„EEN HUIS IN DE Engeland delft kolen onder de IJzeren mannen tegen brekers en branding Noordzee „Hef oude donkere slavenhol" van de Britse mijnwerkers Zij kennen de zee als hun broekzak In de Lynemouthmijn is het houweel afgeschaft Verjaardag van de Engelse koning De reddingboten zijn paraat (Van onze reizende redacteur). „Deze kolenmijn wordt nu geëxploiteerd door de Nationale Kolenraad ten W-hoeve van het \olk" staat er gegrift in de gevel van het kantoorgebouw van de Lynemouth-mjjn b(j Ashington aan de kust ten Noorden van Newr Castle. Er staat niet bjj welk volk, maar dat is zonder meer duidelijk genoeg, al Is het niet helemaal vanzelfsprekend, dat de kolen, die de lift van Lyne- inouth naar boven brengt, steeds Engelse kolen zijn en dus ter beschikking van het Engelse volk gesteld moeten worden. Want de concessie van deze mijn ligt onder de Noordzee en strekt zich tot buiten de driemijlenzone uit. Kantoor, badhuis, liftgebouw en wasserij staan alle op minder dan honderd meter van de ter plaatse nogal steile kust. Onder toezicht van Rijksmonumentenzorg wordt het uit 1230 daterende kerkje te Eestrum (Friesland), dat thans in bezit is van de Ned. Hervorm de Gemeente, gerestaureerd. De werkzaamheden vorderen; de toren is reeds gereed en nu is men bezig het dak in oude stijl terug te brengen. JN DE ACHTTIENDE EEUW werd op last van de Staten van Holland en West-Friesland een onderzoek ingesteld naar de wantoestanden aan de kust. Tegenwoordig staat men verbaasd over het feit, dat zulk een onder zoek nodig was, doch de Commissie 't Hoen moest constateren, dat de rove rijen, excessen en onbehoorlijkheden aan gestrande goederen gepleegd, bij ons erger waren, dan b5j veel noeste volken. En bij de goederen bleef het niet. Een mensenleven telde niet in die tijd, toen de zeevaart een ruw bedrijf was, en de zeelui woeste rabauwen. De lading, aan land gesmeten door een barnende zee, kisten, balen, vaten, daar ging het om. De schipbreukelingen liet men ellendig omkomen. Een mensenleven had geen waarde voor het volk langs de kust. Wel de peper, de tabak, de staven goud. En men zal vreemd opkijken, te horen, dat het de Chinezen waren, die de eerste red dingsstations oprichtten en wel aan de monding van de Min-rivier in het jaar 1737. In Nederland was het die Commissie 't Hoen, die de stoot gaf tot het oprichten van reddingsstations. Als ik met de bedrijfsingenieur afdaal naar'het front, dat op 160 meter diepte ligt en 2.40 meter hoog is buitenge woon gunstig vergeleken bij Nederland, waar men tot 800 meter gaat en lagen van 70 cm dikte nog exploiteert ver telt hij mij, dat verscheidene Engelse mijnen onder zee gelegen zijn. Lang geleden hadden sommige mijneigenaren daar een bijzondere belangstelling voor, want, zo redeneerden zij, de kolen bui ten de driemijlzone, liggen in niemands land als men de zeebodem althans een land mag noemen en de kroon kan derhalve geen belasting heffen op het delven ervan, want al moge Enge land de golven beheersen, diep opder die golven heeft zelfs een machtige kruiser als Z.M. „King George V" niets te vertellen. Maar de listige raadgevers van het Hof van St. James vonden er wel wat op: zij stelden een wet voor tot het heffen van belasting op het passe ren van de (onzichtbare) grens. Een soort invoerrecht dus. Het trucje mis lukte dus, maar de mijnen bleven en er kwamen er meer zelfs, want zij hadden nog een ander voordeel: men had niet te doen met lastige boeren, die hoge schadeloosstellingen eisten voor het in storten van de grond. Dat kwam en komt nogal eens voor, vooral bij on diepe mijnen: vandaar, dat vele mijn bedrijven het land boven hun concessie hebben opgekocht en verpachten. De mooiste mijn. AE LYNEMOUTH-MIJN is pas twintig jaar oud en de mooiste van Enge land. Ik zeg het er maar bij, vertelt mijn gastheer, u mocht eens denken, dat het overal zo is. Nu, dat hoeft hij mij niet te vertellen, want zojuist heb ik in de dagbladen gelezen, dat de Bond tot Bescherming van de Mijnpaarden een beroep op het Lagerhuis heeft gedaan om nu eindelijk eens maatregelen te nemen tegen de behandeling van deze (20.000!) arme dieren, die geen daglicht meer te zien krijgen als ze eenmaal zijn afgedaald, die er blind worden van het stof en de geur van frisse lucht en nat gras vergeten. De bond wil een maand vacantie bovengronds na drie jaar diensttijd en pensionnering na vijftien jaar. In onze ogen is dat nog alles behalve humaan en men vraagt zich af hoe de dieren op het ogenblik behan deld worden als deze bescheiden eisen van oprechte en niet-sentimentele die renbeschermers al een grote verbetering zouden betekenen. Wij moeten helemaal van die paarden af. zegt de ingenieur; dat kan hier net zo goed als in Nederland. En ^.ij toont met trots, dat zijn mijn geheel geme chaniseerd is: de wagens ondergronds worden getrokken door stalen kabels, die op een electrisch gedreven lier lopen. (Een ander systeem dan in Neder land, waar ondergronds zowel voor ko len, werktuigen als arbeiders electri- sche treinen rijden langs een stroom draad, net als boven de grond). Machine helpt de mens. De wagens komen niet tot aan het front, waar de kolen gehakt worden. Daar staat een reusachtige „cutter", een machine, die de plaats heeft ingenomen van de houwer met zijn houweel en drilboor. Het is een machine, die drie horizontale en drie verticale sneden maakt in de harde kolenlaag ter diepte van twee meter. Dan brengen de ar beiders, die maskers dragen tegen het stof, de „cutter" achteruit, plaatsen springlading, brengen die tot ontsteking en komen dan terug met een laad- machine, die met twee mechanische armen de losse brokken bijeen graait en in een platte 4,5 tons auto stort. Die auto stort haar lading dan weer over in de wagentjes. Een vrij omslachtige manier, die veel ruimte eist, want er moet veel gemanoeuvreerd worden met de snijmachine, de laadmachine en de vrachtauto's. Mijn gastheer- is evenwel nogal in zijn schik met deze uitrusting. Alleen benijdt hij de Amerikanen, die de snij- en laadmachine hebben weten te combineren. (Deze werkwijze zou in Nederland niet toe te passen zijn wegens de geringere hoogte der lagen). Ondertussen is dit ongetwijfeld een moderne mijn, waar het ook al om dat men er óveral rechtop staan en gaan kan heel wat aangenamer werken is dan in menige andere, dan menige Ne derlandse ook, welk 'n goede naam Zd.- Limburg ook heeft. Dat het kolen hou wen evenwel nog altijd geen aange naam werk is blijkt wel uit het op schrift op een stutbalk bij het kolen- front: „Ye Olde Dark Slave Hole" („Het Oude Donkere Slavenhol). Het is over dreven, maar een hartekreet mag dat zijn. Typerend is ook de uitroep, m krijt geschreven op de „cutter": „Ah, Snow!" (He, sneeuw). De manschappen en machines van Lynemouth doen op het ogenblik mets anders dan een reeks van gangen ma ken, zo ver onder zee als maar mogelijk is. Pas als zij het uiterste punt bereikt hebben (en dat duurt nog wel een jaar of wat) zullen zij over een breed front gaan terugwerken. Nu delven zij 1800 ton per dag, dan zal het 7000 zijn. Dat zullen zij vele jaren kunnen volhouden, want Lynemouth moet en kan (volgens plan) 102.500.000 ton produceren. Tegen de tijd, dat die allemaal opge- stoookt zijn, zegt mijn gastheer, als wij weer boven zijn en (pikzwart) naar hst badhuis wandelen, tegen die tijd moet u nog eens terugkomen En hij glimlacht raadselachtig Nieuwe velden in de Midlands. Een kolenveld van twintig millioen ton, dat tot dusver onbekend was, is ontdekt in de omstreken van Madeley in het graafschap North Staffordshire. Er zijn lagen bij van drie meter. De Nationale Kolenraad zal anderhalf mil lioen gulden ter beschikking stellen om de exploitatie op gang te brengen. Over twee jaar kan de productie beginnen. Deze mededeling deed de heer I. W. Cumberbatch, algemeen directeur van de afdeling West Midlands van de En gelse Nationale Kolenraad. Een paar dagen tevoren was een soortgelijke oET IS onmiskenbaar juist, dat de illusie in ons doodgewone leven van alledag onontbeerlijk is. Wij hebben af en toe de illusie nodig juist al om tegen het illusie-dodende leven opge wassen te zijn. Maar deze erkenning leidt nog niet tot de overtuiging, dat een dergelijke illusie zoals onder meer de film kan bieden volstrekt niet oprecht kan zijn. De décorluxe en de fraaie filmpersonages, wier gedra gingen volkomen vreemd zijn aan die van de gewone mens, zijn in feite voos en goedkoop. Zij vertegenwoordigen voor de bioscoopganger een deel van de illusie, maar een illusie, die een valse klank geeft, omdat zij slechts oppervlakkig blijft, bepaald wordt door uiterlijkheden en het werkelijke leven miskent. Kan de illusie dieper gaan; kan zij boven de werkelijkheid staan wat de illusie nu eenmaal krachtens haar karakter moet doen doch tevens deel blijven van die werkelijkheid; met andere woorden bestaat de illusie in het gewone dagelijkse leven en is het mogelijk hier een uitgangspunt te vinden voor de moderne spiegel der illusies, de film? Het antwoord op deze vragen is reeds lang gegeven, maar nog weinig wordt het erkend. Natuurlijk bestaat deze mogelijkheid, zij is zelfs de mogelijkheid bij uitstek voor de illusies. Wordt ons eigen le- vondst in Wittington bekend gemaakt ter grootte van 400 millioen ton. En dan hadden Zweedse boormeesters even eerder in South Staffordshire een vcltl ontdekt, waarvan de omvang nog niet vast staat, maar dat op 800 meter diepte ligt. De lagen zijn daar van 1 tot 2,30 meter dik. Deze ontdekkingen zijn van grote be tekenis, want nog altijd vormen de ko len de sleutel tot Engelands welvaart. Het delven van kolen is 300 jaar gele den begonnen, later dan in Nederland, maar heeft zich op een veel grotere schaal ontwikkeld. Er ontstond een uit gebreide handel in en bovendien groei de al heel vroeg een reusachtige en veelzijdige nijverheid uit op grond van de toepassing van met kolen gestookte stoommachines. Die nijverheid is al lang voor een groot deel op electriciteit overgeschakeld, maar ook daarvoor zijn kolen nodig, want het land leent zich niet voor grote waterkrachtstations. Volgens een officiële en voorzichtige schatting kan men nog 540 jaar voort gaan met het delven van kolen als men zich „beperkt" tot 250 millioen ton per jaar, d.i. twintig maal zoveel als de Ne derlandse voortbrenging. Er werken 800.000 mensen in en boven de Engelse mijnen en er is een omzet in kolen ten bedrage van 4000 millioen gulden. Het aantal mijnen bedraagt nu 1049 en groeit nog steeds. Geen wonder dan ook, dat de naas ting van al deze mijnbedrijven een soort revolutie betekende. De naastings- wet voor het mijnbedrijf werd in Juli 1946 aangenomen en trad op 1 Januari 1947 in werking. Die Nieuwjaarsnacht werd de staat de grootste ondernemer, die er in Engeland te vinden is. De lei ding werd in handen gelegd van de Nationale Kolenraad, een zelfstandig li chaam, dat rekenplichtig is aan de rege ring. Dé raad bestaat uit negen mannen, die een zware verantwoordelijkheid dragen. Er zijn 49 districten, elk onder verdeeld in acht afdelingen. vem niet juist hierdoor bepaald, dat wij er onze kleine geluksdromen op na houden? In het materiële, het verlan gen naar wst bijna buiten onze macht ligt, maar niet onbereikbaar behoeft te zijn, een prijs in een loterij, een goede carr:'ère, een voor ons bijna te kostbaar bezit; in het onstoffelijke: gemoedsrust, geestelijke onafhankelijk heid, liefde, vrede. Door hieraan vorm te geven kan de film zelf voor ons een illusie van hogere orde ople veren. Dit is het uitgangspunt gebleken van een bepaalde tendentie in de na-oorlog- se film: 't realisme. Hoe verschillend de uitingen van dit realisme in Engeland, Frankrjk en Italië onderling ook mo gen zijn (Amerika blijft hier buiten beschouwing), het film-realisme is daar rug slechts in een eerste stadium van ortwikkeling en vertoont nog geen bijzonder aspect), alle plaatsen zij de mens in zijn eigen milieu en zijn eigen geestelijke atmosfeer. En het beeld, dat vij van deze mens verkrijgen wordt gecompleteerd doordat zijn gedragin gen, zijn kleine vreugden en zijn wens dromen voor ons levend gemaakt wor den en diepere betekenis gaan krijgen. Dit bijvoorbeeld bepaald de waarde var een film als het recente Engelse werk „London belongs to me" („Een huis in de Dulcimerstraat"), niet zo- zetr omdat deze film een uiting is van Een menigte van naar schatting 100.000 personen was gisteren samen gestroomd in de straten tussen het Buckingham-palace en Whitehall te Londen, om het défilé van de guards in staatsie-uniform bij gelegenheid van de verjaardag van de koning bij te wonen. De koning begaf zich in een open koets naar de parade, gevolgd door prinses Elizabeth te paard en door de Hertog van Gloucester (broe der van de koning)die beiden de rang van kolonel der guards hebben. V.S. NEMEN VERMOEDELIJK DEEL AAN MANOEUVRES WESTERSE UNIE Door het hoofdkwartier van de Ame rikaanse nationale defensie is rnede.- gedeeld dat het „niet onwaarschijn lijk" is dat eenheden van de Ameri kaanse luchtmacht en van het Ameri kaanse leger deel zullen nemen aan gemeenschappelijke manoeuvres van militaire eenheden der Westelijke Unielanden, die eind September a.s. in Frankrijk zullen worden gehouden. THANS TELLEN WIJ vele van "die stations langs de gehele Neder landse kust. Op niet minder dan ne gen-en-twintig plaatsen zijn motor reddingboten gestationneerd en twaalf roeireddingboten liggen dag en nacht klaar in die kustplaatsen, waar men niet over een haven beschikt, of waar voor een motorboot nog niet verwe zenlijkt kon worden. Op meer dan 40 punten wordt gewaakt over het lot van die zeeman, die met zijn schip in angstige stormnacht aan lager wal is geraakt en die bedreigd wordt met een ellendige verdrinkingsdood. Als de duinen van de Nêderlandse kust nauwelijks zichtbaar zijn achter een sluier van opspattend water en wegwaaiend schuim, is de Noordzee wild geworden en tracht die woede te botvieren op de harde strandlijn of op de onverzettelijke dijken. Dan stuiven de pluimen der grondzeeën meters hoog, de kolossale brekers zijn gevaar lijker dan ooit, nu ze het zand van de zeebodem meezuigen. Onvermijdelijk loopt het offensief van de zee dood op de kust en de zee zuigt terug, om op nieuw ten aanval te trekken. Tussen de muren giert het tij en het donderen van de branding is tot ver in het bin nenland te horen. Dan, als niemand zich op het strand waagt, als het bar nende water van de zee tot de voet der duinen staat en slechts e^n een zame meeuw met mistroostig gekrijs realisme, dat hier dus de sfeer van de v/erkelijkheid opgeroepen wordt, maar wel vooral, dat de levens in deze wer kelijkheid inderdaad levens zijn in de zuiver menselijke sfeer. ,.£EN HUIS in de Dulcimerstraat" heeft geen buitenissigheden no dig; het lief en leed van doodgewone mensen leeft hierin en dat blijkt vol doende om een goede, boeiende film op te leveren. Het pension van mevrouw Vizzard aan de Dulcimerstraat nummer 10 heeft een goede naam; het is er rus tig en prettig wonen, en over het alge meen hebben de mensen er weinig last van elkaar. De verschillende huurders gaan er hun eigen gangetje. En mocht er al ergens een misverstand of een meningsverschil ontstaan, dan wordt de oplossing gauw gevonden en de lie ve vrede weer getekend. In de gezapige rust van deze eenvoudig^ bewoners een vergrijsde kantoorklerk, een gar derobe-juffrouw, een verschraalde we duwe mensjes, die zich niet bekom meren om wereldproblemen maar aan hun eigen bestaantje net voldoende hebben, komt plotseling verandering. De jonge Percy Boon, die met zijn ziekelijke moeder op de eerste verdie ping woont, heeft het zich in zijn over moedige hoofd gehaald op een gemak kelijke manier veel geld te verdienen door een auto te stelen. Hij is verliefd geraakt op zijn huisgenote Doris .los ser en wat kostbare geschenken zullen zeker indruk kunnen maken en hun nut bewijzen. Maar in4de diefstal raakt bij toeval een ander meisje, Myrna, ge mengd, dat in de auto mee wil rijden, zich opdringt en tijdens de wilde vlucht roet de wagen naar buiten valt. Percy wordt van moord beschuldigd! Dan blijkt de eensgezindheid van de bewo ners van Dulcimerstraat nummer 10, die hun laatste duitjes afstaan om hem een goede verdediging te verschaffen, en ten einde raad een betoging te or ganiseren, die in dubbele zin in het water valt. In stromende regen trekken de woede der elementen tracht te over schreeuwen, dan staat het volk van de reddingboten gereed. Harde, stoere kerels, met een door weer-en-wind geploegd gelaat, eeltige knuisten en 't blauw en grijs van de zee in hun ogen. De benen gestoken in hoge lieslaar zen, de tors omhangen met stijf olie goed, glanzend-zwart of dof-geel, op het hoofd de zuidwester, en de borst kas omgord door het kapókzwemvest. Ze drommen samen om hun boot, om de „Neeltje Jacoba" in IJmuiden, de „President Steyn" in Egmond, de „Do- rus Rijkers" aan het Nieuwediep, om hun boot en om hun schipper. In beide hebben ze vertrouwen. Hun boot kan niet zinken, kan niet omslaan. Kun schipper kan geen fout maken. Wat de schipper zegt is welgezegd, wat hij doet, is welgedaan. Beneden in zijn motorkamertje zit de motordrijver en ziet zijn machine na. Niets mag daar haperen. Straks, als de boot gegrepen wordt door de wilde grondzeeën, zal hij worden opgesloten in zijn kluis bij de stoere krukassen en cylinderkop- pen. Iedere blik op de vrije natuur is hem ontzegd. Hij heeft zijn poetsdotten en zijn sleutels, om het hart van de boot gaande te houden. Maar als dat hart stil staat, is het gedaan met het witte scheepje met de blauwe huid, dat daar moedig voorwaarts stampt tussen de brekers. JN DE HAVENPLAATSEN liggen de boten gereed, op andere stations worden ze naar buiten gereden op hun wagens, vroeger getrokken door de betogers op om tot de ontdekking te komen, dat hun activiteit al zinloos is geworden, omdat aan Percy reeds van de zwaarste straf gratie werd ge schonken. J.JET IS EEN beminnelijk verhaal ge worden, dat pakt en meesleept, om dat het zo menselijk en simpel is: we zouden het zelf hebben kunnen meema ken! Toch is dit verhaal niet de hoofd zaak: het is slechts een kader gewor den, waarin ettelijke zeer rake en char mante milieuschilderingen gevat kou den worden. Het oude patriciërshuis, dat kwam te vervallen tot kamerver huurbedrijf, de kleine burgerluidjes met hun illusies en idealen: de avonturier, die hoopt wat rustig geluk te verschal ken; het kantoormannetje, dat droomt van een huisje op het land; de beschei den trots van de garderobejuffrouw, Wier hulpeloze armoede aan niemand blijken mag; de smachtende herinnerin gen van de weduwe, die heil hoopt te vinden bij het spiritisme. „Een huis in de Dulcimerstraat" levert in deze mi lieuschilderingen en typeringen prach tige beelden op, die niet enkel uiter lijke karakteristieken vertonen, maar inderdaad diepere zin en inhoud kre gen. De hiervoor verantwoordelijke man is dan ook Sidney Gilliat, een van Engelands meest vooraanstaande en bekwame filmregisseurs. Hij schiep in deze film een prachtige atmosfeer- culminerend in de triomf van het ge- meenschapsbewusteiin vol fijne trek ken, humor en milde spot. De milieu- schetsen zijn vrijwel steeds in rake en zeer persoonlijke beelden uitgedrukt, waarbij de montage de accenten tot een krachtige spanning opvoert. Ook het aandeel der acteurs is in deze film van belang. Het blijkt zeer fijnzinnig op het geheel te zijn afgestemd, zich niet op de voorgrond dringend, maar toch sterke herinneringen nalatend. Alleen al het spel van een zeer bijzonder acteur als Alastair Sim. hier als de tragische figuur van de avonturier en zwende laar in spiritisme Squales maakt deze film het zien ten zeerste waard. LONG—SHOT. paarden, thans meer en meer door waterdichte tractoren, die ze net zo ver zee in slepen, tot de branding de boot van de wagen licht. Boven de schepen het vangnet, dat al zo velen het leven redde, in de mast de vlag van de reddingsmaatschappij, die be staat van particuliere gaven. Onbaat zuchtige mannen zijn het, die deze scheepjes bevolken, de schipper, de matrozen, de motorist. Om niet wa gen zij hun leven, om niet storten zij zich telkens en telkens weer in de grijnzende branding, als ginds een vuurpijl om hulp gloeit, een eenzaam lichtpuntje in een wilde donkere nacht."Als de mensen aan de wal luis teren naar het grommen van de wind in de schoorsteen, naar het zwiepen van de takken der bomen op het dorpspleintje en zich huiverend en in de jaskraag gedoken naar huis spoe den. Om niet binden zij de strijd met de razend geworden Noordzee aan. Niet langer, zoals in vroeger eeuwen is zucht naar geld hun drijfveer. Maar ginds achter die grauwe grijns op het ruwe gelaat van de Noordzee, door ploegd van witte schuimrimpels, die soms even oplichten in een schijn van de maan, verkeren mensen in nood. Daar heeft een vuurpijl gestaan, die een rood licht wierp tegen de jagenae wolken, of de radio heeft een kreet om hulp doorgegeven. Dan slaan in de dorpen en stadjes langs de kust de huisdeuren, dan wor den de zwemvesten wat stijver aan gehaald, dan stromen de mannen sa men, in Nieuwediep en IJmuiden en Egmond, op Texel, in Callantsoog of Petten of Wijk aan Zee. Dwars door de grondzeeën jagen ze naar de plaats des onheils, de schipper houdt het roer Hij kent iedere plek van deze verra derlijke kust, hij weet het verloop van de Pett^mergronden en van de Razen de Bol, hij voelt het trekken van de muien en geen grondzee ontgaat hem. Met vaste hand stuurt hij zijn boot en telkens opnieuw smaakt hij het ge» noegen het roer te wenden en met de vlag in top thuis te varen, ten teken, dat de schipbreukelingen, die ginds zulke angstige uren doormaakten, vei» lig zijn, veilig in het binnenste van zijn boot, bewaakt door zorgzame ogen, verpleegd, door ruwe, maar o zo liefdevolle handen. ^LS DE STORMWIND de helm op de duintoppen platlegt en het'zand in wervelende kolommen omhoog jaagt, als de krijsende meeuwen langs het zwarte zwerk kruisen, als de bë» woners van die dorpjes die achter de duinen hurken, binnen blijven en het vuur oprakelen, zijn er mannen, die klaar staan, om mensenlevens te red» den, de Blauwe Ridders van de Neder» landse Zeekust, het personeel van de Noord- en Zuidhollandse Reddingmaat schappij. Geen wind is hen te sterk, geen zee te hoog. Zij trekken ér op uit als zij geroepen worden, zon» der bedenken. Menig badgast heeft het grote voorrecht gehad, deze men sen te zien werken, hen te zien thuis varen, doorweekt en verkleumd, maar met een triomfantelijke blik in de ogen en kaarsrecht van lijf en leden. Om» dat zij de Noordzee opnieuw de baas waren en de elementen geen kans ga ven. En als de storm bedaard is, gaan zij hun weg, verrichten hun werk, le zen hun krant. Maar diep in hun ogen staat het blauw en het grijs van dfè zee, die zij meester weten te blijven, maar toch ook, die zij liefhebben boven alles. GRAMMOS-GEBERGTE IN HANDEN DER GUERRILLASTRIJDERS Volgens de „Vrije Griekse Radio" is het Grammos-gebergte thans geheel in handen der guerillastrijders. Het Grammos-gebergte in Noord- West-Griekenland. dicht bij de Alba nese grens, is het toneel geweest van hevige gevechten in de burgeroorlog. MINISTER JOEKES NAAR GENEVE Per KLM is de minister van Sociale Zaken, Mr. A. M. Joekes, naar Genève vertrokken ter bijwoning van de jaar lijkse internationale arbeidersconfe rentie van het internationaal arbeids bureau,. die Woensdag aldaar is begon nen en 3 weken zal duren. De minis ter zal in de loop van de volgende week weer naar ons land terugkeren. WEER ENGELSE WAPENLEVERANTIES AAN ARABISCHE STATEN? Engeland overweegt het wapen embargo voor de Arabische staten, die de wapenstilstandsovereenkomsten met Israël hebben ondertekend, op te hef fen, aldus wordt uit gewoonlijk be trouwbare bron te Londen vernomen. Laadmachine in de Lynemouth-mijn in Noord-Engeland. Het werk is er sterk gemechaniseerd, maar fris en stofvrij is het nog altijd niet. Ook deze man heeft een bad nodig als hij na zijn zes-urige werkdag boven komt. Welnu, de mijn beschikt over een paar honderd douche-cellen, zodat hij niet vuil naar huis hoeft. Hij is echter (in tegenstelling tot de gang van zaken in Nederland) niet verplicht er gebruik van te maken en men ziet in de mijnstreken dan ook menige mijnwerker in werkkleren en pikzwart over straat lopen of naar huis fietsen. Hier en daar zijn nog mijnen zonder douches en woningen zonder badkamers, zodat er daar heel wat aan de hygiëne ontbreekt. De arbeiders van het Lynemouth-bedrijf hebben echter over hun verzorging niet te klagen. \yE KOMEN ER NIET ZO VAAK TOE het te doen, maar wanneer we eens een vergelijkend overzicht trachten te verkrijgen over de sfeer, het milieu en het gegeven van de talrijke films, die ons in de loop der jaren zo worden voorgezet, dan komen we tot de conclusie, dat de film haast uitslui tend bij de gratie van het buitenissige schijnt te bestaan. Filmstudio's ple gen we met een ander woord droomfabrieken te noemen: wat daar gepro duceerd wordt ligt voor het gevoel van de gemiddelde bioscoopbezoeker in een onwerkelijkheid, in een gedroomde wereld van in ons eigen leven niet bestaande helden en heldinnen; in een sfeer van gevoelens, gewaarwordin gen en avonturen, di^, met het gewone leven niets hebben uit te staan; in paleis-achtige woningen met luisterrijke vertrekken, gangen, zalen en trap penhuizen, die overigens niet meer zijn dan décors op de studio-terreinen opgetrokken. Ten naaste bij zeventig procent van wat er aan films op het bioscoopdoek verschijnt camoufleert op deze wijze het leven door een surro gaat-werkelijkheid met een schijn van weelde, een schijn van eerlijkheid, een sehjjn van menselijke conflicten en een schijn van idealen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1949 | | pagina 3