met Ilse Wernsdorff gedanst 0udeia<>!S- 1 avond 1 De wereüder Vrouwen «nrKtdS.¥„r^s WËÊÊ Veel heil en zegen "oTU b.r. HILVERSUM Kan Langer Mee! TTGEN het uur van a °n« vliegtuig gestart^ emer Was waar een kleine motorstorh? Athene' uren langer had opgehad h8t tijdschema van de luchtva^ dan het Pij aangaf. Ik kende nu ^""kchap- sagiers. D, twee EngelJ8Ue pas" in Rom. aan boord waren ^nIui' di* oude mevrouw Dn pi gekomen, de die op weg wa. „aar hT U" Pari* in Burma. de Italiaan LivattTri® I0°° traaf noemde, maar even™ a 8 "ch cistlsch schoorsteenveger w fa®" gemoedelijk. Amerika™ Zljn' de Wilson. di. uif verdHe?'6 raiUionna"- van lijn vrouw ,?J« d* dood -» on* sinds Brussel al rt maakte o h.d - al driemaal haar hadden rnged^ De ka n ze' den en leeden kaar,en "akker- haar gro e h,. Vreemde gIoad gr°te- diepgroene ogen m het licht en foto had laten zien, en een blond rikaans meisje met de Duits» m*~ Wernsdorff, Het «1. ,naam zoals men het in vriiwei gezelsehaP- van de internationale luchthjneVwndï n^tGhandhihad InAthene -« ik naast hem gaan zitten; het knappe blond, meisje had haar plaats met de mijne verwisseld en was LivaW ge- gelT mVr h°Uden' diP in 8'echt En. gei* met haar converseerde. De st*. wardess maakte er een grapje over °n.' de sandwiches bracht, een mijl of twintig voorbij Kreta Wat hebben die Italiaan en die Amerikaanse toch allemaal om over te lachen? woe* O'Kelly met beminne lijke onbescheidenheid. Hjj probeert haar fasciste te ma ken, zei de stewardess, maar miss Wernsdorff zegt dat ze alles kan accep teren. behalve het zwarte hemd. O'Kellv grinnikte. Stom vee. zei hij. En dan, zich met een ruk naar me toe wendend: Wat denk je„ gaan die Hit- Ier en die andere gek straks samen de hele boel in brand steken? Het is te vrezen, meende ik. Tenzij president Roosevelt vroegtijdig en dui delijk laat weten, dat jullie niet wer keloos zult toezien. De lampen flitsten aan. Boven de Middellandse Zee begon het zo hard te regenen, dat het scheen alsof de .mo toren van het vliegtuig ons in' razende vaart door een spetterende zee sleur den. Ik keek op mijn horloge. Over drie uur zijn we in Caïro, zei O'Kelly. Waar logeert u? Bij Shepherd's. Dat is best, zei de Amerikaan. Ik was er twee jaar geleden. Jammer dat 'k morgenochtend weer verder moet. Maar troost je met miss Wernsdorff. Die gaat ook naar Shepherd's. En ze is de moeite waard, dat zul je toegeven. Het leek wel of de Amerikaanse voelde dat we haar naam noemden. Ze zat links vóór ons met de Italiaan en keek om met een zo ondeugende, half- spottende lach in haar grote ogen. dat we onwillekeurig tegen haar knikten en meewarig grijnsden. Knap meisje, zei de Amerikaan. Is op reis voor plezier. Goed Amerikaans en zo zelfstandig als de keizer van Ja pan. Krijgen we itv het Verre Oosten overigens ook nog een heleboel deining mee. De regen was minder geworden en het scheen, dat de piloot het toestel wat lager bracht. Door ue heldere plekken op de ruit zag ik later sterren ver schijnen. De nacht werd mooi. Een meccano kwam zeggen, dat we boven land vlogen. De millionnair keer de zich om en zei: Dat had m n vrouw nu óók zo graag gezien. Egypte en al die pyramiden en die kamelen in de woestijn en zoEn nu zie ik dat morgen allemaal alleen. Is dat niet jam- mer? Colporteur in levensleed, zei de man van de Washington Post cynisch. Laten we de stewardess een borrel vragen Als je boven woestijnen vliegt krijg je altijd zand in je mond. We dronken een whiskey, wisselden beroepservaringen uit, spraken over on ze plannen voor de nabije toekomst en zetten onze horloges gelijk. Landing over vijf minuten, kwam de tweede piloot, die even binnenwip te. vertellen. Over een half uur diner inEven°later gleed het toestel in cir kels omlaag. Daar lagen de Jichten van het vliegveld. Egypte. beschaving. Bakermat van de beschaving, gromde O'Kelly, toen we naast^ elk in de douaneloods stonden. Bloedige waanzin het wemelt hiei van vloeden Kijk maar uit - en so long! Grdeeiutrtrons in roekel.e vaart naar het hotel bracht, zat ik naast miss Wernsdorff. Zij rookte m nelljk welbehagen een vroeg: Is u voor het eerst m Ik ook. 't Lijkt me aard g' ies gelezen over Cleopatra. Ter^ef mij OP, dat z* i» de hall met ongewone zorg toezag tl komst van haar beidekoffer J de de drager in de hft naar^ mer en ik bet™pt^ wolfshond, toen hij boos was al» e€J> 'NKarr besproken, dat we samen zouden dmeren Ze kwam naar •'^^"^oSïge we japon met een waJs van en de muaiek speelld bUk mijn Stratus. Al* ik OP „eer zó helder ogen sluit, 11e :k het t gj, dat voor me. alsof het nu *ebaurt' kan immers met Eei. ogenblik tevoren woorden kaanse weduwnaa oudejaars- ™trrV-eên Wilson >-d gezucht en om lach, die" me ïst.7de vreemde de zin van ee^eivechi, "1 VOOr - ft L" ahCm be'pdigd? Nee toch? Hij kijkt boos.® 6er mSt U 18 dineren- zer,fe„ItaU8nen V08len zich hier baas. hebben nw nd Sinds ze Abessin.e de oL! w'°ud is alle grond rond Maar 7nl. Wereldzee van Mussolini. niet meer W8 afspreken vanavond niet meer over politiek Danst u? praten? re^u "U "l in dez' regenachtige De- nacht van het jaar 1949 in de zie am,van het haardvuur kijk. de warme gloed in haar „chitteiende ogen. We zweefden weg de ,heerlijkste wals, die ooit twee mensenkinderen gedanst hebben in de mondaine pracht van Shepherd's We spraken niet. Maar we voelden hoe een Wonder ontbloeide in deze van eeuwenoude wonderen doortrok ken sfeer. Haar hand rustte zacht op mijn arm en soms was haar mooie ge zichtje zo dicht bij het mijne; dat ik mezelf in haar ogen kon zien. Ik was zij moest een paar jaar jonger zijn. er was voortreffelijke wijn. de muziek zong en de vreemde palmen in de eetzaal gaven aan heel dit plotse linge en overrompelende gebeuren een zeldzame omlijsting. U hebt een mooi beroep, zei ze later, toen we koffie dronken. Is het waar dat vijftig procent van de bui tenlandse correspondenten aan spion- nage doen? Sprookjes, zei ik eerlijk. Ik ver baasde me een beetje over die vreem de vraag, maar we dansten de verwon dering weg in een slow-fox. Die avond stonden we op de brede warande. Boven ons de milde maan en milliarden sterren aan een stille hemel, aan onze voeten het stadsrumoer van Cairo, in onze harten het lichte en duizeligmakende geluk. In de zaal speelde een violist een zachte melodie. Onze lippen vonden elkaar, aarzelend en teer. Ilse, zei ik zacht, ik ken je niet eens, maar ik ken je al duizend jaar. Ik houd van je. Lieve jongen, fluisterde ze. Haar hand streelde over mijn haren. Een kleine, bevende hand. Dat een mens zo gelukkig kan zijn. 't Was Oudejaarsavond 1938. Dat is nu elf jaar geleden. Buiten loeit van avond de wind en in de vlammen van het houtvuur verschijnt steeds weer het gezicht van Ilse Wernsdorff. Kan dat? Of breekt het verdriet langzamer hand zóveel weg van iemands verstand, dat men gek wordt van leed? Ik weet het niet. De radio speelt zacht. Een koor zingt muziek van Han del Halleluja! juichen de stemmen. Waarom Halleluja? Ilse Wernsdorff is weg en het leven is leeg. Zeven dagen waren we samen We stonden aan de pyramiden en bij de graven der Farao's, we gingen winke len in de exotische bazars. we dronken koffie in fcleine restaurants, we maak ten autotochten en dronken cocktails. Zeven Oosterse dagen waren de stille getuigen van ons grote, verbijsterende geluk. Ilse Wernsdorff was mooi als een droom. Ze was verstandig en intelli gent. maar tegelijk van een betoveren de charme. Ze vertelde van haar jeugd in het Amerikaanse stadje, van de vro lijke collegejaren, van haar moeder en van haar broer. Haar vader, die jong uit Duitsland was geëmigreerd, was ge storven toen ze veertien was. Er was nog familie in het oude vaderland; met Nieuwjaar kwamen er altijd een paar brieven. Haar hand streelde mijn har^n als ik haar vertelde van mijn eigen jeugd in het Hollandse provinciestadje en onze woorden leken ztf jong en toch zo oud zo nieuw en toch zo overbekend en het was ons. alsof ons beider leven ver vlochten was sinds onheuglijke tij-de;n. Op de morgen van de achtste dag fc-it ontbijt. De let avond 1938 viede. maar „Het nieuw» jaar begin f God geve 't za! niet lang meer duren, dat 'k het mis. hebL en Toen kwam die wals tonlDgin loen kwam zij. Ze 1 - deu« waar Willieimiaa kwam ze niet aan het ontbijt. Er lag een brief. Lieve, lieve jongen Lrs dansten v oor mijn ogen Over ver geving voor plotseling vertrek was vroeg in de morgen verder gevlogen, dringende noodzaak, was beter voor het volkomen onmogelijk werd. Latei Heel veel liefs. Warme kus. En zien elkaar terug. Voor altijd je Ilse. 6 Hemel en aarde heb ik bewogen om vinden. Ik had geen sen. Ist wunderbar." zei dezelfde stem die in Caïro „dearest'' tegen me had gezegd. Ilse Wernsdorff. de Amerikaan se. was met een Duits vliegerofficier in Den Haag. Er kroop een kille woede in me op; ik zag de kleine krulletjes in haar hals. de fijne oren, de matte huid. Ik herinnerde me alles, èlles en ik dacht: één nekschot, met een nek schot is het zó gebeurd en als ik geluk heb ontkom ik nog op het Lange Voor houd Dat een mens zo kalm kan zijn! Dat een mens een tijger kan zijn en een denker tegelijk! Er kwam een kennis langs, die groet te. „Bonjour", zei ik werktuigelijk. Op dat ogenblik keek Ilse Wernsdorff me aan. Geen spier in haar gezicht ver trok. maar haar ogen zeiden: ik ken je. jij bent het! De Duitser gaf haar een arm en toen ze wegwandelden viel het me op dat Een ogenblik stonden we ieder aan één kant van de kleine salontafel; Ilse Wernsdorff speelde nerveus met een kostbare bloem, tot de stengelbrak. Dan trok ze snel haar bontmantel uit. gooide hem over een stoel en stak een sigaret op. Wil je roken? vroeg ze. Dank je. zei ik grof. Spreek En gels alsjeblieft. Er werd thee gebracht en we zwe gen. Om haar mond was een bedroef de, bijna bange trek gekomen en in haar ogen was geen glans. Je kon wat voorzichtiger zijn. zei ze zacht. Als je zo staat kan een kind zien, wat er in je broekzak zit. Een revolver, gaf ik toe. Laten we gaan zitten. Jongen Was het de smekende klank in haar stem. die mij zo woedend maak te? Met twee stappen was ik bij haar. Ik greep haar handen, die ijskoud vva- i.'i-iiuwiwiiiimniitiimimwiwtiHiMmftiii hmh Bij de Pyramiden in Egypie was er in haar ogen een glans geweest, die de eeuwen door het getuigenis van der vrouwen liefde voor de man van haar keus was. En ons geluk was wijder dan de woestijn en het reikte tot boven de sterren, die te stralen stonden in de luister van een Oosterse nacht. EEN DAG LATER was ze heengegaan de wijde, wijde wereld in. Naar de plaats, waarheen haar roeping haar voerde. Plaats noch roeping kende ik. Er was iets vreemds aan dit alles, iets onverklaarbaars. SLECHTS WEINIGE jaren later: Zij, die de inhoud van al mijn denken en hopen was, plotseling in Den Haag. Maar in welk gezelschap! ,,Wees voorzichtig, zei ze, een kind kan zien dat je een Revolver draagt". TOEN DAT BITTERE, alles vernietigende afscheid. En jaren later de brief uit Amerika DAT EEN MENSENHART kan leven met de nimmer aflatende herinnering aap zo groot een vergissing, aan zo diep een verlangen, dat eeuwig onstilbaar blijft. IiitiiHiiniwiHWiiiiHiiitfliHiniiiitHiiiiiiiiiHiiHiHiiiiiiiiiiiiiHiiitiffiiiitHiiniiiMttiiiiiHiiiiiiiniiiiiiiniiiittiniitttiitititiiiitiiiiitiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiitiiiiiHiHiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiinii!! Ilse een' bontmantel droeg, die bijzon der kostbaar moest zijn. Ze gingen langs het Binnenhof, staken de straat over om de platen te bekijken in de hall van de Passagebioscoop en liepen de Poten in. Voor de ingang van Cen tral bleef ze een ogenblik staan, tikte lachend de officier op de mouw (ik herkende het gebaar met een schok!) en stapte het hotel binnen. De Duitser ging verder in de richting van het Plein. Onze herinneringen vervagen met de jaren en zes jaren zijn een lange tijd voor een hart. dat gemarteld wertj. Wat waren de gedachten, die door mijn hoofd warrelden in die halve minuut, dat ik aarzelend voor de ingang van Central stond? Ach. ik weet het niet meer/ Het waren er zovele. Ik stapte binnen. Miss Wernsdorff scheen het verwacht te hebben. Ze stond in de hall en kwam rustig naar me toe. Prettig, dat je er bent. zei ze een voudig Laten we thee drinken op mijn kamer. Tom O'Kelly had haar jaren geleden „goed Amerikaans" genoemd; ze sprak op dit ogenblik Duits. Ik was te ver slagen om iets anders te doen dan haar te volgen. De kamer was ruim en goed; het was er warm en stil. ren. ik knelde mijn vingers om haar polsen, tot ze op i.aar onderlip beet om het niet uit te gillen. Laat me los!, zei ze hees. Laat me los. je' weet niet wat je doet. Ik kreeg mijn bezinning terug. Nee. zei ik en het was alsof ik uit een aroom wakker werd. Nee. maar ik weet wat jij doet. Vriendin van Duitse of ficieren! Ze viel terug in haar stoel. Haar ge zicht was lijkwit en haar mond trilde als van een zieke. Mijn stem scheen zich vast te bijten aan het wit van haar hals. De schoften, die op het ogen blik jouw vrienden zijn, hebben m ij n vrienden gemarteld, zei ik. Mor gen kunnen ze het mij doen. Wij vech ten op leven en dood en jij bent de I vriendin van hun officierencorps. Ik moest je dood schieten, maar je bent geen kofel waard. Toen ik bij de deur was riep ze me terug met een zó vreemde stem, dat ik aarzelde. Doe die deur nog even dicht, vroeg ze. Je mag direct weggaan .Luis ter: ik heb je in Caïro geschreven, dat we elkaar zouden terugzien. En dat zeg ik je vandaag weer We zien el kaar terug. Ik wil je terug zien. Als de oorlog over is. 't Is vriendelijk van je. heb ik ge antwoord. Maar ik dank voor de eer Uit haar kleine tas haalde ze een kaartje. Het kaartje van een advoca tenkantoor in Chicago. Bewaar het, vroeg ze. Haar aarzelende poging om me te kussen de ruwe stoot die ik haar gaf de pijnlijke verbazing in haar grote ogenen dan het gebaar waarmee ze de handen voor het ge zicht sloeg dat is het laatste, dat in mijn herinnering is blijven leven. Toen ik buiten kwam regende het. Diezelfde avond verdween ik uit de stad. m VANDAAG is het juist drie jaar ge leden dat de brief uit Chicago kwam. Ik herkende direct de naam van de advocatenfirma die ik om inlich tingen gevraagd had. Een mens kan zo onzegbaar zwak zijn. Duizendmaal had ik de naam van Ilse Wernsdorff ver vloekt. duizendmaal had ik de herin nering aan de kleur van haar ogen en de klank van haar lach gebannen uit mijn hart. Maar een mensenziel krimpt tenslotte ineen onder de hunkering en leeft de liefde niet uit de hoop? Het kaartje, dat zij mij gegeven had bij ons afschuwelijk afscheid, had ik altijd bewaard. Vaak heb ik het in de hand genomen om het te verscheuren. Maar langzamerhand verbond ik aan het adres van die advocaat in Chicago de herinnering aan een middag bij de pyramiden. toen haar hoofd op mijn schouder had gerust. Een machtige poging om de eeu wigheid te trotseren, had ik gezegd. De Farao's hebben het ver gebracht, maar de eeuwigheid is te lang. Alleen de liefde is eeuwig, had ze gefluisterd. Jij en ik... jongen. Toen had de eentonige stem van de gids ons weer overschreeuwd. En Wilson had voor de zoveelste maal het portret van zijn vrouw laten zien. die gestorven was en die zo graag Egypte zou hebben gedaan. Begin December schreef ik naar Chi cago. Een paar dagen vóór Oudejaar kreeg ik antwoord. Zeer tot zijn leed wezen en met diep meegevoel als vroeger advocaat van de familie de oude mevrouw sinds twee jaren over leden haar zoon omgekomen in Ja panse krijgsgevangenschap. De brief was me uit de hand geval len. Alléén. Ilse Wernsdorff was alleen overgebleven. Ik moest naar haar toe; ik moest haar telegraferen; ik moest... Verward in mijn eigen plannen had ik de brief weer opgenomen. Had ver der gelezen. Met groot leedwezen ver der mededelen diepbetreurd lot miss Ilse Wernsdorff bij uitoefening van haar taak -A geheime dienst in trou we plichtsvervulling na kort proces Feldgericht gevangenis Berlijn-Plot- zensee terechtgesteld 17 November 1944 hoogachtend Louis B. Young. Mórgen is het Nieuwjaar. Op een dag als vandaag vermenigvuldigen zich de gedachten: de wiekslag der eeuwig heid gaat langs ons gezicht; wij zijn van gisteren zegt het Oude Boek en weten niet. Maar in ons hart houdt de herinnering de pijn gevangen van wat voor altoos verloren werd als het beste van ons innerlijkste-zèlf. Op een regenavond in December ben ik weggegaan van Ilse Wernsdorff. Ik heb haar gescholden en ik heb haar liefde vertrapt. Ze ligt begraven onder de puinhopen van Berlijn. En ze ieeft in de wanhoop van dit vermoeide hart. ALS DE KLOK op Oudejaarsavond haar twaalf betekenisvolle slagen laat horen onderscheidt dit moment zich niet van alle andere. Niemand zou be seffen. dat dit nu juist het ogenblik is, dat elk jaar weer onze bijzondere aan dacht vraagt, maar wanneer de wijzers op de plaats zijn gekomen waarin wij bij de indeling van de Tijd een merk teken gezet hebben, komen wij onwil lekeurig onder de indruk van een zeer bijzondere gebeurtenis. HET TIJDVAK der wereldgeschiede nis, dat wij kennen omvat maar een gedeelte van de Tijd, die daarvóór is geweest en daarna zal komen en het tijdperk van ons leven is daarin slechts van minimale betekenis Ontelbaar zijn de geslachten, die el kaar hebben opgevolgd en wij weten allen, dat ons werk even vergankelijk is zoals wij dat zelf zijn. Een enkeling mag een boek schrij ven, dat ook latere geslachten interes seert. een bouwwerk scheppen, dat eeuwen kan trotseren, er mag een naam zijn. die in de geschiedenis der volke ren honderden jaren een bekende klank zal hebben, maar ook daaraan komt een einde, het hechtste bouwwerk zal in ver oop van tijd tot stof vergaan. Dat alles geeft ons een gevoel van onvoldaanheid. Zouden wij. mensen, die op aarde al wat leeft aan ons onder geschikt hebben gemaakt geen andere bestaansreden hebben dan een scha- keltje te zijn in de eindeloze keten dei- geslachten? En toch hoe snel zijn wij vergeten! Onze kinderen zullen schrei en bij onze dood. onze kleinkinderen zullen onze namen respecteren en dan staat dé overgrote meerderheid van ons al aan de grens van het geslacht, dat zich ons ternauwernood zal herinneren. Het leven brengt steeds nieuwe pro blemen, men kan nu eenmaal niet stil staan bij het verleden. Wat wij geschapen en bewonderd hebben zal vergaan en door de wind worden verstoven en wij vragen ons vaak tevergeefs af waarom wij eigen lijk werden geboren. WIJ ZIJN geboren met de som van ervaringen van een onafzienbare rij voorouders, met een intuïtie de aan geboren eigenschap van elk mens en elk dier om in de strijd om het be staan de sterkste positie in te nemen, maar er is daarnaast bij ons mensen het besef, dat wat wij aan liefde tot God en onze naasten bezitten en gecul tiveerd hebben nooit verloren zal gaan en dat het juist dit is. dat bii ome dood als de oogst van ons leven bekeken „en beoordeeld zal worden. HOEVELEN jagen in hun korte le ven slechts naar roern, naar geld en naar macht, hoevelen wanen zich niet de belangrijkste figuren uit hun omge ving en blijven doof voor de roepstem van hart en geweten. De klokkeslagen die hedenavond zullen klinken zijn ook voor hen een memento mori. Zij zullen ons allen doen weten, dat opnieuw een levensdeeltje vol goed en vol kwaad is afgesloten en dat daarin niets meer veranderd en niets meer verbeterd kan worden. Niemand onzer weet of zijn leven in het jaar dat nu komen gaat zal wor den afgesloten en de klokkeslagen op de Oudejaarsavond moeten ons doen heseffen, dat de tijd om in het leven te doen wat van ons verwacht wordt maar heel kort is. Als wij dat bedenken zal het jaar, dat nu komen gaat ons innerlijk rijker en gelukkiger kunnen maken dan wij geweest zijn. We praten nog niet eens van de Rus en tijd al te gemakkelijk de Atoombom: de twee reusachtige op feiten waaraan we grijzende spoken die hun schaduw over onze sidderende kleine levens werpen. Maar neem nu dit kleine land van verhoovaardigd part noch deel hadden. ..Wij" wonnen op school al de slag bij Nieuwpoort en sloten de Triple Alliantie. „Wij" waren mét de grote ons dat alleen maar. Wat moeten we Tromp de schrik der onmetelijke ocea nen en „wij" sleepten met Piet Hein de Zilvervloot binnen, weemoediger ge dachtenis. Wij zijn van de wieg af ver trouwd geraakt met het dwaze denk beeld. dat grootheid hetzelfde is als macht, als welvaart, als overwicht enkel Haar te vinden, m *,clVi -os Nasooringen toonden aan. dat ze fn Britsrindie was geweest. Vandaar verder gegaan naar China of II Het spoor liep dood. Ilse Werns- X '«lm» v.n ..mb°d<™ Wat is een leven zonder doel? II i-FN dag vóór Kerstmis-1943 zag ik EE!L terug in het hartje van Den nil week waren twee van myn Haag. rresteerd en ik had het vrienden 2 DuitSers naar me ke- gevoel dat .a om het naak. ken. De sUiip wondere ver- te bestaan vreemö. dat ik beeldingen- mepnde een gee»t te ilen, een ogfnb w„rnsdorff plotseling naast toen Ilse grote boekwinkel aan de een majoor van Zr Twaffe èn wees hem gemteres- de Luftwaöe en die in de seerd op een 1 schon geie- etalage stónden. „Hao me stond voor een de Kneuterdijk. A ls iemand mij vertelt, dat het in het ermee, wa» voor mogelijkheden heeft geheel geen pas geeft om deze ouder- het nog? Indonesië zijn we kwijt. Goed wetse wens boven de laatste kolom in goed. we gunnen iedereen zijn vrijheid, het oude jaar te zetten dan kan ik hoe gingen we zelf te keer toen die mij dat levendig indenken. Het heeft er eerste Canadese tank kwam binrfenrij- immers veel van weg, alsof die woorden den. langzaamaan een parodie op zichzelf „Laten de lui daarginds baas in eigen en onvermijdelijk gedemonstre'erd moet gaan betekenen. Kunnen wij ze niet be- huis wezen, geen sterveling die ze geen ter afschaffen en vervangen door iets groot gelijk geeft al had het wel wat dat wat zakelijker klinkt en niet zo kalmer aan gekund en zonder al die hoog timmert? „We zullen maar eens eigenwijze steekneuzerij van de buiten- afwachten of we het eind ervan nog be- wacht. Maar evengoed is het een hard worden door onoverwinnelijke vloten uitgestrekte invloedssferen er» gelukkige politieke kaarten. Maar terwijl de machtige Heren Zeventien vloten uit rustten en imposante huizingen bouw- grote onheilen in de verte, terwijl er zoveel kleine dagelijkse zegen ons hart kan verwarmen? Wie ze uit de krant knipt, dag aan dag. die bescheiden berichten van goed heid. van opoffering, van naastenliefde en fierheid heeft aan het eind van het jaar een schat verzameld, die opweegt tegen alle angst en somberheid. Een transport hongerige, verkommerde kin deren dat ergens in Nederland verbaasd op een perron staat. Een partij gloed nieuwe blinkende instrumenten voor het fanfarecorps van Westkapelle. Een blinde man. die met een hond maar even leven", of „Laten we het beste er maai' gelag. Het deed je toch wel wat toen je den met de baten van peper en kruid- van hopen, de zaak draait nu al zo lang op school leerde, dat daar langs de eve- nagelen en nootmuscaat zat ergens ge schilder achter zijn ezel en zette een vogeltje op het doek, een klein juweel van rood en grijs en bruin tegen een wonder van een witte wand. De Heren Zeventien zijn begraven, hun machtige en onze tijd zal 't nog wel uitduren." naar een stuk Nederlands gebied lag aan een stil Hollands grachtje een jon- ^ïa Veel heil en zegen wat een uit- van Lissabon tot Moskou. Toen waren »un »„»i on -rotto oon drukking. Misschien geschikt voor op- we tenminste nog een rijk. een grote pervlakkige zielen, die de glazen aan- natie waarmee'gerekend werd. Nu stoten bij het slaan van twaalven'en wat hebben we over? Een stukje land dan de kaarten van het Nieuwe Jaar aan de Noordzee, een vlekje op de glo- maar eens gaan schudden voor een vol- be. te krap en te karig voor tien mil- huizingen bergen kantoren en het gezag eend -pelletje. Een beetje handigheid, lioen mensen, zonder grondstoffen, zon- van de Compagnie is geliquideerd. Maar een beetje geven en nemen, een dikke der voldoende cultuurgrond, zo arm als dat Puttertje leeft ergens aan de muur 1 »-«-1 -*111 van een stil museum en nooit was Hol land groter dan op dit stukje linnen van een mans hand. Veel heil en zegen ook voor dit kleine verarmde onzekere land. Want I raagt ons prospectus MIDDENSTANDSDIPLOMA ALGEMENE ONTWIKKELING huid en geen zorgen voor morgen, dan Job en zo kaal als een kerkrat. Over al rolt een wens er wel weer doorheen. We die goeie Hollandse jongens die daar hebben tenslotte ons natje en droogje ver weg onder een wit kruisje liggen weer volop, we kunnen weer eens een praten we nog maar niet eens We snoepreisje over de grenzen maken, we zijn klein geworden, zielig klein tussen draaien de radio eens knalhard open en een stelletje almachtige groten, wij le- heil is in geen cijfers uit te drukken en zetten af en toe de bloemetjes buiten ven boven onze stand van geleend geld zegen heeft nooit gevraagd naar uiter en dan zoeken de Grote Heren het ver- en waar het naar toe moet weet nie- der onder elkaar maar uit, 't gaat toch mand allemaal om de heb-heb. Veel heil en Klein? Zijn we werkelijk een kleme - - - - - natie geworden? Of zullen wij nu mis schien eerst gaan leren, wal wezenlijke grootheid betekent? Wij hebben ons al- zegen! Proost! Wie geeft? Maar de an deren. de serieuzen, de zwoegers, de be zorgde huismoeders, de sappelende huis vaders. de geplaagde belastingbetalers, de overwerkte zakenlui: zij kijken bij die ouderwets, genoeglijke Nieuwjaars wens op met bittere verontwaardiging. Veel heil en zegen. Wie i« de opper vlakkige optimist, die daarmee nog komt aandragen? Heil waarvan moet je dat nog verwachten? En zegen waar jo* dia vandaan moevan komen.? lijk aanzien Er zijn stille, onopvallende daden, vanzelfsprekend verricht zonder ge schetter of vertoon, die een volk groot maken. Waarom zouden wjj moedeloos worden door ons blind te staren op de HEER DAN 16 1AAR IN GEBRUIK Bil DE K LM. NOG SLtCNI^BtPERKI LEVERBAAR s'ABk'nV F llCO HAAKÏflfüfifA' naar Brussel wandelt en iedereen helpt hem terecht. Een karrevracht van een kwart millioen handtekeningen om der wille van een paar kleine in de knel geraakte minderheden. Een bus chauffeur, die te water sprnigt om een klein meisje te redden. Een schipper van een reddingboot, die bü loeiend noodweer zwijgend in zijn oliegoed schiet, terwijl moeder een doek omslaat om haar enige jongen te gaan waar schuwen. Een bus met dertig vrijwilli gers, die naar het ziekenhuis in de stad rijdt om één meisje van hun dorp met bloedtransfusie te redden. Laat de Groten maar sluw en luid ruchtig de witte en zwarte stukken ver schuiven. Er is niets zo groot als de stille goedheid van al die kleine witte pionnen, ergens op een uithoekje van het wereldbord. Z ij zijn het. die de burger altijd weer moed geven voor een welgemeend en hartgrondig: Veel heil

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1949 | | pagina 11