te snoepen.
Ze waren, wat men tegenwoordig
roemt, er helemaal „in". En de zaal
zweette en kreunde van spanning in de
momenten dat het van vijf los van de
heup was, en de Slechtheid de Maag
delijkheid in précaire posities bracht.
TK had een lief ding willen geven op
nieuw dit alles zo mee te mogen bele
ven als die jongen en meisjes, maar het
ging niet. Toen drong het plotseling met
noodlotszware zekerheid tot me door:
ik was te oud. Ik had het geloof ver
loren. Het geloof in de illusie.
Ik geloofde niet meer aan Wild West
films, omdat die in en bij een studio
worden opgenomen, met schreeuwende
regisseurs, en blèrrende juffrouwen. Ik
geloofde er niet meer in, net zo min, als
ik meer geloofde aan de eeuwige lief
de, waarover wij het vroeger plachten
ene verloren gast in een wildernis van
chroomstaai, gelakte panelen en plas
tiek bestek.
Terwjjl ik zat te mediteren over het
betrekkelijke van afspraken, kwamen
twee jongens binnen. Ze zagen er mid-
delbareschoolachtig uit en waren opge
wonden. Ze hadden zojuist een film in
een theater aan de Nieuwendijk gezien.
Wild West. Het was de spannendste
film die ze ooit hadden gezien, zeiden
ze tegen de diensters.
Toen de grote schrijver niet kwam en
de namiddag dus toch verloren was,
ben ik naar die bioscoop gegaan. Waar
om zou ik me tenslotte niet voor één
uur kunnen verslingeren aan een Wild
West-film? Ja, waarom eigenlijk niet! te hebben na het lezen van Werthers
Je hoeft toch niet altijd naar films van Leiden en het Buch der Lieder. Nu
zeven sluiers, geschonden gelaten en staan ze achterin de boekenkast, stof-
geschandvlekte jonge meisjes te gaan? "g en vergeeld. Het is vijftien jaar ge-
Zo zag ik die film. Hij was niet erg leden dat ik ze het laatst inkeek. We
spannend, en na de eerste vijf en twin- geloven niet meer aan gedichten en ik Pct- sex of «^otlek' 251.f.t' romantische
tig meter celluloid wist ik de rest al. schaamde me bij de herinnering aan nonsens en 25 pct. realiteit. Ik deed het
De bruut, die het om het grondgebied de dag dat ik aan het strand van Huis- nooit anders en het is me met slecht
van de goedige vader van het timide duinen de Beatrijs van Boutens decla- gegaan".
meisje te doen was, zou de grond vast meerde voor mijn vriend, die met TK ben heengegaan en ik had een ge
niet krijgen. Het meisje was nèt even open mond toeluisterde en schaapach- voel of ik de laatste rots waaraan een
te timide, de vader nèt even te goedig, tig zei dat hij het mooi vond, maar er illusiezoekende drenkeling zich wilde
En de sheriff zag er nèt even te drie- heus niets van begreep. Wij geloven vastklampen, had losgelaten. Op straat
niet meer aan Utopia, omdat
en de wereld en keken verbitterd naar
onze medemensen die zich repten om
nog net op tijd een trein, een afspraak
je of een voordelig zaakje te halen. Al
lemaal jagend achter ijdele illusies.
pen uur later ontmoette ik mijn
J vriend, de grote schrijver. Groot, om
dat zijn naam in ^le kranten en tijd
schriften van Armterdam voorkomt.
Groot omdat zijn boeken best sellers
zijn, groot omdat hij de gave bezit men
sen te scheppen in zijn romans die vol
gens de Kritiek „levensecht" zijn. Daar
bij een man, midden in het volk staand
Werkelijk een kunstenaar van formaat.
Ik was er trots op mij zijn vriend te
moger noemen en ik stak dat tegen nie
mand onder stoelen of banken.
We zaten weer in de chroomstalen
karavanserai omdat mijn vriend graag
verkeert met zijn volk onder zijn volk.
Toen het eerste kleintje koffie ons
werd toegesmeten zei ik tegen hem dat
ik zojuist z'n laatste boek had gelezen
en het prachtig vond.
Hij keek me aan, bulderde van het
lachen, en zich naar me toebuigend (zo
dat de indirecte juffrouw achter de
ruif niet kon meeluisteren), grinnikte
hij: „Maar man, dat kan toch iedereen
die het ABC heeft geleerd? Het is een
kunstje, en ik zal het je leren, maar
met niemand over praten" Toen ik dat
had beloofd zei hij in m'n oor- „Hier
heb je het geheim: 25 pct. sentiment, 25
dubbel uitgekookt en link uit om zich
door het bruutschap van de op grond
beluste aterling te laten bezwendelen.
En alles kwam zo uit en het ging zo
precies volgens het recept van de lo
pende band Wild-West-film, dat ik nog
niet eens de genoegdoening had me
zelf een compliment voor m'n intelli
gent vooruitzien te kunnen maken. Het
was alleen maar vervelend, duf en ho
peloos traditioneel.
Halverwege die film op de Nieuwen
dijk ging Ik toen nadenken over het
De lente is gekomen.
De commissie wil niet nalaten als Wanneèr mama vol zorgen is,
Luitenant-generaal
Reynders
Het vijftiende ongeluk sinds de
luchtbrug werd georganiseerd, heeft
plaats gehad. Een luchtbrugvliegtuig
is gisteren bij het landen op het be
sneeuwde vliegveld Tempelhof veron
gelukt en in het centrum van Berlijn
neergekomen. Persoonlijke ongelukken
deden zich niet voor.
Wanneer de stofzuig symphonie,
Met teil-en-emmer-rapsodie,
En spons en lappenharmonie,
Weer door ons wordt vernomen,
Wanneer je huis een dwaaltuin is
En alles ruikt naar loog, vernis,
Dan weten we, dat is gewis:
we ge
leerd hebben dat op iedere bewoonde
vierkante meter van deze aarde alleen
maar twist en herrie, narigheid en el
lebogenwerk bestaat. We geloven hele
maal niet meer in Oppermensen, nu we
zoveel plezier beleefd hebben aan de
Hitiers en Mussolini's, en geleerd heb
ben op ons scherpst qui vive te zijn
voor hun epigonen, als daar zijn Perón,
Salazar, Tito en Jozef. We kunnen al
leen nog maar sarcastisch lachen als we
het iemand horen hebben over de uit
eindelijke Goedheid van de mens en
we wijzen op markante voorbeelden
van zulke lieden in onze naaste omge
ving. Die wèl goed schenen, maar be
rekenende schavuiten waren, toen een
maal de ware aap uit de mouw kwam.
We geloven niet meer aan spreuken als
renden mijn volksgenoten voorbij. Voor
de bioscopen stonden rijen mensen.
Wachtend op hun portie illusie. Even
zo voor allerlei andere Amsterdamse
podia. In de etalages van de boekver
kopers lagen romans en bundels ge
dichten. De muren van de stad zeiden
dat Persil Wit het beste Wit was, dat
Het Vrije Volk toch de meest gelezen
krant was, Nutricia het beste zuige-
lingenvoedsel en de RVS de hechtste
levensbasis. Ook zag ik nog dat De
Gruyter 10 pct. èn betere waar geeft.
Dat was mijn redding! Ik begreep op
dat ogenblik kristalhelder dat we de
illusie in ons leven niet kunnen missen.
Zij is een deel van ons bestaan. Zonder
haar zijn we reddeloos verloren. Zon
der Persil, De Gruyter, de RVS en het
geloof in derzelver magische eigen-
De Wapens Neer en het Gebroken Ge- schappen heeft ons leven geen zin. En
Hoe of het weer wel morgen is,
En alles opgeborgen is,
Tot zelfs de laatste centen....
Dan weten wij het allemaal,
En horen wij het duizend maal,
(Schoon in onuitgesproken taal),
yerkondigen: ,,'t is Lente!"
Wanneer de schilder, iuitgehemd,
Met vlugge hand de kwast omklemt
En elke ingang is gestremd
Met bordjes „NAT", u kent ze,
Wanneer je schoorsteen wordt geraagd,
En ook de man een mouwschort draagt
(Waarmee zijn soortgenoot hem
plaagt),
Dan zuchten we: ,,'t is Lente!"
Maar als de schoonmaak is gedaan,
De bloemen weer op tafel staan,
Papa zijn krant weer op mag slaan
En niet meer hoeft te sjouwen,
Dan geeft hij ma een dikke zoen,
Vermeldt haar lof op de klaroen,
En juicht: wat kan hij beter doen?
,,'t Is lente! Hoog de vrouwen!"
JABSON
weer, sinds alle volken van alle landen
elkaar belagen, onder stortbuien van,
nationale leuzen, wier holheid evenre
dig is aan de veelvuldigheid waarmee
ze uitgebruld worden. We geloven niet
meer aan edelhartige harten, aan inte
gere politici (ook al kan men hen de
honing met emmers uit de mond schep
pen), aan ideale kinderen en eeuwige
vriendschap. We geloven niet meer in
oorlogen als heroïek verschijnsel, noch
in de sprookjes van Grimm, Andersen
of Godfried Bomans.
Dat alles overdacht ik in dat stoeltje
in het Nieuwendijks theatertje en het
was allemaal nogal triest. En het hielp
niet of de muziek die naast het cellu
loid knalde en kraakte alsmaar opwin
dender en sensationeler werd. Het
hielp niet dat de Maagd nog nèt bij
tijds ontzet werd uit haar netelige po
sitie, waarin geen sterveling ter we
reld zijn achttienjarige dochter zou wil
len ontmoeten. En het applaus op het
ogenblik dat de goedheid zegevierde
over de slechtheid veranderde niets aan
die stemming.
We hadden gehoopt iets van de illu
sie terug te vinden op de Nieuwendijk;
we vonden slechts wanhoop en ont
goocheling om de verloren jaren van
weleer. We gingen terug naar de stad
zonder de Wild-West-films op de Nieu
wendijk, zonder het recept van mijn
vriend, de grote schrijver, al evenmin.
Sinds Beatrijs op het Huisduiner
strand was er niets veranderd. De
twintig jaar die er tussen liggen zijn
van even weinig belang als de twintig
eeuwen, die hierna komen.
ANTHONY VAN KAMPEN.
Even „het
bellen
weer
„Even bellen of ik een regen
jas mee moet nemen", dit zullen
de telefoonabonné's in het district
Utrecht deze zomer kunnen zeg
gen, want dan zal het mogelijk
zijn op een bepaald nummer, net
als voor het automatische tijdsein,
het laatste weerbericht het
wordt n.l. enige keren per dag
„ververst" van het K.N.M.I. te
vernemen. Deze nieuwe telefoon
service is voorzover bij de P.T.T.
bekend 'n wereldprimeur, waar-
voor de plannen reeds oud zijn
en waarvan de bewoners van het
Sticht nu de eersten zullen zijn,
die van deze P.T.T. weerprofeet
kunnen profiteren; de andere
districten komen later aan de
beurt.
|N GEEN ANDER LAND VAN EUROPA heeft de film sedert de oorlog
een zo opmerkelijke ontwikkeling doorgemaakt als in Italië. Paradoxaal
welhaast voor een land en een volk, dat, als feitelijk slachtoffer van twee
oorlogen (de overwinning in de eerste wereldoorlog was immers voor het
Italiaanse volk niet meer dan een Pyrrhus-overwinning) en een daartussen-
gelegen periode van dictatuur, thans een nasleep van ongekende ellende en
moeilijkheden zonder uitzicht te verwerken heeft. De Italiaanse film van de
jaren vóór 1943 werd gekenmerkt door een tomeloze zucht naar praal en
schittering, een neiging tot overlading, geweldige figuraties, bonte costu-
meringen en ensceneringen, en een stijlloze voorkeur voor het melodrama
dikwijls bovendien verdrinkend ln een orgie van operaklanken. Dit soort
producten, dat overigens technisch uitstekend verzorgd was komt
ook nu nog uit Italië, maar in aanzienlijk mindere mate; daarnaast echter
is er een nieuw element verschenen in de Italiaanse filmindustrie: het realis
me, een bijzondere werkelijkheidszin, die verschillende films voortbracht van
uitzonderlijk groot formaat.
QNDER HET fascistisch regiem
in 1936 werd te Rome de „Cen-
tro sperimentale di Cinematografia"
gesticht. (Merkwaardig verschijnsel,
dat in een onder dictatuur staand land
kunstenaars ongestoord konden expe
rimenteren; in Duitsland met zijn
nazi-agitatie tegen „ontaarde kunst"
was dit te enenmale onmogelijk.
Maar een kenmerkend verschil met het
nationaal-socialisme was vooral ook,
dat het fascisme de kunstenaars meer
de vrije hand liet, minder decreteerde
en meer observeerde totdat men de
grens bereikt achtte, waar de artistie
ke vrijheid een gevaar kon opleveren
voor het heersende reactionnaire con
servatisme en conformisme.) Deze
Centro sperimentale" ontwikkelde zo
zonder al te ingrijpende staats
bemoeiing een nieuwe Italiaanse film
school, die een belangrijke Italiaanse
vakliteratuur deed ontstaan en in
navolging van de Engelse door John
Grierson geïnspireerde documentaire
school zich vooral toelegde op een
documentaire filmstijl. Onmiddellijk
na de val van het fascisme vonden de
filmers van deze documentaire school
gelegenheid hun artistieke bedrijvig
heid verder te ontplooien: zij gingen
over tot het maken van speelfilms.
Hun scholing als documentaristen had
hun werkelijkheidszin gescherpt en dit
weer beïnvloedde hun stijl aanzienlijk.
Daarbij kwam nog, dat zij in feite
nauwelijks beschikking hadden over
studio's, laat staan over goede studio-
outillage de oorlog deed veel ver
loren gaan en zij waren feitelijk
reeds gedwongen in de openlucht te
werken met de décors, die het land
schap zelf hun bood. Zij trokken de
straat op in letterlijke zin ont
leenden hun onderwerpen aan het le
ven, zoals zij dat er troffen, en film
den naar dit leven.
DE MET WERKELIJKHEIDSZIN
toegeruste filmer verliest zich niet
in «en schijnwereld; hij aoekt niet de
confectie-belevenissen van confectie-
filmspelers; hij heeft aan de onmid
dellijke werkelijkheid voldoende en
zijn spelers zijn de mensen van die
werkelijkheid zelf. Hij wil bereiken,
dat de bioscoopbezoekers in zijn films
zichzelf dat wil zeggen de mens
herkennen en daarvoor richt hij zijn
camera dan ook op de mensen in hun
dagelijkse gedragingen. Wanneer hij
al om technische redenen besluit
beroepsacteurs te gebruiken, dan zal
hij deze acteurs zo bespelen, dat hun
acteren midden in de werkelijkheid
staat, dat zij in hun diverse typerin-
Clara Calamaï is de uiterst gevoe
lige hoofdrolspeelster in Luchino
YUoontV» film JDitession»".
gen volkomen het wezen uitdrukken
van datgene waardoor de filmer ge
ïnspireerd werd: de mens zelf zoals
hij leeft en is. Hiervan uitgaande
heeft de filmer stof tot filmen te over,
zeker in een land, waar het leven van
de mens zijn vechten om een klein
beetje bestaanszekerheid en een klein
beetje geluk zo primair is als in
het na-oorlogse Italië met zijn ruines,
zijn armoede en zijn honger, zijn zwar
te markt en zijn corruptie, zijn gees
telijke en zedelijke ontworteling en
zjjn uitzichtloosheid. In ditzelfde Italië
ligt desondanks reeds de kiem zicht
baar voor een nieuw herstel: een merk
waardige geestkracht onder het volk,
dat hoezeer het ook in zijn ellende
dreigt onder te gaan toch ook lang
zamerhand zich is gaan oprichten,
moed heeft gekregen te vechten voor
een wat gunstiger verschiet, zijn hu
mor hervonden heeft en daarmee het
bewijs, dat het wel geslagen is, maar
niet gebroken.
y^L DEZE MOTIEVEN van triestheid
en grootsheid vindt men in de na
oorlogse Italiaanse film terug: „Roma
cittè aperta", „Païsa", „Sciuscia",
„L'Onorevole Angelina" en „Come
persi la guerra" om enkele voorbeelden
te noemen. Deze films geven facetten
van het na-oorlogse Italië, ook al
speelt in de laatste twee de fantasie
en de humor een grote rol. Deze films
ook zijn typische voorbeelden van het
Italiaanse filmrealisme en bovendien
zijn het alle rolprenten, die ln artistie
ke zin van een bijzondere waarde zijn,
maar dan nog en dit ie bijzonder
belangrijk zijn het alle films, die
ook het gemiddelde bioscooppubliek
sterk weten aan te spreken iets
wat de meeste werkelijk goede films
doorgaans helaas niet beschoren is.
POSSELLINI, De Sica, Zampa en ook
Borghesio, de makers van genoem
de films, en verder mannen als Bla-
setti, Visconti, Lattuada en De Santis
zijn hoezeer zij onderling ook mogen
verschillen vertegenwoordigers van
dit Italiaanse realisme. Vóór de oor
log waren zij vrijwel allen onbekend,
thans blijken zij de drijfkrachten te
zijn tot de wedergeboorte van de Ita
liaanse film. Hun filmstijl heeft een
'elle directheid. Hun realisme geeft
niet een natuurgetrouwe objectieve
weergave van de werkelijkheid,
maar het is sterk subjectief getint:
zij trachten de werkelijkheid te van
gen ln zijn meest essentiële verschij
ning door die beelden naar voren te
brengen, waardoor dié werkelijkheid
't best, 't kortst en het meest suggestief
gekarakteriseerd wordt. Daarbij heeft
hun fotografie een bijna brutaal
karakter: de opnamen hebben niet die
gladde geperfectionneerdheid, die we
uit bijvoorbeeld de Amerikaanse en
Engelse films kennen. Ze zijn bijzon
der gevoelig van beeldinstelling, maar
daarbij ook weer gekenmerkt door een
typische schijn van achteloosheid, die
vooral treft in rauwe effecten; felle
lichtplekken tegen diepe schaduwen en
groezelige halfschaduw; een onscherp
beeld, dat niet gecorrigeerd werd, maar
zich diep vasthecht aan ons netvlies
door zijn verbijsterende atmosfeer van
oprechtheid.
Dit realisme, waarin de Italiaanse
film zichzelf teruggevonden heeft,
maakte haar groot en bracht haar op
een peil, dat in de internationale
filmindustrie slechts zelden bereikt
wordt. Een volgend artikel moge ons
gelegenheid geven aandacht te schen
ken aan enkele rolprenten in het bij
zonder, dia topprestaties zijn in deze
filmstijl. LONG SBQT.