srKFïr.4^555 5 «Atsas:
ZATERDAG 24 DECEMBER 1949
J'JKZÜÏ?» V™°EVEK' Jit Jaar
het mij alleen al doet om je stevige handschrift op de enveloppe te zien
^te"veinte vS<?rdijin0U; m re.S°luUt' zo keuriK en zonder omhaal. Wat
g veranderd in al die jaren, dat wij vriendinnen gebleven ziln
Sritof "h "in Je kra*kwltt« boordje op je Schotse blouse, was je al even
kante?"™ ^«"«verpleegster in dat enorme ziekenhuis
bent. Ik kan je er om benijden. Ik weet in de meeste gevallen helemaal nie*
zo precies wat ik doen en laten moet. Ik zou dolgraag veilig en wel alleen!
rk*h rünt rS*T nflar m^n verstand, dat niet zo scherp is als het jouwe
(ik heb dat einddiploma immers óók niet gehaald), maar toch voor dagelijks
gebruik nog net aardig dienst doet.
Maar dan kom ik altijd weer In botsing met de invallen van mjjn dwaze
onpractische goede hart. En verwikkel mij zonder mankeren in allerlei nete
lige situaties, die mij slapeloze nachten bezorgen. Zoals nu, na deze twee
wonderlijke Kerstdagen. En toch
Ze kwam praten, diezelfde morgen.
Zij zat in een heel behoorlijke regen
jas en stevige schoenen bij mij in de
keuken, en zag er helemaal niet zo
tragisch uit als het verhaal wil in
dergelijke omstandigheden. Alleen
haar ogen waren zo hard en vijandig
als ik ze nooit had gezien.
Ze moest aan het werk. Haar
spaargeld liep op een eind en van
niets konden ze haar en het kind in
Huize Magdalena niet de kost geven.
Thuis kon ze niet weer komen, daar
zaten ze al met zes man in een veel
te klein huis met nog een getrouwde
broer er bij in.
Ze had het eerst, aan mij gedacht.
In zo'n groot pension was misschien
wel ergens een plekje te maken voor
haar en het kind. Het was niet lastig;
het huilde zo goed als nooit en sliep
de hele nacht door.
Loon behoefde ze niet veel te heb
ben, als ze maar een dak boven haar
hoofd had. Nee, van trouwen was geen
sprake. Nu niet en nooit. Geen huis?
Dat niet alleen, maar ook geen ver
loofde. Die had hier niet eens van ge
weten. Was een dik half jaar geleden
met zijn wagen in het water gereden.
De passagier hadden ze er nog levend
uitgekregen, maar hij had zo vastge-
kneld gezetenZodoende.
Ik schonk koffie en slikte een hele
preek in. Ik lacht aan mijn gefortu
neerde weduwe van de suite beneden,
die ik in gedachten nooit anders dan
de Maharadja noem. Alles was ten
slotte te regelen, maar de Maharadja
in geen geval. Maar aangezien Truida
minstens tot Oudejaar met griep be
hept was, en ik radeloos was van de
drukte:
We kunnen het altijd proberen,
zei ik, en zij knikte alleen maar. Ge
lukkig. Als ze aan haar ogen was
gaan vegen of mijn hand had gekust
had ik me geen raad geweten.
|-JET BEGON met een telefoontje van
Marietje. Herinner jjj je Marietje
nog? Tien jaar geleden, in de vette
jaren van een werkster voor het ruwe
werk en een hitje voor de bel en de
boodschappen, was zij mijn eerste en
liefste hitje. Niet vanwege haar uiter
lijk schoon. Marietje verkoos mager»
hoestend en met blauwe kringen on
der de ogen door het leven te gaan,
en niettemin bergen te verzetten. Alles
op een minimaal aantal calorieën. Niet
dat ik daar schuld aan had: ik zou
haar desnoods dagelijks slagroom ge
voerd hebben. Maar de boterhammen
en de appels verdwenen naar huis,
en van haar stevig bord middageten
pikte ze als een vogeltje. Maar wer
ken dat dat kind konZomaar
stilletjes weg op een koppige manier»
zonder praten, zonder treuzelen. Zij is
twee jaar bij mij geweest, en er be
gon heus iets aardigs uit te groeien.
Zoiets met een schuin alpinotje en een
rood sjaaltje in haar regenjasje.
Toen besliste Moe, dat Marietje
voor dag en nacht moest gaan dienen,
dan ging het niet van vaders steun
af. Ik had toen mijn werkster al moe
ten opzeggen. In die tijd begonnen
zich bij Gerard de eerste verschijn
selen voor te doen van wat hem uit
eindelijk het sanatorium zou bren
gen.
Marietje verdween achter mijn ho
rizon, en ik had wel andere dingen
aan het hoofd dan dat ik mij in haar
verdere levensloop kon verdiepen. Een
jaar of drie later kreeg ik een ver-
lovingsbericht van haar. Op een
blanco kaartje, netjes met haar mooi
ste schoolhand beschreven.
Het interesseerde mij maar matig,
maar ik herdacht dankbaar de uit
puilende boodschappentassen en de
blinkende traproeden, en stuurde een
bloemetje met p.f.
En nu, na acht jaar, waarin ik drie
keer over de kop ben geslagen en
weer duizelig overeind gekrabbeld
daar hoor ik op Vrijdag vóór Kerst
mis opeens haar stem door de tele
foon. Dezelfde bedaarde, kleurloze
stem, maar iet of wat heser en
stroever:
Mevrouw, zoudt u me weer te
rug willen nemen?
Ik wil je vertellen, dat ik wezenlijk
aan een verhaal uit een van mijn oude
Zondagsschoolprijzen begon te gelo
ven. Mijn werkster had al drie dagen
verstek laten gaan. Griep en een
vastgezette kou: Mevrouw moest
maar niet op haar rekenen voor
Ouwejaar. En dat vlak vóór Kerstmis,
met vier mensen in huis waarvan één
wel voor drie telde.
Kind, zei ik roekeloos, als het
moet binnen het uur. Waar ben je °P
het ogenblik?
In Huize Magdalena, mevrouw
Ik - ik heb pas een kindje, ziet u
Ik bazelde iets van: Gunst-niet
weten-dat-je-getrouwd was en toen
sloeg dat vlakke hese stemmetje m J
de telefoon bijna uit de hand:
Bèn ik ook niet, mevrouw.
Dus dat was dat. Marietje met een
zuigeling van een week of dne> °P
mijn stoep in de regen Op mijn stoep
was daaraantoe, maar dan-.-...
Ik itond een ogenblik met de o
aan het oor tegen de nummerschp»
mijn wenkbrauwen op te trekken. J
zon in zo'n geval natuurlijk reso
en precies geweten hebben, via
zc pen moest, tk kon alleen m®*'
denken aan mijn chaotische keu en
de grieperige Truida en het ers
menu voor vijf personen
Als je eerst eens even kw*"1
praten vond ik ten slotte °Pf?f uc
Je kunt nu eenmaal niet goed drama
tisch blijven tegen zo'n hoorn.
[)ES AVONDS kwam zc, in een slag
regen. De overgordijnen bij de Ma
haradja waren dicht. Zij had trouwens
haar schoonzoon op bezoek, de neuro
loog. De Neuroloog. Zelfs met enkel
hoofdletters zou ik zijn gewichtigheid
nog maar zwak uitdrukken. In elk ge
val hield hij de kust veilig.
Marietje met het witte bundeltje en
het koffertje iep achterom en stond
in de keuken, zonder dat iemand in
huis ook maar de oren had gespitst
Ik had het rommelkamertje op zol
der zo'n beetje voor haar uitgeruimd.
Er stond nog een bed en voor het kind
moest zij zich zolang maai met een
oude wasmand behelpen. Overdag kon
zij hem desnoods in het bijkeukentje
zétten.
Zij knikte op alles wat ik zei, en
wikkelde het bundeltje los. Misschien
was het een dwaze gedachte van mg,
maar ik had »p iets zieligs en aan
doenlijks gerekend. Deze stevige hon-
genge knaap was een reclame voor
?en of ander Kindermeel.
Toen hij rustig m de wasmand lag,
pond Marietje een schort voorenbe
<r0n de schoenen te poetsen van m jn
drie werkezels: de Surinamer, de te-
Jaar en de politieke delinquent. Alle
drie in hun soort de grootste ziele-
noten die je je kunt voorstellen.
Di Surinamer ziet daar overigens
niet naai uit. Hij is een zwarte reus
Jan één meter negentig minstens en
nink als een krekel, al *gt ClO
iS P« aas Hj, is Ut;
om zijn hoofdacte te halen; dat gaa
dat schooltje in het oerwouc
vermoed ik zo. Hij heef:
'Tn best gedaan om hier een tijde
Je betrekking te krijgen, maar geen
enkel schoolhoofd durft h^jn van
wege zijn huidskleur voor een klas
Hollandse kinderen neer te zetten.
Waar hij nu van leeft is me een raad
sel.
Hij heeft het kleine achterkabinet
boven, met eén oliekachel en twee
dekens méér op zijn bed dan één van
ons. Toch schijnt hij het leven een
pleizierige aangelegenheid te vinden,
en dat zonder een levende ziel te ken
nen in een wildvreemd land.
De leraar met zijn doctoraal Frans
kon wat dat betreft bij hem in de leer
gaan. Hij is mager, bijziende en er
barmelijk nerveus. Nu is dat geen
wonder, als je dag aan dag, twintig
jaar achter elkaar, systematisch en
deskundig wordt gepest door een
honderd of wat kwelduivels tussen de
dertien en negentien. Het is mij voort
durend een, raadsel, dat hij dit uit
houdt. Dat hij zich elke morgen maar
weer aankleedt en ontbijt en met een
tas vol boeken naar die hel stapt om
zich te laten treiteren met altijd de
zelfde papierproppen en altijd het
zelfde gezoem, dat nergens vandaan
komt.
Voor zoiets moesten ze hem van
rijkswege een ridderorde uitreiken,
vind ik. Maar voorlopig heeft hij er
niets» anders voor gekregen dan eeq,
zenuwtrekking onder zijn linkeroog.
Hij huist op de kamer boven-voor en
maakt nog minder leven dan een
wezel.
Zijn achterbuurman, de politieke
delinquent, leeft eveneens geruisloos
en bovendien vrijwel onzichtbaar. Hij
is de gehele dag op de zaak, waar
heen hij zijn boterham meeneemt, en
komt alleen laat thuis om te slapen.
Ik weet niet waar hij zijn avonden
doorbrengt. Ik weet helemaal niet hoe
Maharadja niet tegen een huisvol zie
lige mannen opweegt.
Zij laat mij geen ogenbük kans
voor iets dat op moederlijkheid lijkt.
Zij bewoont de duurste suite, zij be
taalt een vorstelijke huur en bedingt
daarvoor een vorstelijke bediening. En
geen botje uit héér kippensoep, geen
kruimeltje van hóór casinobrood valt
er af voor de drie zielepoten, die zich
geruisloos op hun kamers verstoppen
om haar gevoelige zenuwen niet te
bezeren. Want zij hééft gevoelige ze-
j nuwen, waartegen zelfs de Neuroloog
niet is opgewassen. Vandaar dat hrj
j haar bij mij heeft ondergebracht.
Sinds zij uit haar huis is gebombar
deerd, heeft zij stellig zes hospita's
versleten. Maar bij mg, zo gevoelde
de schoonzoon, zou zij ruimschoots
armslag hebben voor haar nukken en
haar heerszucht. Want deze hospita,
met een ten dode opgeschreven man ln
een sanatorium, is onherstelbaar ge
dupeerd als schoonmama haar mat
ten of in dit geval haar Perzen
mocht oprollen óm naar een volgende
suite te verhuizen.
En dus houdt zij mij naar hartelust
de hele dag in draf met haar onge
duldig belletje, kost mij om het half
jaar een andere hulp en laat geen ge
legenheid voorbijgaan om mij mijn
volslagen afhankelijkheid duchtig te
laten voelen.
gr is geen uitweg uit dit dilemma,
Ik heb nooit iete geleerd waarmee
ik op een minder vernederende manier
mijn brood kon verdienen, en Gerard
op gemeente-kosten laten verplegen
is mijn laatste restant eer te na. En
dus draaf ik de hele dag op het knal
len van haar zweep en zit 's avonds
onrustig in mijn keuken aan tafel, al
mijn zintuigen gespannen -op het ge
luid van haar bel. Zelfs in mijn smal
le bed in het kabinet vóór laat zij mij
geen rust. Ik heb al twee maal moe
ten opstaan om haar kalmerende drup
pels te geven, want haar zenuwen zijn
nooit meer geworden wat ze waren
vóór dat bombardement (dat ze trou
wens zelf niet beleefd heeft, want ze
logeerde juist bii de Neuroloog).
Zij mag alles doen, want zij is de
enige vaste grond onder mijn voeten.
Mijn drie aangeschoten duiven be
telen met elkaar hoogstens mijn
boterham en mijn kit kolen. Kun je
dan begrijpen. Liesbeth, -Wat het zeg
gen wil, dat ik. haar vloermat, haar
wrijfpaal, haar met één Februari de
huur heb opgezegd?
En alleen om.Nee. ik moet pro
beren het je uit te leggen, al vrees ik,
aat je het dan toch onvergeeflijke en
nutteloze sentimentaliteit zult vinden.
J-[et gebeurde op de avond vóór
Kerstmis. De Maharadja was tot
mijn geluk de gehele dag de stad in
geweest met één of ander lid van
haai bridge-club, om inkopen te doen
voor de kerstboom van de Neuroloog,
die haar op eerste Kerstdag met de
auto zou komen afhalen.
De drie mannen hadden zich even
min laten zien. 't Schijnt dat zelfs de
eenzaamste mensen tegen Kerstmis
iets bedrijvigs over zich krijgen.
Ik had met Marietje het huis alleen,
en terwijl zij op de kamers aan het
werk was, stond ik achter het fornuis
in de pannen te roeren. De luxueuze
kippensoep van de Maharadja, en de
nederige stoofpeertjes van ons, ar-
hjj leeft of wat hrj nog meer doet be
halve boeken bijhouden. Zijn vrouw
heeft hem in de steek gelaten, ter-
v/ijl hij nog in het kamp zat. Hg is
een licht geval, maar zwaar genoeg
om in zijn eentje de woestijn in te stu
ren. Hij zegt nooit iets en groet nau
welijks. En hij heeft een gezicht, dal
nooit meer ook maar de moeite zal
doen om te glimlachen of. belangstel
ling te tonen.
Dat zijn zo mijn drie aangeschoten
duiven, die elke avond naar de til
komen terugfladderen. Ik kan niets
anders voor hen doen dan hun eten
koken en hun sokkei stoppen. Alles
wat daar bovenuit gaat
Lach niet, Liesbeth. Ik weet precies
wat je zeggen wilt. Ik heb al dikwijls
genoeg mijn vingers geklemd tussen
de deui, die net vooi mijn neus werci
dichtgeslagen Ik hooi het je zeggen
<5org goed voor die lui, maat begii
asjeblieft niet met verdrongen moe
dercomplexen. Neem dan lievei een
paar bedaagde ongevaarlijke dames
op kamers. Ach Liesbeth alsof de
tnoedzaaiers aan de verkeerde kant
van de suite. De kleine jongen" sliep
in zijn wasmand tussen de emmers en
de kolenkist, en was zo rustig, dat ik
af en toe met de pallepel in de hand
mij ging overtuigen, dat hij er wezen
lijk was.
Toen werd het tijd voor het, diner
Ik het de pannen aan Marietje over
en begon in de drie kamers boven de
tafel te dekken om toch maar klaat
te zijn vóór de Maharadja thuiskwam
De gedachte aan de verlaten beneden
verdieping. met Marietje en het kind
achter de keukendeur, joeg mij op
Elk geluid was daar zo duidelijk hoor
baar
Juist toen ik de trap weer afroffel
de, stopte een taxi voor de deur, en
egelijk werd de sleutel in het slot
eestoken Ik bleet onwillekeurig op de
mderste trede staan in de dwaze ver
vachting van iets feestelijks. Iets da>
«lijken zou op de verrassing van
vroegere gelukkige avonden vóór
Kerstmis, als Gerard de sleutel in de
voordeur stak met een kerstboompje
onder de arm.
De voordeur zwaaide open voor de
Maharadja. Zij stevende de vestibule
binnen in al haar staatsie van veulen-
bontmantel, toque en oorhangers. Ach
ter haar slipte de politieke delinquent
binnen. Zij nam evenveel notitie van
hem als van de paraplu-stander.
Ik stond daar maar te kijken in de
halfschaduw van het trapgat, alsof
daar in die lichte vestibule een één-
acter stond opgevoerd te worden met
mij als enige toeschouwer.
En hoe zot het ook moge klinken:
nauwelijks had de Maharadja haar
boDtjas opengeworpen, of daar ging de
voordeur opnieuw wijd open voor de
kolossale gestalte van de Surinamer,
geflankeerd door de kleine magere
leraar. Het zag er werkelijk naar uit
of zij met elkaar waren opgelopen.
De Maharadja keerde zich om, enigs
zins gebelgd over de plotselinge tocht
vlaag. De Surinamer glimlachte breed
met heel zijn prachtig gebit. De leraar
verschoot, sloot haastig de deur en
boog. Zij knikte genadig en schoof
haar voile omhoog.
Toen, plotseling huilde het kind.
Het was zo volkomen onverwacht,
een zo ongehoord geluid in dit cor
recte stille huis, dat de vier in de
vestibule verstarden tot wassen pop
pen. Ik verbeet een dolle aanvech
ting om te gaan gichelen.
Wat betekent dit? vroeg de Ma
haradja onheilspellend.
Een baby. Mevrouw, antwoordde
ik met een ernst, die de drie mannen
achter haar rug deed starogen. Het is
tijd voor zijn voeding, ziet u.
Een baby? Zij stond nu vlak bij
de trap, en keek mij aan alsof zij mij
zó bij de arm zou grijpen en door
elkaar schudden.
U bedoelt toch' niet, dat een
baby.
Het werd opeens dreigend stil. De
drie mannen stonden verdwaasd op
een kluitje te kijken, als mensen in
een lift, die plotseling is blijven
steken.
Ik voelde, dat er iets mis zou gaan
met die lift. Dat die onverwacht, door
eer. onberaden woord, kon los schie
ten en op de bodem van de koker te
pletter Ik moest kalm zijn, heel
kalm, en de Maharadja met een zacht
lijntje
Ik niet, Mevrouw, zei ik zacht
zinnig. Maar mijn nieuwe hulp. Zij
heeft een jongetje van een maand
ziet u. Dat kan zij overdag toch niet
toch niet op straat zetten?
Over haar hoofd heen zag ik het
goede zwarte gezieht van de Surina
mer plotseling stralen in een harte
lijke grijns. De leraar boog het hoofd
om mij over zijn lorgnet scherp te
kunnen aanzien. De politieke delin
quent stond met opengevallen mond
U wilt mij toch niet vertellen,
dat u dat dit permanent Is? Haar
stem was stellig in de keuken duide
lijk te verstaan.
Waarom niet, Mevrouw? Ik
sprak uiterst kalm Maar ergens, in de
buurt van mijn keel, klopte iets als
een heel fijn hamertje van angst.
Waarom niet? Maar dat is on
gehoord, dat gaat alle perken te bui
ten. Ik begrijp dooreenvoudig niet
hoe u zoiets durft te doen zonder mij
daarin te kennen.
Het hamertje klopte feller, maar
ik lette er niet op. Ik zag de ogen
van de leraar groter worden: hij keek
mij aan als een gevangene die een
sleutelbos hoort rinkelen.
Er begon iets in mij te gloeien. Een
soort kalme, doodkalme razernij.
Ik ben de eigenares van dit pen
sion, Mevrouw, zei ik.
En ik heb mijn condities ge
maakt, toen ik kwam huren.
De aigrettes op haar toque trilden
-jls de voelsprieten van een woedend
insect.
Schriftelijke condities, zoals u zich
herinneren zult. Een absoluut rustige
omgeving, met het oog op mijn zenuw
gestel. Denkt u dat daarvan iets te
recht komt met een baby? Grote
hemel, u schijnt niet te begrijpen wat
u aanhaalt. En wat is dat voor dwaas
heid. dat die die vrouw dat kind
hier brengt. Kan zij het niet thuis
laten?
Nee Mevrouw. Zij hééft geen
thuis, ziet u. Ik kreeg plotseling, on
danks het hamertje, een roekeloos
piezier in haar verbijsterd gezicht.
Wilt u soms zeggen dat zij niet
getrouwd is?
Ik knikte. Het bleef even stil, en
wij hielden allen onze adem in voor
de komende uitbarsting. De Maha
radja liep purper aan.
Dat dat is het toppunt, zei ze.
met moeite U denkt toch zeker niet,
dat ik daar genoegen mee neem? Wat
een toestand. En wat moet mijn
schoonzoon, de Neuroloog, daar we)
van denken? Veronderstel dat hij op
bezoek komt met mijn kleindochter
Ongetrouwd: u moest zich schamen. U
bent heel onverantwoordelijk en
overijld te werk gegaan, begrijpt u?
En u zult mij verplichten met zo gauw
mogelijk een anderp hulp te zoeken
en dat dat schepseltje te ontslaan
Anders
De liftkooi hing nog maar aan één
hslf doorgekerfde kabel De drie man
nen stonden mij aan te zien met grote
glazen ogen. Ik klemde mijn hand om
de trapleuning. Ik zag, vaag en duize
lig, Gerards slapend gezicht tegen
het kussen van zijn ligstoel. Ik sloot
"ven de ogen.
Toen ik ze weer open deed, stond
de Maharadja er nog. En achtei haar
mijn drie aangeschoten vogels En
iearachter. stil en geduldig, een on
■ir.dige menigte met de hongerige
ven van Marietje. en die Keken mi)
■en. die keken mij aan
Het was dwaas Liesbeth, ik weet hc
el Het was sentimenteel en onver
■ctwoordelijk. het was buiten all»
proporties Een vorstelijke huur tegen
ic hand-en-spandiensten van Marietje
met al die consequenties van die was
mand in de bijkeuken.
Maar ik had niet meer te kiezen.
Toen ik, jaren geleden, Gerard
trouwde, tegen alle goede raad en be
ter weten in: Gerard, de onfortuin
lijke musicus met zijn zwakke gestel
toen had ik al gekozen.
Het spijt mij. Mevrouw, zei ik,
er» het hamertje was plotseling stil
Maar ik kan dat meisje niet weg
sturen. Zij heeft geen dak boven het
hoofd, begrijpt u?
De lift viel niet, maar kwam lang
zaam, heel langzaam weer in beweging
en ging omhoog. Eïn de gezichten van
de drie mannen, en al die andere ge
zichten achter hen werden opgeheven
alsof ergens, boven hen, een licht
begon te schijnen
De Maharadja stond een ogenblik
verstijfd. Dan kwam er een uitdruk
king in haar ogen, die het hamertje
bij mijn keel weer aan het tikken
bracht. Ik zag haar hand, haar leljj-
ke dikke hand met de glinsterende
ringen om haar handtas knijpen.
- Dan begrijpt u zeker wel, dat ik
tegen één-tegen één Februari naar
andere kamers omzie. Uw pension be
viel mij toch al niet bijzonder, verge
leken bij wat ik altijd gewend ben
geweest. Maar tot nu toe had ik me
delijden met uw
Ik nam mgn hand van de leuning
en begroef die in de zak van mijn
schort. Andefs had ik haar midden in
het rode gezicht geslagen.
Met één Februari. Goed, me
vrouw. Ik zal direct komen opdoen.
Ik liep haar voorbij naar de keuken,
zonder omzien. Haar kamerdeur viel
in het slot. De drie mannen slopen als
betrapte schooljongens naar boven.
Midden in de keuken stond Ma
rietje met het kind in de arm, klaar
om het in de mand te leggen. Zij keek
mij aan met haar harde ogen en zet:
U denkt toch niet, dat ik dit aan
neem Ik ga morgen naar Huize Mag
dalena terug.
Je gaat de tafel dekken voor
ons tweeën, zei ik. Ik heb je gehuurd
l
tot één Februari. Denk daarom.
Ze zei niets meer, ook niet toen wg
tegenover elkaar aan tafel zaten. ZjJ
waste de vaten, terwijl ik kousen
stopte. Om tien uur haalde zij het
kind voor zijn laatste voeding. Ik keek
niet naar haar, terwijl zij ermee be
zig was. Ik was te moe om ergens
nog belangstelling voor te hebben. Het
leven was bitter, en volslagen zinne
loos. Morgen was het Kerstmis, en
Gerard zou de hele dag naar de deur
liggen staren
"poen werd er geklopt. Wjj keken
allebei onthutst naar de deur, die
voorzichtig open ging.
Het was de leraar, met iets in wit
vloeipapier in de hand. Over zijn
schouders keken de politieke delin
quent en de Surinamer.
Mevrouw, zei de leraar, en stak
het vloeipapier vooruit. Wij wilden u
alleen even zeggen het is morgen
Kerstmis, ziet u. Wg stellen uw goede
zorgen altijd zo buitengewoon op prijs
en met het oog op wat er gebeurd
isHet is maar een aardigheid,
maar als u dit van ons zoudt willen
aannemen
Zij schoven de keuken binnen. Zij
stonden op een rij tegen het aanrecht,
en keken. Keken naar Marietje, die
met grote glanzende ogen onder de
lamp .zat, met het kind op haar schoot.
Ik wilde iets zeggen, maar de plot
selinge stilte weerhield mij. De bloe
men trilden in mijn handen. Dit was
geen werkelijkheid meer.
Daar stonden zij, glimlachend en
verlegen: Caspar, Melchior en Baltha-
sar. Een ogenblik leken wij terug
getreden in de tijd. De troostende
vrede van een oud en teder verhaal
hield ons bevangen. Wij durfden nau-
welks ademhalen. Zelfs het kind be
woog zich niet.
Toen snerpte, luid en bevelend, de
bel van Maharadja.
[)at is alles Liesbeth. In feite ben ik
brodeloos, en dat om wat jij een
sentimentele inbeelding zou noemen.
Maar op eerste Kerstdag hebben wij,
vgf van Onze-lieve-Heers zieligste
kostgangers, aan één tafel gegeten
met de kleine rode tulpen stralend ln
het midden. En de volgende dag heb
ik, voor het eerst sinds vele maanden,
naast Gerard gezeten met een licht
hart. want Marietje zorgde voor het
huis en de drie mannen.
Ik ben in tijden niet zo gelukkig ge
weest, Liesbeth. Want altijd, hoe dom
het ook lijkt, is het in de stal zo on
eindig veiliger dan in de herberg.
RIE VAN ROSSUM.