Kunstenaars Centrum Bergen: Peil van de middelmaat JLl Geen werk van bijzondere betekenis op expositie te Alkmaar Jl Motorwedstrijden te Zandvoort Steunt de Emma- bloemcollecte! JJBT BEGfiiP „BERGENSE KUNSTENAARS" wekt onmiddellijk de her- lnnering aan een school, aan een tijdperk en aan een richting in de Nederlandse schilderkunst, die van buitengewoon belang is geweest voor de ontwikkel ng van onze moderne Kunst. Bjj die herinnering doemen de namen Vai\.!*a,1 aan*a kunstenaars, die nog steeds tot de belangrijkste figuren In ons land gerekend moeten worden. Die „Bergense School" behoort tot het verleden, is reeds geschiedenis geworden. Het bl^ft altjjd raadselachtig hoe op een bepaald tijdstip, in een bepaalde landstreek of stad een „schilderschool" kan ontstaan. Welke factoren, welke toevallige omstandigheden werken daartoe mee? Is het het oord zelf, de schoonheid van het landschap, die de schilders lokt en de verbindende factor uitmaakt ln hun werk? Of is het de aanwezigheid van één of enkele sterke persoonlijkheden, die een nieuwe impuls kunnen geven, die bevruchtend werkt op het werk van de geestverwanten, die zich om hen heen groeperen? Hoe dit ook z|j, de „Bergense School" was een groep, die, hoewel uit zeer ver schillende persoonlijkheden samengesteld, toch een sterke eenheid vormde, waarvan ln ieder geval een stuwende kracht uitging ln een bepaalde naar het grootse, monumentale strevende richting. Het zou onbillijk z|jn de huidige tentoonstelling in het Stedelijk Museum t» Alkmaar af te meten naar de verrichtingen van de vroegere Bergense schilders. Hoe graag men ook nieuwe knoppen zou willen zien ontluiken aan de oude stam, daarvan is hier toch werkelijk geen sprake. Het „Kunstenaars Centrum Ber gen" is geen „school", wil dit ook niet z|jn. Het ls een toevallige verzameling van kunstenaars, die in Bergen wo nen, werken of gewerkt hebben en een tentoonstelling van hun kunst ver toont hetzelfde beeld als dergelijke exposities, die men in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag of welke an dere plaats in Nederland ziet. 'V - 'Mv i H. v. d. IDSERT „Johannes in de Woestijn" Dat beeld wordt steevast bepaald door de middelmatigheid. Een vol strekt artistiek falen is doorgaans even zeldzaam als de openbaring van een buitengewbne persoonlijkheid. En zo bereikt ook de tentoonstelling van het Centrum Bergen dit gemiddelde, Nederlandse peil. Dat is trouwens niet eens zó slecht, vooral als men bedenkt, dat deze vereniging practisch zonder ballotage of jury gewerkt heeft, en dat enkele van de meest belangwek kende leden op het appèl ontbreken. Talent is een veel minder zeldzaam goed, dan men over het algemeen veronderstelt. De met talent geschil derde stillevens, landschappen en por tretten vindt men op elke tentoonstel ling nog altijd wel in vrij grote ge tale. Doch veel minder algemeen zijn de werken, waarin de kunstenaar iets wezenltjks te zeggen heeft, waarin men een persoonlijke boodschap ont dekt, een openbaring van menselijke emotie, die medeleven opwekt. Het. komt er op neer, dat de Nederlandse schilders het vak wel zo ongeveer verstaan, wel weten wat compositie, kleur en vorm vermogen uit te beel den. De schildertechniek zelf wordt weliswaar met heel wat minder z-org en uiterlijke bedrevenheid toegepast dan b.v. nog een eeuw geleden, in de zo veel gesmade „Romantiek", doch daartegenover staat, dat er nu meer beseft wordt, dat Kunst niet alleen maar een zorgvuldige „registratie" van feiten is, doch een persoonlijke „in terpretatie" moet zijn. Op dit laatste komt het inderdaad aan en hoe bescheiden ook van gees telijk formaat, moet een kunstwerk toch altijd de uiting zijn van iemand, die het leven op eigen wijze ondergaat en die in het gevecht met de Natuur en de Materie een overwinning heeft weten te behalen. Dit gevecht en die overwinning moet men van elke kun stenaar eisen en het doet er daarbij j veel minder toe of deze de afmetingen van een geweldige veldslag dan wel van een kleiner schermutseling aan nemen. Hiermede is tevens gezegd, welke zware eisen de kunst stelt. Want het gevecht houdt nooit op; er bestaan hier geen lauweren waarop men kan rusten en zeldzaam zijn dan ook de kunstenaars, die tot het eind van hun leven de moed en de kracht hebben gevonden steeds opnieuw de strijd aan te binden. Om van deze inleiding terug te ko men op de tentoonstelling te Alkmaar, de „oude garde" bewijst daar nog steeds in de voorste gelederen te staan Schilders als F i 1 a r s k i, K u y t e n, Van Herwijnen en Koeman to nen, dat hun gevestigde reputaties niet zonder reden verdiend z|jn en dat er onder de jongeren nog geen zijn, die hen naar de kroon kunnen steken. Een uitzondering daarop maakt A. C o 1 n1 o t die hier met een branderig Castricum" en een onbeduidend „Bos- laantje" is vertegenwoordigd, en wiens schilderstrant vol dramatisch pathos niet tegen de tand des tijds bestand is ge bleken. Met Jan van Herwijnen is het weer anders gesteld. Hij be hoort tot die schilders, die door een oospronkelijke visie, door de breed heid van stijl, tot de besten in Neder land werd gerekend. In de laatste ja ren is zijn werk nog weer geëvolueerd, het is donkerder, somberder van kleur geworden en tevens is een zeker ui ter- ijk effectbejag, dat reeds vroeger een rol in zijn kunst speelde, nog dui delijker naar voren getreden. Er hangt op de tentoonstelling een groot landschap van hem, een boerderij nauwelijks afstekend in het grauwe vlakke land tegen de bultige duinen rij. Reeds vroeger heeft h|j dit gege ven vaak gekozen en steeds koepelde een hoge, ijle hemel zich boven het lage landschap. Herwijnen heeft on getwijfeld de poëzie van de tegenstel ling tussen „Aarde" en „Hemel" be grepen en sober weergegeven. Hij heeft, zich niet verloren in details en slechts het essentiële behouden, doch daarbij is door het herhaald schilderen van eenzelfde onderwerp, die menge ling van manierisme en wezenlijk ta lent ontstaan, die in Herwijnens werk zo hinderlijk opvalt. Klaarblijkelijk heeft de schilder niet telkens weer op nieuw directe inspiratie gezocht bij de Natuur, zodat hü verviel in herhaling en vals gevoel. Bovendien zijn op het schilderij in Alkmaar de vormen te slap, de kleur te groezelig en alleen in de wolkenlucht is iets van de indruk van wonderlijke puurheid gerealiseerd, die het aanschouwen van het oneindige hemelruim op ons kan maken. Een totaal ander karakter hebben de schilderijen van Harry Kuyten Zijn kunst is zuiver visueel. Er doen zich daarbij geen diepe problemen voor en zijn werk s'caat of valt met de schilderkunstige „vertolking" van het waargenomen onderwerp op het doek. De „Vrouw voor de spiegel" interes seert de toeschouwer eigenlijk psycho logisch in het geheel niet én ook de schilder zelf legt alleen de nadruk op het glijden van het licht over naakte schouders en armen, op het kernach tige van een beweging, een houding. Kuyten schildert dit met brede toet sen, schetsmatig het geheel omvat tende en blijft daarbij ook steeds aan de oppervlakte. De schildertrant, het „handschrift" van de kunstenaar, speelt de voornaamste rol en bepaalt het karakter van het werk. Wat dit betreft, doch ook wat de innerlijke gaafheid aangaat, is het grote „Stil leven" dat Kuyten inzond, verre te preferen boven zijn figuurstuk. Vooral koloristisch is dit schilderij geslaagd, met zijn warme bruinen en groenen, met de accenten van de uitgespreide speelkaarten. Door de weloverwogen compositie, door de smeuïge, forse schilderwijze is dit stilleven een goed staal van Kuyten's kunnen, dat bin nen de beperking van z|jn talent, aan zienlijk is. J a c. J. Koeman is, met z|jn col lega's Voerman Jr. en Rol, populair geworden door de verzorging van de „Verkades albums". Het is geen ge ringe verdienste, dat hij zijn schilder werk vrij heeft weten te houden van elk illustratief karakter en dat hij, zodra hij voor de schildersezel zit, géén „plaatjes" meer maakt. Z|jn werk heeft, ik zou haast zeggen „ouderwet se" kwaliteiten van kleur, toon en sfeer en daarmee wil ik Koeman in 't geheel niet beschuldigen van navol ging of epigonisme. Integendeel, hij geeft blijk van eigen karakter in zijn st|jl, die het meest van alles wat hier hangt, benadert wat de Fransen „belle peintures" noemen, een schil derkunst waarin de stoffelijke schoon heid van de verfmaterie tot een we zenlijk uitdrukkingsmiddel wordt. Het best komt dit tot zijn recht ln zijn bloemstuk, waarin méér dan in het „Portret", de kleur en de glans van de verf de zinnelijke verrukking, het genietend zien van de schilder ver tolkt. In het portret overheerst teveel een dompig zwart, dat niet voldoende als kleur werd gehanteerd en daar door te negatief werkt. Ook D. H. W. F i 1 a r s k i zond twee stukken in, een landschap „Teruel" en een „bloemstilleven". Deze cosmopo- liet, die in schier alle landen van W.- Europa geschilderd heeft, bewaarde, ondanks alle vreemde indrukken, die hij daarbf heeft opgedaan, onver stoorbaar en onveranderlijk zijn eigen aard. Deze aard wordt vooral uitge drukt in een grillige vormgeving, een zwakke poging is gebleven. Een stre ven naar eigen stijl, blijft b|j A. Bos E y s s e n, voorlopig ook nog aan de uiterlijke, formele kant. In een „Land schap Chevreuse" en in de „Spreek woorden" is dit vooral sterk het ge val, doch een andere litho, die een „Café in Parijs" voorstelt, toont meer karakter, hoewel ook hierin diverse invloeden nog onvolledig werden ver werkt. Een zeker, satyriek element in deze litho's kan gemakkelijk leiden tot allerlei spitsvondigheden in de voorstelling, die met de essentiële in houd niet veel te maken hebben en waardoor de expressie slechts ver zwakt wordt. Twee tekeningen van Dirk Vis behoren tot de beste inzendingen. Deze portretten en speciaal het met rood krijt getekende kinderkopje, sug gereren op tedere, gevoelige wijze het warme, menselijke leven. Een stille dromerigheid, die de kunst van Vis kenmerkt, is geen pose, doch een on gedwongen natuurlijkheid zonder pre tenties. R. Snapper maakte een precieze, doch ook nogal droge tekening van Enkhuizen, terwijl Th|js Sterk met z|jn „Dorpsstraat van Groet" eigenlijk nogal dicht bij de stijl van de vroegere Bergense school bleef en o.a. aan sommige tekeningen van Ges tel herinnert. Carel Colnot en A. Huygens tekende beiden „Bo men", doch op zeer verschillende wijze. De eerste groot en breed van opzet, de ander gevoeliger, indringen der en meer persoonlijk. Van beide laatstgenoemde kunstenaars z|jn ook schilderijen aanwezig en hier valt mijn appreciatie juist andersom uit. Het DJCK TRAP; «Pttlt*»»»" D. H. W. F1LARSKI„Teruel" uiterst individueel naar een meer al gemeen standpunt tracht te gaan. H. v. d. I d s e r t blijkt nog zeer ongelijk in z|jn inzendingen. Een groot „Stilleven" heeft onmiskenbare kwali teiten, terwijl een „Damesportret" uitgesproken zwak is. Het meest heeft m|j van hem echter getroffen, een betonplastiekje, dat Johannes in de Woestijn voorste:.';. E;a technische on zekerheid en primitiviteit wordt in dit werk goed gemaakt door direct heid van expressie. Opzettelijkheid is in de moderne kunst een factor, die men maar al te dikwijls aantreft. Heel wat talenten lijden schipbreuk op deze klip, die verraderlijk verbor gen ligt voor hen, die onvoldoende schijn en wezen weten te scheiden en die het „bijzondere" trachten te ver wezenlijken ten koste van de natuur lijkheid Dit opzettelijke stoort ook in het werk van J. deCarpentier, waar door zijn niet te verwaarlozen kwali teiten niet tot hun recht komen. Ogen schijnlijk is het minitieuze realisme van H. Vreedenburgh weinig opzettelijk, doch ook dit krampachtig noteren van elk voorwerp getuigt van een vooropgezet standpunt. Precisie is in de miniatuurkunst haast vanzelf sprekend, doch daarbij is een „grote" visie niet uitgesloten en daaraan ont breekt het mevr. H. K o e m a n— Meertens te veel, zodat zij ook niet verder kwam dan een nauwgezette op somming van details. Een stilleven van H. L u g t is oor spronkelijk van samenstelling, waar bij de kleurwerking van de onderdelen juist werd berekend. Twee landschap pen van Jaap Sax zijn goed van kleur, en hebben, ondanks het te lichte watervlak in het havengezicht, een meestal zuiver afgewogen toonwaarde. Vooral het sneeuwlandschapje is door zijn pretentieloosheid een gave studie 'eworden. Tenslotte vermeld ik van de schilders nog Jan de Leeuw, die het landschap achter de „Honds- bossche" met een vr|j nuchtere k|jk als een breed opgezet panorama weer gaf. Hei beeldhouwwerk Het beeldhouwwerk op de tentoon stelling is teleurstellend. Van Tjipke Visser vooral had ik meerverwacht dan een wel gra- tieus meisjesfiguurtje, en een „Bid dende Vrouw" zonder veel uitdruk king. Maryke Visser is zeer on gelijk van kwaliteit in haar werk, zui ver en gaaf in een kinderkopje, doch bepaald onbeduidend in een levenloze „Hand van Vader". Het reeds genoem de plastiekje van de schilder v. d. Idsert opent belangwekkender perspec tieven. De tentoonstelling wordt gecom pleteerd door ceramiek van Dirk H u b e r s en J. v. d. Veer, dat niet boven het middelmatige uitkomt. Op een tafel zijn ex-libris en vignet ten geëxposeerd, vervaardigd door G. M P o tv an RegterenAlte- n a. De strakke eenvoud van deze gra fiek laat het karakter van het „eigen domsmerk"'goed tot zijn recht komen, zoals in de exlibris van L1 d a van Veen en August Elgner. Tot slot verdienen de knipprenten van M i e p D e h nog een aparte vermel ding. Zelfs in een uitgebreid verslag als dit, moeten enkele inzenders onbespro ken blijven, hetzij omdat hun werk een te weinig kernachtige indruk maakt om in enkele woorden gety peerd te kunnen worden, hetzij omdat hun streven te weinig door technisch kunnen wordt ondersteund. Daarbij herhaal ik echter een opmerking uit het begin van mijn verslag, dat een volkomen artistiek falen tot de uit zonderingen behoort. De expositie in het Stedelijk Museum te Alkmaar blijft tot en met 8 Mei geopend. R. E. PENNING. JAC. J. KOEMAN: „Bloemstuk" merkwaardige, arabeskachtige toets, een soort „flamboyant" stijl. In het hier aanwezige landschap vindt men dit element vooral in de voorgrond, waar de oneffenheden van een kaal terrein de aanleiding waren voor dit spel van de penseel. Moge hier al sprake zijn van een „spel", dit ont aardt toch nooit in een zinloos en lukraak geklodder. De bouw en het karakter van het schilderij worden gesteund en geaccentueerd, zoals soms, meer dan de inhoud van een brief, een merkwaardig handschrift de bedoelingen van de schrijver kan onthullen. Ook Filarski's koloriet is apart, niet altijd even gloedvol, soms wat schraal en koud, zoals hier in zijn „Bloemstilleven". In dit schilderij vindt men alweer de arabesk-werking terug, nu in de achtergrond, waarvan het doodse gr|js de felle kleur van de bloemen iets te schril maakt. Om nog even met de veteranen uit Bergen verder te gaan, vermeld ik J M. Graadt van Roggen, hoe- Vel ik zijn beide, kleine schilderstukjes niet bijzonder belangwekkend vind en ook de droge naaldetsen van Duinland schappen nogal banaal van opvatting zjjn. De grotere ets van de „Point du Raz" in Bretagne, echter getuigt van bezieling en het fluwelig zwart van de lijn krijgt grote expressiviteit. De tekeningen u ik toch bij de grafische technieken beland ben, wil ik nog even door gaan en allereerst een aantal teke ningen bespreken. Over het algemeen spreekt de moderne kunstenaar zich, naar het mij dunkt, spontaner en di recter uit in het sobere zwart-wit. Het is niet onmogelijk, dat in de beperking van de grafische technieken, de kun stenaar gedwongen wordt tot diepere bezinning op wat h|j bereiken wil. Ook op deze tentoonstelling vormen de te keningen en de grafiek zeker niet het zwakste deel. Zo viel een getekend „Stilleven" op van Nico G. Berk hout, door de eenvoudige, harmoni sche verdeling van het vlak en door de mooie, diepe toon van het zwart. Zijn beide, geaquarelleerde „Bosgezich ten" bevielen m|j veel minder, niet alleen door de weinig persoonlijke kleur, maar ook doordat een streven naar klare constructie op de manier vrut Céaanne, hierin sUohts bJ0 n# stilleven van Huygens is stopverfach tig van materie, bleek van kleur er. over het algemeen slap van vorm Dt ,Oude Hof" van Carel Colnot is met bravoure geschilderd, gioedvol van kleur en alleen eenzelfde romantisch., overdrijving doet vrezen, dat hier A. Colnet nog funeste invloed uitoefent. Er is nog een derde Colnot op de tentoon stelling aanwezig, Clara Colnot, die vooral in haar „Paarden bij maanlicht" een bepaald karakter toont, hoewel men de goede wil toch meer dan het uitein delijk resultaat moet waarderen. Buitenlandse invloed Dat men de invloed van grote in ternationale schilderrichtingen ook in het museum te Alkmaar kan terug vinden, is vanzelfsprekend. Het is eigenlijk verwonderlijk, dat men er niet méér van merkt. Het kubisme be paalt vooral in de stillevenkynst, een streven naar decoratieve vlakvulling, waarbij de geschilderde voorwerpen niet meer om zichzelfs wille worden uitgebeeld, doch een uitsluitend com positorische functie krijgen. Zo vin den de stillevens van D i c k Trap hun oorsprong in het Parijse kubisme, waarvan de Bergense kunstenaar niet zonder talent een eigen interpretatie geeft. Ook hier geldt het bezwaar, dat de vormgeving te uitsluitend de aan dacht van de schilder vast houdt, zo dat de levende werkelijkheid, door Trap slechts uit de tweede hand wordt vertolkt in zijn schilderij. Interessanter zijn de temperaschil derijen van E m i 1 e D e h Zij geven blijk van een intelligente, misschien iets te koel berekenende geest, van een subtiel kleurgevoel, dat in een zeer strakke vorm een weldoordacht even wicht kr|jgt. Het illustratieve element in het „Fluitconcert" en de „Vrouw voor het Venster" treedt niet hinder lijk op de voorgrond, hoewel Dehé's talent ongetwijfeld ook voor zuiver decoratieve doeleinden uiterst ge schikt zou zjjn. De composities van Jaap Min, vooral zjjn „Twee Vrouwen" hebben een zekere verwantschap met de kunst van de Oost-Europese iconen. Hij is trouwens niet de enige, die een vernieuwing van religieuze kunst in die richting zoekt, in ieder geval streeft naar w stuk dia van aan. Sterk veld Italianen aan de start Het circuit van Zandvoort, dat in de motorsportwereld een uitstekende naam heeft, staat nu reeds in het middelpunt van de belangstelling. Voor de inter- I nationale wedstrijden, welke daar op f Mei worden georganiseerd, wordt op dit circuit sinds enkele weken druk t -t-aind. toral voor de 125 c.c. bestaat van de zj„e der renners veel belangstelling. ?n het buitenland beschouwt men deze j^u de lente in het land is En de kachel uit de brand is, Jjong en oud al weer aan 't strand is, Bij de ijsman men weer klant is; Nu de bollenvelden bloeien, Weer naar buiten gaan de koeien, Lamm'ren met elkander stoeien, In de grachten ze weer roeien, Alles kleurt in bos en weide, Uitgezonderd dan de heide Meiskes wandelen in zijde, Moeders met hun spruiten rijden, Mooie, luxe, dure wagens, Die diverse merken dragen, Zonder rusten, alle dagen Over onze wegen jagen; Jongelui in zomerkleren Plannen maken tot kamperen, Paartjes weer in 't park parKcren, Over liefde fil'soferen Kortom, nu schier alle mensen, ln en buiten onze grenzen, Plan hebben om uit te gaan, Dénken wij er dan wel aan, Dot er vele mensen leven, Die een schat graag wilden geven Indien zij als wij, gezonden, Frank en vrij en ongebonden, Zorgeloos eens konden dwalen, Over bergen, heuvels, dalen, En genieten van de pracht, Die de lente ons weer bracht Wilf vandiig eens aan hèn denken, Hen uw medeleven schenken, Als de dames en de heren d' EMMABLOEM u presenteren. Geeft spontaan, uit dankbaarheid, Voor uw medemens, die lijdt. JAB»ON wedstrijd als de voorronde voor het wereldkampioenschap. Allereerst komen daar aan de start drie Italiaanse deelnemers, die tot de sterksten in hun land behoren. I Franco Bertoni, Guiseppe Natussi en I Carlo Ubbialo willen strijd leveren i met de oud-wereldrecordhouder, de j.Belg Dela Barre, de Zwitserse kam pioen Werner Gerber, twee Oosten rijkse vertegenwoordigers van de Puch- fabriek en last not least vermoedelijk het Italiaanse phenomeen Nello Pagani. De Nederlandse cracks, Renooy, Her- neman, Heidenthal, de Wit, Vierdag en Dupont (op zijn watergekoelde Ilo, zullen in dit internationale gezelschap hun handen vol hebben. Kansloos zijn onze Nederlandse favorieten echter geenszins. De resultaten die op de T.T. in Assen werden behaald en het feit, dat zij regelmatig op het circuit heb ben getraind, schenkt ons dit ver trouwen. Het is jammer, dat de deviezen- positie niet toe laat dat in de 350 c.c. en de halve liter klasse buitenlanders aan de start zullen verschijnen. Vele Engelse rijders hadden reeds in geschreven. een bewijs, dat Zandvoort internationale vermaardheid heeft ver kregen, doch het bestuur van de K.N. M.V. heeft deze rijders naar de T.T. in Assen moeten verwijzen. Knijnenberg, Pelikaan, Iesberts en andere Neder landse grootheden zullen echter voor voldoende spanning zorgen. Dat het circuit van Zandvoort in het buitenland zo'n goede naam heeft, mag v/orden toegeschreven aan het feit, dat de buitenlandse vakpers dit circuit als het beste in West-Europa heeft afge schilderd. Het programma. Het programma, waarvoor, naar wij menen, zeer veel belangstelling zal be staan, ziet er als volgt uit; Om 1 uur starten de kwartliters voor een strijd over 18 ronden. Dan volgt de 350 cc.-klasse over 20 ronden, terwijl als derde nummer de zijspannen ln de baan komen om over 12 rondeD uit te vechten aan wie de zege komt. Het hoogtepunt is de strijd in de 185 cc.- klasse en de „kleintjes" zullen gedu rende 25 ronden slag leveren. Als sluit stuk van dit kwaliteits-programma geldt dat de wedstrijd voor de zware ma chines. In de 500 cc.-klasase wordt over 20 ronden uitgevochten wie in het be gin van het motorseizoen ln de voorste gelederen thuis behoort

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1949 | | pagina 5