De Wereld der Vrouwen I ZUSTER directrice van het rTTTïïïïT Experiment met een seconde Groene sirik of kale schedel Recepf van Kers De medezeggenschap van de vrouwinde politiek GESPREKKEN MET WERKENDE VROUWEN Provinciaal Ziekenhuis in Castricum Werkkring die grote voldoening schenkt; geschikt personeel tekort aan AMSTERDAMS PODIUM Al wat Uw huid Das Reich Gelukkig: het staat weer eens één nul voor de vrouwen. En dat op een terrein, dat van buitengewoon groot gewicht is in het leven van een volk. October heeft ingezet; de aloude tra ditie wil, dat in deze maand de poor ten van de academie weer op haar hengsels knarsen om de steeds zwel lende stroom van naar wijsheid dor stende jongelieden gastvrij op te ne men. Om 't eens poëtisch uit te druk ken. De werkelijkheid zal wel in vele gevallen deze zijn. dat van de tien eer stejaars er één naar wijsheid dorst en negen naar een baan. Het zij hun ge gund: een student en een smidsjongen, dat is al om het even, en de wijsheid wordt nog altijd bij 't lood uitgewogen. Hoe sterk is overigens een traditie. In October is, en was,' de oogst van het land, en de jacht zette in met honden geblaf en horengeschal over de stop pelige landen. Maar de studenten, de reizende gezellen die in de zomer bij de boer hadden gewerkt om hun col lege-geld voor het komend semester te verdienen: zij werden bedankt en konden met knapzak en gevulde buidel weer ter schole tijgen. De tijden ver anderen, maar het gebruik is geble ven, dat telkenjare met rumoer en ge tier hoogtij viert in elke academie stad: de traditie van het ontgroenen. Het waren twee foto's, die mij bijna tegelijkertijd onder de ogen kwamen in deze najaarsdagen, en mij opeens aan het peinzen brachten over de achter grond van deze, zij het wilde en toe geeflijk getolereerde barbarie. De eerste was een afbeelding van 'n stel groenen van het genus man, met kaalgeknipte hoofden en liggende grootvadersboorden, bezig met het be oefenen van een plechtige koorzang, waarvan het effect aanmerkelijk werd verhoogd doordat het voorgeschreven zwarte dasje hierbij met de tanden werd vastgehouden, En enige dagen later verscheen als tegenhanger de fleurige opname van twee kwieke groentjes van het genus vrouw, dra gende in haar sierlijk geonduleerde haren een uitdagende glorieuze groene strik Kijk, en toen heb-ik eventjes geap- piaudiseord. Bravo, ouderejaars van het vrouwelijk corps, vrouwen naar mijn hart, plaagziek zonder kwellerij, autoritair zonder machtsmisbruik, die de dartele novices haar plaats wijst zonder haar eigenwaarde te kwetsen. Stel je voor dat jullie net als de mannen gingen optreden, klakkeloos een traditie overnemend uit gebrek aan eigen geest. Ik zie de groentjes al lo pen met uniforme grijze slobberjurk jes. kortgeknipte hoofden onder een alpinomuts en boordjes uit onzer groot moeders dagen. Nee: een groene strik, een plagerij en een belangstellend woord: Wat gaat het groen studeren? Zo zo en waar om? Maar de mannen zijn nog steeds niet verder dan vernedering, ridiculise ring, openlijke dolzinnige kwellerij waarbij de opgelukken soms niet uit blijven. Praat me er niet van dat we dit zo zwaar niet moeten nemen. Dat het wel eens goed is voor die waanwijze broek jes, met hun einddiploma nog nat van de inkt. Dat zo'n paar weken nederig heid en voor spot lopen hun geen kwaad zullen doen, en dat ieder im mers zijn beurt krijgt. Ik heb verscheidene jaren in een academiestad doorgebracht. Ik heb met steigerende verontwaardiging meer dan eens de behandeling van zo'n weerloos groen op de openbare straat gadegeslagen. De heren seniores in het kozijn van een opgeschoven raam, voor deze gelegenheid letterlijk h. b. b h. h. in de zin van: hun benen bui tenshuis hangende, Op de gracht, schuchter op de kleine steentjes, nadert een kennelijk groen met bevende voor zichtigheid. Zal hij geluk hebben ongemerkt onder de bengelende schoen zolen passeren, eindelijk respijt kun nen vinden op zijn kamer of die van een menselijke ouderejaars? Helaas hij is ontdekt, al lang trouwens. De kwelgeesten laten hem, met opzet, bij na passeren. Dan opeens een donde rend: Halt! Een verzameling honende koppen onder het hooggeschoven raam: Zag groen. De stakker staat en wacht wat rest hem anders? Kan jij voor den (niet voor druk geschikt) niet groeten, zag? Langzaam gaat de pet, de ridicu le oudemannetjespet van het hoofd de volkomen gladgeknipte schedel staat zielig en dwaas te kijk. Dag me neer! zo nederig als eenmaal het Dia kenhuismannetje tegenover een Regent. Ik bespaar u de rest: het hooghartig gebral uit het raam, het serviel ge- hoorzaamheidsbetoon daar op de klei ne steentjes. En nooit heeft mij een uitroep meer verkwikt dan de hartige opmerking van een gemeentewerkman, die juist in de gracht voorbij voer en grimmig naar boven schreeuwde: Nog al een kunst met zijn allen tegen één zo'n jochie, lammelingen. Kom es naar beneden as je durft en lap het mij es! Mijne heren corpsleden: zo gij dit leest, gij zult er ongetwijfeld opa grijn zen. De traditie is heilig, en eer zal de academie instorten dan dat een groen met ongeschoren hoofd zijn novitaat ingaat. Het zij zo. Alleen, vergeet niet dat onze zintuigen scherper geworden zijn sinds de laatste oorlog. Wij heb ben teveel kaalgeschoren hoofden ge zien, en hun hulpeloosheid heeft de barbarie van uw optreden, hoe on schuldig ongetwijfeld bedoeld, bij de wortels blootgelegd. Macht, mijne he ren, is een gevaarlijk wapen. De wij ze hanteert het met behoedzaamheid en gratie, En Minerva's lauwer dra gen hier uw vrouwelijke collega's weg. Een groene haarstrik en: Wat gaat het groen studeren? Eén-nul. SASKIA. Tanden blank en rein; adem fris als morgendauw RUMBA: BRUINE BONEN GERECHT Een pond bruine bonen, 300 gr. spek (aan kleine dobbelsteentjes) 3 grote geschilde appelen (ontdoen van klok huizen en op een rauwkostschaaf ge schaafd aan grote snippers), een pakje of tablet juspoeder, 1 flinke prei aan stukjes gesneden, 3 eetlepels sla-saus, wat gehakte peterselie, enkele takjes fijn gesneden selderijgroen, wat zout en peper. Laat de bruine bonen een dag en een nacht in ruim koud water weken, breng ze daarna aan de kook en laat ze zacht jes gaar koken. Werp de bruine bonen op een zeef, vang het kookvocht op en breng hiervan 1/3 liter opnieuw aan de kook, onder toevoeging van de ge sneden selderij. Bak de dobbelsteentjes spek goudgeel uit, schep de spekkaantjes er uit en fruit de prei nu mooi goudgeel in het spekvet. Maak van de juspoeder, de sla-saus en wat bonenvocht een klontvrij papje, roer dit papje met de gefruite prei, het spekvet bij het bonen-kookvocht en laat dit even doorkoken tot een mooi gebonden sausje. Roer door het sausje de gare bruine bonen, de spekkaantjes en de appel snippers. Laat het geheel nog enkele ogenblik ken zachtjes doorstoven, doe het ge recht op een schotel, strooi er gehakte peterselie over. Geef er verse aardappelen en gehakt bij. Practisch gedurende de gehele loop der historie leefde de helft van de mensheid in volledige politieke ten achterstelling. De macht was gereser veerd voor en in handen van haar echtgenoten, vaders en zonen. Volgens de uitgave politieke rechten van de vrouw", die bij de Ver. Naties het licht zag, begon de moderne geschiedenis van de politieke gelijkstelling van de vrouw zes en vijftig jaar geleden in Nieuw Zeeland. Daar verkreeg de vrouw in 1893 stemrecht. Eerst dertien jaar later kregen de vrouwen van het Groothertogdom Fin land dit recht, weer vier jaar later de Noorse vrouwen. Tijdens de eerste wereldoorlog kregen de vrouwen van Canada, Engeland en de Ver. Staten gelijke stemrechten als de man. Sinds 1918 vond een en ander, dank zij het werk van strijdbare vrouwenorganisa ties, sterk vooruitgang. En dit jaar rapporteerde de commissie voor de positie van de vrouw van de Econo mische en Sociale Raad bij de Ver. Naties, dat in vijftig van de een en zeventig souvereine staten thans der gelijke stemrechten voor de vrouw zijn gegarandeerd; acht staten hebben speciale regelingen en in dertien sta ten wordt de vrouw alle stemrechten nog onthouden. (Van onze redactrice). „Ik ben er bl(j om, dat U gekomen bent, omdat ik graag eens wil vertel len hoeveel behoefte wij nog hebben aan geschikt personeel," zegt Zuster Vos, de directrice van het Provinciaal Ziekenhuis te Castricum, als ik haar werkkamer binnenstap. „Dat was nu juist één van de onder werpen waarover ik veel van TI wilde weten," zeg ik verrast en nog vóór ik heb plaats genomen, z(jn wjj al in een gezellig gesprek gewikkeld. Als de telefoon ons gesprek onder breekt en de directrice wordt wegge roepen voor een nieuwe patiënte, heb ik de gelegenheid eens rustig om mij heen te zien. De werkkamer is zeer sober. Grote rekken met sleutels en kaartjes nemen de wanden in beslag en verder zijn er als enige wandver siering de portretten van Madame Curie, Sigmund Freud en Albert Schweitzer; grote figuren, die ons voorgingen in het dienen van de mensheid. Hoge ramen zien uit op een perk met helrode geraniums en een zonnig pleintje voor het administratie gebouw, met een bos van hoge dennen en eiken op de achtergrond. New-Yorks beroemdste haarspecialist monsieur Louis, heeft als theorie verkondigd, als zou de haarmode verband houden met de politieke toe stand. Vóór een oorlog dragen de vrouwen het haar omhoog, in een po ging vrolijk te zijn Na die oorlog gaan de haren weer naar beneden en worden kort geknipt, aldus monsieur Louis. Hier toont hv als bewijs de haarstijl van 1938 en de korte haardracht, die nu het modebeeld beheerst. „Hoe kwam u er toe om deze rich ting in de verpleging te kiezen?" vraag ik haar als zij weer tegenover mij zit. „Dat zal ik u vertellen," zegt zij lachend. „Eerst kreeg ik mijn oplei ding tot verpleegster en daarna werd ik wijkverpleegster van het Witte Kruis. In Amsterdam heb ik zeven jaar als wijkverpleegster gewerkt en ik vond het heerlijk! In 1937 kwam er voor het eerst een cursus over voor- en nazorg voor geesteszieken en die cursus ging uit van het Witte Kruis. Ik voelde er veel voor, omdat ik mij steeds voorstelde, dat in de toe komst de lichamelijke en geestelijke verpleging zouden samen gaan. Van het Witte Kruis kreeg ik geen toe stemming om dit in de practijk te com bineren en daarom nam ik ontslag als wijkverpleegster en ging de cursus in Utrecht volgen. Na deze cursus kwam al gauw de benoeming in het Provin ciaal Ziekenhuis „Duinenbosch" hier in Castricum." „U hebt wel veel liefde voor uw werk," merk ik op. „O ja," zegt directrice Vos enthou siast. „Je kunt je er volkomen aan geven. Het is een buitengewoon mooie, dankbare en voldoeninggevende werk kring." Haar gezicht betrekt even als zij opmerkt hoe jammer het toch is, dat niet meer intelligente, beschaafde meisjes zich aan dit werk willen wij den. „Hoe intelligenter de verpleeg ster is, hoe gemakkelijker de verple ging. Wjj hebben nog altijd niet vol doende mensen, die op het peil staan, dat je graag wilt bereiken. Dat niet meer vrouwen zich hier eens aan wil len geven. Zij kunnen pionierswerk verrichten en de patiënten zijn er zo dankbaar voor! Ik zou het zo prettig vinden als u diar eens de nadruk op legde!" „Kunt u iets vertellen over de op leiding, de huisvesting en de ontspan ning van de verpleegsters?" is mijn volgende vraag. „De gehele opleiding duurt drie jaar," vertelt de directrice. „Eerst geef ik de meisjes drie maanden les in de elementaire verpleegkunde en dan vindt de selectie plaats. De meis jes leggen een examen af en er wordt gecontroleerd of zij officieel de oplei- J ding in kunnen gaan. De huisvesting is heel goed. Op het terrein van het ziekenhuis zijn een aantal huisjes ge bouwd. Misschien heb u ze wel ge zien, toen u hier naar toe ging." Ja, ik had ze inderdaad gezien. Al leraardigste huisjes zijn het, met een gazon er vóór en een tuin aan de achterkant. Zij zijn keurig verzorgd en zien er aantrekkelijk uit. „Er wonen vijf meisjes in een huis je," vertelt de directrice. „Zij hebben elk een eigen kamertje en een geza menlijke conversatiezaal. Wanneer ver pleegsters en verplegers de leeftijd van 40 jaar hebben bereikt, mogen zij uit wonend worden. Wij hebben op het terrein ook een broeder- en een zus terdorp. In het zusterdorp kan de verpleegster dan een eigen huisje hu ren en er met een vriendin gaan wo nen, die wel beneden de 40 jaar mag zijn. 't Zijn heel aardige gebouwtjes met vier kamers en een keuken. Er is natuurlijk goedkoop gas en electrici- teit en daarbij krijgen de uitwonenden nog een extra toelage. Ik zou er zelf wel willen wonen," zegt Zr. Vos ver langend, „maar ik moet natuurlijk in het gebouw blijven. Op het terrein is een sportveld, waar patiënten en het verplegend personeel kunnen voetbal len, tennissen, korfballen enz. Ook hebben wij een grote ontspanningsver eniging waar zowel leden van het per soneel als patiënten lid van zijn. Om de 14 dagen is er bijvoorbeeld een bridge-drive en kortgeleden hebben wij met succes meegedaan aan een wandeltocht in Zaandam, met een ge zellig dinertje tot besluit. De ver pleegsters hebben een eigen zang koor, waar ook patiënten in mogen komeD en de patiënten hebben een fanfarecorps. Zij spelen nu in de Ere klasse! Wanneer leden van het per soneel cursussen willen volgen in het belang van hun werk, krijgen de on- gehuwden de helft en de gehuwden van de onkosten vergoed. Zo leert de een bijvoorbeeld voor voetspecialist en een ander voor acte M.O. boek houden of heilgymnastiek en massage. U ziet, er is hier genoeg te doen!" Ten slotte vroeg ik de directrice naar de veranderingen, die er de laat ste tijd zijn gekomen in de verpleging en de behandeling van geesteszieken en speciaal naar de toepassing van de arbeidstherapie. „De grote omkeer kwam wel tus sen de jaren 1920 en 1930," vertelt zij. „Wij hebben de arbeidstherapie gekregen, maar nu hebben wij een actievere arbeidstherapie. Zo noem ik het tenminste," voegt zij er aan toe. „Zo gauw een patiënt er toe in staat is, helpt hij of zij mee. Alles wordt hier door de patiënten zelf gedaan, onder leiding van zusters of broeders. De vrouwen helpen in de huishouding, in de tuin, of werken op de speelgoed afdeling. U moet zien wat een aardige dingen er worden gemaakt! De man nen werken zoveel mogelijk in hun eigen vak. Er wordt in de tuin ge werkt en in de smederij. Weer ande ren schilderen en ook worden hier kleine meubels gemaakt. Alle werk stukken wor<}en verkocht en van de opbrengst kopen wij nieuw materiaal. Zo kunnen de patiënten aan het werk blijven en het is onze bedoeling, dat de mensen beter in hun vak terug keren dan zij waren voor zij hier kwa men." „Ziet u goede resultaten, directri ce?" „Prachtige resultaten," zegt Zr. Vos met beslistheid. „Gemiddeld kun nen de patiënten na vier vjjf maan den weer naar huis. Een heel verschil bij vroeger." Als ik afscheid heb genomen, drink ik nog een kopje koffie in het thee huisje van broeder Brugmans. Het is een oud boerderijtje en het ziet er binnen, zowel als buiten gezellig uit De patiënten kunnen hier tegen een kleine vergoeding iets bestellen en wat de koffie betreft: ik heb ze zel den zo lekker gedronken! IK KAN" ME DAT MOMENT NOG met glasheldere klaarheid in herinnering terugbrengen. We vlogen een kleine honderd mijl ten noorden van de noord kust van Nieuw Guinea, toen er ineens een totale verandering in het urenlang hetzelfde gebleven geluid der motoren ontstond. Ik keek naar de man. die op het navigatietafeltje in het toestel bezig was met lange ritsen ingewikkelde becijferingen en zag dat hij ^n ernstige blik in de richting van de neus van het vliegtuig wierp. Ik vroeg hem wat er was. Niets bijzonders zei hi). Niets om je ongerust over te maken Een van de twee motoren was uit gevallen en 't zou een kwestie van een paar minuten zijn. 't Betekende werke lijk niets. En hij ging weer door mét z'n cijfers. Ik keek eens naar beneden. Daar lag de Pacific. Blauw en grijs. We zaten op 9000 voet en het water deed eerder denken aan een woestijn met zandribbels en duinen, dan aan een zee. Hier en daar sneeuwwitte plekken. Ik wist dat het hard waaide daar beneden, en dat die er zo onschuldig uitziende witte plekken, wild-doorschuimde, wielen de, kokende golvenmassa's waren, brekend op riffen, kolkend over nauwelijks verborgen klippen en rotsen. Een motor sloeg af KRUISWOORDRAADSEL Horizontaal: 1. Bizar, 5. Alles, 9. Uk, 10. Sousa, 11. Al, 12. El, 14. Adres, 16 Do, 17. Lente, 18. Nooit, 19. Stoep, 21. Orang, 32. No. 24. Haast, 25. Ge, 26. Er, 28. Braaf, 30. De, 31. Parijs, 32. Ravel. Verticaal: 1. Budel, 2. Ik, 3. Ai, 4. Rolde, 5 Assen, 6. La, ,7. E.a., 8. Sloot, 13. Lente, 14. Atjeh, 15. Soort, 16. Dieng, 19. Snoep, 20. Paars, 21. Oscar, 22. Gevel, 27. Ra, 28. Bu, 29. Fa. 80. De. IK DACHT wat er zou gebeuren als ook die andere, die enig overgebleven motor, het zou opgeven. Natuurlijk zou dat niet gebeuren. Maar als het nu tóch eens gebeurde! Dan zouden we afglijden en daar beneden terecht komen. Het water zou veel te roerig en te bewogen zijn om te landen. Dat zou dus betekenen dat. ..ja, daar moest ik nu toch niet aan gaan denken. Maar een mens kan au eenmaal niet altijd een bepaalde gedachtenstroom gelas ten, commanderen, om weg te gaan. En dus begon ik me voor te stellen wat er na zo'n niet-gelukte daling zou gebeu ren. We zouden niet.meer aankomen op onze basis, die avond. Er zouden radio berichten zijn. Er zou gezocht worden. Door schepen en door andere vliegtui gen. Een bericht in de kranten over en vermist vliegtuig en negen mannen. En ineens merkte ik dat ik aan een eindeloos aantal dingen tegelijk kon denken en er ook inderdaad aan dacht. Ik zou niet meer thuis komen. Ik zou het kleine meisje, nauwelijks een mens je toen ik wegging, niet meer zien. Ik zou nooit meer iets oehoeven te schrij ven. Nooit meer schrijven.. Was dat trouwens wel zo belangrijk? Het leek me, op dit ogenblik, nogal een over bodige, uiterst onbelangrijke bezigheid. Veel onbelangrijker dan alleen maar zien en ademen. Ergens languit op de aarde liggen en verder volstrekt niets doen dan ademen. Het moest vreselijk zijn nooit meer te kunnen ademen. Ze waren druk bezig met die ene, uitgevallen, motor en een van de jon gens zei dat het een kwestie van een minuut was. Maar intussen verloor het toestel hoogte, ofschoon niemand daar iets van zei. En die gedachten- en beel denstroom van me ging door. Ik zag de dingen die me eens vervuld hadden. Ook dingen die van geen belang gele ken hadden maar nu terugkeerden. Dingen van enkele dagen geleden en dingen van jaren en jaren terug. Er was, geloof ik, in dat koortsig moment, geen tijd en ruimte meer. Alles balde zich tesaam tot één samengeperst beeld, waaruit steeds nieuwe, andere beelden opwelden, als uit een holle spiegel. En een van die verschietende, flitsen de beelden was Amsterdam. IK WAS DAAR deze week niet, in Amsterdam. En er viel dus niets te schrijven over de stad. Maar zo den kende aan Amsterdam, zo op een af stand, verscheen ongevraagd, ongeroe pen, dat beeld van Amsterdam, dat was blijven hangen in m'n zenuwen, hart en hersenschors sinds het ogenblik dat die motor uitviel. Dat moment boven de zee noordelijk van de noordkant van dat grote eiland. Het moment: Amsterdam. Ik ga proberen het te be schrijven. Meer als persoonlijk experi ment, als een nogal bizar spel met de herinnering, dan om iets te produceren dat men „leesbaar" noemt. Als u wilt: een spel. Ik zag Amsterdam als een klein, drijvend eiland, balancerend op een van de geweldige regen-zuilen, die on der en rondom het vliegtuig voort- schoven. Dat eiland was rossig, paarle moerachtig. De huizenblokken, de stra ten, de pleinen, de grachtenZe had den allemaal hun eigen, persoonlijke kleur, zoals ze die in Amsterdam heb ben. In het midden dier drijvende stad lag de Dam. Duidelijk zichtbaar waren het Paleis en de Kerk. Even duidelijk zag ik het mozaiek in het plaveisel van het midden-Dam-terrein. Verderop een man die diep gebogen liep onder iets dat op zo'n schildwachthuisje leek. Dat moet de poppenkastman zijn geweest. Nóg meer verderop kleine, grasgroene liniaaltjes. De grachten in hun lente- kleur. Aan de andere kant een fragiele ragfijne, als uit de fijnste poedersuiker opgetrokken minaret: de Westertoren. Een roetzwarte kabouter, die met iets vocht, zich om iets heenkronkelde, ter wijl duizenden andere kabouters in ijlende haast langs 'm heenreden: de verkeersagent op het Muntplein. Een ander, leeg, plein in de avond, met uit en aanbloedende neon-wondjes op de gevels van rotsige gebouwen: het Leid- seplein. Met in het midden een uit fonkelende stenen en glas gemaakt tempeltje: de Schouwburg. Oude pakhuizen. En verderop een groot, log beest, dat voortdurend iets wegspoog: o ja, het Centraal Sta tion en zijn uitgangen. Over die micro-wereld lagen wolken. De grote, ernstige, rustige wolken van Amsterdam. Met daartussen het licht van de avond, dat over de eiland-stad trechterde. Aan de uiterste rand van he eiland schepen, walmende schoor stenen, bruggen elevators; en strepen roet, die bezig waren zich te vermen gen met het bronzen avondlicht. Zo zag ik Amsterdam, alsof ik keek in zo'n ouderwetse, stereoscopische prent. Er wat nog meer van Amster dam, maar dat ligt te diep begraven in de herinneringsbrei. Het wil niet meer opwellen vandaag. Misschien morgen. Of over tien jaar. Wie weet dat. Toen schoof de zuil, waarop het eiland-Amsterdam rustte, zelf door het eiland heen en dat loste zich op. En er kwam weer een ander beeld. Tegelijk hoorde ik een heerlijk, kostelijk geluid: die tweede motor sloeg weer aan. We daalden niet meer maar vlogen ver der. Het had, alles bij elkaar, nauwe lijks een minuut geduurd, vertelde me later de piloot. En er was werkelijk geen seconde gevaar geweest. WE VLOGEN verder over de witte en grijsblauwe zee, die kalm onder ons doorschoof. Overal stonden, tussen de kimmen, grote regenzuilen. En over die machtige kolossen, zo sterk, zo breed en zo massief als de poten van mam moeten, die wij kennen van de gra vures in de oude boeken, spande zich een regenboog, die een geweldige brug sloeg van de hemel naar de aarde en waarvan de zeven kleuren zo hard en zo grijpbaar leken, dat je je hand uit de olister van het vliegtuig had willen steken om zó de stukken kleur weg te grijpen uit dat brok hemelse architec tuur. ZO ZAG ik, die dag, aan de keerzijde van de aarde, Amsterdam, dat dus toch een deel van me-zelf was geworden en ingemetseld lag in m'n hart. Een deel van een seconde belicht door die allervreemdste mengeling van angst en heimwee, verlangen en herinnering, spijt, verering en liefde. Van elk dezer dingen iets. Maar zeker van de laatste, de liefde, het meest. ANTHONY VAN KAMPEN HERSENGYMNASTIEK 1. Ja, door Max Schmeling m 1936. - 2. Een dichter uit de 19e eeuw, beter bekend als „de Schoolmeester". 3. 2 en 2, 3 en U/i» 4 en 1 1/3. 4. In IJmuiden. 5. Die luidde oorspronkelijk: „olijkdom", dus „belachelijk dcm". 6. Zes zoons. 7. Groenland 8. De beer eet spek. (In ieder woord heetl ae e(e) een andere klank.) 9. Eén, want daarna is het geen heel brood meer. 10. Een vogel die zomer en winter in dezelfde streek blijft. in tientallen gevallen voor haar genezing, zuiverheid, gezondheid en verbetering nodig heeft: Purol. "poen meneer Joseph Goebbels zich nog bezig hield met het uit elkaar schreeuwen van microfoons verscheen er in Duitsland een krant, die de trot se titel ,J3as Reich" droeg. Dat het papier bloosde van de leugens mocht 'm in die dagen de pret niet drukken; de titel was in ieder geval knap ver zonnen. Leider, de Leider ging op 1» een benzinevuur, de kanonnen van Monty overstemden de krijtende kre ten van de kleine Doctor, en „Das Reich" verdween met Himmler en Streicher en Goering in het eindeloze Niets. Duitsland verloor de oorlog en drie maanden later verscheen er een nieuwe krant. Die kreeg de naam „Die Welt" vanwege de le vensruimte en om het ideaal een beetje op te warmen. Er verscheen nog meer. We kregen een Oostelijk Duitsland en een Wes telijk Duitsland; we kregen de con currentie tussen Vadertje Stalin en Oom Truman om de gunst van Hein- rich en Lieselotte en die kift lei de Duitsers geen windeieren. Hoe voller de winkels werden, hoe wijder ze hun monden weer opensperden. Meneer Adenauer snauwde de Nederlanders af, omdat ze een paar procent van hun geroofde eigendommen per grens correctie probeerden terug te halen en naar dat voorbeeld begonnen alle toe ters in de Heimat te schetteren. Hoe magerder de Engelse overwinnaars werden, hoe meer de verslagenen zich begonnen op te blazen. En nu hebben we dan als laatste concurrentiestunt uit het Oosten tegenover de Westelijke regering ook een Oostelijke gekregen en het zal de Westelijke moeilijk zijn, haar te over lieden in het presenteren van pakken de leuzen. De Oostduitse regering eist; Een verenigd Grootduits Rijk, het Ruhrgebied terug en de bezettings troepen direct naar huif. We hebben vorige 'week gelachen om de -onzin der lieden, die met de geest van Hitier converseerden aan een spiritistisch tafeltje. Laten we ons lachen inslikken.' Hitier zit niet aan een tafeltje met een paar zwartekunst- lieden, hij zit in alle steden en dorpen van Duitsland. En hij schreeuwt. Zo als hij schreeuwde van 1930 tot 1940. De periode van de vijf jaren, die daar op volgden, hebben we nog tegoed. „Das Reich" is „Die Welt" geworden. Het doek is gehaald. Het drama gaat voort. Derde bedrijf!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1949 | | pagina 7