De Wereld der Vrouwen I
ZUSTER directrice van het
rTTTïïïïT
Experiment met een seconde
Groene sirik of
kale schedel
Recepf
van
Kers
De medezeggenschap
van de vrouwinde politiek
GESPREKKEN MET WERKENDE VROUWEN
Provinciaal Ziekenhuis in Castricum
Werkkring die grote voldoening schenkt;
geschikt personeel
tekort aan
AMSTERDAMS PODIUM
Al wat Uw huid
Das Reich
Gelukkig: het staat weer eens één
nul voor de vrouwen. En dat op een
terrein, dat van buitengewoon groot
gewicht is in het leven van een volk.
October heeft ingezet; de aloude tra
ditie wil, dat in deze maand de poor
ten van de academie weer op haar
hengsels knarsen om de steeds zwel
lende stroom van naar wijsheid dor
stende jongelieden gastvrij op te ne
men. Om 't eens poëtisch uit te druk
ken. De werkelijkheid zal wel in vele
gevallen deze zijn. dat van de tien eer
stejaars er één naar wijsheid dorst en
negen naar een baan. Het zij hun ge
gund: een student en een smidsjongen,
dat is al om het even, en de wijsheid
wordt nog altijd bij 't lood uitgewogen.
Hoe sterk is overigens een traditie.
In October is, en was,' de oogst van het
land, en de jacht zette in met honden
geblaf en horengeschal over de stop
pelige landen. Maar de studenten, de
reizende gezellen die in de zomer bij
de boer hadden gewerkt om hun col
lege-geld voor het komend semester
te verdienen: zij werden bedankt en
konden met knapzak en gevulde buidel
weer ter schole tijgen. De tijden ver
anderen, maar het gebruik is geble
ven, dat telkenjare met rumoer en ge
tier hoogtij viert in elke academie
stad: de traditie van het ontgroenen.
Het waren twee foto's, die mij bijna
tegelijkertijd onder de ogen kwamen in
deze najaarsdagen, en mij opeens aan
het peinzen brachten over de achter
grond van deze, zij het wilde en toe
geeflijk getolereerde barbarie.
De eerste was een afbeelding van 'n
stel groenen van het genus man, met
kaalgeknipte hoofden en liggende
grootvadersboorden, bezig met het be
oefenen van een plechtige koorzang,
waarvan het effect aanmerkelijk werd
verhoogd doordat het voorgeschreven
zwarte dasje hierbij met de tanden
werd vastgehouden, En enige dagen
later verscheen als tegenhanger de
fleurige opname van twee kwieke
groentjes van het genus vrouw, dra
gende in haar sierlijk geonduleerde
haren een uitdagende glorieuze groene
strik
Kijk, en toen heb-ik eventjes geap-
piaudiseord. Bravo, ouderejaars van
het vrouwelijk corps, vrouwen naar
mijn hart, plaagziek zonder kwellerij,
autoritair zonder machtsmisbruik, die
de dartele novices haar plaats wijst
zonder haar eigenwaarde te kwetsen.
Stel je voor dat jullie net als de
mannen gingen optreden, klakkeloos
een traditie overnemend uit gebrek aan
eigen geest. Ik zie de groentjes al lo
pen met uniforme grijze slobberjurk
jes. kortgeknipte hoofden onder een
alpinomuts en boordjes uit onzer groot
moeders dagen.
Nee: een groene strik, een plagerij en
een belangstellend woord: Wat gaat
het groen studeren? Zo zo en waar
om? Maar de mannen zijn nog steeds
niet verder dan vernedering, ridiculise
ring, openlijke dolzinnige kwellerij
waarbij de opgelukken soms niet uit
blijven.
Praat me er niet van dat we dit zo
zwaar niet moeten nemen. Dat het wel
eens goed is voor die waanwijze broek
jes, met hun einddiploma nog nat van
de inkt. Dat zo'n paar weken nederig
heid en voor spot lopen hun geen
kwaad zullen doen, en dat ieder im
mers zijn beurt krijgt.
Ik heb verscheidene jaren in een
academiestad doorgebracht. Ik heb met
steigerende verontwaardiging meer
dan eens de behandeling van zo'n
weerloos groen op de openbare straat
gadegeslagen. De heren seniores in het
kozijn van een opgeschoven raam,
voor deze gelegenheid letterlijk h. b.
b h. h. in de zin van: hun benen bui
tenshuis hangende, Op de gracht,
schuchter op de kleine steentjes, nadert
een kennelijk groen met bevende voor
zichtigheid. Zal hij geluk hebben
ongemerkt onder de bengelende schoen
zolen passeren, eindelijk respijt kun
nen vinden op zijn kamer of die van
een menselijke ouderejaars? Helaas
hij is ontdekt, al lang trouwens. De
kwelgeesten laten hem, met opzet, bij
na passeren. Dan opeens een donde
rend: Halt! Een verzameling honende
koppen onder het hooggeschoven raam:
Zag groen.
De stakker staat en wacht wat
rest hem anders? Kan jij voor den
(niet voor druk geschikt) niet groeten,
zag? Langzaam gaat de pet, de ridicu
le oudemannetjespet van het hoofd
de volkomen gladgeknipte schedel
staat zielig en dwaas te kijk. Dag me
neer! zo nederig als eenmaal het Dia
kenhuismannetje tegenover een Regent.
Ik bespaar u de rest: het hooghartig
gebral uit het raam, het serviel ge-
hoorzaamheidsbetoon daar op de klei
ne steentjes. En nooit heeft mij een
uitroep meer verkwikt dan de hartige
opmerking van een gemeentewerkman,
die juist in de gracht voorbij voer en
grimmig naar boven schreeuwde: Nog
al een kunst met zijn allen tegen één
zo'n jochie, lammelingen. Kom es naar
beneden as je durft en lap het mij es!
Mijne heren corpsleden: zo gij dit
leest, gij zult er ongetwijfeld opa grijn
zen. De traditie is heilig, en eer zal de
academie instorten dan dat een groen
met ongeschoren hoofd zijn novitaat
ingaat. Het zij zo. Alleen, vergeet niet
dat onze zintuigen scherper geworden
zijn sinds de laatste oorlog. Wij heb
ben teveel kaalgeschoren hoofden ge
zien, en hun hulpeloosheid heeft de
barbarie van uw optreden, hoe on
schuldig ongetwijfeld bedoeld, bij de
wortels blootgelegd. Macht, mijne he
ren, is een gevaarlijk wapen. De wij
ze hanteert het met behoedzaamheid
en gratie, En Minerva's lauwer dra
gen hier uw vrouwelijke collega's
weg. Een groene haarstrik en: Wat
gaat het groen studeren? Eén-nul.
SASKIA.
Tanden blank en rein;
adem fris als morgendauw
RUMBA: BRUINE BONEN
GERECHT
Een pond bruine bonen, 300 gr. spek
(aan kleine dobbelsteentjes) 3 grote
geschilde appelen (ontdoen van klok
huizen en op een rauwkostschaaf ge
schaafd aan grote snippers), een pakje
of tablet juspoeder, 1 flinke prei aan
stukjes gesneden, 3 eetlepels sla-saus,
wat gehakte peterselie, enkele takjes
fijn gesneden selderijgroen, wat zout
en peper.
Laat de bruine bonen een dag en een
nacht in ruim koud water weken, breng
ze daarna aan de kook en laat ze zacht
jes gaar koken. Werp de bruine bonen
op een zeef, vang het kookvocht op en
breng hiervan 1/3 liter opnieuw aan
de kook, onder toevoeging van de ge
sneden selderij.
Bak de dobbelsteentjes spek goudgeel
uit, schep de spekkaantjes er uit en
fruit de prei nu mooi goudgeel in het
spekvet.
Maak van de juspoeder, de sla-saus
en wat bonenvocht een klontvrij papje,
roer dit papje met de gefruite prei, het
spekvet bij het bonen-kookvocht en
laat dit even doorkoken tot een mooi
gebonden sausje.
Roer door het sausje de gare bruine
bonen, de spekkaantjes en de appel
snippers.
Laat het geheel nog enkele ogenblik
ken zachtjes doorstoven, doe het ge
recht op een schotel, strooi er gehakte
peterselie over.
Geef er verse aardappelen en gehakt
bij.
Practisch gedurende de gehele loop
der historie leefde de helft van de
mensheid in volledige politieke ten
achterstelling. De macht was gereser
veerd voor en in handen van haar
echtgenoten, vaders en zonen. Volgens
de uitgave politieke rechten van de
vrouw", die bij de Ver. Naties het licht
zag, begon de moderne geschiedenis
van de politieke gelijkstelling van de
vrouw zes en vijftig jaar geleden in
Nieuw Zeeland. Daar verkreeg de
vrouw in 1893 stemrecht.
Eerst dertien jaar later kregen de
vrouwen van het Groothertogdom Fin
land dit recht, weer vier jaar later de
Noorse vrouwen. Tijdens de eerste
wereldoorlog kregen de vrouwen van
Canada, Engeland en de Ver. Staten
gelijke stemrechten als de man. Sinds
1918 vond een en ander, dank zij het
werk van strijdbare vrouwenorganisa
ties, sterk vooruitgang. En dit jaar
rapporteerde de commissie voor de
positie van de vrouw van de Econo
mische en Sociale Raad bij de Ver.
Naties, dat in vijftig van de een en
zeventig souvereine staten thans der
gelijke stemrechten voor de vrouw
zijn gegarandeerd; acht staten hebben
speciale regelingen en in dertien sta
ten wordt de vrouw alle stemrechten
nog onthouden.
(Van onze redactrice).
„Ik ben er bl(j om, dat U gekomen
bent, omdat ik graag eens wil vertel
len hoeveel behoefte wij nog hebben
aan geschikt personeel," zegt Zuster
Vos, de directrice van het Provinciaal
Ziekenhuis te Castricum, als ik haar
werkkamer binnenstap.
„Dat was nu juist één van de onder
werpen waarover ik veel van TI wilde
weten," zeg ik verrast en nog vóór ik
heb plaats genomen, z(jn wjj al in een
gezellig gesprek gewikkeld.
Als de telefoon ons gesprek onder
breekt en de directrice wordt wegge
roepen voor een nieuwe patiënte, heb
ik de gelegenheid eens rustig om mij
heen te zien. De werkkamer is zeer
sober. Grote rekken met sleutels en
kaartjes nemen de wanden in beslag
en verder zijn er als enige wandver
siering de portretten van Madame
Curie, Sigmund Freud en Albert
Schweitzer; grote figuren, die ons
voorgingen in het dienen van de
mensheid. Hoge ramen zien uit op een
perk met helrode geraniums en een
zonnig pleintje voor het administratie
gebouw, met een bos van hoge dennen
en eiken op de achtergrond.
New-Yorks beroemdste haarspecialist monsieur Louis, heeft als theorie
verkondigd, als zou de haarmode verband houden met de politieke toe
stand. Vóór een oorlog dragen de vrouwen het haar omhoog, in een po
ging vrolijk te zijn Na die oorlog gaan de haren weer naar beneden en
worden kort geknipt, aldus monsieur Louis. Hier toont hv als bewijs de
haarstijl van 1938 en de korte haardracht, die nu het modebeeld beheerst.
„Hoe kwam u er toe om deze rich
ting in de verpleging te kiezen?"
vraag ik haar als zij weer tegenover
mij zit.
„Dat zal ik u vertellen," zegt zij
lachend. „Eerst kreeg ik mijn oplei
ding tot verpleegster en daarna werd
ik wijkverpleegster van het Witte
Kruis. In Amsterdam heb ik zeven
jaar als wijkverpleegster gewerkt en
ik vond het heerlijk! In 1937 kwam
er voor het eerst een cursus over
voor- en nazorg voor geesteszieken en
die cursus ging uit van het Witte
Kruis. Ik voelde er veel voor, omdat
ik mij steeds voorstelde, dat in de toe
komst de lichamelijke en geestelijke
verpleging zouden samen gaan. Van
het Witte Kruis kreeg ik geen toe
stemming om dit in de practijk te com
bineren en daarom nam ik ontslag als
wijkverpleegster en ging de cursus in
Utrecht volgen. Na deze cursus kwam
al gauw de benoeming in het Provin
ciaal Ziekenhuis „Duinenbosch" hier
in Castricum."
„U hebt wel veel liefde voor uw
werk," merk ik op.
„O ja," zegt directrice Vos enthou
siast. „Je kunt je er volkomen aan
geven. Het is een buitengewoon mooie,
dankbare en voldoeninggevende werk
kring."
Haar gezicht betrekt even als zij
opmerkt hoe jammer het toch is, dat
niet meer intelligente, beschaafde
meisjes zich aan dit werk willen wij
den. „Hoe intelligenter de verpleeg
ster is, hoe gemakkelijker de verple
ging. Wjj hebben nog altijd niet vol
doende mensen, die op het peil staan,
dat je graag wilt bereiken. Dat niet
meer vrouwen zich hier eens aan wil
len geven. Zij kunnen pionierswerk
verrichten en de patiënten zijn er zo
dankbaar voor! Ik zou het zo prettig
vinden als u diar eens de nadruk op
legde!"
„Kunt u iets vertellen over de op
leiding, de huisvesting en de ontspan
ning van de verpleegsters?" is mijn
volgende vraag.
„De gehele opleiding duurt drie
jaar," vertelt de directrice. „Eerst
geef ik de meisjes drie maanden les
in de elementaire verpleegkunde en
dan vindt de selectie plaats. De meis
jes leggen een examen af en er wordt
gecontroleerd of zij officieel de oplei-
J ding in kunnen gaan. De huisvesting
is heel goed. Op het terrein van het
ziekenhuis zijn een aantal huisjes ge
bouwd. Misschien heb u ze wel ge
zien, toen u hier naar toe ging."
Ja, ik had ze inderdaad gezien. Al
leraardigste huisjes zijn het, met een
gazon er vóór en een tuin aan de
achterkant. Zij zijn keurig verzorgd
en zien er aantrekkelijk uit.
„Er wonen vijf meisjes in een huis
je," vertelt de directrice. „Zij hebben
elk een eigen kamertje en een geza
menlijke conversatiezaal. Wanneer ver
pleegsters en verplegers de leeftijd van
40 jaar hebben bereikt, mogen zij uit
wonend worden. Wij hebben op het
terrein ook een broeder- en een zus
terdorp. In het zusterdorp kan de
verpleegster dan een eigen huisje hu
ren en er met een vriendin gaan wo
nen, die wel beneden de 40 jaar mag
zijn. 't Zijn heel aardige gebouwtjes
met vier kamers en een keuken. Er is
natuurlijk goedkoop gas en electrici-
teit en daarbij krijgen de uitwonenden
nog een extra toelage. Ik zou er zelf
wel willen wonen," zegt Zr. Vos ver
langend, „maar ik moet natuurlijk in
het gebouw blijven. Op het terrein is
een sportveld, waar patiënten en het
verplegend personeel kunnen voetbal
len, tennissen, korfballen enz. Ook
hebben wij een grote ontspanningsver
eniging waar zowel leden van het per
soneel als patiënten lid van zijn. Om
de 14 dagen is er bijvoorbeeld een
bridge-drive en kortgeleden hebben
wij met succes meegedaan aan een
wandeltocht in Zaandam, met een ge
zellig dinertje tot besluit. De ver
pleegsters hebben een eigen zang
koor, waar ook patiënten in mogen
komeD en de patiënten hebben een
fanfarecorps. Zij spelen nu in de Ere
klasse! Wanneer leden van het per
soneel cursussen willen volgen in het
belang van hun werk, krijgen de on-
gehuwden de helft en de gehuwden
van de onkosten vergoed. Zo leert de
een bijvoorbeeld voor voetspecialist
en een ander voor acte M.O. boek
houden of heilgymnastiek en massage.
U ziet, er is hier genoeg te doen!"
Ten slotte vroeg ik de directrice
naar de veranderingen, die er de laat
ste tijd zijn gekomen in de verpleging
en de behandeling van geesteszieken
en speciaal naar de toepassing van de
arbeidstherapie.
„De grote omkeer kwam wel tus
sen de jaren 1920 en 1930," vertelt
zij. „Wij hebben de arbeidstherapie
gekregen, maar nu hebben wij een
actievere arbeidstherapie. Zo noem ik
het tenminste," voegt zij er aan toe.
„Zo gauw een patiënt er toe in staat
is, helpt hij of zij mee. Alles wordt
hier door de patiënten zelf gedaan,
onder leiding van zusters of broeders.
De vrouwen helpen in de huishouding,
in de tuin, of werken op de speelgoed
afdeling. U moet zien wat een aardige
dingen er worden gemaakt! De man
nen werken zoveel mogelijk in hun
eigen vak. Er wordt in de tuin ge
werkt en in de smederij. Weer ande
ren schilderen en ook worden hier
kleine meubels gemaakt. Alle werk
stukken wor<}en verkocht en van de
opbrengst kopen wij nieuw materiaal.
Zo kunnen de patiënten aan het werk
blijven en het is onze bedoeling, dat
de mensen beter in hun vak terug
keren dan zij waren voor zij hier kwa
men."
„Ziet u goede resultaten, directri
ce?"
„Prachtige resultaten," zegt Zr.
Vos met beslistheid. „Gemiddeld kun
nen de patiënten na vier vjjf maan
den weer naar huis. Een heel verschil
bij vroeger."
Als ik afscheid heb genomen, drink
ik nog een kopje koffie in het thee
huisje van broeder Brugmans. Het is
een oud boerderijtje en het ziet er
binnen, zowel als buiten gezellig uit
De patiënten kunnen hier tegen een
kleine vergoeding iets bestellen en
wat de koffie betreft: ik heb ze zel
den zo lekker gedronken!
IK KAN" ME DAT MOMENT NOG met glasheldere klaarheid in herinnering
terugbrengen. We vlogen een kleine honderd mijl ten noorden van de noord
kust van Nieuw Guinea, toen er ineens een totale verandering in het urenlang
hetzelfde gebleven geluid der motoren ontstond. Ik keek naar de man. die op
het navigatietafeltje in het toestel bezig was met lange ritsen ingewikkelde
becijferingen en zag dat hij ^n ernstige blik in de richting van de neus van
het vliegtuig wierp. Ik vroeg hem wat er was. Niets bijzonders zei hi).
Niets om je ongerust over te maken Een van de twee motoren was uit
gevallen en 't zou een kwestie van een paar minuten zijn. 't Betekende werke
lijk niets. En hij ging weer door mét z'n cijfers. Ik keek eens naar beneden.
Daar lag de Pacific. Blauw en grijs. We zaten op 9000 voet en het water deed
eerder denken aan een woestijn met zandribbels en duinen, dan aan een zee.
Hier en daar sneeuwwitte plekken. Ik wist dat het hard waaide daar beneden,
en dat die er zo onschuldig uitziende witte plekken, wild-doorschuimde, wielen
de, kokende golvenmassa's waren, brekend op riffen, kolkend over nauwelijks
verborgen klippen en rotsen.
Een motor sloeg af
KRUISWOORDRAADSEL
Horizontaal: 1. Bizar, 5. Alles, 9. Uk, 10.
Sousa, 11. Al, 12. El, 14. Adres, 16 Do,
17. Lente, 18. Nooit, 19. Stoep, 21. Orang,
32. No. 24. Haast, 25. Ge, 26. Er, 28. Braaf,
30. De, 31. Parijs, 32. Ravel.
Verticaal: 1. Budel, 2. Ik, 3. Ai, 4. Rolde,
5 Assen, 6. La, ,7. E.a., 8. Sloot, 13. Lente,
14. Atjeh, 15. Soort, 16. Dieng, 19. Snoep,
20. Paars, 21. Oscar, 22. Gevel, 27. Ra, 28.
Bu, 29. Fa. 80. De.
IK DACHT wat er zou gebeuren als
ook die andere, die enig overgebleven
motor, het zou opgeven. Natuurlijk zou
dat niet gebeuren. Maar als het nu
tóch eens gebeurde! Dan zouden we
afglijden en daar beneden terecht
komen. Het water zou veel te roerig
en te bewogen zijn om te landen. Dat
zou dus betekenen dat. ..ja, daar moest
ik nu toch niet aan gaan denken. Maar
een mens kan au eenmaal niet altijd
een bepaalde gedachtenstroom gelas
ten, commanderen, om weg te gaan. En
dus begon ik me voor te stellen wat er
na zo'n niet-gelukte daling zou gebeu
ren.
We zouden niet.meer aankomen op
onze basis, die avond. Er zouden radio
berichten zijn. Er zou gezocht worden.
Door schepen en door andere vliegtui
gen. Een bericht in de kranten over
en vermist vliegtuig en negen mannen.
En ineens merkte ik dat ik aan een
eindeloos aantal dingen tegelijk kon
denken en er ook inderdaad aan dacht.
Ik zou niet meer thuis komen. Ik zou
het kleine meisje, nauwelijks een mens
je toen ik wegging, niet meer zien. Ik
zou nooit meer iets oehoeven te schrij
ven. Nooit meer schrijven.. Was dat
trouwens wel zo belangrijk? Het leek
me, op dit ogenblik, nogal een over
bodige, uiterst onbelangrijke bezigheid.
Veel onbelangrijker dan alleen maar
zien en ademen. Ergens languit op de
aarde liggen en verder volstrekt niets
doen dan ademen. Het moest vreselijk
zijn nooit meer te kunnen ademen.
Ze waren druk bezig met die ene,
uitgevallen, motor en een van de jon
gens zei dat het een kwestie van een
minuut was. Maar intussen verloor het
toestel hoogte, ofschoon niemand daar
iets van zei. En die gedachten- en beel
denstroom van me ging door. Ik zag
de dingen die me eens vervuld hadden.
Ook dingen die van geen belang gele
ken hadden maar nu terugkeerden.
Dingen van enkele dagen geleden en
dingen van jaren en jaren terug. Er
was, geloof ik, in dat koortsig moment,
geen tijd en ruimte meer. Alles balde
zich tesaam tot één samengeperst beeld,
waaruit steeds nieuwe, andere beelden
opwelden, als uit een holle spiegel.
En een van die verschietende, flitsen
de beelden was Amsterdam.
IK WAS DAAR deze week niet, in
Amsterdam. En er viel dus niets te
schrijven over de stad. Maar zo den
kende aan Amsterdam, zo op een af
stand, verscheen ongevraagd, ongeroe
pen, dat beeld van Amsterdam, dat was
blijven hangen in m'n zenuwen, hart
en hersenschors sinds het ogenblik dat
die motor uitviel. Dat moment boven
de zee noordelijk van de noordkant
van dat grote eiland. Het moment:
Amsterdam. Ik ga proberen het te be
schrijven. Meer als persoonlijk experi
ment, als een nogal bizar spel met de
herinnering, dan om iets te produceren
dat men „leesbaar" noemt. Als u wilt:
een spel.
Ik zag Amsterdam als een klein,
drijvend eiland, balancerend op een
van de geweldige regen-zuilen, die on
der en rondom het vliegtuig voort-
schoven. Dat eiland was rossig, paarle
moerachtig. De huizenblokken, de stra
ten, de pleinen, de grachtenZe had
den allemaal hun eigen, persoonlijke
kleur, zoals ze die in Amsterdam heb
ben. In het midden dier drijvende stad
lag de Dam. Duidelijk zichtbaar waren
het Paleis en de Kerk. Even duidelijk
zag ik het mozaiek in het plaveisel van
het midden-Dam-terrein. Verderop een
man die diep gebogen liep onder iets
dat op zo'n schildwachthuisje leek. Dat
moet de poppenkastman zijn geweest.
Nóg meer verderop kleine, grasgroene
liniaaltjes. De grachten in hun lente-
kleur. Aan de andere kant een fragiele
ragfijne, als uit de fijnste poedersuiker
opgetrokken minaret: de Westertoren.
Een roetzwarte kabouter, die met iets
vocht, zich om iets heenkronkelde, ter
wijl duizenden andere kabouters in
ijlende haast langs 'm heenreden: de
verkeersagent op het Muntplein. Een
ander, leeg, plein in de avond, met uit
en aanbloedende neon-wondjes op de
gevels van rotsige gebouwen: het Leid-
seplein. Met in het midden een uit
fonkelende stenen en glas gemaakt
tempeltje: de Schouwburg.
Oude pakhuizen. En verderop een
groot, log beest, dat voortdurend iets
wegspoog: o ja, het Centraal Sta
tion en zijn uitgangen.
Over die micro-wereld lagen wolken.
De grote, ernstige, rustige wolken van
Amsterdam. Met daartussen het licht
van de avond, dat over de eiland-stad
trechterde. Aan de uiterste rand van
he eiland schepen, walmende schoor
stenen, bruggen elevators; en strepen
roet, die bezig waren zich te vermen
gen met het bronzen avondlicht.
Zo zag ik Amsterdam, alsof ik keek
in zo'n ouderwetse, stereoscopische
prent. Er wat nog meer van Amster
dam, maar dat ligt te diep begraven in
de herinneringsbrei. Het wil niet meer
opwellen vandaag. Misschien morgen.
Of over tien jaar. Wie weet dat.
Toen schoof de zuil, waarop het
eiland-Amsterdam rustte, zelf door het
eiland heen en dat loste zich op. En er
kwam weer een ander beeld. Tegelijk
hoorde ik een heerlijk, kostelijk geluid:
die tweede motor sloeg weer aan. We
daalden niet meer maar vlogen ver
der. Het had, alles bij elkaar, nauwe
lijks een minuut geduurd, vertelde me
later de piloot. En er was werkelijk
geen seconde gevaar geweest.
WE VLOGEN verder over de witte
en grijsblauwe zee, die kalm onder ons
doorschoof. Overal stonden, tussen de
kimmen, grote regenzuilen. En over die
machtige kolossen, zo sterk, zo breed
en zo massief als de poten van mam
moeten, die wij kennen van de gra
vures in de oude boeken, spande zich
een regenboog, die een geweldige brug
sloeg van de hemel naar de aarde en
waarvan de zeven kleuren zo hard en
zo grijpbaar leken, dat je je hand uit
de olister van het vliegtuig had willen
steken om zó de stukken kleur weg te
grijpen uit dat brok hemelse architec
tuur.
ZO ZAG ik, die dag, aan de keerzijde
van de aarde, Amsterdam, dat dus toch
een deel van me-zelf was geworden
en ingemetseld lag in m'n hart. Een
deel van een seconde belicht door die
allervreemdste mengeling van angst en
heimwee, verlangen en herinnering,
spijt, verering en liefde. Van elk dezer
dingen iets. Maar zeker van de laatste,
de liefde, het meest.
ANTHONY VAN KAMPEN
HERSENGYMNASTIEK
1. Ja, door Max Schmeling m 1936. - 2.
Een dichter uit de 19e eeuw, beter bekend als
„de Schoolmeester". 3. 2 en 2, 3 en U/i» 4
en 1 1/3. 4. In IJmuiden. 5. Die luidde
oorspronkelijk: „olijkdom", dus „belachelijk
dcm". 6. Zes zoons. 7. Groenland 8.
De beer eet spek. (In ieder woord heetl ae
e(e) een andere klank.) 9. Eén, want daarna
is het geen heel brood meer. 10. Een vogel
die zomer en winter in dezelfde streek blijft.
in tientallen gevallen voor haar
genezing, zuiverheid, gezondheid
en verbetering nodig heeft: Purol.
"poen meneer Joseph Goebbels zich
nog bezig hield met het uit elkaar
schreeuwen van microfoons verscheen
er in Duitsland een krant, die de trot
se titel ,J3as Reich" droeg. Dat het
papier bloosde van de leugens mocht
'm in die dagen de pret niet drukken;
de titel was in ieder geval knap ver
zonnen. Leider, de Leider ging op 1»
een benzinevuur, de kanonnen van
Monty overstemden de krijtende kre
ten van de kleine Doctor, en „Das
Reich" verdween met Himmler en
Streicher en Goering in het eindeloze
Niets. Duitsland verloor de oorlog en
drie maanden later verscheen
er een nieuwe krant. Die kreeg de
naam „Die Welt" vanwege de le
vensruimte en om het ideaal een
beetje op te warmen.
Er verscheen nog meer. We kregen
een Oostelijk Duitsland en een Wes
telijk Duitsland; we kregen de con
currentie tussen Vadertje Stalin en
Oom Truman om de gunst van Hein-
rich en Lieselotte en die kift lei de
Duitsers geen windeieren. Hoe voller
de winkels werden, hoe wijder ze hun
monden weer opensperden. Meneer
Adenauer snauwde de Nederlanders
af, omdat ze een paar procent van
hun geroofde eigendommen per grens
correctie probeerden terug te halen en
naar dat voorbeeld begonnen alle toe
ters in de Heimat te schetteren. Hoe
magerder de Engelse overwinnaars
werden, hoe meer de verslagenen zich
begonnen op te blazen.
En nu hebben we dan als laatste
concurrentiestunt uit het Oosten
tegenover de Westelijke regering ook
een Oostelijke gekregen en het zal de
Westelijke moeilijk zijn, haar te over
lieden in het presenteren van pakken
de leuzen. De Oostduitse regering eist;
Een verenigd Grootduits Rijk, het
Ruhrgebied terug en de bezettings
troepen direct naar huif.
We hebben vorige 'week gelachen
om de -onzin der lieden, die met de
geest van Hitier converseerden aan
een spiritistisch tafeltje. Laten we ons
lachen inslikken.' Hitier zit niet aan
een tafeltje met een paar zwartekunst-
lieden, hij zit in alle steden en dorpen
van Duitsland. En hij schreeuwt. Zo
als hij schreeuwde van 1930 tot 1940.
De periode van de vijf jaren, die daar
op volgden, hebben we nog tegoed.
„Das Reich" is „Die Welt" geworden.
Het doek is gehaald. Het drama gaat
voort. Derde bedrijf!