„EEN HUIS IN DE
Engeland delft kolen onder de
IJzeren mannen tegen brekers en branding
Noordzee
„Hef oude donkere slavenhol" van
de Britse mijnwerkers
Zij kennen de zee als hun broekzak
In de Lynemouthmijn is
het houweel afgeschaft
Verjaardag van de
Engelse koning
De reddingboten zijn
paraat
(Van onze reizende redacteur).
„Deze kolenmijn wordt nu geëxploiteerd door de Nationale Kolenraad ten
W-hoeve van het \olk" staat er gegrift in de gevel van het kantoorgebouw
van de Lynemouth-mjjn b(j Ashington aan de kust ten Noorden van Newr
Castle. Er staat niet bjj welk volk, maar dat is zonder meer duidelijk genoeg,
al Is het niet helemaal vanzelfsprekend, dat de kolen, die de lift van Lyne-
inouth naar boven brengt, steeds Engelse kolen zijn en dus ter beschikking
van het Engelse volk gesteld moeten worden. Want de concessie van deze
mijn ligt onder de Noordzee en strekt zich tot buiten de driemijlenzone uit.
Kantoor, badhuis, liftgebouw en wasserij staan alle op minder dan honderd
meter van de ter plaatse nogal steile kust.
Onder toezicht van Rijksmonumentenzorg wordt het uit 1230 daterende
kerkje te Eestrum (Friesland), dat thans in bezit is van de Ned. Hervorm
de Gemeente, gerestaureerd. De werkzaamheden vorderen; de toren is
reeds gereed en nu is men bezig het dak in oude stijl terug te brengen.
JN DE ACHTTIENDE EEUW werd op last van de Staten van Holland en
West-Friesland een onderzoek ingesteld naar de wantoestanden aan de
kust. Tegenwoordig staat men verbaasd over het feit, dat zulk een onder
zoek nodig was, doch de Commissie 't Hoen moest constateren, dat de rove
rijen, excessen en onbehoorlijkheden aan gestrande goederen gepleegd, bij
ons erger waren, dan b5j veel noeste volken. En bij de goederen bleef het
niet. Een mensenleven telde niet in die tijd, toen de zeevaart een ruw bedrijf
was, en de zeelui woeste rabauwen. De lading, aan land gesmeten door een
barnende zee, kisten, balen, vaten, daar ging het om. De schipbreukelingen
liet men ellendig omkomen. Een mensenleven had geen waarde voor het
volk langs de kust. Wel de peper, de tabak, de staven goud. En men zal
vreemd opkijken, te horen, dat het de Chinezen waren, die de eerste red
dingsstations oprichtten en wel aan de monding van de Min-rivier in het
jaar 1737. In Nederland was het die Commissie 't Hoen, die de stoot gaf tot
het oprichten van reddingsstations.
Als ik met de bedrijfsingenieur afdaal
naar'het front, dat op 160 meter diepte
ligt en 2.40 meter hoog is buitenge
woon gunstig vergeleken bij Nederland,
waar men tot 800 meter gaat en lagen
van 70 cm dikte nog exploiteert ver
telt hij mij, dat verscheidene Engelse
mijnen onder zee gelegen zijn. Lang
geleden hadden sommige mijneigenaren
daar een bijzondere belangstelling voor,
want, zo redeneerden zij, de kolen bui
ten de driemijlzone, liggen in niemands
land als men de zeebodem althans
een land mag noemen en de kroon
kan derhalve geen belasting heffen op
het delven ervan, want al moge Enge
land de golven beheersen, diep opder
die golven heeft zelfs een machtige
kruiser als Z.M. „King George V" niets
te vertellen. Maar de listige raadgevers
van het Hof van St. James vonden er
wel wat op: zij stelden een wet voor tot
het heffen van belasting op het passe
ren van de (onzichtbare) grens. Een
soort invoerrecht dus. Het trucje mis
lukte dus, maar de mijnen bleven en er
kwamen er meer zelfs, want zij hadden
nog een ander voordeel: men had niet
te doen met lastige boeren, die hoge
schadeloosstellingen eisten voor het in
storten van de grond. Dat kwam en
komt nogal eens voor, vooral bij on
diepe mijnen: vandaar, dat vele mijn
bedrijven het land boven hun concessie
hebben opgekocht en verpachten.
De mooiste mijn.
AE LYNEMOUTH-MIJN is pas twintig
jaar oud en de mooiste van Enge
land. Ik zeg het er maar bij, vertelt
mijn gastheer, u mocht eens denken, dat
het overal zo is. Nu, dat hoeft hij mij
niet te vertellen, want zojuist heb ik in
de dagbladen gelezen, dat de Bond tot
Bescherming van de Mijnpaarden een
beroep op het Lagerhuis heeft gedaan
om nu eindelijk eens maatregelen te
nemen tegen de behandeling van deze
(20.000!) arme dieren, die geen daglicht
meer te zien krijgen als ze eenmaal zijn
afgedaald, die er blind worden van het
stof en de geur van frisse lucht en nat
gras vergeten. De bond wil een maand
vacantie bovengronds na drie jaar
diensttijd en pensionnering na vijftien
jaar. In onze ogen is dat nog alles
behalve humaan en men vraagt zich af
hoe de dieren op het ogenblik behan
deld worden als deze bescheiden eisen
van oprechte en niet-sentimentele die
renbeschermers al een grote verbetering
zouden betekenen.
Wij moeten helemaal van die paarden
af. zegt de ingenieur; dat kan hier net
zo goed als in Nederland. En ^.ij toont
met trots, dat zijn mijn geheel geme
chaniseerd is: de wagens ondergronds
worden getrokken door stalen kabels,
die op een electrisch gedreven lier
lopen.
(Een ander systeem dan in Neder
land, waar ondergronds zowel voor ko
len, werktuigen als arbeiders electri-
sche treinen rijden langs een stroom
draad, net als boven de grond).
Machine helpt de mens.
De wagens komen niet tot aan het
front, waar de kolen gehakt worden.
Daar staat een reusachtige „cutter", een
machine, die de plaats heeft ingenomen
van de houwer met zijn houweel en
drilboor. Het is een machine, die drie
horizontale en drie verticale sneden
maakt in de harde kolenlaag ter diepte
van twee meter. Dan brengen de ar
beiders, die maskers dragen tegen het
stof, de „cutter" achteruit, plaatsen
springlading, brengen die tot ontsteking
en komen dan terug met een laad-
machine, die met twee mechanische
armen de losse brokken bijeen graait
en in een platte 4,5 tons auto stort. Die
auto stort haar lading dan weer over
in de wagentjes. Een vrij omslachtige
manier, die veel ruimte eist, want er
moet veel gemanoeuvreerd worden met
de snijmachine, de laadmachine en de
vrachtauto's. Mijn gastheer- is evenwel
nogal in zijn schik met deze uitrusting.
Alleen benijdt hij de Amerikanen, die
de snij- en laadmachine hebben weten
te combineren. (Deze werkwijze zou
in Nederland niet toe te passen zijn
wegens de geringere hoogte der lagen).
Ondertussen is dit ongetwijfeld een
moderne mijn, waar het ook al om
dat men er óveral rechtop staan en gaan
kan heel wat aangenamer werken is
dan in menige andere, dan menige Ne
derlandse ook, welk 'n goede naam Zd.-
Limburg ook heeft. Dat het kolen hou
wen evenwel nog altijd geen aange
naam werk is blijkt wel uit het op
schrift op een stutbalk bij het kolen-
front: „Ye Olde Dark Slave Hole" („Het
Oude Donkere Slavenhol). Het is over
dreven, maar een hartekreet mag dat
zijn. Typerend is ook de uitroep, m
krijt geschreven op de „cutter": „Ah,
Snow!" (He, sneeuw).
De manschappen en machines van
Lynemouth doen op het ogenblik mets
anders dan een reeks van gangen ma
ken, zo ver onder zee als maar mogelijk
is. Pas als zij het uiterste punt bereikt
hebben (en dat duurt nog wel een jaar
of wat) zullen zij over een breed front
gaan terugwerken. Nu delven zij 1800
ton per dag, dan zal het 7000 zijn. Dat
zullen zij vele jaren kunnen volhouden,
want Lynemouth moet en kan (volgens
plan) 102.500.000 ton produceren.
Tegen de tijd, dat die allemaal opge-
stoookt zijn, zegt mijn gastheer, als wij
weer boven zijn en (pikzwart) naar hst
badhuis wandelen, tegen die tijd moet
u nog eens terugkomen
En hij glimlacht raadselachtig
Nieuwe velden in de Midlands.
Een kolenveld van twintig millioen
ton, dat tot dusver onbekend was, is
ontdekt in de omstreken van Madeley
in het graafschap North Staffordshire.
Er zijn lagen bij van drie meter. De
Nationale Kolenraad zal anderhalf mil
lioen gulden ter beschikking stellen om
de exploitatie op gang te brengen. Over
twee jaar kan de productie beginnen.
Deze mededeling deed de heer I. W.
Cumberbatch, algemeen directeur van
de afdeling West Midlands van de En
gelse Nationale Kolenraad. Een paar
dagen tevoren was een soortgelijke
oET IS onmiskenbaar juist, dat de
illusie in ons doodgewone leven van
alledag onontbeerlijk is. Wij hebben
af en toe de illusie nodig juist al om
tegen het illusie-dodende leven opge
wassen te zijn. Maar deze erkenning
leidt nog niet tot de overtuiging, dat
een dergelijke illusie zoals onder
meer de film kan bieden volstrekt
niet oprecht kan zijn. De décorluxe en
de fraaie filmpersonages, wier gedra
gingen volkomen vreemd zijn aan die
van de gewone mens, zijn in feite voos
en goedkoop. Zij vertegenwoordigen
voor de bioscoopganger een deel van
de illusie, maar een illusie, die een
valse klank geeft, omdat zij slechts
oppervlakkig blijft, bepaald wordt
door uiterlijkheden en het werkelijke
leven miskent.
Kan de illusie dieper gaan; kan zij
boven de werkelijkheid staan wat
de illusie nu eenmaal krachtens haar
karakter moet doen doch tevens
deel blijven van die werkelijkheid; met
andere woorden bestaat de illusie in
het gewone dagelijkse leven en is het
mogelijk hier een uitgangspunt te
vinden voor de moderne spiegel der
illusies, de film? Het antwoord op
deze vragen is reeds lang gegeven,
maar nog weinig wordt het erkend.
Natuurlijk bestaat deze mogelijkheid,
zij is zelfs de mogelijkheid bij uitstek
voor de illusies. Wordt ons eigen le-
vondst in Wittington bekend gemaakt
ter grootte van 400 millioen ton. En dan
hadden Zweedse boormeesters even
eerder in South Staffordshire een vcltl
ontdekt, waarvan de omvang nog niet
vast staat, maar dat op 800 meter diepte
ligt. De lagen zijn daar van 1 tot 2,30
meter dik.
Deze ontdekkingen zijn van grote be
tekenis, want nog altijd vormen de ko
len de sleutel tot Engelands welvaart.
Het delven van kolen is 300 jaar gele
den begonnen, later dan in Nederland,
maar heeft zich op een veel grotere
schaal ontwikkeld. Er ontstond een uit
gebreide handel in en bovendien groei
de al heel vroeg een reusachtige en
veelzijdige nijverheid uit op grond van
de toepassing van met kolen gestookte
stoommachines. Die nijverheid is al
lang voor een groot deel op electriciteit
overgeschakeld, maar ook daarvoor zijn
kolen nodig, want het land leent zich
niet voor grote waterkrachtstations.
Volgens een officiële en voorzichtige
schatting kan men nog 540 jaar voort
gaan met het delven van kolen als men
zich „beperkt" tot 250 millioen ton per
jaar, d.i. twintig maal zoveel als de Ne
derlandse voortbrenging. Er werken
800.000 mensen in en boven de Engelse
mijnen en er is een omzet in kolen ten
bedrage van 4000 millioen gulden. Het
aantal mijnen bedraagt nu 1049 en
groeit nog steeds.
Geen wonder dan ook, dat de naas
ting van al deze mijnbedrijven een
soort revolutie betekende. De naastings-
wet voor het mijnbedrijf werd in Juli
1946 aangenomen en trad op 1 Januari
1947 in werking. Die Nieuwjaarsnacht
werd de staat de grootste ondernemer,
die er in Engeland te vinden is. De lei
ding werd in handen gelegd van de
Nationale Kolenraad, een zelfstandig li
chaam, dat rekenplichtig is aan de rege
ring. Dé raad bestaat uit negen mannen,
die een zware verantwoordelijkheid
dragen. Er zijn 49 districten, elk onder
verdeeld in acht afdelingen.
vem niet juist hierdoor bepaald, dat
wij er onze kleine geluksdromen op na
houden? In het materiële, het verlan
gen naar wst bijna buiten onze macht
ligt, maar niet onbereikbaar behoeft
te zijn, een prijs in een loterij, een
goede carr:'ère, een voor ons bijna te
kostbaar bezit; in het onstoffelijke:
gemoedsrust, geestelijke onafhankelijk
heid, liefde, vrede. Door hieraan
vorm te geven kan de film zelf voor
ons een illusie van hogere orde ople
veren.
Dit is het uitgangspunt gebleken van
een bepaalde tendentie in de na-oorlog-
se film: 't realisme. Hoe verschillend de
uitingen van dit realisme in Engeland,
Frankrjk en Italië onderling ook mo
gen zijn (Amerika blijft hier buiten
beschouwing), het film-realisme is
daar rug slechts in een eerste stadium
van ortwikkeling en vertoont nog geen
bijzonder aspect), alle plaatsen zij de
mens in zijn eigen milieu en zijn eigen
geestelijke atmosfeer. En het beeld,
dat vij van deze mens verkrijgen wordt
gecompleteerd doordat zijn gedragin
gen, zijn kleine vreugden en zijn wens
dromen voor ons levend gemaakt wor
den en diepere betekenis gaan krijgen.
Dit bijvoorbeeld bepaald de waarde
var een film als het recente Engelse
werk „London belongs to me" („Een
huis in de Dulcimerstraat"), niet zo-
zetr omdat deze film een uiting is van
Een menigte van naar schatting
100.000 personen was gisteren samen
gestroomd in de straten tussen het
Buckingham-palace en Whitehall te
Londen, om het défilé van de guards in
staatsie-uniform bij gelegenheid van
de verjaardag van de koning bij te
wonen. De koning begaf zich in een
open koets naar de parade, gevolgd
door prinses Elizabeth te paard en
door de Hertog van Gloucester (broe
der van de koning)die beiden de rang
van kolonel der guards hebben.
V.S. NEMEN VERMOEDELIJK DEEL
AAN MANOEUVRES WESTERSE
UNIE
Door het hoofdkwartier van de Ame
rikaanse nationale defensie is rnede.-
gedeeld dat het „niet onwaarschijn
lijk" is dat eenheden van de Ameri
kaanse luchtmacht en van het Ameri
kaanse leger deel zullen nemen aan
gemeenschappelijke manoeuvres van
militaire eenheden der Westelijke
Unielanden, die eind September a.s. in
Frankrijk zullen worden gehouden.
THANS TELLEN WIJ vele van "die
stations langs de gehele Neder
landse kust. Op niet minder dan ne
gen-en-twintig plaatsen zijn motor
reddingboten gestationneerd en twaalf
roeireddingboten liggen dag en nacht
klaar in die kustplaatsen, waar men
niet over een haven beschikt, of waar
voor een motorboot nog niet verwe
zenlijkt kon worden. Op meer dan 40
punten wordt gewaakt over het lot
van die zeeman, die met zijn schip
in angstige stormnacht aan lager wal
is geraakt en die bedreigd wordt met
een ellendige verdrinkingsdood.
Als de duinen van de Nêderlandse
kust nauwelijks zichtbaar zijn achter
een sluier van opspattend water en
wegwaaiend schuim, is de Noordzee
wild geworden en tracht die woede te
botvieren op de harde strandlijn of op
de onverzettelijke dijken. Dan stuiven
de pluimen der grondzeeën meters
hoog, de kolossale brekers zijn gevaar
lijker dan ooit, nu ze het zand van de
zeebodem meezuigen. Onvermijdelijk
loopt het offensief van de zee dood op
de kust en de zee zuigt terug, om op
nieuw ten aanval te trekken. Tussen
de muren giert het tij en het donderen
van de branding is tot ver in het bin
nenland te horen. Dan, als niemand
zich op het strand waagt, als het bar
nende water van de zee tot de voet
der duinen staat en slechts e^n een
zame meeuw met mistroostig gekrijs
realisme, dat hier dus de sfeer van de
v/erkelijkheid opgeroepen wordt, maar
wel vooral, dat de levens in deze wer
kelijkheid inderdaad levens zijn in de
zuiver menselijke sfeer.
,.£EN HUIS in de Dulcimerstraat"
heeft geen buitenissigheden no
dig; het lief en leed van doodgewone
mensen leeft hierin en dat blijkt vol
doende om een goede, boeiende film op
te leveren. Het pension van mevrouw
Vizzard aan de Dulcimerstraat nummer
10 heeft een goede naam; het is er rus
tig en prettig wonen, en over het alge
meen hebben de mensen er weinig last
van elkaar. De verschillende huurders
gaan er hun eigen gangetje. En mocht
er al ergens een misverstand of een
meningsverschil ontstaan, dan wordt
de oplossing gauw gevonden en de lie
ve vrede weer getekend. In de gezapige
rust van deze eenvoudig^ bewoners
een vergrijsde kantoorklerk, een gar
derobe-juffrouw, een verschraalde we
duwe mensjes, die zich niet bekom
meren om wereldproblemen maar aan
hun eigen bestaantje net voldoende
hebben, komt plotseling verandering.
De jonge Percy Boon, die met zijn
ziekelijke moeder op de eerste verdie
ping woont, heeft het zich in zijn over
moedige hoofd gehaald op een gemak
kelijke manier veel geld te verdienen
door een auto te stelen. Hij is verliefd
geraakt op zijn huisgenote Doris .los
ser en wat kostbare geschenken zullen
zeker indruk kunnen maken en hun nut
bewijzen. Maar in4de diefstal raakt bij
toeval een ander meisje, Myrna, ge
mengd, dat in de auto mee wil rijden,
zich opdringt en tijdens de wilde vlucht
roet de wagen naar buiten valt. Percy
wordt van moord beschuldigd! Dan
blijkt de eensgezindheid van de bewo
ners van Dulcimerstraat nummer 10,
die hun laatste duitjes afstaan om hem
een goede verdediging te verschaffen,
en ten einde raad een betoging te or
ganiseren, die in dubbele zin in het
water valt. In stromende regen trekken
de woede der elementen tracht te over
schreeuwen, dan staat het volk van
de reddingboten gereed. Harde, stoere
kerels, met een door weer-en-wind
geploegd gelaat, eeltige knuisten en 't
blauw en grijs van de zee in hun ogen.
De benen gestoken in hoge lieslaar
zen, de tors omhangen met stijf olie
goed, glanzend-zwart of dof-geel, op
het hoofd de zuidwester, en de borst
kas omgord door het kapókzwemvest.
Ze drommen samen om hun boot, om
de „Neeltje Jacoba" in IJmuiden, de
„President Steyn" in Egmond, de „Do-
rus Rijkers" aan het Nieuwediep, om
hun boot en om hun schipper. In beide
hebben ze vertrouwen. Hun boot kan
niet zinken, kan niet omslaan. Kun
schipper kan geen fout maken. Wat
de schipper zegt is welgezegd, wat hij
doet, is welgedaan. Beneden in zijn
motorkamertje zit de motordrijver en
ziet zijn machine na. Niets mag daar
haperen. Straks, als de boot gegrepen
wordt door de wilde grondzeeën, zal
hij worden opgesloten in zijn kluis bij
de stoere krukassen en cylinderkop-
pen. Iedere blik op de vrije natuur is
hem ontzegd. Hij heeft zijn poetsdotten
en zijn sleutels, om het hart van de
boot gaande te houden. Maar als dat
hart stil staat, is het gedaan met het
witte scheepje met de blauwe huid,
dat daar moedig voorwaarts stampt
tussen de brekers.
JN DE HAVENPLAATSEN liggen de
boten gereed, op andere stations
worden ze naar buiten gereden op hun
wagens, vroeger getrokken door
de betogers op om tot de ontdekking
te komen, dat hun activiteit al zinloos
is geworden, omdat aan Percy reeds
van de zwaarste straf gratie werd ge
schonken.
J.JET IS EEN beminnelijk verhaal ge
worden, dat pakt en meesleept, om
dat het zo menselijk en simpel is: we
zouden het zelf hebben kunnen meema
ken! Toch is dit verhaal niet de hoofd
zaak: het is slechts een kader gewor
den, waarin ettelijke zeer rake en char
mante milieuschilderingen gevat kou
den worden. Het oude patriciërshuis,
dat kwam te vervallen tot kamerver
huurbedrijf, de kleine burgerluidjes met
hun illusies en idealen: de avonturier,
die hoopt wat rustig geluk te verschal
ken; het kantoormannetje, dat droomt
van een huisje op het land; de beschei
den trots van de garderobejuffrouw,
Wier hulpeloze armoede aan niemand
blijken mag; de smachtende herinnerin
gen van de weduwe, die heil hoopt te
vinden bij het spiritisme. „Een huis in
de Dulcimerstraat" levert in deze mi
lieuschilderingen en typeringen prach
tige beelden op, die niet enkel uiter
lijke karakteristieken vertonen, maar
inderdaad diepere zin en inhoud kre
gen. De hiervoor verantwoordelijke
man is dan ook Sidney Gilliat, een van
Engelands meest vooraanstaande en
bekwame filmregisseurs. Hij schiep in
deze film een prachtige atmosfeer-
culminerend in de triomf van het ge-
meenschapsbewusteiin vol fijne trek
ken, humor en milde spot. De milieu-
schetsen zijn vrijwel steeds in rake en
zeer persoonlijke beelden uitgedrukt,
waarbij de montage de accenten tot een
krachtige spanning opvoert. Ook het
aandeel der acteurs is in deze film van
belang. Het blijkt zeer fijnzinnig op het
geheel te zijn afgestemd, zich niet op
de voorgrond dringend, maar toch
sterke herinneringen nalatend. Alleen al
het spel van een zeer bijzonder acteur
als Alastair Sim. hier als de tragische
figuur van de avonturier en zwende
laar in spiritisme Squales maakt deze
film het zien ten zeerste waard.
LONG—SHOT.
paarden, thans meer en meer door
waterdichte tractoren, die ze net zo
ver zee in slepen, tot de branding de
boot van de wagen licht. Boven de
schepen het vangnet, dat al zo velen
het leven redde, in de mast de vlag
van de reddingsmaatschappij, die be
staat van particuliere gaven. Onbaat
zuchtige mannen zijn het, die deze
scheepjes bevolken, de schipper, de
matrozen, de motorist. Om niet wa
gen zij hun leven, om niet storten zij
zich telkens en telkens weer in de
grijnzende branding, als ginds een
vuurpijl om hulp gloeit, een eenzaam
lichtpuntje in een wilde donkere
nacht."Als de mensen aan de wal luis
teren naar het grommen van de wind
in de schoorsteen, naar het zwiepen
van de takken der bomen op het
dorpspleintje en zich huiverend en in
de jaskraag gedoken naar huis spoe
den. Om niet binden zij de strijd met
de razend geworden Noordzee aan.
Niet langer, zoals in vroeger eeuwen
is zucht naar geld hun drijfveer. Maar
ginds achter die grauwe grijns op het
ruwe gelaat van de Noordzee, door
ploegd van witte schuimrimpels, die
soms even oplichten in een schijn van
de maan, verkeren mensen in nood.
Daar heeft een vuurpijl gestaan, die
een rood licht wierp tegen de jagenae
wolken, of de radio heeft een kreet
om hulp doorgegeven.
Dan slaan in de dorpen en stadjes
langs de kust de huisdeuren, dan wor
den de zwemvesten wat stijver aan
gehaald, dan stromen de mannen sa
men, in Nieuwediep en IJmuiden en
Egmond, op Texel, in Callantsoog of
Petten of Wijk aan Zee. Dwars door
de grondzeeën jagen ze naar de plaats
des onheils, de schipper houdt het roer
Hij kent iedere plek van deze verra
derlijke kust, hij weet het verloop van
de Pett^mergronden en van de Razen
de Bol, hij voelt het trekken van de
muien en geen grondzee ontgaat hem.
Met vaste hand stuurt hij zijn boot en
telkens opnieuw smaakt hij het ge»
noegen het roer te wenden en met de
vlag in top thuis te varen, ten teken,
dat de schipbreukelingen, die ginds
zulke angstige uren doormaakten, vei»
lig zijn, veilig in het binnenste van
zijn boot, bewaakt door zorgzame
ogen, verpleegd, door ruwe, maar o zo
liefdevolle handen.
^LS DE STORMWIND de helm op
de duintoppen platlegt en het'zand
in wervelende kolommen omhoog
jaagt, als de krijsende meeuwen langs
het zwarte zwerk kruisen, als de bë»
woners van die dorpjes die achter de
duinen hurken, binnen blijven en het
vuur oprakelen, zijn er mannen, die
klaar staan, om mensenlevens te red»
den, de Blauwe Ridders van de Neder»
landse Zeekust, het personeel van de
Noord- en Zuidhollandse Reddingmaat
schappij. Geen wind is hen te sterk,
geen zee te hoog. Zij trekken ér
op uit als zij geroepen worden, zon»
der bedenken. Menig badgast heeft
het grote voorrecht gehad, deze men
sen te zien werken, hen te zien thuis
varen, doorweekt en verkleumd, maar
met een triomfantelijke blik in de ogen
en kaarsrecht van lijf en leden. Om»
dat zij de Noordzee opnieuw de baas
waren en de elementen geen kans ga
ven. En als de storm bedaard is, gaan
zij hun weg, verrichten hun werk, le
zen hun krant. Maar diep in hun ogen
staat het blauw en het grijs van dfè
zee, die zij meester weten te blijven,
maar toch ook, die zij liefhebben boven
alles.
GRAMMOS-GEBERGTE IN HANDEN
DER GUERRILLASTRIJDERS
Volgens de „Vrije Griekse Radio" is
het Grammos-gebergte thans geheel
in handen der guerillastrijders.
Het Grammos-gebergte in Noord-
West-Griekenland. dicht bij de Alba
nese grens, is het toneel geweest van
hevige gevechten in de burgeroorlog.
MINISTER JOEKES NAAR GENEVE
Per KLM is de minister van Sociale
Zaken, Mr. A. M. Joekes, naar Genève
vertrokken ter bijwoning van de jaar
lijkse internationale arbeidersconfe
rentie van het internationaal arbeids
bureau,. die Woensdag aldaar is begon
nen en 3 weken zal duren. De minis
ter zal in de loop van de volgende
week weer naar ons land terugkeren.
WEER ENGELSE
WAPENLEVERANTIES AAN
ARABISCHE STATEN?
Engeland overweegt het wapen
embargo voor de Arabische staten, die
de wapenstilstandsovereenkomsten met
Israël hebben ondertekend, op te hef
fen, aldus wordt uit gewoonlijk be
trouwbare bron te Londen vernomen.
Laadmachine in de Lynemouth-mijn in Noord-Engeland. Het werk is er
sterk gemechaniseerd, maar fris en stofvrij is het nog altijd niet. Ook
deze man heeft een bad nodig als hij na zijn zes-urige werkdag boven
komt. Welnu, de mijn beschikt over een paar honderd douche-cellen, zodat
hij niet vuil naar huis hoeft. Hij is echter (in tegenstelling tot de gang van
zaken in Nederland) niet verplicht er gebruik van te maken en men
ziet in de mijnstreken dan ook menige mijnwerker in werkkleren en
pikzwart over straat lopen of naar huis fietsen. Hier en daar zijn nog
mijnen zonder douches en woningen zonder badkamers, zodat er daar heel
wat aan de hygiëne ontbreekt. De arbeiders van het Lynemouth-bedrijf
hebben echter over hun verzorging niet te klagen.
\yE KOMEN ER NIET ZO VAAK TOE het te doen, maar wanneer we
eens een vergelijkend overzicht trachten te verkrijgen over de sfeer, het
milieu en het gegeven van de talrijke films, die ons in de loop der jaren zo
worden voorgezet, dan komen we tot de conclusie, dat de film haast uitslui
tend bij de gratie van het buitenissige schijnt te bestaan. Filmstudio's ple
gen we met een ander woord droomfabrieken te noemen: wat daar gepro
duceerd wordt ligt voor het gevoel van de gemiddelde bioscoopbezoeker in
een onwerkelijkheid, in een gedroomde wereld van in ons eigen leven niet
bestaande helden en heldinnen; in een sfeer van gevoelens, gewaarwordin
gen en avonturen, di^, met het gewone leven niets hebben uit te staan; in
paleis-achtige woningen met luisterrijke vertrekken, gangen, zalen en trap
penhuizen, die overigens niet meer zijn dan décors op de studio-terreinen
opgetrokken. Ten naaste bij zeventig procent van wat er aan films op het
bioscoopdoek verschijnt camoufleert op deze wijze het leven door een surro
gaat-werkelijkheid met een schijn van weelde, een schijn van eerlijkheid, een
sehjjn van menselijke conflicten en een schijn van idealen.