Onze strijd tegen de witte vijand
Jodenbreestraat Nummer Vier
Pernis, grootste ol
iestad van Europa
VIJF MENSEN GINGEN NAAR CANADA (19)
Met de sneeuwruimersploeg langs
de spoorlijn
Francis
Achtergrond van
de zaak-Louwers
AMSTERDAMS PODIUM
In anderhalf jaar
reusachtige raffinaderij
„Oliebron voor West
ontstond er een
en Noord-Europa
Een halve dag vrij
ZATERDAG 11 MAART 1950
7tJLLE>' JTTLXXE GOED uitkijken jongens? Pas op voor de treinen en
stuur Je wasgoed naar huis enDat waren de woorden van een
fcorgzame moeder, zoals elke moeder ze zegt tegen haar kinderen als ze
lang van huis gaan. Ja moeder, ik geloof, dat Dirk alles opgeschreven heeft.
VVe kunnen dus niets vergeten. Een vrachtauto kwam over de heuvel en
we kregen een lift. Met koffer en rugzak bepakt, startten wij zo voor de
reis naar Revelstoke, waar een nieuwe baan ons wachtte.
r\E TREINEN waren laat en het was
dus eerst middernacht, dat wij op
de plaats van bestemming aankwa
men. Dat was een klein stationnetje.
Na de nacht in een hotel te hebben
doorgebracht, meldden we ons de vol
gende morgen bij onze baas. Die
plechtigheid was maar kort. Ons adres
werd genoteerd, we kregen elk een
grote schop en werden ingedeeld in
de extra ploeg spoorwegarbeiders
van de C.P.R. 't Werd nu sneeuwrui
men in plaats van houthakken, maar
we verdienen 65 dollarcents per uur
en dat tien uur per dag. We hadden
zo ongeveer onze berekening al opge
maakt, toen wc tegen vier uur op
kantoor werden geroepen. Daar gooi
de Dirk zijn netje eens uit. Vijf minu-
De VONNISSEN, geveld oVer Sanders
en Vogeler in Hongarije en Lou-
wers in Tsjechoslowakije, het verzoek
van Hongarije aan de Verenigde Sta
ten en Groot-Brittannie om hun diplo
matieke vertegenwoordigingen in Boe
dapest in te krimpen, de feitelijke
uitwijzing van drie leden der Neder
landse legatie in Praag, een hysterische
rede van de Tsjechoslowaakse presi
dent Gottwald al deze dingen heb
ben slechts één betekenis: het Russi
sche drijven naar een volledige ver
breking van alle betrekkingen tussen
de Oosteuropese satellietstaten en het
Westen is verhevigd.
Aan alle burgers der Westerse lan
den is duidelijk gemaakt, dat leven of
werken in een „volksdemocratie" ge
lijk staat met het zich blootstellen niet
slechts aan uitwijzing, maar bovendien
aan langdurige gevangenisstraffen.
Slechts de leden der staven van de di
plomatieke missies zullen nog veilig
zijn. Maar reeds worden er pogingen
ondernomen om hun aantal sterk te
verminderen. Tegelijk wordt de lega
ties het werken vrijwel onmogelijk ge
maakt. Ambassadeurs en gezanten wor
den met welbewuste grofheid behan
deld, hun staven worden in hun bewe
gingsvrijheid beperkt. Telefoonge
sprekken worden afgelu sterd. Officiële
zaken kunnen nauwelijks worden af
gedaan, omdat de contacten schaars
zijn en een systeem van voortdurend
uitstel wordt toegepast. Het duidelijke
doel is de situatie voor de diplomatie
ke missies zo absurd en zo onhoud
baar te maken, dat de Westerse mo
gendheden ze zullen terugtrekken
zoals de Verenigde Staten reeds in
Bulgarije gedaan hebben. En zolang
als zij blijven, zullen zij meer en meer
geïsoleerd worden.
Tezelfdertijd worden de burgers der
„volksdemocratieën" gewaarschuwd,
dat elk contact met buitenlanders ge
vaarlijk is. Elke zakelijke connectie
kan een aanklacht van medeplichtig
heid aan economische spionnage, waar
voor de doodstraf kan worden gege
ven, tot gevolg hebben. Elk persoonlijk
contact, elke persoonlijke correspon
dentie, ja elk blijk van belangstelling
in Westerse aangelegenheden of Wes
terse cultuur is voldoende om verden
king te wekken. En het is gevaarlijk
om zelfs maar enigszins verdacht te
zijn.
Bovendien wordt er een intense pro
paganda gemaakt, bestemd om voor
oordelen en zelfs een blinde haat tegen
alles, wat Westers is, op te roepen. Een
rede, die president Gottwald dezer da
gen hield, is in dit opzicht kenmer
kend. Aan het Tsjechoslowaakse volk
is verteld (hoewel het dit misschien
niet gelooft), dat het land vol is van
„spionnen, terroristen, moordenaars,
rovers en dergelijk uitschot", die door
het „buitenland" zijngezonden om de
wederopbouw te saboteren en een
„nieuwe imperialistische oorlog" voor
te bereiden. Zonder enige terughouding
worden de Tsjechoslowaken uitgeno
digd dit „menselijke afval" niet slechts
onder de weinige buitenlanders, die nog
gebleven zijn, maar ook onder hun
eigen landslieden, die gedurende de
oorlog in het Westen gewerkt en ge
vochten hebben, te zoeken.
J^EZE anti-Westerse campagne is niet
nieuw. Maar zij heeft nu haar hoog
tepunt bereikt. Waarom?
Het voornaamste doel is natuurlijk
de satellietstaten immuun voor elke
soort Westerse beïnvloeding te maken,
ten einde hen des te gemakkelijker
onder Russische invloed en controle te
kunnen brengen. Ten gunste van een
„russificering" moeten zij „gedeweste-
riseerd" worden. Dat is duidelijk ge
noeg. Maar het verklaart nog niet het
bijna hysterische karakter van de
huidige campagne.
Men krijgt de indruk, dat de mannen
•n het Kremlin en de communistische
leiders in de satellietstaten werkelijk
gealarmeerd zijn; dat zij werkelijk ge
loven in hun eigen fantastische ver
halen over Westerse samenzweringen,
sabotage en arglistige propaganda.
Dat is geenszins onwaarschijnlijk.
Want de communist grijpt snel en in-
ten later kreeg hij een baan in de
werkplaats. De houding van de man,
die hem te woord stond was heel
vriendelijk. Zó ging Dirk op de tweede
dag, dat we hier waren al als „wiper"
(poetser) aan de slag.
Het sneeuwde die dag en ik stond
met ongeveer twintig man op de
spoorbaan sneeuw te ruimen. Wel
twintig locomotieven 3tonden bij het
station te blazen en te puffen. De
trein uit Vancouver rolde juist binnen
met de sneeuw hoog op de locomotief,
toen ik een schreeuw hoorde. Ik keek
omhoog en zag Dirk, zwart als een
schoorsteenveger, uit een raampje
van één der grote metalen olifanten
hangen. Met glunderende ogen riep
hij: „Hé maat, zou je niet een beetje
opschieten?" Het was ongetwijfeld een
flauw lachje dat op mijn gezicht ver
scheen, maar ik was toch blij, dat hij
weer op de plaats was, waar hij zich
het beste thuis voelt, temidden van
machines, smeer en vettigheid. Wat
dat betreft Dirk zul je zeker slagen.
Onze ploeg.
jyjAAR KOM, er is geen tijd om te
filosopheren. De andere mannen
kwamen van de hoofdlijn en ons voor
mannetje liep als een gans achter hen
aan. Het is een vreemd samengestelde
ploeg. De mannen zijn van de meest
verschillende „prigin" en allen single
(vrijgezel). Dit feit is zonder twijfel
de reden, dat de meesten zo'n ruw le
ven leiden. Zij vinden hun amusement
in de drank. Sommige komen
's avonds laat slingerend en vloekend
thuis, anderen zgn rustiger en klagen
alleen maar óver de wereld, die zo
slechts voor hen is. Natuurlijk zijn er
ook anderen. In onze slaapwagen heb
ben we een tamelijk goed ploegje.
Daar is behalve mij nog een Hollan
der, Willem Vroegrijk, waarmee ik al
eens eerder had kennis gemaakt. Jack,
één van de mannen uit het leger, dat
in het najaar van 1944 Brabant bin
nenkwam, is ook een prima kerel! Zjjn
doel is zo gauw mogelijk het geld
verdienen, dat nodig is om te kunnen
trouwen.
Wat zal ik over de anderen, buiten
onze wagen nog vertellen? Daar zijn
de beide Polen, waarvan de een alleen
maar vlees eet en de ander een ieder
tracht te overtuigen, dat trouwen na
je veertigste jaar een stommiteit is.
Voor Smily (Glimlachje), een zonder
linge knaap met grote vooruitsteken
de tanden, is dat een onaannemelijke
opvatting. Maar als hij zijn mening
wil zeggen, krijgt hij een hand sneeuw
in zijn gezicht en ieder lacht hem uit,
zodat hij zich maar omdraait en in
zich zelf verder mompelt. Dat plagen
is voor enkelen een geliefkoosde be
zigheid. Barnie moet het altijd het
meeste ontgelden. Zodra Louis, een al
tijd lachende Tsjechcfslowaak, met zün
vreemde tongval begint te praten,
weet Barnie al wat er te wachten
staat. Ondanks zijn dertig jaar rea
geert hij als een jongen. Strak naar
de grond starend ondergaat hQ de
„aanval", zijn gezicht rood van kwaad
heid en steeds hetzelfde scheldwoord
herhalend
Het zijn allen eenzame mannen, niets
meer dan zwervers en zonder vrouwen
volslagen stuurloos. Toch vormen de
vrouwen dikwijls het onderwerp van
het gesprek. En als Francis het knappe
meisje uit het clubcafé, gekleed in
korte rode laarzen, groene skibroek en
een wit blousje eens het rangeerterrein
oversteekt, zijn alle mannen stil. Een
paar uitingen van bewondering, dat
is alles. Eens werd Bob aan tafel ge
mist. Twee dagen later kwam hij weer
boven water. Toen iemand per ongeluk
de naam Francis noemde barstten al
len in lachen uit....
De witte vijand.
£R VIEL ECHTER nog meer te doen
dan het gewone sneeuwvrij hou
den van de baan. Op een morgen wer
den we met zijn zevenen uitgepikt en
DE SINCLAIR CANYON. - Deze
foto geeft een duidelijke indruk
van wat er gebeurt als op zulk
een weg de sneeuw naar beneden
komt.
vertrokken met de grote sneeuwploeg,
een keuken-eetwagen en onze slaap
wagen. Van de machinist hoorden we,
dat vijf en twintig km. verder een
grote „slide" over de rails lag. Dit is
een soms metershoog pak aaneenge-
kitte sneeuw. Door de ingevallen dooi
en de regen komen deze slides van
de hoogten glijden en bedekken de
baan. Met een matig gangetje ging de
werktrein er op af. Naast ons rezen
de bergen hoog op. Een riviertje snel
de door een te smalle bedding en de
duizenden bomen droegen gedwee hun
zware sneeuwvrachten. Dit land is on
bewoonbaar en woest. Wij kunnen ons
nauwelijks een voorstelling maken van
het werk, dat verricht moest worden
om hier de spoorbaan aan te leggen
De regen had opgehouden en even voor
de Three Valleys, het gevaarlijkste
punt in dit traject, werd gestopt om
te eten. Een hoorbare stilte hing tus
sen de bergen. Het meer lag volkomen
glad. Het leek of alle hier pas kort
geleden geschapen was. Toen het eten
voorbij was, ging het weer met volle
kracht vooruit. Plotseling versperde
een reusachtige hoeveelheid sneeuw
ons de weg. Schoppen en bijlen wer
den uitgeladen. Met een flinke aan
loop dook de ploeg in de sneeuw-
barriere. De locomotief maakte een
oorverdovend lawaai, doch drong
slechts een paar meter in de slide. De
losgewoelde sneeuw werd verwijderd
en de ploeg nam een een nieuwe aan
loop.
Plotseling klonk in het kruispunt
van de drie valleien een geweldig ge
donder. Het was of ér een onweer
losbarstte, dat de hele wereld deed
schudden. Mannen schreeuwden en
anderen zetten het op een lopen. In
eens zagen we aan de overkant van
het hier smalle meer een geweldige
lawine naar beneden storten. In zijn
vaart sleurde de sneeuw bomen en
rotsblokken mee. Onder de indruk van
dit wonderbaarlijke schouwspel werd
J-TiN PAAR JAAR GELEDEN liep ik dat huis, Jodenbreestraat nr. 4, bin
nen en behalve de schaduwachtige, schimmige verschijning van de por
tier was daar niemand. Vorig jaar was ik er weer, tegel(jk met één dame,
die nogal demonstratief met een face h main tekeer ging, en al niet minder
demonstratief haar kunstlievende neigingen etaleerde. En eergisteren waren
we er weer met ons tweeën: de portier en ik. Het was er bepaald minder
druk dan in de cinéacs. Ook minder druk dan in de stadsrulven, de café-
taria's. Oók minder dan in de middagvoorstellingen der bioscopen. En even
eens minder druk dan in de warenhuizen, kapsalons, of w&dr ook in Amster
dam de menigte zich pleegt op te houden omtrent het uur der schemering.
Desondanks is het een allervreemdst, allerwonderlijkst, allerzeldzaamst huis,
dat nummer 4 in de Jodenbreestraat. Een huis met licht en schaduw. Een
huis met schimmen en geesten. Een huis, geladen met de essence van voor
bije grootheid, roem en onsterfelijk kunstenaarschap: Rembrandt's huis,
Rembrandt. Hij was er mee bezig, meer
dan drie eeuwen geleden, met z'n gepo
lijste koperplaten, z'n vernis, z'n ets
naalden, met drukinkt en papier. Hier
woonde hij, werkte hij, sliep hij,
droomie hij, was hij radeloos van on
macht als weer eens verf, doek en pen
selen niet wilden, wat dat van inspira
tie en scheppingsdrift overkokende hart
wilde en was hij dronken van geluk,
als de genade van zijn talent hem in
staat stelde de dingen weer te geven,
die hij op het scherm van z'n verbeel
ding zag uitgezet.
Jodenbreestraat nummer 4: een huis
met licht en schaduw. Zo is het nu. Zo
was het toen, in 1640 en later. Licht in
het haar van Saskia en licht in haar
ogen, schuimend licht van geluk als
Rembrandt haar de purperen konings
mantels om het lijf wierp. Het licht van
allerhoogste trots om vrouw te mogen
zijn van hèm, de meester, over wie
stad en land en een goed deel der we
reld spraken. Licht om het hoofd van
het kind: Titus. Licht., licht., licht.,
laaiend, kolkend en trillend over de da
ken, de torens en de kerken van Am
sterdam. Het licht dat de man uit de
Jodenbreestraat opving in z'n hart en
weer terug deed stromen uit zijn pen
selen.
En schaduw: toen er geen Saskia
meer was om met purperen mantels te
tooien. Toen er geen kind Tïtus meer
was, maar een oudere zoon Titus. En
de schaduw van de komende ouderdom.
J-JIER woonde hij dan, die vreemde,
wilde dromer, portretschilder, etser
en schepper van het meest glorieuze
wat een Nederlands artist ooit met
weerstrevende, tegenwerkende penselen
op linnen bracht. Bijna twintig jaar
werkte hij in dit huis, woonde er met
Saskia. Later met Saskia en Titus. Nóg
later met anderen, maar zónder Saskia.
Het is een van de goede dingen van
Rembrandt's huis, dat er geen horden
komen op zo'n voorjaarse namiddag, als
de zon rood en koperig te smeulen ligt
achter de aansuizende avondmist. Niets
is zo heerlijk als daar alleen te mogen
zijn, ergens tussen de verdiepingen,
met alleen heel ver weg die grijze
schim van de volstrekt onpersoonlijke
portier, heel in de diepte bij de ingang.
Alleen met het luttele licht en al die
schaduwen. En daar wat te zitten, bij al
die honderden etsen en tekeningen.
Iedere ets lag eens onder de handen van
onze aandacht plotseling afgeleid
door een passagierstrein, die op de
tweede lijn passeerde. De sneeuwploeg
had nu weldra de slide opgeruimd.
Een paar km. verder troffen we weer
andere aan. Een lange goederentrein
passeerde en stopte plotseling. Op
hetzelfde ogenblik klonk een hevig ge
bulder uit de bergen. Even later za
gen we een nieuwe sneeuwlawine val
len. Enkele bomen bleven halverwege
steken. In de trein loeiden koeien en
klonk het vervelende geknor van var
kens. Een voor een kwamen de weg
gevluchte arbeiders weer tevoor
schijn, angstvallig de hoogten af
speurend. De trein stoomde tussen de
sneeuw achteruit. De hele troep er
heen. Met behulp van de ploeg werd
de lijn Weer vrijgemaakt en kon de
lange trein de reis voortzetten. Nau
welijks waren de laatste wagens uit
het zicht verdwenen of er kwam een
nieuwe lading sneeuw van de hellin
gen. Enige honderden kubieke meters
deed het zojuist verrichte werk weer
te niet.
Toen kregen we hulp van een nieu
we ploeg, een groot draaiend blad van
zwaar metaal. Als de zware locomo
tief deze ploeg voortduwt, vliegen
sneeuw en rotsblokken hoog de lucht
in. Met hard werken was tegen mid
dernacht de sneeuw op beide banen
doorbroken en trokken we weer naar
huis, de goederenwagen in Revelstoke.
GOVERT J. DE JONG.
EMERALDMEER MET BERGTOP.
Zó mooi is op vele plaatsen de
natuur in Canada.
stinctief naar een dergelijke verkla
ring, wanneer er iets mis gaat. In de
Sowjetunie zelve is elke mislukking
en elke moeilijkheid reeds twintig jaar
lang onmiddellijk aan „sabotage" ge
weten. Dat is een gevolg van het dog
matisme. De marxistische stellingen
geven de wijze aan, waarop de dingen
zich moeten ontwikkelen. Ontwikkelen
zij zich niet op de voorgeschreven wij
ze, dan moet er een of andere verkla
ring worden gevonden.
Een van de dingen, die volgens de
marxistische leer als een paal boven
water staat, is, dat de overgang- van
een kapitalistisch naar een socialistisch
systeem onmiddellijk zal worden ge
volgd door een aanzienlijke verhoging
der productie. De revolutie breekt im
mers juist uit, omdat kapitalistische in
stellingen „parasieten op de produc
tieve krachten" zijn geworden. De re
volutie doodt de parasieten. Enorme
productieve krachten worden „vrij ge
maakt".
En wanneer dat niet gebeurt, wan
neer de productie van de communis
tische landen niet omhoogschiet en die
van de kapitalistische landen niet met
stukken slaat, dan moet er iets scheef
zitten. En dat kan onmogelijk de hei
lige marxistische tekst zijn.
IAAT is één factor. Maar het is niet
slechts de productie, waarmee het
misgelopen is. Volgens de Leninistisch.
Stalinistische theorie zou de „grote
massa" in de satellietstaten zich met
enthousiasme voor het communistische
systeem hebben moeten uitspreken. Zij
zou vervuld moeten zijn van gevoelens
van bewondering en dankbaarheid te
genover de Sowjetunie, haar com
munistische partij en haar „grote lei
der en leraar „oseph Stalin". En wan
neer ook dat niet gebeurt, is verdere
verklaring nodig. En opnieuw is het
dezelfde dooddoener, die zich aan lie
den, die het samenzweren in het bloed
zit, maar al té gemakkelijk opdringt.
Opnieuw zijn het de achterbakse ma
chinaties van „kapitalisten" en „im
perialisten".
Zo zwepen de communistische leiders
zich op tot een blinde woede tegen de
„saboteurs", aan wier bestaan zij door
hun theorieën worden ^dwongen te
geloven. De terreur, die zij uitoefenen
is een gevolg van hun eigen angsten en
tekortkomingen. De „spionnagè"-zaken
bewijzen ten duidelijkste, dat men in
de landen achter het IJzeren Gord.jn
met onrust onder dc volken en met
economische mislukkingen te kampen
heeft.
(Van onze speciale verslaggever).
Oliemensen zijn in feite de raarste
wezens, die er op twee benen rond
lopen. Hiermede bedoelen wij aller
minst uw trouwe petroleupoman, maar
zij die olie, benzine of petroleum met
duizenden liters tegelijk verhandelen.
Zij kopen en verkopen namelijk een
product, waarmee millioenen guldens
gemoeid zijn, zonder dat zjj er iets van
zien. Bovendien verdient een uitgebrei
de staf van personeel aan deze „on
zichtbare" handel zijn dagelijkse brood.
Olie wordt immers opgepompt en
direct door pijpleidingen naar tank
schepen vervoerd. Als deze schepen
op de plaats van bestemming zijn aan
gekomen, is het weer door buizen, dat
de ruwe olie van het schip naar de
raffinaderij gebracht wordt. Ook op
deze bedrijven krijgt men gedurende
het proces der zuivering geen druppel
olie te zien. En de tot benzine, petro
leum of stookolie verwerkte ruwe olie
gaat daarna in tankauto's, binnen
vaartschepen en andere goed afgeslo
ten vervoermiddelen naar depóts en
benzinestations. Als ten slotte de
automobilst zijn wagen getankt heeft,
is de benzine na enkele tientallen kilo
meters rijden verbruikt zonder dat
men met zijn ogen deze vloeistof
heeft waargenomen.
De héér Brule, een van de vooraan
staande figuren van Caltex, gaf ons
bovenstaande visie op de oliewereld.
Wij waren naar Pernis getogen om de
nieuwe raffinaderij van genoemde
maatschappij in ogenschouw te nemen
De Amerikanen te Amerikaans
Nog geen anderhalf jaar geleden lag
tegenover het concern van de B.P.M.
een met distels en doornen Degroeid
terrein. Dezer dagen is op dit terrein
een bedrijf in gebruik genomen, dat
op zijn gebied tot de grootste in Euro
pa mag worden gerekend. Dat klinkt
alles heel simpel, maar meer dan drie
uur hadden we nodig om alles in
vogelvlucht te bekijken, waarbij zo
nu en dan gebruik werd gemaakt van
een auto om de afstanden te bekorten.
Het hele bedrijf is gebouwd onder
leiding van Amerikanen met even
eens Amerikaans materiaal. De op
bouw is zelfs de Amerikanen nog te
„Amerikaans" afgegaan, verzekerde
ons de heer Brule, toen wij hem de
vraag stelden, hoe het mogelijk is, dat
zulk een enorm werk in zo'n korte
tijd tot stand kon komen.
Cijfers spreken een duidelijke taai.
Het terrein heeft een oppervlakte van
100 ha, waarvan nu 36 pet. is bebouwd.
In totaal is 140 km pijpleiding aange
bracht. Machtige installaties, die de
olie bewerken, zijn torenhoog opge
trokken. Voordat men met de bebou
wing kon beginnen, moesten 2000 be
tonen palen in de grond worden ge
heid. Uit de Verenigde Staten werden
6000 ton staal voor de installaties en
veel ander materiaal aangevoerd en
hier verwerkt.
Buiten dit alles om is een complex
lage gebouwen opgetrokken, waarin
zijn ondergebracht laboratorium,
kleed- en waslokalen, alsmede een
naar de eisen des tijds ingerichte can-
tine, waar ook warme maaltijden kun
nen worden gebruikt.
Zes en tachtig tanks het beste te
vergelijken met gashouders geven
aan dit bedrijf een imposante aanblik.
De zes grootste tanks hebben een dia
meter van 45 m. en een hoogte van
tien meter. Zij hebben elk een inhoud
van veertien millioen liter.
Van Arabie naar Rotterdam
De olie is afkomstig uit Arabie
waar zij vroeger tcvers werd geraf-
fineèrd. Men heeft echter berekend,
dat het goedkoper is de olie ruw te
vervoeren en hier te raffineren.
Tankschepen, die ongeveer 14500 ton
meten, zullen de olie nöar Rotterdam
brengen en wel één tanker in de vier
dagen. De loscapaciteit ligt tussen de
24 en 28 uur. Naarmate het bedrijf in
de toekomst beter gaat werken, hoopt
men ook de capaciteit nog te kunnen
opvoeren.
Hoewel het principe, volgens hetwelk
ruwe olie tot bruikbare producten
wordt verwerkt, zeer eenvoudig is.
maakt het bedrijf bij een wandeling
door de verschillende afdelingen op
de bezoekers een gecompliceerde in
druk. In de contrölekamers zijn me
ters, meters en nog eens meter opge
steld, die op vernuftige wijze op pa
pier de gang van zaken in het bedrijf
registreren. Door een kijkgat konden
we een blik werpen in „de hel", een
grote oven, waarin enorme vlammen
werpers met een razend lawaai de
ontstane gassen verwerken. Hij levert
tevens de warmte in iedere gewen
ste temperatuur die als eneigie in
het bedrijf gebruikt wordt. Aan de
Maas staat een pompstation, dat zorgt
voor de toevoer van het benodigde
koelwater.
Om ten slotte nog een indruk van de
omvang van de raffinaderij te geven,
kunnen wc vermelden, dat zij voorziet
in de behoeften van Nederland. West-
Duitsland, Scandinavië, Belgie en Zwit
serland.
Door deze aanwinst is Pernis het
grootste oliecentrum van Europa ge
worden.
Schemeravond in
Rembrandt's huis
De Caltex heeft in Pernis een nieuwe reusachtige olieraffinaderij
in gebruik genomen. De foto toont de installatie, die het hart var
het bedrijf vormt.
De schaduw van vergetelheid. De scha
duw van zorg om wat smerig, vuil, stin
kend geld. De schaduw van de openbare
verkoping van dat huis in de Joden
breestraat en de verhuizing naar de
Rozengracht.
W/AT is dat vreemd, zo'n vroeg avond
uur in dat huis daar. Met de laatste
vegen avondrood gevangen in de kleine
ruiten, met ver weg een stadsklok die
een halfuur wegtinkelt, met ergens in
de straat wat tierende kinderen en op
de achtergrond van dat alles een ver
laat draaiorgel met „de Klok van Arne-
muiden".
Hier was hij. Hier werkte hij. Hier
kuste hij Saskia. Hier stoeide hij met
Titus. Hier zag hij voor zich opdoe
men al die koningen en keizers, goden
en halfgoden en engelen, veldheren en.
poorters, regenten en prinsen. Hier
kwamen ze tot hem, uit het koperen
licht van Amsterdam en elk van hen
kreeg voor eeuwen lang het leven mee.
Iets van hen, die voortleven in al die
etsen, ruist zachtjes door de verdonker
de ruimten van Rembrandt's huis. Maar
er zijn er niet veel die komen luisteren,
daar in de Jodenbreestraat nummer 4.
Een portier en een enkele verdwaalde
bezoeker, getroffen door dat grote, sta
tige,. hoofse gebouw in die gore, half-
verpuinde, afgebroken straat. En straks,
in het „seizoen", de Amerikanen en
Britten. Met shorts en kauwgom. En
met nylons, plastiek en linnen regen
jassen. „Doing Amsterdam and Rem-
brandts House". O ja, in tien minuten.
De portier weet het wel, bij hèm zal
het nooit druk worden. En hij kijkt dus
haast verschrikt op als iemand die oude
deur binnentreedt en het huis van ae
Meester binnengaat. Men is niet graag
bij schimmen en zoveel tastbare her
innering. Het is beter en veiliger In de
stads-collectiviteit van de chroomstalen
wildernis der stadseethuïzen, in de
cineacs, in de sloppen en de straten, in
de tea-lounches en coffee-corners, in de
snackbars en de cafetaria's, in de lido's
en de eethuisjes op zolder.
En zo leven de schimmen dus onge
stoord hun eigen leven, daar in de Jo
denbreestraat nummer 4. Niemand be
moeit zich met hen. Iedereen is ze vol
komen vergeten. Zoals eens, in dat jaar
1669, hun maker, Rembrandt, vergeten
stierf.
pjET ORGEL hield op met de Klok
van Arnemuiden. De kinderen waren
weg en de toren begon langzaam en
manend een heel uur te klingelen. De
geest van de portier verscheen en maan
de me heen te gaan. Het was tijd.
Buiten stond de hemel boven Amster
dam in vuur en vlam. Het was 5 uur In
de avond: Het water in de gracht, op
een paar meter van het huis, lag als be
toverd karmijn tussen de donkere
wallekanten, 't Was schemeravond: het
uur van Rembrandt.
ANTHONY VAN KAMPEN.
De Stichting van de Arbeid deelt
het volgende mede: „In verband met
de beslissing der regering omtrent de
viering van de nationale feestdag op 5
Mei heeft het bestuur van de Stichting
het college van rijksbemiddelaars ge
adviseerd het bedrijfsleven toe te staan
aan de werknemers voor zover het
werk zulks toelaat op deze dag na
13 uur extra vrijaf te geven, met be
houd van loon. Het bestuur vertrouwt,
dat van een dergelijke vergunning al
gemeen gebruik zal worden gemaakt
Naar het stichtingsbestuur heeft ver
nomen zal een vergunning conform dit
advies door het college van rijksbe
middelaars worden verleend".