met Ilse Wernsdorff gedanst 0udeia<>!S-
1 avond
1
De wereüder Vrouwen
«nrKtdS.¥„r^s
WËÊÊ
Veel heil en
zegen
"oTU b.r.
HILVERSUM
Kan Langer Mee!
TTGEN het uur van a
°n« vliegtuig gestart^ emer Was
waar een kleine motorstorh? Athene'
uren langer had opgehad h8t
tijdschema van de luchtva^ dan het
Pij aangaf. Ik kende nu ^""kchap-
sagiers. D, twee EngelJ8Ue pas"
in Rom. aan boord waren ^nIui' di*
oude mevrouw Dn pi gekomen, de
die op weg wa. „aar hT U" Pari*
in Burma. de Italiaan LivattTri® I0°°
traaf noemde, maar even™ a 8 "ch
cistlsch schoorsteenveger w fa®"
gemoedelijk. Amerika™ Zljn' de
Wilson. di. uif verdHe?'6 raiUionna"-
van lijn vrouw ,?J« d* dood
-» on* sinds Brussel al rt maakte
o h.d - al driemaal haar
hadden rnged^ De ka n ze'
den en leeden kaar,en "akker-
haar gro e h,. Vreemde gIoad
gr°te- diepgroene ogen
m
het licht
en
foto had laten zien, en een blond
rikaans meisje met de Duits» m*~
Wernsdorff, Het «1. ,naam
zoals men het in vriiwei gezelsehaP-
van de internationale luchthjneVwndï
n^tGhandhihad InAthene -« ik
naast hem gaan zitten; het knappe
blond, meisje had haar plaats met de
mijne verwisseld en was LivaW ge-
gelT mVr h°Uden' diP in 8'echt En.
gei* met haar converseerde. De st*.
wardess maakte er een grapje over
°n.' de sandwiches bracht, een
mijl of twintig voorbij Kreta
Wat hebben die Italiaan en die
Amerikaanse toch allemaal om over te
lachen? woe* O'Kelly met beminne
lijke onbescheidenheid.
Hjj probeert haar fasciste te ma
ken, zei de stewardess, maar miss
Wernsdorff zegt dat ze alles kan accep
teren. behalve het zwarte hemd.
O'Kellv grinnikte. Stom vee. zei hij.
En dan, zich met een ruk naar me toe
wendend: Wat denk je„ gaan die Hit-
Ier en die andere gek straks samen de
hele boel in brand steken?
Het is te vrezen, meende ik. Tenzij
president Roosevelt vroegtijdig en dui
delijk laat weten, dat jullie niet wer
keloos zult toezien.
De lampen flitsten aan. Boven de
Middellandse Zee begon het zo hard te
regenen, dat het scheen alsof de .mo
toren van het vliegtuig ons in' razende
vaart door een spetterende zee sleur
den. Ik keek op mijn horloge.
Over drie uur zijn we in Caïro, zei
O'Kelly. Waar logeert u?
Bij Shepherd's.
Dat is best, zei de Amerikaan. Ik
was er twee jaar geleden. Jammer dat
'k morgenochtend weer verder moet.
Maar troost je met miss Wernsdorff.
Die gaat ook naar Shepherd's. En ze is
de moeite waard, dat zul je toegeven.
Het leek wel of de Amerikaanse
voelde dat we haar naam noemden. Ze
zat links vóór ons met de Italiaan en
keek om met een zo ondeugende, half-
spottende lach in haar grote ogen. dat
we onwillekeurig tegen haar knikten
en meewarig grijnsden.
Knap meisje, zei de Amerikaan. Is
op reis voor plezier. Goed Amerikaans
en zo zelfstandig als de keizer van Ja
pan. Krijgen we itv het Verre Oosten
overigens ook nog een heleboel deining
mee.
De regen was minder geworden en
het scheen, dat de piloot het toestel wat
lager bracht. Door ue heldere plekken
op de ruit zag ik later sterren ver
schijnen. De nacht werd mooi.
Een meccano kwam zeggen, dat we
boven land vlogen. De millionnair keer
de zich om en zei: Dat had m n vrouw
nu óók zo graag gezien. Egypte en al
die pyramiden en die kamelen in de
woestijn en zoEn nu zie ik dat
morgen allemaal alleen. Is dat niet jam-
mer?
Colporteur in levensleed, zei de
man van de Washington Post cynisch.
Laten we de stewardess een borrel
vragen Als je boven woestijnen vliegt
krijg je altijd zand in je mond.
We dronken een whiskey, wisselden
beroepservaringen uit, spraken over on
ze plannen voor de nabije toekomst en
zetten onze horloges gelijk.
Landing over vijf minuten, kwam
de tweede piloot, die even binnenwip
te. vertellen. Over een half uur diner
inEven°later gleed het toestel in cir
kels omlaag. Daar lagen de Jichten van
het vliegveld. Egypte. beschaving.
Bakermat van de beschaving,
gromde O'Kelly, toen we naast^ elk
in de douaneloods stonden. Bloedige
waanzin het wemelt hiei van
vloeden Kijk maar uit - en so long!
Grdeeiutrtrons in roekel.e vaart
naar het hotel bracht, zat ik naast
miss Wernsdorff. Zij rookte m
nelljk welbehagen een
vroeg: Is u voor het eerst m
Ik ook. 't Lijkt me aard g'
ies gelezen over Cleopatra.
Ter^ef mij OP, dat z* i» de hall
met ongewone zorg toezag tl
komst van haar beidekoffer J
de de drager in de hft naar^
mer en ik bet™pt^ wolfshond, toen
hij boos was al» e€J>
'NKarr besproken, dat we
samen zouden dmeren
Ze kwam naar •'^^"^oSïge
we japon met een waJs van
en de muaiek speelld bUk mijn
Stratus. Al* ik OP „eer zó helder
ogen sluit, 11e :k het t gj, dat
voor me. alsof het nu *ebaurt'
kan immers met
Eei. ogenblik tevoren woorden
kaanse weduwnaa oudejaars-
™trrV-eên Wilson >-d gezucht
en om
lach, die" me ïst.7de vreemde
de zin van
ee^eivechi, "1 VOOr
- ft L" ahCm be'pdigd? Nee toch?
Hij kijkt boos.® 6er mSt U 18 dineren-
zer,fe„ItaU8nen V08len zich hier baas.
hebben nw nd Sinds ze Abessin.e
de oL! w'°ud is alle grond rond
Maar 7nl. Wereldzee van Mussolini.
niet meer W8 afspreken vanavond
niet meer over politiek
Danst u?
praten?
re^u "U "l in dez' regenachtige De-
nacht van het jaar 1949 in de
zie am,van het haardvuur kijk.
de warme gloed in haar
„chitteiende ogen. We zweefden weg
de ,heerlijkste wals, die ooit twee
mensenkinderen gedanst hebben in de
mondaine pracht van Shepherd's
We spraken niet. Maar we voelden
hoe een Wonder ontbloeide in deze
van eeuwenoude wonderen doortrok
ken sfeer. Haar hand rustte zacht op
mijn arm en soms was haar mooie ge
zichtje zo dicht bij het mijne; dat ik
mezelf in haar ogen kon zien. Ik was
zij moest een paar jaar jonger
zijn. er was voortreffelijke wijn. de
muziek zong en de vreemde palmen in
de eetzaal gaven aan heel dit plotse
linge en overrompelende gebeuren een
zeldzame omlijsting.
U hebt een mooi beroep, zei ze
later, toen we koffie dronken. Is het
waar dat vijftig procent van de bui
tenlandse correspondenten aan spion-
nage doen?
Sprookjes, zei ik eerlijk. Ik ver
baasde me een beetje over die vreem
de vraag, maar we dansten de verwon
dering weg in een slow-fox.
Die avond stonden we op de brede
warande. Boven ons de milde maan en
milliarden sterren aan een stille hemel,
aan onze voeten het stadsrumoer van
Cairo, in onze harten het lichte en
duizeligmakende geluk. In de zaal
speelde een violist een zachte melodie.
Onze lippen vonden elkaar, aarzelend
en teer.
Ilse, zei ik zacht, ik ken je niet
eens, maar ik ken je al duizend jaar.
Ik houd van je.
Lieve jongen, fluisterde ze. Haar
hand streelde over mijn haren. Een
kleine, bevende hand.
Dat een mens zo gelukkig kan zijn.
't Was Oudejaarsavond 1938. Dat is
nu elf jaar geleden. Buiten loeit van
avond de wind en in de vlammen van
het houtvuur verschijnt steeds weer
het gezicht van Ilse Wernsdorff. Kan
dat? Of breekt het verdriet langzamer
hand zóveel weg van iemands verstand,
dat men gek wordt van leed?
Ik weet het niet. De radio speelt
zacht. Een koor zingt muziek van Han
del Halleluja! juichen de stemmen.
Waarom Halleluja? Ilse Wernsdorff is
weg en het leven is leeg.
Zeven dagen waren we samen We
stonden aan de pyramiden en bij de
graven der Farao's, we gingen winke
len in de exotische bazars. we dronken
koffie in fcleine restaurants, we maak
ten autotochten en dronken cocktails.
Zeven Oosterse dagen waren de stille
getuigen van ons grote, verbijsterende
geluk.
Ilse Wernsdorff was mooi als een
droom. Ze was verstandig en intelli
gent. maar tegelijk van een betoveren
de charme. Ze vertelde van haar jeugd
in het Amerikaanse stadje, van de vro
lijke collegejaren, van haar moeder en
van haar broer. Haar vader, die jong
uit Duitsland was geëmigreerd, was ge
storven toen ze veertien was. Er was
nog familie in het oude vaderland; met
Nieuwjaar kwamen er altijd een paar
brieven.
Haar hand streelde mijn har^n als ik
haar vertelde van mijn eigen jeugd in
het Hollandse provinciestadje en onze
woorden leken ztf jong en toch zo oud
zo nieuw en toch zo overbekend en het
was ons. alsof ons beider leven ver
vlochten was sinds onheuglijke tij-de;n.
Op de morgen van de achtste dag
fc-it ontbijt.
De let
avond 1938 viede. maar
„Het nieuw» jaar begin f God geve
't za! niet lang meer duren,
dat 'k het mis. hebL en
Toen kwam die wals tonlDgin
loen kwam zij. Ze 1 - deu« waar
Willieimiaa
kwam ze niet aan het ontbijt. Er lag
een brief. Lieve, lieve jongen
Lrs dansten v oor mijn ogen Over ver
geving voor plotseling vertrek was
vroeg in de morgen verder gevlogen,
dringende noodzaak, was beter voor
het volkomen onmogelijk werd. Latei
Heel veel liefs. Warme kus. En zien
elkaar terug. Voor altijd je Ilse.
6 Hemel en aarde heb ik bewogen om
vinden. Ik had geen
sen. Ist wunderbar." zei dezelfde stem
die in Caïro „dearest'' tegen me had
gezegd. Ilse Wernsdorff. de Amerikaan
se. was met een Duits vliegerofficier in
Den Haag. Er kroop een kille woede
in me op; ik zag de kleine krulletjes
in haar hals. de fijne oren, de matte
huid. Ik herinnerde me alles, èlles en
ik dacht: één nekschot, met een nek
schot is het zó gebeurd en als ik geluk
heb ontkom ik nog op het Lange Voor
houd
Dat een mens zo kalm kan zijn! Dat
een mens een tijger kan zijn en een
denker tegelijk!
Er kwam een kennis langs, die groet
te. „Bonjour", zei ik werktuigelijk. Op
dat ogenblik keek Ilse Wernsdorff me
aan. Geen spier in haar gezicht ver
trok. maar haar ogen zeiden: ik ken
je. jij bent het!
De Duitser gaf haar een arm en toen
ze wegwandelden viel het me op dat
Een ogenblik stonden we ieder aan
één kant van de kleine salontafel; Ilse
Wernsdorff speelde nerveus met een
kostbare bloem, tot de stengelbrak.
Dan trok ze snel haar bontmantel uit.
gooide hem over een stoel en stak een
sigaret op.
Wil je roken? vroeg ze.
Dank je. zei ik grof. Spreek En
gels alsjeblieft.
Er werd thee gebracht en we zwe
gen. Om haar mond was een bedroef
de, bijna bange trek gekomen en in
haar ogen was geen glans.
Je kon wat voorzichtiger zijn. zei
ze zacht. Als je zo staat kan een kind
zien, wat er in je broekzak zit.
Een revolver, gaf ik toe.
Laten we gaan zitten. Jongen
Was het de smekende klank in
haar stem. die mij zo woedend maak
te? Met twee stappen was ik bij haar.
Ik greep haar handen, die ijskoud vva-
i.'i-iiuwiwiiiimniitiimimwiwtiHiMmftiii
hmh Bij de Pyramiden in Egypie
was er in haar ogen een glans geweest, die de eeuwen
door het getuigenis van der vrouwen liefde voor de man
van haar keus was. En ons geluk was wijder dan de
woestijn en het reikte tot boven de sterren, die te stralen
stonden in de luister van een Oosterse nacht.
EEN DAG LATER was ze heengegaan de wijde, wijde
wereld in. Naar de plaats, waarheen haar roeping haar
voerde. Plaats noch roeping kende ik. Er was iets vreemds
aan dit alles, iets onverklaarbaars.
SLECHTS WEINIGE jaren later: Zij, die de inhoud van al
mijn denken en hopen was, plotseling in Den Haag. Maar
in welk gezelschap! ,,Wees voorzichtig, zei ze, een kind
kan zien dat je een Revolver draagt".
TOEN DAT BITTERE, alles vernietigende afscheid. En
jaren later de brief uit Amerika
DAT EEN MENSENHART kan leven met de nimmer
aflatende herinnering aap zo groot een vergissing, aan zo
diep een verlangen, dat eeuwig onstilbaar blijft.
IiitiiHiiniwiHWiiiiHiiitfliHiniiiitHiiiiiiiiiHiiHiHiiiiiiiiiiiiiHiiitiffiiiitHiiniiiMttiiiiiHiiiiiiiniiiiiiiniiiittiniitttiitititiiiitiiiiitiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiitiiiiiHiHiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiinii!!
Ilse een' bontmantel droeg, die bijzon
der kostbaar moest zijn. Ze gingen
langs het Binnenhof, staken de straat
over om de platen te bekijken in de
hall van de Passagebioscoop en liepen
de Poten in. Voor de ingang van Cen
tral bleef ze een ogenblik staan, tikte
lachend de officier op de mouw (ik
herkende het gebaar met een schok!)
en stapte het hotel binnen. De Duitser
ging verder in de richting van het
Plein.
Onze herinneringen vervagen met de
jaren en zes jaren zijn een lange tijd
voor een hart. dat gemarteld wertj.
Wat waren de gedachten, die door mijn
hoofd warrelden in die halve minuut,
dat ik aarzelend voor de ingang van
Central stond? Ach. ik weet het niet
meer/ Het waren er zovele.
Ik stapte binnen.
Miss Wernsdorff scheen het verwacht
te hebben. Ze stond in de hall en
kwam rustig naar me toe.
Prettig, dat je er bent. zei ze een
voudig Laten we thee drinken op mijn
kamer.
Tom O'Kelly had haar jaren geleden
„goed Amerikaans" genoemd; ze sprak
op dit ogenblik Duits. Ik was te ver
slagen om iets anders te doen dan haar
te volgen. De kamer was ruim en goed;
het was er warm en stil.
ren. ik knelde mijn vingers om haar
polsen, tot ze op i.aar onderlip beet
om het niet uit te gillen.
Laat me los!, zei ze hees. Laat me
los. je' weet niet wat je doet.
Ik kreeg mijn bezinning terug. Nee.
zei ik en het was alsof ik uit een
aroom wakker werd. Nee. maar ik weet
wat jij doet. Vriendin van Duitse of
ficieren!
Ze viel terug in haar stoel. Haar ge
zicht was lijkwit en haar mond trilde
als van een zieke. Mijn stem scheen
zich vast te bijten aan het wit van
haar hals. De schoften, die op het ogen
blik jouw vrienden zijn, hebben
m ij n vrienden gemarteld, zei ik. Mor
gen kunnen ze het mij doen. Wij vech
ten op leven en dood en jij bent de I
vriendin van hun officierencorps. Ik
moest je dood schieten, maar je bent
geen kofel waard.
Toen ik bij de deur was riep ze me
terug met een zó vreemde stem, dat ik
aarzelde.
Doe die deur nog even dicht,
vroeg ze. Je mag direct weggaan .Luis
ter: ik heb je in Caïro geschreven, dat
we elkaar zouden terugzien. En dat
zeg ik je vandaag weer We zien el
kaar terug. Ik wil je terug zien. Als
de oorlog over is.
't Is vriendelijk van je. heb ik ge
antwoord. Maar ik dank voor de eer
Uit haar kleine tas haalde ze een
kaartje. Het kaartje van een advoca
tenkantoor in Chicago. Bewaar het,
vroeg ze. Haar aarzelende poging om
me te kussen de ruwe stoot die ik
haar gaf de pijnlijke verbazing in
haar grote ogenen dan het gebaar
waarmee ze de handen voor het ge
zicht sloeg dat is het laatste, dat in
mijn herinnering is blijven leven.
Toen ik buiten kwam regende het.
Diezelfde avond verdween ik uit de
stad.
m
VANDAAG is het juist drie jaar ge
leden dat de brief uit Chicago
kwam. Ik herkende direct de naam van
de advocatenfirma die ik om inlich
tingen gevraagd had. Een mens kan zo
onzegbaar zwak zijn. Duizendmaal had
ik de naam van Ilse Wernsdorff ver
vloekt. duizendmaal had ik de herin
nering aan de kleur van haar ogen en
de klank van haar lach gebannen uit
mijn hart. Maar een mensenziel krimpt
tenslotte ineen onder de hunkering en
leeft de liefde niet uit de hoop?
Het kaartje, dat zij mij gegeven had
bij ons afschuwelijk afscheid, had ik
altijd bewaard. Vaak heb ik het in de
hand genomen om het te verscheuren.
Maar langzamerhand verbond ik aan
het adres van die advocaat in Chicago
de herinnering aan een middag bij de
pyramiden. toen haar hoofd op mijn
schouder had gerust.
Een machtige poging om de eeu
wigheid te trotseren, had ik gezegd. De
Farao's hebben het ver gebracht, maar
de eeuwigheid is te lang.
Alleen de liefde is eeuwig, had ze
gefluisterd. Jij en ik... jongen. Toen
had de eentonige stem van de gids ons
weer overschreeuwd. En Wilson had
voor de zoveelste maal het portret van
zijn vrouw laten zien. die gestorven
was en die zo graag Egypte zou hebben
gedaan.
Begin December schreef ik naar Chi
cago. Een paar dagen vóór Oudejaar
kreeg ik antwoord. Zeer tot zijn leed
wezen en met diep meegevoel als
vroeger advocaat van de familie de
oude mevrouw sinds twee jaren over
leden haar zoon omgekomen in Ja
panse krijgsgevangenschap.
De brief was me uit de hand geval
len. Alléén. Ilse Wernsdorff was alleen
overgebleven. Ik moest naar haar toe;
ik moest haar telegraferen; ik moest...
Verward in mijn eigen plannen had
ik de brief weer opgenomen. Had ver
der gelezen. Met groot leedwezen ver
der mededelen diepbetreurd lot
miss Ilse Wernsdorff bij uitoefening van
haar taak -A geheime dienst in trou
we plichtsvervulling na kort proces
Feldgericht gevangenis Berlijn-Plot-
zensee terechtgesteld 17 November
1944 hoogachtend Louis B. Young.
Mórgen is het Nieuwjaar. Op een
dag als vandaag vermenigvuldigen zich
de gedachten: de wiekslag der eeuwig
heid gaat langs ons gezicht; wij zijn
van gisteren zegt het Oude Boek
en weten niet. Maar in ons hart houdt
de herinnering de pijn gevangen van
wat voor altoos verloren werd als het
beste van ons innerlijkste-zèlf.
Op een regenavond in December ben
ik weggegaan van Ilse Wernsdorff. Ik
heb haar gescholden en ik heb haar
liefde vertrapt.
Ze ligt begraven onder de puinhopen
van Berlijn.
En ze ieeft in de wanhoop van dit
vermoeide hart.
ALS DE KLOK op Oudejaarsavond
haar twaalf betekenisvolle slagen laat
horen onderscheidt dit moment zich
niet van alle andere. Niemand zou be
seffen. dat dit nu juist het ogenblik is,
dat elk jaar weer onze bijzondere aan
dacht vraagt, maar wanneer de wijzers
op de plaats zijn gekomen waarin wij
bij de indeling van de Tijd een merk
teken gezet hebben, komen wij onwil
lekeurig onder de indruk van een zeer
bijzondere gebeurtenis.
HET TIJDVAK der wereldgeschiede
nis, dat wij kennen omvat maar een
gedeelte van de Tijd, die daarvóór is
geweest en daarna zal komen en het
tijdperk van ons leven is daarin slechts
van minimale betekenis
Ontelbaar zijn de geslachten, die el
kaar hebben opgevolgd en wij weten
allen, dat ons werk even vergankelijk
is zoals wij dat zelf zijn.
Een enkeling mag een boek schrij
ven, dat ook latere geslachten interes
seert. een bouwwerk scheppen, dat
eeuwen kan trotseren, er mag een naam
zijn. die in de geschiedenis der volke
ren honderden jaren een bekende klank
zal hebben, maar ook daaraan komt een
einde, het hechtste bouwwerk zal in
ver oop van tijd tot stof vergaan.
Dat alles geeft ons een gevoel van
onvoldaanheid. Zouden wij. mensen, die
op aarde al wat leeft aan ons onder
geschikt hebben gemaakt geen andere
bestaansreden hebben dan een scha-
keltje te zijn in de eindeloze keten dei-
geslachten? En toch hoe snel zijn wij
vergeten! Onze kinderen zullen schrei
en bij onze dood. onze kleinkinderen
zullen onze namen respecteren en dan
staat dé overgrote meerderheid van ons
al aan de grens van het geslacht, dat
zich ons ternauwernood zal herinneren.
Het leven brengt steeds nieuwe pro
blemen, men kan nu eenmaal niet stil
staan bij het verleden.
Wat wij geschapen en bewonderd
hebben zal vergaan en door de wind
worden verstoven en wij vragen ons
vaak tevergeefs af waarom wij eigen
lijk werden geboren.
WIJ ZIJN geboren met de som van
ervaringen van een onafzienbare rij
voorouders, met een intuïtie de aan
geboren eigenschap van elk mens en
elk dier om in de strijd om het be
staan de sterkste positie in te nemen,
maar er is daarnaast bij ons mensen
het besef, dat wat wij aan liefde tot
God en onze naasten bezitten en gecul
tiveerd hebben nooit verloren zal gaan
en dat het juist dit is. dat bii ome dood
als de oogst van ons leven bekeken „en
beoordeeld zal worden.
HOEVELEN jagen in hun korte le
ven slechts naar roern, naar geld en
naar macht, hoevelen wanen zich niet
de belangrijkste figuren uit hun omge
ving en blijven doof voor de roepstem
van hart en geweten.
De klokkeslagen die hedenavond
zullen klinken zijn ook voor hen een
memento mori.
Zij zullen ons allen doen weten, dat
opnieuw een levensdeeltje vol goed en
vol kwaad is afgesloten en dat daarin
niets meer veranderd en niets meer
verbeterd kan worden.
Niemand onzer weet of zijn leven
in het jaar dat nu komen gaat zal wor
den afgesloten en de klokkeslagen op
de Oudejaarsavond moeten ons doen
heseffen, dat de tijd om in het leven te
doen wat van ons verwacht wordt maar
heel kort is.
Als wij dat bedenken zal het jaar,
dat nu komen gaat ons innerlijk rijker
en gelukkiger kunnen maken dan wij
geweest zijn.
We praten nog niet eens van de Rus en tijd al te gemakkelijk
de Atoombom: de twee reusachtige op feiten waaraan we
grijzende spoken die hun schaduw over
onze sidderende kleine levens werpen.
Maar neem nu dit kleine land van
verhoovaardigd
part noch deel
hadden. ..Wij" wonnen op school al de
slag bij Nieuwpoort en sloten de Triple
Alliantie. „Wij" waren mét de grote
ons dat alleen maar. Wat moeten we Tromp de schrik der onmetelijke ocea
nen en „wij" sleepten met Piet Hein de
Zilvervloot binnen, weemoediger ge
dachtenis. Wij zijn van de wieg af ver
trouwd geraakt met het dwaze denk
beeld. dat grootheid hetzelfde is als
macht, als welvaart, als overwicht
enkel
Haar te vinden, m *,clVi
-os Nasooringen toonden aan. dat ze
fn Britsrindie was geweest. Vandaar
verder gegaan naar China of
II Het spoor liep dood. Ilse Werns-
X '«lm» v.n ..mb°d<™
Wat is een
leven zonder doel?
II
i-FN dag vóór Kerstmis-1943 zag ik
EE!L terug in het hartje van Den
nil week waren twee van myn
Haag. rresteerd en ik had het
vrienden 2 DuitSers naar me ke-
gevoel dat .a om het naak.
ken. De sUiip wondere ver-
te bestaan vreemö. dat ik
beeldingen- mepnde een gee»t te ilen,
een ogfnb w„rnsdorff plotseling naast
toen Ilse grote boekwinkel
aan de een majoor van
Zr Twaffe èn wees hem gemteres-
de Luftwaöe en die in de
seerd op een 1 schon geie-
etalage stónden. „Hao
me stond voor een
de Kneuterdijk.
A ls iemand mij vertelt, dat het in het ermee, wa» voor mogelijkheden heeft
geheel geen pas geeft om deze ouder- het nog? Indonesië zijn we kwijt. Goed
wetse wens boven de laatste kolom in goed. we gunnen iedereen zijn vrijheid,
het oude jaar te zetten dan kan ik hoe gingen we zelf te keer toen die
mij dat levendig indenken. Het heeft er eerste Canadese tank kwam binrfenrij-
immers veel van weg, alsof die woorden den.
langzaamaan een parodie op zichzelf „Laten de lui daarginds baas in eigen en onvermijdelijk gedemonstre'erd moet
gaan betekenen. Kunnen wij ze niet be- huis wezen, geen sterveling die ze geen
ter afschaffen en vervangen door iets groot gelijk geeft al had het wel wat
dat wat zakelijker klinkt en niet zo kalmer aan gekund en zonder al die
hoog timmert? „We zullen maar eens eigenwijze steekneuzerij van de buiten-
afwachten of we het eind ervan nog be- wacht. Maar evengoed is het een hard
worden door onoverwinnelijke vloten
uitgestrekte invloedssferen er» gelukkige
politieke kaarten. Maar terwijl de
machtige Heren Zeventien vloten uit
rustten en imposante huizingen bouw-
grote onheilen in de verte, terwijl er
zoveel kleine dagelijkse zegen ons hart
kan verwarmen?
Wie ze uit de krant knipt, dag aan
dag. die bescheiden berichten van goed
heid. van opoffering, van naastenliefde
en fierheid heeft aan het eind van het
jaar een schat verzameld, die opweegt
tegen alle angst en somberheid. Een
transport hongerige, verkommerde kin
deren dat ergens in Nederland verbaasd
op een perron staat. Een partij gloed
nieuwe blinkende instrumenten voor
het fanfarecorps van Westkapelle. Een
blinde man. die met een hond maar even
leven", of „Laten we het beste er maai' gelag. Het deed je toch wel wat toen je den met de baten van peper en kruid-
van hopen, de zaak draait nu al zo lang op school leerde, dat daar langs de eve- nagelen en nootmuscaat zat ergens
ge schilder achter zijn ezel en zette een
vogeltje op het doek, een klein juweel
van rood en grijs en bruin tegen een
wonder van een witte wand. De Heren
Zeventien zijn begraven, hun machtige
en onze tijd zal 't nog wel uitduren." naar een stuk Nederlands gebied lag aan een stil Hollands grachtje een jon- ^ïa
Veel heil en zegen wat een uit- van Lissabon tot Moskou. Toen waren »un »„»i on -rotto oon
drukking. Misschien geschikt voor op- we tenminste nog een rijk. een grote
pervlakkige zielen, die de glazen aan- natie waarmee'gerekend werd. Nu
stoten bij het slaan van twaalven'en wat hebben we over? Een stukje land
dan de kaarten van het Nieuwe Jaar aan de Noordzee, een vlekje op de glo-
maar eens gaan schudden voor een vol- be. te krap en te karig voor tien mil- huizingen bergen kantoren en het gezag
eend -pelletje. Een beetje handigheid, lioen mensen, zonder grondstoffen, zon- van de Compagnie is geliquideerd. Maar
een beetje geven en nemen, een dikke der voldoende cultuurgrond, zo arm als dat Puttertje leeft ergens aan de muur
1 »-«-1 -*111 van een stil museum en nooit was Hol
land groter dan op dit stukje linnen
van een mans hand.
Veel heil en zegen ook voor dit
kleine verarmde onzekere land. Want
I raagt ons prospectus
MIDDENSTANDSDIPLOMA
ALGEMENE ONTWIKKELING
huid en geen zorgen voor morgen, dan Job en zo kaal als een kerkrat. Over al
rolt een wens er wel weer doorheen. We die goeie Hollandse jongens die daar
hebben tenslotte ons natje en droogje ver weg onder een wit kruisje liggen
weer volop, we kunnen weer eens een praten we nog maar niet eens We
snoepreisje over de grenzen maken, we zijn klein geworden, zielig klein tussen
draaien de radio eens knalhard open en een stelletje almachtige groten, wij le- heil is in geen cijfers uit te drukken en
zetten af en toe de bloemetjes buiten ven boven onze stand van geleend geld zegen heeft nooit gevraagd naar uiter
en dan zoeken de Grote Heren het ver- en waar het naar toe moet weet nie-
der onder elkaar maar uit, 't gaat toch mand
allemaal om de heb-heb. Veel heil en Klein? Zijn we werkelijk een kleme
- - - - - natie geworden? Of zullen wij nu mis
schien eerst gaan leren, wal wezenlijke
grootheid betekent? Wij hebben ons al-
zegen! Proost! Wie geeft? Maar de an
deren. de serieuzen, de zwoegers, de be
zorgde huismoeders, de sappelende huis
vaders. de geplaagde belastingbetalers,
de overwerkte zakenlui: zij kijken bij
die ouderwets, genoeglijke Nieuwjaars
wens op met bittere verontwaardiging.
Veel heil en zegen. Wie i« de opper
vlakkige optimist, die daarmee nog
komt aandragen? Heil waarvan moet
je dat nog verwachten? En zegen
waar jo* dia vandaan moevan komen.?
lijk aanzien
Er zijn stille, onopvallende daden,
vanzelfsprekend verricht zonder ge
schetter of vertoon, die een volk groot
maken. Waarom zouden wjj moedeloos
worden door ons blind te staren op de
HEER DAN 16 1AAR IN GEBRUIK Bil DE K LM.
NOG SLtCNI^BtPERKI LEVERBAAR
s'ABk'nV F llCO HAAKÏflfüfifA'
naar Brussel wandelt en iedereen
helpt hem terecht. Een karrevracht van
een kwart millioen handtekeningen om
der wille van een paar kleine in de
knel geraakte minderheden. Een bus
chauffeur, die te water sprnigt om een
klein meisje te redden. Een schipper
van een reddingboot, die bü loeiend
noodweer zwijgend in zijn oliegoed
schiet, terwijl moeder een doek omslaat
om haar enige jongen te gaan waar
schuwen. Een bus met dertig vrijwilli
gers, die naar het ziekenhuis in de stad
rijdt om één meisje van hun dorp met
bloedtransfusie te redden.
Laat de Groten maar sluw en luid
ruchtig de witte en zwarte stukken ver
schuiven. Er is niets zo groot als de
stille goedheid van al die kleine witte
pionnen, ergens op een uithoekje van
het wereldbord. Z ij zijn het. die de
burger altijd weer moed geven voor een
welgemeend en hartgrondig: Veel heil