Kunstenaars Centrum Bergen: Peil van de middelmaat
JLl
Geen werk van bijzondere betekenis op expositie te Alkmaar
Jl
Motorwedstrijden te Zandvoort
Steunt de Emma-
bloemcollecte!
JJBT BEGfiiP „BERGENSE KUNSTENAARS" wekt onmiddellijk de her-
lnnering aan een school, aan een tijdperk en aan een richting in de
Nederlandse schilderkunst, die van buitengewoon belang is geweest voor de
ontwikkel ng van onze moderne Kunst. Bjj die herinnering doemen de namen
Vai\.!*a,1 aan*a kunstenaars, die nog steeds tot de belangrijkste figuren
In ons land gerekend moeten worden. Die „Bergense School" behoort tot het
verleden, is reeds geschiedenis geworden.
Het bl^ft altjjd raadselachtig hoe op een bepaald tijdstip, in een bepaalde
landstreek of stad een „schilderschool" kan ontstaan. Welke factoren, welke
toevallige omstandigheden werken daartoe mee? Is het het oord zelf, de
schoonheid van het landschap, die de schilders lokt en de verbindende factor
uitmaakt ln hun werk? Of is het de aanwezigheid van één of enkele sterke
persoonlijkheden, die een nieuwe impuls kunnen geven, die bevruchtend werkt
op het werk van de geestverwanten, die zich om hen heen groeperen? Hoe
dit ook z|j, de „Bergense School" was een groep, die, hoewel uit zeer ver
schillende persoonlijkheden samengesteld, toch een sterke eenheid vormde,
waarvan ln ieder geval een stuwende kracht uitging ln een bepaalde naar
het grootse, monumentale strevende richting.
Het zou onbillijk z|jn de huidige tentoonstelling in het Stedelijk Museum
t» Alkmaar af te meten naar de verrichtingen van de vroegere Bergense
schilders. Hoe graag men ook nieuwe knoppen zou willen zien ontluiken aan
de oude stam, daarvan is hier toch werkelijk geen sprake.
Het „Kunstenaars Centrum Ber
gen" is geen „school", wil dit ook niet
z|jn. Het ls een toevallige verzameling
van kunstenaars, die in Bergen wo
nen, werken of gewerkt hebben en
een tentoonstelling van hun kunst ver
toont hetzelfde beeld als dergelijke
exposities, die men in Amsterdam,
Rotterdam, Den Haag of welke an
dere plaats in Nederland ziet.
'V
- 'Mv i
H. v. d. IDSERT
„Johannes in de Woestijn"
Dat beeld wordt steevast bepaald
door de middelmatigheid. Een vol
strekt artistiek falen is doorgaans
even zeldzaam als de openbaring van
een buitengewbne persoonlijkheid. En
zo bereikt ook de tentoonstelling van
het Centrum Bergen dit gemiddelde,
Nederlandse peil. Dat is trouwens niet
eens zó slecht, vooral als men bedenkt,
dat deze vereniging practisch zonder
ballotage of jury gewerkt heeft, en
dat enkele van de meest belangwek
kende leden op het appèl ontbreken.
Talent is een veel minder zeldzaam
goed, dan men over het algemeen
veronderstelt. De met talent geschil
derde stillevens, landschappen en por
tretten vindt men op elke tentoonstel
ling nog altijd wel in vrij grote ge
tale. Doch veel minder algemeen zijn
de werken, waarin de kunstenaar iets
wezenltjks te zeggen heeft, waarin
men een persoonlijke boodschap ont
dekt, een openbaring van menselijke
emotie, die medeleven opwekt. Het.
komt er op neer, dat de Nederlandse
schilders het vak wel zo ongeveer
verstaan, wel weten wat compositie,
kleur en vorm vermogen uit te beel
den. De schildertechniek zelf wordt
weliswaar met heel wat minder z-org
en uiterlijke bedrevenheid toegepast
dan b.v. nog een eeuw geleden, in de
zo veel gesmade „Romantiek", doch
daartegenover staat, dat er nu meer
beseft wordt, dat Kunst niet alleen
maar een zorgvuldige „registratie" van
feiten is, doch een persoonlijke „in
terpretatie" moet zijn.
Op dit laatste komt het inderdaad
aan en hoe bescheiden ook van gees
telijk formaat, moet een kunstwerk
toch altijd de uiting zijn van iemand,
die het leven op eigen wijze ondergaat
en die in het gevecht met de Natuur
en de Materie een overwinning heeft
weten te behalen. Dit gevecht en die
overwinning moet men van elke kun
stenaar eisen en het doet er daarbij j
veel minder toe of deze de afmetingen
van een geweldige veldslag dan wel
van een kleiner schermutseling aan
nemen.
Hiermede is tevens gezegd, welke
zware eisen de kunst stelt. Want het
gevecht houdt nooit op; er bestaan
hier geen lauweren waarop men kan
rusten en zeldzaam zijn dan ook de
kunstenaars, die tot het eind van hun
leven de moed en de kracht hebben
gevonden steeds opnieuw de strijd
aan te binden.
Om van deze inleiding terug te ko
men op de tentoonstelling te Alkmaar,
de „oude garde" bewijst daar nog
steeds in de voorste gelederen te staan
Schilders als F i 1 a r s k i, K u y t e n,
Van Herwijnen en Koeman to
nen, dat hun gevestigde reputaties niet
zonder reden verdiend z|jn en dat er
onder de jongeren nog geen zijn, die
hen naar de kroon kunnen steken.
Een uitzondering daarop maakt A.
C o 1 n1 o t die hier met een branderig
Castricum" en een onbeduidend „Bos-
laantje" is vertegenwoordigd, en wiens
schilderstrant vol dramatisch pathos niet
tegen de tand des tijds bestand is ge
bleken. Met Jan van Herwijnen
is het weer anders gesteld. Hij be
hoort tot die schilders, die door een
oospronkelijke visie, door de breed
heid van stijl, tot de besten in Neder
land werd gerekend. In de laatste ja
ren is zijn werk nog weer geëvolueerd,
het is donkerder, somberder van kleur
geworden en tevens is een zeker ui ter-
ijk effectbejag, dat reeds vroeger een
rol in zijn kunst speelde, nog dui
delijker naar voren getreden. Er
hangt op de tentoonstelling een groot
landschap van hem, een boerderij
nauwelijks afstekend in het grauwe
vlakke land tegen de bultige duinen
rij. Reeds vroeger heeft h|j dit gege
ven vaak gekozen en steeds koepelde
een hoge, ijle hemel zich boven het
lage landschap. Herwijnen heeft on
getwijfeld de poëzie van de tegenstel
ling tussen „Aarde" en „Hemel" be
grepen en sober weergegeven. Hij
heeft, zich niet verloren in details en
slechts het essentiële behouden, doch
daarbij is door het herhaald schilderen
van eenzelfde onderwerp, die menge
ling van manierisme en wezenlijk ta
lent ontstaan, die in Herwijnens werk
zo hinderlijk opvalt. Klaarblijkelijk
heeft de schilder niet telkens weer op
nieuw directe inspiratie gezocht bij de
Natuur, zodat hü verviel in herhaling
en vals gevoel. Bovendien zijn op het
schilderij in Alkmaar de vormen te
slap, de kleur te groezelig en alleen in
de wolkenlucht is iets van de indruk
van wonderlijke puurheid gerealiseerd,
die het aanschouwen van het oneindige
hemelruim op ons kan maken.
Een totaal ander karakter hebben
de schilderijen van Harry Kuyten
Zijn kunst is zuiver visueel. Er doen
zich daarbij geen diepe problemen
voor en zijn werk s'caat of valt met de
schilderkunstige „vertolking" van het
waargenomen onderwerp op het doek.
De „Vrouw voor de spiegel" interes
seert de toeschouwer eigenlijk psycho
logisch in het geheel niet én ook de
schilder zelf legt alleen de nadruk op
het glijden van het licht over naakte
schouders en armen, op het kernach
tige van een beweging, een houding.
Kuyten schildert dit met brede toet
sen, schetsmatig het geheel omvat
tende en blijft daarbij ook steeds aan
de oppervlakte. De schildertrant, het
„handschrift" van de kunstenaar,
speelt de voornaamste rol en bepaalt
het karakter van het werk. Wat dit
betreft, doch ook wat de innerlijke
gaafheid aangaat, is het grote „Stil
leven" dat Kuyten inzond, verre te
preferen boven zijn figuurstuk. Vooral
koloristisch is dit schilderij geslaagd,
met zijn warme bruinen en groenen,
met de accenten van de uitgespreide
speelkaarten. Door de weloverwogen
compositie, door de smeuïge, forse
schilderwijze is dit stilleven een goed
staal van Kuyten's kunnen, dat bin
nen de beperking van z|jn talent, aan
zienlijk is.
J a c. J. Koeman is, met z|jn col
lega's Voerman Jr. en Rol, populair
geworden door de verzorging van de
„Verkades albums". Het is geen ge
ringe verdienste, dat hij zijn schilder
werk vrij heeft weten te houden van
elk illustratief karakter en dat hij,
zodra hij voor de schildersezel zit,
géén „plaatjes" meer maakt. Z|jn werk
heeft, ik zou haast zeggen „ouderwet
se" kwaliteiten van kleur, toon en
sfeer en daarmee wil ik Koeman in 't
geheel niet beschuldigen van navol
ging of epigonisme. Integendeel, hij
geeft blijk van eigen karakter in zijn
st|jl, die het meest van alles wat hier
hangt, benadert wat de Fransen
„belle peintures" noemen, een schil
derkunst waarin de stoffelijke schoon
heid van de verfmaterie tot een we
zenlijk uitdrukkingsmiddel wordt. Het
best komt dit tot zijn recht ln zijn
bloemstuk, waarin méér dan in het
„Portret", de kleur en de glans van
de verf de zinnelijke verrukking, het
genietend zien van de schilder ver
tolkt. In het portret overheerst teveel
een dompig zwart, dat niet voldoende
als kleur werd gehanteerd en daar
door te negatief werkt.
Ook D. H. W. F i 1 a r s k i zond twee
stukken in, een landschap „Teruel" en
een „bloemstilleven". Deze cosmopo-
liet, die in schier alle landen van W.-
Europa geschilderd heeft, bewaarde,
ondanks alle vreemde indrukken, die
hij daarbf heeft opgedaan, onver
stoorbaar en onveranderlijk zijn eigen
aard. Deze aard wordt vooral uitge
drukt in een grillige vormgeving, een
zwakke poging is gebleven. Een stre
ven naar eigen stijl, blijft b|j A. Bos
E y s s e n, voorlopig ook nog aan de
uiterlijke, formele kant. In een „Land
schap Chevreuse" en in de „Spreek
woorden" is dit vooral sterk het ge
val, doch een andere litho, die een
„Café in Parijs" voorstelt, toont meer
karakter, hoewel ook hierin diverse
invloeden nog onvolledig werden ver
werkt. Een zeker, satyriek element
in deze litho's kan gemakkelijk leiden
tot allerlei spitsvondigheden in de
voorstelling, die met de essentiële in
houd niet veel te maken hebben en
waardoor de expressie slechts ver
zwakt wordt.
Twee tekeningen van Dirk Vis
behoren tot de beste inzendingen.
Deze portretten en speciaal het met
rood krijt getekende kinderkopje, sug
gereren op tedere, gevoelige wijze het
warme, menselijke leven. Een stille
dromerigheid, die de kunst van Vis
kenmerkt, is geen pose, doch een on
gedwongen natuurlijkheid zonder pre
tenties.
R. Snapper maakte een precieze,
doch ook nogal droge tekening van
Enkhuizen, terwijl Th|js Sterk
met z|jn „Dorpsstraat van Groet"
eigenlijk nogal dicht bij de stijl van
de vroegere Bergense school bleef en
o.a. aan sommige tekeningen van Ges
tel herinnert. Carel Colnot en
A. Huygens tekende beiden „Bo
men", doch op zeer verschillende
wijze. De eerste groot en breed van
opzet, de ander gevoeliger, indringen
der en meer persoonlijk. Van beide
laatstgenoemde kunstenaars z|jn ook
schilderijen aanwezig en hier valt mijn
appreciatie juist andersom uit. Het
DJCK TRAP; «Pttlt*»»»"
D. H. W. F1LARSKI„Teruel"
uiterst individueel naar een meer al
gemeen standpunt tracht te gaan.
H. v. d. I d s e r t blijkt nog zeer
ongelijk in z|jn inzendingen. Een groot
„Stilleven" heeft onmiskenbare kwali
teiten, terwijl een „Damesportret"
uitgesproken zwak is. Het meest heeft
m|j van hem echter getroffen, een
betonplastiekje, dat Johannes in de
Woestijn voorste:.';. E;a technische on
zekerheid en primitiviteit wordt in
dit werk goed gemaakt door direct
heid van expressie. Opzettelijkheid is
in de moderne kunst een factor, die
men maar al te dikwijls aantreft.
Heel wat talenten lijden schipbreuk
op deze klip, die verraderlijk verbor
gen ligt voor hen, die onvoldoende
schijn en wezen weten te scheiden en
die het „bijzondere" trachten te ver
wezenlijken ten koste van de natuur
lijkheid
Dit opzettelijke stoort ook in het
werk van J. deCarpentier, waar
door zijn niet te verwaarlozen kwali
teiten niet tot hun recht komen. Ogen
schijnlijk is het minitieuze realisme
van H. Vreedenburgh weinig
opzettelijk, doch ook dit krampachtig
noteren van elk voorwerp getuigt van
een vooropgezet standpunt. Precisie
is in de miniatuurkunst haast vanzelf
sprekend, doch daarbij is een „grote"
visie niet uitgesloten en daaraan ont
breekt het mevr. H. K o e m a n—
Meertens te veel, zodat zij ook niet
verder kwam dan een nauwgezette op
somming van details.
Een stilleven van H. L u g t is oor
spronkelijk van samenstelling, waar
bij de kleurwerking van de onderdelen
juist werd berekend. Twee landschap
pen van Jaap Sax zijn goed van
kleur, en hebben, ondanks het te lichte
watervlak in het havengezicht, een
meestal zuiver afgewogen toonwaarde.
Vooral het sneeuwlandschapje is door
zijn pretentieloosheid een gave studie
'eworden. Tenslotte vermeld ik van
de schilders nog Jan de Leeuw,
die het landschap achter de „Honds-
bossche" met een vr|j nuchtere k|jk
als een breed opgezet panorama weer
gaf.
Hei beeldhouwwerk
Het beeldhouwwerk op de tentoon
stelling is teleurstellend.
Van Tjipke Visser vooral had
ik meerverwacht dan een wel gra-
tieus meisjesfiguurtje, en een „Bid
dende Vrouw" zonder veel uitdruk
king. Maryke Visser is zeer on
gelijk van kwaliteit in haar werk, zui
ver en gaaf in een kinderkopje, doch
bepaald onbeduidend in een levenloze
„Hand van Vader". Het reeds genoem
de plastiekje van de schilder v. d.
Idsert opent belangwekkender perspec
tieven.
De tentoonstelling wordt gecom
pleteerd door ceramiek van Dirk
H u b e r s en J. v. d. Veer, dat niet
boven het middelmatige uitkomt.
Op een tafel zijn ex-libris en vignet
ten geëxposeerd, vervaardigd door G.
M P o tv an RegterenAlte-
n a. De strakke eenvoud van deze gra
fiek laat het karakter van het „eigen
domsmerk"'goed tot zijn recht komen,
zoals in de exlibris van L1 d a van
Veen en August Elgner. Tot
slot verdienen de knipprenten van
M i e p D e h nog een aparte vermel
ding.
Zelfs in een uitgebreid verslag als
dit, moeten enkele inzenders onbespro
ken blijven, hetzij omdat hun werk
een te weinig kernachtige indruk
maakt om in enkele woorden gety
peerd te kunnen worden, hetzij omdat
hun streven te weinig door technisch
kunnen wordt ondersteund. Daarbij
herhaal ik echter een opmerking uit
het begin van mijn verslag, dat een
volkomen artistiek falen tot de uit
zonderingen behoort. De expositie in
het Stedelijk Museum te Alkmaar
blijft tot en met 8 Mei geopend.
R. E. PENNING.
JAC. J. KOEMAN: „Bloemstuk"
merkwaardige, arabeskachtige toets,
een soort „flamboyant" stijl. In het
hier aanwezige landschap vindt men
dit element vooral in de voorgrond,
waar de oneffenheden van een kaal
terrein de aanleiding waren voor dit
spel van de penseel. Moge hier al
sprake zijn van een „spel", dit ont
aardt toch nooit in een zinloos en
lukraak geklodder. De bouw en het
karakter van het schilderij worden
gesteund en geaccentueerd, zoals
soms, meer dan de inhoud van een
brief, een merkwaardig handschrift
de bedoelingen van de schrijver kan
onthullen. Ook Filarski's koloriet is
apart, niet altijd even gloedvol, soms
wat schraal en koud, zoals hier in zijn
„Bloemstilleven". In dit schilderij
vindt men alweer de arabesk-werking
terug, nu in de achtergrond, waarvan
het doodse gr|js de felle kleur van de
bloemen iets te schril maakt.
Om nog even met de veteranen uit
Bergen verder te gaan, vermeld ik
J M. Graadt van Roggen, hoe-
Vel ik zijn beide, kleine schilderstukjes
niet bijzonder belangwekkend vind en
ook de droge naaldetsen van Duinland
schappen nogal banaal van opvatting
zjjn. De grotere ets van de „Point du
Raz" in Bretagne, echter getuigt van
bezieling en het fluwelig zwart van de
lijn krijgt grote expressiviteit.
De tekeningen
u ik toch bij de grafische technieken
beland ben, wil ik nog even door
gaan en allereerst een aantal teke
ningen bespreken. Over het algemeen
spreekt de moderne kunstenaar zich,
naar het mij dunkt, spontaner en di
recter uit in het sobere zwart-wit. Het
is niet onmogelijk, dat in de beperking
van de grafische technieken, de kun
stenaar gedwongen wordt tot diepere
bezinning op wat h|j bereiken wil. Ook
op deze tentoonstelling vormen de te
keningen en de grafiek zeker niet het
zwakste deel. Zo viel een getekend
„Stilleven" op van Nico G. Berk
hout, door de eenvoudige, harmoni
sche verdeling van het vlak en door
de mooie, diepe toon van het zwart.
Zijn beide, geaquarelleerde „Bosgezich
ten" bevielen m|j veel minder, niet
alleen door de weinig persoonlijke
kleur, maar ook doordat een streven
naar klare constructie op de manier
vrut Céaanne, hierin sUohts bJ0 n#
stilleven van Huygens is stopverfach
tig van materie, bleek van kleur er.
over het algemeen slap van vorm Dt
,Oude Hof" van Carel Colnot is met
bravoure geschilderd, gioedvol van
kleur en alleen eenzelfde romantisch.,
overdrijving doet vrezen, dat hier A.
Colnet nog funeste invloed uitoefent. Er
is nog een derde Colnot op de tentoon
stelling aanwezig, Clara Colnot, die
vooral in haar „Paarden bij maanlicht"
een bepaald karakter toont, hoewel men
de goede wil toch meer dan het uitein
delijk resultaat moet waarderen.
Buitenlandse invloed
Dat men de invloed van grote in
ternationale schilderrichtingen ook in
het museum te Alkmaar kan terug
vinden, is vanzelfsprekend. Het is
eigenlijk verwonderlijk, dat men er
niet méér van merkt. Het kubisme be
paalt vooral in de stillevenkynst, een
streven naar decoratieve vlakvulling,
waarbij de geschilderde voorwerpen
niet meer om zichzelfs wille worden
uitgebeeld, doch een uitsluitend com
positorische functie krijgen. Zo vin
den de stillevens van D i c k Trap
hun oorsprong in het Parijse kubisme,
waarvan de Bergense kunstenaar niet
zonder talent een eigen interpretatie
geeft. Ook hier geldt het bezwaar, dat
de vormgeving te uitsluitend de aan
dacht van de schilder vast houdt, zo
dat de levende werkelijkheid, door
Trap slechts uit de tweede hand wordt
vertolkt in zijn schilderij.
Interessanter zijn de temperaschil
derijen van E m i 1 e D e h Zij geven
blijk van een intelligente, misschien
iets te koel berekenende geest, van
een subtiel kleurgevoel, dat in een zeer
strakke vorm een weldoordacht even
wicht kr|jgt. Het illustratieve element
in het „Fluitconcert" en de „Vrouw
voor het Venster" treedt niet hinder
lijk op de voorgrond, hoewel Dehé's
talent ongetwijfeld ook voor zuiver
decoratieve doeleinden uiterst ge
schikt zou zjjn.
De composities van Jaap Min,
vooral zjjn „Twee Vrouwen" hebben
een zekere verwantschap met de
kunst van de Oost-Europese iconen.
Hij is trouwens niet de enige, die een
vernieuwing van religieuze kunst in
die richting zoekt, in ieder geval
streeft naar w stuk dia van aan.
Sterk veld Italianen aan
de start
Het circuit van Zandvoort, dat in de
motorsportwereld een uitstekende naam
heeft, staat nu reeds in het middelpunt
van de belangstelling. Voor de inter-
I nationale wedstrijden, welke daar op
f Mei worden georganiseerd, wordt op
dit circuit sinds enkele weken druk
t -t-aind.
toral voor de 125 c.c. bestaat van de
zj„e der renners veel belangstelling.
?n het buitenland beschouwt men deze
j^u de lente in het land is
En de kachel uit de brand is,
Jjong en oud al weer aan 't strand is,
Bij de ijsman men weer klant is;
Nu de bollenvelden bloeien,
Weer naar buiten gaan de koeien,
Lamm'ren met elkander stoeien,
In de grachten ze weer roeien,
Alles kleurt in bos en weide,
Uitgezonderd dan de heide
Meiskes wandelen in zijde,
Moeders met hun spruiten rijden,
Mooie, luxe, dure wagens,
Die diverse merken dragen,
Zonder rusten, alle dagen
Over onze wegen jagen;
Jongelui in zomerkleren
Plannen maken tot kamperen,
Paartjes weer in 't park parKcren,
Over liefde fil'soferen
Kortom, nu schier alle mensen,
ln en buiten onze grenzen,
Plan hebben om uit te gaan,
Dénken wij er dan wel aan,
Dot er vele mensen leven,
Die een schat graag wilden geven
Indien zij als wij, gezonden,
Frank en vrij en ongebonden,
Zorgeloos eens konden dwalen,
Over bergen, heuvels, dalen,
En genieten van de pracht,
Die de lente ons weer bracht
Wilf vandiig eens aan hèn denken,
Hen uw medeleven schenken,
Als de dames en de heren
d' EMMABLOEM u presenteren.
Geeft spontaan, uit dankbaarheid,
Voor uw medemens, die lijdt.
JAB»ON
wedstrijd als de voorronde voor het
wereldkampioenschap.
Allereerst komen daar aan de start
drie Italiaanse deelnemers, die tot de
sterksten in hun land behoren.
I Franco Bertoni, Guiseppe Natussi en
I Carlo Ubbialo willen strijd leveren
i met de oud-wereldrecordhouder, de
j.Belg Dela Barre, de Zwitserse kam
pioen Werner Gerber, twee Oosten
rijkse vertegenwoordigers van de Puch-
fabriek en last not least vermoedelijk
het Italiaanse phenomeen Nello Pagani.
De Nederlandse cracks, Renooy, Her-
neman, Heidenthal, de Wit, Vierdag
en Dupont (op zijn watergekoelde Ilo,
zullen in dit internationale gezelschap
hun handen vol hebben. Kansloos zijn
onze Nederlandse favorieten echter
geenszins. De resultaten die op de T.T.
in Assen werden behaald en het feit,
dat zij regelmatig op het circuit heb
ben getraind, schenkt ons dit ver
trouwen.
Het is jammer, dat de deviezen-
positie niet toe laat dat in de 350 c.c. en
de halve liter klasse buitenlanders aan
de start zullen verschijnen.
Vele Engelse rijders hadden reeds in
geschreven. een bewijs, dat Zandvoort
internationale vermaardheid heeft ver
kregen, doch het bestuur van de K.N.
M.V. heeft deze rijders naar de T.T. in
Assen moeten verwijzen. Knijnenberg,
Pelikaan, Iesberts en andere Neder
landse grootheden zullen echter voor
voldoende spanning zorgen.
Dat het circuit van Zandvoort in het
buitenland zo'n goede naam heeft, mag
v/orden toegeschreven aan het feit, dat
de buitenlandse vakpers dit circuit als
het beste in West-Europa heeft afge
schilderd.
Het programma.
Het programma, waarvoor, naar wij
menen, zeer veel belangstelling zal be
staan, ziet er als volgt uit;
Om 1 uur starten de kwartliters voor
een strijd over 18 ronden. Dan volgt de
350 cc.-klasse over 20 ronden, terwijl
als derde nummer de zijspannen ln de
baan komen om over 12 rondeD uit te
vechten aan wie de zege komt. Het
hoogtepunt is de strijd in de 185 cc.-
klasse en de „kleintjes" zullen gedu
rende 25 ronden slag leveren. Als sluit
stuk van dit kwaliteits-programma geldt
dat de wedstrijd voor de zware ma
chines. In de 500 cc.-klasase wordt over
20 ronden uitgevochten wie in het be
gin van het motorseizoen ln de voorste
gelederen thuis behoort