Canada soms een sprookje en soms rss - -= - Oom Jarig werd zeventig jaar /Ven is hier vreemd zuinig is nog recht in Nederland Gevaarlijke diplomatie Volkshogescholen hebben zeer aan hem te danken VIJF MENSEN GINGEN NAAR CANADA (16) -.-jrStsi's.rL'ï- - W - Post uit Holland IHILVERSUM AMS1ERDAMS PODIUM Voor twee gulden Vergetelheid (per expresse) Noch predikant, noch zendeling Lied van de week Huwelijksschool diar waar een smal karrespoor door de hoge sneeuw snijdt. De zon staat stra lend aan de heldere hemel. Boven de sneeuw, die overal waar ie ook klikt flanst en glinstert, trilt de lucht. Er is bijna geen wind, maar de kou is venijnig Pt trap naar de veranda is voortdurend glad. Voor Artje is dat ditmlal gêèn bezwaar en al ffauw ligt de post op tafel. Er js weer een stukje Holland in huis. Moeder en Artje waren net klaar met de afwas en dus kan „Ma" het er even van nemen. In de enige gemak kelijke stoel, naast de kachel, op elke leuning een poes, zetelt dan onze „Ca nadese" en geniet even van het contact met dat verre land en degenen daar, die bij ons behoren. Het is jammer, dat haar bril nu juist zo verfomfaaid is. gerst was moeder er zelf op gaan zit ten en toen ik nog even. Gevolg: een half glas links en een half glas rechts. Als moeder hem dan ook na dit inci dent weer opzet en vader aankijkt, houdt Dirk zijn kommetje thee scheef van de schrik en Artje van de pijn door de hete thee over haar handen, tge „stikken" allemaal van de lach. gen gelukkige reactie maar nog geen oplossing van de brilmoeilijkheid, want daar zit moe dan te lezen met een „brillelijkie" op d'r neus, zoals Dirk graag zegt. Maar 't nieuws uit Holland is in elk geval goed, want even later lacht moeder weer. Uitge vroren Het weer stemt de mensen een beet je bezorgd. Er is ook weinig afleiding, gen wandelingetje ligt nu niet hele maal in de lijn. De winter heeft sinds de jaarwisseling goed uitgepakt. Voor al de nachten en de vroege ochtenden zijn geweldig koud. Zodra je 's mor gens naar buiten stapt, schijnt het of je adem afgesneden wordt, hoewel er practisch geen wind is. Uit ons dis trict werd vanmorgen 36 graden F. on der nul gemeld. Maar zolang het nog geen 53 graden is, zoals in Prince George, mogen wij niet klagen. Wel brengt een en ander ongemak met zich. De waterleiding heeft al eni ge tijd gestaakt. Moeder moet eerst sneeuw smelten voor ze thee kan zet ten of kopjes wassen. Eenmaal zijn Dirk en ik onze tent uitge vroren. Bib berend hebben we ons die nacht aan gekleed en zijn we naar huis gerend, naar de kachel. Vader kan er weinig aardigheid In vinden nu. Er komen allerlei werkjes bij, als het buiten laten drinken van het vee. Daartoe Is een grote drinkbak in gebruik, waarin men een speciaal kacheltje heeft geconstrueerd. Het jongvee kan drinken waar het wil. Het loopt de hele winter buiten met alleen een open schuur als schuilplaats. Na de nacht zijn ze ruig bevroren en lo pen ze stram van de kou rond. Of dit hier gewoonte Is, is mij niet bekend, maar wel weet ik, dat zulks ieder nor maal mens aan „zijn hart gaat". Het ie overigens een zuiver gevolg van de zuinigheid, die hier zover wordt doorgevoerddat het je soms groen voor de ogen wordt. Deze zui nigheid vormt een wezenlijk deel van de samenlevlngt een verschijnsel, dat voor de meeste nieuwelingen wel vol komen vreemd zal zijn. Het is een kwestie, die de zaak hier bijeenhoudt en de bevolking tot één massa maakt. Onze ervaring in deze ligt binnen enge grenzen, doch we zitten er mid den in en zullen ook ten opzichte hier van onze houding dienen te bepalen Dat i» wel een heel moeilijke opgave want de regelen waarop het maat schappelijke systeem drijft en de mens hier zijn zo op elkaar ingesteld, dat er met een leder, voordat hij zich heeft kunnen aanpassen, zo wordt gesold en gespeeld als een getraind jiu-jitsi-er het kan doen met een ongeoefend tegenstander. Om dit met enkele voorbeelden te Illustreren het volgende. Daar is b.v. Mohr, de idealistische proletariër, een farmer, waarbij we deze herfst een tijd in dienst waren en van wie we nog geld tegoed hadden. Toen we er om kwamen, trok hq een dollkr af voor het breken van een bijlsteel tijdens het werk. Dit voor een beschadigde oude steel, die we nadat hij kraakte met een ijzerdraadje hadden verstevigd, zodat de boer hem nu nog gebruikt. Dirk was spinnijdig. Iets dergelijks hebben wij nu met vaders werkgever. Dirk en ik hadden een dag voor hem hout ge zaagd en zouden daarmede zeven en ®on halve dollar verdienen. Toen wij hem later om dat geld vroegen, ston den we volgens hem quite omdat we eens een vrachtje zaagsel hadden mee genomen. We verbaasden ons er al niet meer over en vroegen hem alleen of hij gek was. Maar met een „thank you boys" was de kous voor hem af. Wat zouden wij moeten doen, wil vader het bij hem uithouden? Een paar brieven gingen de deur uit. Resultaat: geen zaak voor ons, een civiele zaak daarmede een deskundige en hoge kosten.... Eens zouden wij ook in deze kwes ties wel een weg weten. Het zou alle maal wel niet zo erg zijn als niet weer een nieuwe kwestie aan de orde was gekomen. Vaders werkgever had in zijn huis. Waar wij in wonen, electrisch licht la ten aanleggen. Nu wil hij de helft van die kosten door vader laten betalen, terwijl wij er eerst sinds kort in wonen ®n er naar wij hopen nog slechts en kele maanden in zullen moeten ver blijven. Bovendien gaat het hier om bijna de helft van vaders maandloon. n wat kunnen wij er aan doen als hij straks vader maar de helft van zijn loon ook uitbetaalt? "leg dit dan geen vriendschap doen OQstaan. We leren er van en dat kost altijd. Het is, hoewel teleurstellend, lo gisch, dat wij niet lang bij deze zaak jes stil kunnen blijven staan. Wij moe ten vooruit! De winter mag daarbij geen hulp bieden, we mogen toch niet klagen. In het bos Enkele dagen hebben we verstek moeten laten gaan tengevolge van de kou. De sneeuw in het bos ligt twee drie voet hoog en het is, hoe flink we ook willen zijn, er soms niet uit te houden. We werken nu met zijn drieën, Dirk, Gert en ikzelf en vormen een fijn ploegje. Wordt het te koud dan stoken we een vuurtje. Als in het mid daguur de zon haar licht in de vallei laat vallen, glanst en schittert het hele bos en valt de sneeuw ais losse zilve ren linten door de dennen. Canada is dan een sprookje, zoals alleen een An- derson het onder woorden zou kunnen brengen. Van de Aberdeen Mountains tot Knoxhill en door de gehele vallei achter het Otter Lake en Swan Lake, alles baadt in een bijna onwereldlijk licht. Verdwijnt de zon echter dan lo pen we in Okanaganvallei door een heel grote ijskelder naar huis. Thuis vinden we dan weer de post. Bovenop ligt de „Weekly Press", een uitgebreid boerenblad. De beide poesen zitten sloom voor zich uit te kijken. De hele familie is verdiept in de Helderse Cou rant, Panorama, De Blauwe Vaan en andere lectuur uit Holland. En laat de vorst dan buiten maar de wereld gese« len! GOVERT J. DE JONG. Vraagt ons prospectus ONDSR WIJZERS AKTI HBS., Staatsexamen A en B, Muto-dlpl. ét Van der Waals ausgespielt DAT WEGLOPEN als diplomatieke manoeuvre nog bijzonder origineel is, kan moeilijk beweerd worden. Evenmin kan men staande houden, dat dergelijke acties tot nu toe zeer doel matig zijn gebleken. De Japanner Mat- soeoka gaf in 1933 het voorbeeld. „Kalm en vastberaden", aldus werd over hem geschreven, verliet hij de zittingszaal van de Volkenbond. Hoe het zijn vaderland tenslotte als gevolg van deze politiek vergaan is, weet men. Mussolini's verte genwoordiger, ba ron Alosi, liep enige jaren later „woedend" uit Ge- nève weg. Het heeft het fascis tische regiem geen goed gedaan. De oorlog leende zich niet tot dergelijke tonelen, maar in 1946 keerde Gromyko de Veiligheidsraad de rug toe, omdat deze zich met het Rus sischPerzische geschil wenste te be moeien. Ernstige gevolgen had dit niet, want Rusland nam zijn zetel weer in. Anders echter ging het in het voor jaar en de zomer van 1948, toen de Russen eerst uit de Geallieerde Be stuursraad voor Duitsland en daarna uit de Berlijnse Kommandatura weg liepen. Beide lichamen zijn aan dit op treden te gronde gegaan, maar 't zijn zeker niet de Russen geweest, die daar voordeel van hebben gehad. In zekere zin bereidden zij daarmede de neder laag, welke hun later door de lucht brug zou worden toegebracht, voor. De huidige manoeuvre van de Sowjets in de Verenigde Naties is ernstiger dan het weglopen van Gromyko zij ge lijkt meer op de in Duitsland onder nomen actie. De Sowjetunie heeft te verstaan gegeven, dat zij niet slechts de Veiligheidsraad, zoals in 1946, maar alle organisaties van de V.N. zal boy cotten, zolang de Chinese nationalis ten er zitting in hebben. Dat is niet slechts een protest tegen een enkele beslissing. Wat de Russen willen, is elke actie van de V.N. onmogelijk ma ken voor de tijd, dat de Chinese com munisten nog niet in Lake Success toe gelaten zijn. Maar dat is een gevaarlijk spel. Wanneer de Sowjets geloven, dat zij de andere naties zo tot erkenning van het regiem van Mao Tse-Toeng kunnen bewegen, vergissen zij zich. Veel waarschijnlijker is, dat Rusland zich op deze wijze steeds meer van de overige wereld isoleert. Zeker, dat zou het einde van de Verenigde Naties in haar huidige vorm betekenen. Maar er zou beslist een nieuwe internationale organisatie komen, zonder Rusland dan En bij een dergelijke ontwikkeling kan Rusland slechts de verliezer zijn. J^L LANG GELEDEN HAD IK m'n ver landinwaarts wonende vriend beloofd hem, als h(j eens in Amsterdam kwam, de havens te laten zien. Ik zou hem die oude, historische pakhuizen tonen, van de Compagnie en die op 't Bickers- eiland. En 't alleroudste deel van Amsterdam, met de schepen, en met ai die duizend dingen die spreken van herinnering aan de dagen, dat de Nederlandse vlag op de wereldzeeën een even geacht als gevreesd uitwaaiend dundoek was. Kortom, ik zou hem een beeld geven van het vroegere en het hedendaagse schipryck Amsterdam. En nu waren we daar. Het was vroeg en het was koud. Heel Amsterdam, en de havenwijk in het bijzonder, lag in een bard, schel winterlicht. Alles, elk ding, had iets cellofaanachtigs. Er was geen zier romantiek, op dat onheilspellend prille ochtenduur. Er was geen grein sfeer, waar dan ook. Nergens klonk een muziekje. Nergens rammelde in een tingeltangel een Limehouse blues. Nergens was een spoor van de zeventiende eeuw. Er was zelfs niets dat deed denken aan de artistieke tristesse van de Franse havenfilms a la Duvivier en Clair. Het was daar alleen maar wintermorgen. Hard, rauw, verbeten, koud. Elk voorwerp was ontluisterd tot z'n eigen meedogenloze nietswaardigheid. Er was geen droom, nog geen duizendste procent droom. Ten slotte gingen we dan ook maar koffie drinken in een schipperskroegje op de Prins Hendrikkade. De kastelein lag vet en solide over de tapkast en las een ochtendblad. Een paar arbeiders van een nachtploeg zaten zorgelijk en grijs naast elkaar en dronken koffie. Aan de ronde mahonie tafel waren drie lieden, waarschijnlijk schippers, aan het fluisteren. Ze dronken koffie. De radio stond af. Een versloofd wijfje dweilde de granieten grond. Een man, in marconistenuniform, kwam binnen en bestelde koffie. Hij trok een gezicht alsof gans de wereld op hém drukte. Het was, op dat ogenblik, enigszins moeilijk om het aardrijk en deszelfs bewoners schoon te vinden. Toen kwamen die twee Chinezen bin nen. Of eigenlijk was het één Chinees. Eén, met vier armen, vier benen en twee monden. Een twee-eenheid Chi nees was het, die binnendrentelde. Ze overzagen, wat Chinezerig timide lachend, de situatie in de taveerne en liepen vervolgens regelrecht op de nog steeds lezende kastelein toe. Ik zat er vlak bij en kon het gesprek volgen. Tegelijk vroegen ze hoeveel borrels je voor twee guldens kon kopen. De kastelein rees moeizaam op, bekeek peinzend en taxerend de twee gezich ten van die twee-eenheid Chinees, over legde kennelijk of hij vijf of zeven zou zeggen en zei dus: zes. De beide delen van het hoofd knik ten instemmend. Daarna legden twee rechterhanden elk twee briefjes van één gulden op de tapkast. De eigenaar van de zaak haalde uit de diepten onder de toonbank een fles te voorschijn gevuld met het vocht dat bepaalde steden in dit land een we reldvermaardheid bezorgde, en schoof twee glazen aan. Het ene zette hij voor het rechterdeel van de combinatie- Chinees, het andere voor het linker deel. Twee rechterhanden pakten elk een glas op en het eerste werd volge schonken. Geen tiende seconden later dronk de helft, voor wie het was be stemd het leeg. Zonder de fles recht te houden schonk de kastelein het tweede glas vol. Het was leeg, eer hij gelegenheid had de eerste Chinees zijn tweede rantsoen te verstrekken. Binnen het tijdsbestek van twaalf maal vijf seconden waren die twaalf glazen zeer oude jenever door beide Oosterlingen verwerkt. Het was lo pende band werk en beide zonen van het hemels genoemde rijk deden het QOM JARIG werd deze week zeventig jaar. Voor velen zal deze mededeling weinig hebben te betekenen, maar hun, die bekend zqn in de kringen van de volkshogescholen zegt dit des te meer. Jarig v. d. Wielen, een merk waardige figuur met een wel zeer avontuurlijke jeugd, is de centrale gestalte in de ontwikkeling van het volkshogeschoolwerk. Zijn rjjke levenservaring, in alle werelddelen opgedaan, zijn humaan karakter en zijn inventieve geest inspireerden de oprichters van de Vereniging tot Stichting van Volkshoge scholen in Nederland In sterke mate en maar al te graag luisterde men naar de adviezen van deze, tot zijn geboorteland teruggekeerde zwerver, die met zijn zgn. praatavonden in het „Oude Huis" te Bakkeveen (Friesland) reeds baanbrekend werk had verricht. Jarig van der Wielen werd op 24 Januari 1880 geboren te Leeuwarden. Hij, de jongste zoon in een gezin van vijf kinderen, was nog geen vier jaar, toen zijn vader stierf en de moeder zich geplaatst zag tegenover de zware taak het bedrijf van haar man de concertzaal Van der Wielen met haar talrijke lezingen, vergaderingen, con certen en bals verder te exploite ren. Zij kon, zoals valt te begrijpen, daarom minder zorg besteden aan de opvoeding van haar jongste kind en de kleine Jarig maakte hiervan dank baar gebruik om de ruime zolders van het gebouw te verkennen. Hij bouwde daar, temidden van de toneelrequisie- ten en allerlei vreemdsoortige costu- mes, de wildste fantasieën op, die in de muziek van de concerten uit de grote zaal hun achtergrond vonden. Het schoolgaan was voor Jarig een allerminst succesvolle periode. Zijn moeder wilde, dat hij voor predikant zou studeren, maar Jarig ambiëerde meer het avontuurlijke leven van een zendeling: hij vertrok op 17-jarige leeftijd naar Rotterdam, waar hij de zendingsschool bezocht. Tussen het bestuur van de school en Jarig van der Wielen ontstond echter een on overbrugbaar verschil in inzicht over godsdienstige kwesties, zodat het be stuur het ten slotte beter oordeelde, dat hij de school verliet, wat zowel voor hem als voor zijn moeder een diepe teleurstelling betekend». Ook zijn volgende studie, die voor onderwijzer, leverde een negatief re sultaat, want van de vijftien cursis ten zakte er één en dat was Jarig. Na deze mislukkingen kwam hij als volontair bij de Coöperatieve Zuivel fabriek te Leeuwarden, waar hij met een onderbreking van een jaar, toen hij naar Frankrijk ging om de Franse taal te leren en Franse kaas te leren maken, tot 1904 bleef werken. Er werd in de zuivel lang gewerkt, zo omstreeks de jaarwisseling, en de lo nen waren daarmee niet in overeen stemming. Dit was één van de rede nen, dat Van der Wielen een vurig pro pagandist werd van de in 1900 opge richte Bond van Zuivelarbeiders. De fabrieksdirectie vond, dat de jonge man, die tevens redacteur was van het orgaan „Verenigt U" buitenge woon lastig werd en Jarig werd ont slagen. Het avontuur begon. Voor Jarig zou dit het begin van zijn omzwervingen worden. Arm en berooid trok h(j in het voorjaar van 1905 naar Amerika, waar hjj bij een ver familielid in de buurt van Den ver een baantje vond als cowboy. Rust kende de avontuurlijke jongeman ech ter niet; verder wilde hij, naar de Mormonen in Salt Lake City, naar 't juist door aardbeving en brand ge teisterde San Francisco (1906). Hier rijpte in hem het plan om de Stille Oceaan over te steken en zijn geluk te beproeven in Australië, het land met de achturige werkdag schrille te genstellingen met zijn ervaringen in de Friese zuivelindustrie en lonen vaa een shilling per uur. I Begin November 1906 kwam zijn yggl grote kans. Jarig van der Wielen werd aangemonsterd als hofmeester op een zeilschip en zette tien weken later, na een bange zeereis, voet aan wal in Melbourne. In Australië werkte hij geruime tijd op een boerderij, maar voor hij zijn plannen om over te ste ken naar Nieuw-Zeeland kon verwe zenlijken, riep een dringende brief van zijn moeder hem huiswaarts. Met een Duits schip vertrok hij naar Napels, lopende wist hij Nizza te bereiken en toen ging het per trein via Parijs naar Holland terug, waar hij in 1908 aankwam. Weer terug. Toen reeds rijpte in zijn gedachten het volkshogeschoolwerk, dat hier in Nederland nog geen enkele bekend heid genoot. In samenwerking met een ....Liefde voor anderen..,. rijke vriend stichtte Jarig bij de Harskamp een boerderij, die h(j tot conferentie-oord wilde maken. Na 't huwelijk van zijn compagnon vertrok hij echter weer naar Amerika om in hetzelfde jaar terug te keren en hier in 1911 in het huwelijk te treden met Lida Eykman. Het jonge paar zocht de vrijheid op en deinsde er niet voor te rug het zware pionierswerk aan te pakken, dat hun b(j het beheer van hun boerderij in de Amerikaanse prai rie wachtte. In Amerika bouwde Jarig zich een bestaan en een gezin, maar de ziekte van zijn moeder deed zijn verlangen naar het geboorteland toe nemen en na een moeilijke tocht door een wereld, die gevangen was in de verschroeiende greep van de Eerste Wereldoorlog arriveerde de familie Van der Wielen in 1916 in het vader land. Zjjn sociaal rechtvaardigheids gevoel en zijn oprecht, ware Christe lijk geloof dreef hem spoedig naar 't organisatieleven en van 1916 tot 192U bekleedde hij de functie van secreta ris-penningmeester van de Landarbei- dersbond. De Volkshogeschool ontstond. In 1920 kocht hij 95 H.A. bos en heide bij „Allardsoog" te Bakkeveen en de bestaande Noaberschap groei de hier, dank zij het werk van Jarig van der Wielen, tot een intieme buurtgemeenschap met een eiget. buurthuis, waar vele jongeren bijeen kwamen, en waaruit ten slotte de volkshogeschool ontstond. Zjjn al truïsme' stuwde hem in deze richting, waarin de Denen reeds waren voor gegaan. Jonge werklozen kwamen helpen bjj de bouw van de school, stu denten droegen het hunne er toe bjj. De rimbu rond „Allardsoog" werd gedeeltelijk ontgonnen en binnenshuis organiseerde Oom Jarig, zoals zjjn vele jongen vrienden hem noemden, cursussen, die beoogden de jonge vol wassenen in zedeljjk-geesteljjk opzicht te ontwikkelen als basis voor de ver nieuwing der volkscultuur en verster king der volksgemeenschap. Voor velen, die zich in deze kring bewogen, was hij de raadsman, die jo viaal en geestig zjjn gewaardeerde adviezen bracht en met zjjn, met apho- rismen doorknede betogen vele aan dachtige toehoorders aan zjjn lippen bond. Een wonderbaarlijk man, die in 't Friese heideland een oase heeft ge schapen, waar men de verheffing en verdieping van ons volksleven onder wjjst, waar men zich toelegt op het wekken van medegevoel en verant woordelijkheid voor de gemeenschap, waarvan wjj allen deel uitmaken. Nu is „Allardsoog" niet meer de enige volkshogeschool in Nederlaöd. Men vrndt deze instellingen in Markelo, in Haveite, in Bergen, te Eerbeek, Ro- ckanje en Uithuizen, als machtig en imponerend resultaat van hetgeen Oom Jarig in eenvoud en idealisme is begonnen. zichtbaar op een hun geëigende me thode. Maar nooit in al mijn levensda gen zag ik twaalf borrels zó vervaar lijk snel verdwijnen door twee mensen als op dit ogenblik in dit café. Het was eigenlijk een zonderling manuaal, daar op die vroege morgen in het winters Amsterdam, in dat gore schippers kroegje. De twee kleine Chinezen mompelden iets en gingen heen. Alles bij elkaar had het misschien twee minuten ge duurd. De deur sloeg dicht en we wa ren weer onder elkaar als goede volks genoten. Niemand gaf commentaar. Zelfs daar was het te vroeg voor. En we dronken koffie. Men zou over zoiets rijkelijk lang kunnen na-filosoferen. Dat deed die andere Chinees bijvoorbeeld, die een goede duizend jaar geleden leefde, en zulke aardige dingen wist te zeggen over de wijn en de mensen en aller- hand bijkomstige zaken. Dat was Li- Tai-Po, van wie Klabund o.a. dit on deugende versje na-dichtte: Wenn nur ein Traum das Dasein ist, Warum dann Müh und Plag? Ich trinke, bis ich nicht mehr kann, Den ganzen lieben Tag. Waarom dronken deze twee achter neven van Li-Tai-Po per expresse tweemaal zes glazen zeer oude jene ver? Ik denk omdat de wijnen hier te lande te schraal zijn en te slecht op temperatuur. Ik denk omdat ze al da gen en dagenlang gezocht hadden naar een brokstukje droom, maar dat niet konden vinden in de gruwelijke kaal heid van hun optrekje bij de slaap- baas. Ik denk omdat ze lang, onmèn- selijk lang, gesjouwd hadden op een wildevaart-bootje. Omdat ze zét wa ren van het zout der zee en de guur heid der westerwinden. Ik denk dat ze heel diep weggemoffeld in hun po vere Chinezenharten zo een enkele maal een restantje heimwee hebben ge voeld, al waren ze nog zo afgedord en verschameld. En wie zal zeggen dat ze, die eigenste morgen, niet hadden ge dacht aan kersenbloesem, mandarijnen en papagaaien, die daar, in het schip ryck Amsterdam, al net zo min waren als Limehouse-blues en soortgelijke zeemansromantiek. Ik denk dat ze per snelste gelegen heid, per expresse, naar de Vergetelheid wilden. En hun beste transportmiddel naar dat Nirwana was de schielijk- schenkende bottel van die kastelein, in dat kroegje. Wij plegen zulke dingen of helemaal niet, of anders, te doen. Maar zó deden het die twee Chinezen, die morgen. Ik denk dat menig achtenswaardig lezer over dit alles niet gesticht is. Maar die twee Chinezen waren óók niet gesticht. In al die kou, al dat ker- vend-harde licht, al dat ontzielde ver- cellofaande gedoe, keerden ze terug naar hun voorvader, Li-Tai-Po, en volgden de weg. door hem gewezen, naar een aalmoes vergetelheid in de woestijn van 't hen barbaarse vreem de Amsterdam, zo ver van de eigen goede aarde. In Denemarken leeft men een huwelijksleer; ihool ge sticht. Persbericht. 'k Heb mij afgevraagd, m'n lezer, Of men in óns vaderland Oók niet zulk een school kan stichten. Heus, dat heeft zijn goeie kant. Want u zult 't wel met mij eens zijn, Dat het juist op dit terrein Lang niet alles koek en ei is, Rozengeur en maneschijn. Doch al is het wél in orde, Dan lijkt nóg zo'n school mij goed, Omdat men in deze tijd juist Nog zo heel veel leren moet. En dan hoop ik voor de dames, Dat een leerstoel wordt gesticht, Die geheel gewijd is aan het Aanpas-inkrimp-onderzicht. Want geen huisvrouw weet opheden Hoe of zij met vijf procent, Tien procent moet achterhalen. En was dat nog maar het énd! Want je oren staan te klapp'ren En je haar vliegt overeind, Als het A.NJons weer zo'n Pestig persberichtje seint. Kolen, koffie, huishuur, reisgeld. Ga maar door en vul maar aan. Wij gaan langzaam naar de kelder Of misschien wel naar de maan. En zódoende lijkt zo'n leerschool Met prof. Lieftinck als docent Wij DE oplossing in dezen. Leve onze vijf procent. JABSON

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1950 | | pagina 5