De Golfstroom en de Dichter
Onrust aan de Oostenrijkse
Hongaarse grens
Een fris bad voor Jumbo
W/6 Qaai mGG naar hei lanBnbal?
Hermetische afsluiting door de Hongaren
Prikkeldraad en
landmijnen
Kerken in Apeldoorn houden
een Zaaiweek
Een rijkdom van mooie
kleuren
LETTERKUNDIGE
VERSCHIJNINGEN
Bij de verzamelde werken van A, Roland Holst
IN HET WONDERLAND DER NATUUR
DINSDAG fi JUNI If»öO
(Van onze correspondent te Wenen)
De ongeveer 259 kilometer lange
grens, die het Oostenrijkse Burgerland
Tan Hongarije scheidt, was in de laat-
»te maanden de onrustigste van de zes
Oostenrijkse grenzen. Het ministerie
van Binnenlandse Zaken in Wenen
y maakte herhaaldelijk bekend, dat het
in dit gebied tot incidenten was ge
komen. waardoor het leven van Oosten
rijkse burgers in gevaar werd gebracht.
In de afgelopen week maakte Wenen
een nota bekend, waarin tegen het
schenden van de Oostenrijkse souverei-
niteitsrechten der Hongaarse grensbe
ambten werd geprotesteerd. De oorzaak
van deze verwikkeling, die geenszins
overeenstemt met de Oostenrijkse poli
tiek van goede verstandhouding met de
buurstaat, ligt in de hermetische af
sluiting, die de volksdemocratische
Hongaarse regering na haar consolida
tie heeft ingesteld.
De Volksrepubliek Hongarije heett
zich van haar Oostenrijkse buurman
door een, in de onmiddellijke omgeving
van de grenslijn, lopende draadversper
ring en met aan mijnen verbonden,
laag over de grond gespannen draden,
afgescheiden. Hongarije wil op deze
manier waarschijnlijk de illegale grens
overgang van de bezittende klasse naar
het Westen verhinderen. Dat deze
draadversperring ondertussen ook lekken
heeft, kan zelfs de domste waarnemer
in Wenen constateren, wanneer hij een
gelegenheid bezoekt, die door Hon
gaarse emigranten bij voorkeur wordt
bezocht.
Aan de Oostenrijkse zijde hebben de
Hongaarse maatregelen tot een sterke
onrust onder de grensbevolking geleid.
Het Weense ministerie van Binnen
landse Zaken heeft er in de laatste
maanden steeds weer op gewezen, dat
de Hongaarse grensbeambten in hun
streven, het illegale grensverkeer tegen
te gaan, de Oostenrijkse souvereini-
teitsrechten overtreden. De mijnen
brengen, docr hun al te dichte nabij
heid, de Oostenrijkse boer, die zijn gras
maait, in groot gevaar. Zij. kunnen de
jongen, die zijn grazende koeien uit het
bereik van de mijnen wil houden, letsel
toebrengen. Ten slotte kan ook opge
jaagd wild de voetganger in levensge
vaar brenger, wanneer het dier toeval
lig de draden raakt en daardoor een
mijn tot explosie brengt.
Met Pasen werden in Schattendorf
Oostenrijkse kerkgangers opgeschrikt
door schoten van de Hongaarse grens
wachten. Of de schoten als waarschu
wing golden of niet, kon niet worden
vastgesteld.
Het is daarom verstandig, wanneer
de jeugd aan de Oostenrijkse zijde pro
beert, de gevaren uit de weg te gaan.
Kinderen gooien met stenen naar de
laag gespannen draden en hebben het
grootste plezier wanneer er een mijn
explodeert. Zij vergeten daarbij meestal,
dat zij daardoor de grensbeambten in
verwarring brengen en gemakkelijk
een grensincident kunnen veroorzaken.
De Oostenrijkse instanties zijn al ge
ruime tijd bezig aan de bevoegde Hon
gaarse autoriteiten te verzoeken de
mijnen zo ver op Hongaars gebied te
leggen, dat geen Oostenrijker gevaar
kan lopen. Dit verzoek is tot nu toe
vergeefs geweest.
De Tsjechische grens.
In tegenstelling tot dit gebied is het
grensverkeer aan de Oostenrijkse Tsje
chische grens volkomen normaal. Voor
In Apeldoorn wordt deze week een
„zaaiweek" gehouden. Deze gaat uit van
zeven kerkgenootschappen, te weten de
herv. kerk, geref. kerk, de chr. geref.
kerk, de vrije evang. gemeente, het
Leger des Heils, de evang. luth. kerk en
de Bapt. gemeente. De bedoeling is, het
evangelie uit te dragen onder hen, die
van de kerk zijn vervreemd. Duizend
vrijwilligers doen huisbezoek, er wor
den samenkomsten gehouden en verder
zijn alle middelen der moderne propa-
gandatechniek ingeschakeld. Zaterdag
zal een massaal jeugdappèl worden ge
houden, wa.-i prinses Vilkelmina een
woord tot de Apeldoornse jeugd zal
richten.
WATELER-VREDESPRIJS
TOEGEKEND
De Carnegoestichting in Den Haag
heeft de Wateier-vredesprijs voor 1948
toegekend aan de Wereldraad der Ker
ken te Genève. Deze organisatie bevor
dert door nauwer contact tussen de
kerken het vredeswerk. De Academie
voor Internationaal Recht in Den Haag
kreeg de prijs voor 1949 om haar werk
zaamheid op de grondslag van de inter
nationale samenwerking in het belang
van de ontwikkeling van het inter
nationale recht.
„VOLKSDUITSERS" UPT POLEN
ARRIVEREN IN WEST-DUITSLAND
Een groep van 510 „Volksduitsers'' uit
de door Polen bestuurde gebieden ten
Oosten van de OderlNeiselipie arri
veerde Maandag in West-Duitsland.
Men verwacht de komende dagen nog
meer „Volksduitsers''. Zij maken deel
uit van een totaal-aantal van 25.000 uit
gewezenen, die krachtens een overeen
komst tussen Polen en de drie Weste
lijke bezettingsmogendheden in West-
Duitsland zullen worden toegelaten.
De regering-Ho Tsji Hinh heeft
alle Vietnamezen tussen 16 en 55 jaar
gemobiliseerd voor de oorlog tegen de
Fransen.
illegale Tsjechische grensgangers is
deze grens echter niet bijzonder aan
trekkelijk, aangezien aan de Oosten
rijkse kant de Russische bezettings
zone ligt. De Oostenrijkse veiligheids
diensten hebben van de Sowjet-Russen
de opdracht gekregen illegale grens
gangers aan hen voor te leiden. Deze
worden dan zoals overigens ook in
het Hongaarse grensgebied aan een
degelijk onderzoek onderworpen. Voor
zover de Oostenrijkse instellingen heb
ben waargenomen, kunnen Joden en
Volksduitsers na het noteren van hun
personalia in het algemeen rekenen op
onmiddellijke vrijlating.
De ongeregeldheden aan de Oosten
rijksJoego-Slavische grens behoren
sedert kort tot het verleden. Ook aan
de andere grenzen komen, buiten het
„normale" smokkelen, geen bijzondere
gebeurtenissen meer voor. Door het
verlenen van gealliëerde reisvergun
ningen in de westelijke zónes van Oos
tenrijk en de mogelijkheid in het
kleine grensverkeer familieleden aan
de andere kant van de grens te spreken
is ook het grensverkeer tussen Oosten
rijk en Duitsland weer normaal. Tenge
volge hiervan verwachten de Oosten
rijkers een vermindering van het ille
gale overschrijden van de grens.
Honderdduizenden in en buiten Nederland hebben het afgelopen week-end
verkoeling aan het water gezocht. Stampvolle treinen brachten de mensen
naar zee, naar de meren en naar de plaatsen die een natuurbad rijk zijn.
Gelukkig waren ook mensen, die zich het lot van de dieren aantrokken,
zoals de man op deze foto. Hij deed het wel beroepshalve (want hij is op
passer in een dierentuin), maar dat deed voor Jumbo niets af van het genot
van het frisse bad.
rvAAR IK weet waar ik deze kleurige
U vogels kan bespieden, huren wij op
een vroege morgen bij "de plas een
bootje. Na een poosje roeien zienm
door de verrekijker op het schier-
eilandje al enige beweging van de ■ro-
gels.
Nu is het zaak hen heel, heel voor
zichtig te naderen. De wind is ons gun
stig en als wij dan ook naar onze zin
dicht genoeg bij zijn, laten wij het an
kertje vallen. Op onze buik liggen »v;j
over de bootrand te loeren. De vrouw
tjes en mannetjes zijn gemakkelijk 'e
onderscheiden Je kunt haast je ver-
A. Roland Holst: Verzamelde
W erken. Vier delen, I en II
Verzamelde Gedichten III en IV
Verzameld Proza. Uitgave C. A.
J. van Dishoeck Bussum, A. A.
M. Stols, 's-Gravenhage.
gLECHTS de grote dankbaarheid,
welke de omgang met het werk
van A. Roland Holst ons schonk, is in
staat, de aarzeling te overwinnen om
over dat werk te schrijven. Per slot
van rekening dicht .een dichter niet,
hoewel hij hetzelfde in zakelijke proza
zou kunnen zeggen, maar omdat hjj
slechts precies zo en niet anders dan
hij het in zijn gedichten doet, uiting
kan geven 'aan zijn wezen. Het is dus
niet wel doenlijk om in gewone en wat
men dan zo noemt „verstaanbare" taal
over dat wezen te schrijven, zonder
dat men voortdurend geplaagd wordt
door het gevoel, niet veel minder dan
heiligschennis te plegen, of in elk ge
val een heel stuk bezijden de dichter
lijke waarheid welke in dit geval
de enige waarheid is te blijven.
Toch moet het ondernomen worden,
omdat het nodig is, omdat het meer
dan broodnodig is, aandacht te vra
gen voor iemand, die ons, slachtoffers
van een noodlottige ontwikkeling der
tijden, zuchtende onder „het Schrik
bewind van Uur en Feit", wijst op het
buiten-tijdelijke en buitenwereldse. Het
is de roeping van alle dichters, en in
het algemeen van alle kunstenaars, om
dat te doen, maar zelden geschiedt dat
zo duidelijk, zo vooropgezet zelfs, als
door Roland Holst. De verschijning
zijner verzamelde werken, aangevan
gen ter gelegenheid van zijn zestigste
verjaardag in 1948, en sedert enige
tijd voltooid, vormt dan voorts aanlei
ding genoeg om er een beschouwing
aan te wijden. We geloven, dat de uit
gevers Stols Van Dishoeck een
uiterst belangrijke daad op cultureel
gebied wellicht de belangrijkste in
vele jaren hebben gesteld door deze
vier delen, twee de gedichten, twee het
proza van Holst bevattende, als één
geheel het licht te doen zien. Het is
namelijk zo, dat men het „proza"
(dat overigens niet anders dan gebo
ren wordende poëzie is) en de gedich
ten in onverbrekelijk verband nodig
heeft om tot het wezen van deze dich
ter1 door te dringen.
Over het algemeen
wordt Holst eetP
„moeilijk" dichter ge
vonden, en bijna al
zijn commentator^
spreken van de nood
zakelijkheid, een
„sleutel" tot zijn
dichtkunst te bezitten
indien men er het
essentiële in wil speu
ren. Maar als men die
sleutel heeft, is Holst
helemaal niet moeilijk
meer, verzekeren
sommigen. Welnu,
men kan die sleutel
dan in zijn proza gaan
zoeken. Hij verklaart
er, nu en dan, iets in
van de symbolen-taal
zijner gedichten en
van zijn visie op de
gebeurtenissen, op de
mensen hun wezen
en streven en vooral
van de zielservarin
gen, die hem tot het
schrijven van zijn ge
dichten noopten. Maar
daar Roland Holst
bovenal een roman
tische mysticus is, en
een die welbewust de
eenzaamheid zoekt,
zal het oog dan nog
menigeen niet zo ge
makkelijk vallen, die
sleutel te vinden en
zal wellicht niemand
daar geheel in slagen.
Vele van zijn gedichten zijn voor meer
dan een „uitleg" vatbaar. Maar wat
daar verder van zij, het zoeken naar
de sleutel, het „passen' van wat men
gevonden denkt te hebben, vormen een
zo verrukkend ziels-avontuur, dat men
niet meer begeren kan.
Doland Holst is een dichter van
heimwee en daar dit een zeer men
selijk gevoel is, en temeer verbreid
naarmate de mens zich in zijn tegen
woordige staat onbehaaglijker gevoelt,
moet hij toch wel tot veel meer dan
enkelen spreken. Heimwee is het ver
langen naar een voortijd en in dit ge
val naar een voortijd waarvan de
mensheid al duizenden jaren afge
dwaald is. In „Verzen", zijn eerste pu
blicatie, van 1911, is dit heimwee al
vaag in een melodieuse liefdeslyriek
hoorbaar, in het verlangen naar
„het land waar droomen daden zijn
en liefde waarheid's eenig
kind
en in het vaag hopen op en tege
lijk beseffen der onmogelijkheid van
een wonder, zoals in het „Sneeuw
liedje" waar het de dichter is of in
de sneeuw die de wereld immers mil
der en verdroomder maakt
tijd als een dwaze klacht
verstilt en mij in mijm'ring laat.
't Is of een wonder komen kan
gewoon, als in een mijmering:
als 't naadren van een ouden man
met een lachend kind door de
schemering
Na „Verzen" komt de machtige im
puls. De dichter gaat in Oxford stu
deren en komt als door een toeval
nimmer was het woord onjuister dan
hier in aanraking met wat aan zijn
heimwee gestalte geven zal. „Op een
verloren middag", zo vertelde hij in
een in 1941 gehouden lezing over
„Eigen Achtergronden" (Verz. Wer
ken IV), als inleiding tot voorlezing
uit zijn werk, kwam hij de vertaling
tegen van een Keltische sage. „Die
bladzijden lezende werd het mij letter
lijk of oude herinneringen in mij ont
waakten, en een mij toen verder ver
diepen in de Keltische mythologie be
vestigde dit tot een gevoel van ein
delijk mijn thuisweg te hebben gevon
den."
A. Roland Holst, naar een in opdracht van de
regering gemaakt schilderij van A. C. Willink
Van dat ogenblik af bleef zijn hart
voortdurend onderhevig aan de voor-
persoonlijke zielskracht, zoals hij het
uitdrukte. De Keltische mythologie
werd voor hem de vertolkster ook van
de grote ondergangen waaraan de
mensheid steeds onderhevig is. Daar
van getuigde hij in de nadichting van
de sage „Deirdre en de Zonen van Us-
nach", een meeslepend stuk proza, al
had Querido er in een lange beschou
wing in het tijdschrift „Nu" (jaargang
1929) vr-l op. aan te merken, omdat
rist meedogenloos woeste en
wrede einde van de legende „verwer
kelijkt". Nu, later werk van Holst is
dan wel een revanche op dat verwijt
geweest.
J)e Kelten stonden veel dichter bij de
oerkracht der natuur, bij de oor
sprong der schepping, bij God dus,
dan de mensheid van thans. Daar de
dichter zijn nwee op die oerkracht
richtte, was ,„j bij uitstek ontvanke
lijk voor hun natuur-symbolen en men
speurt bij hem telkens het besef een
Keltische re-incarnatie te zijn, die te
rug verlangt naar zijn oorspronkelijke
staat en wien het steeds benauwder
wordt in dit stikvolle land, dat bezig
is, één stad te worden, en zich voort
durend verder vervreemdt van de na-
juur, dus van de schoonheid. In „De
Afspraak" (Verz. Werken III) onthult
de dichter hoe een in zijn jeugd ge
ziene gestalte, die wel niet anders kan
zijn dan zijn voorwereldse, zijn ande
re ik, hem komt dringen naar de enige
plek waar de natuur zich nog zuiver
kan tonen bij de zee. De zee waar
ook de Keltische mythologie vol van
is, maar die aan het lage Hollandse
strand nog bereikbaarder is dan aan
de rotsige „laatste kusten" der wereld.
Er één natuur-macht, die beslissend
is geweest voor het werk van de dich
ter. Zonder Golfstroom geen Roland
Holst. Deze geheimzinnige zeestroming
immers is de schepster van het West-
Europese klimaat, met zijn windfen,
zijn nevels, zijn wolkenformaties, zijn
wilde zonsondergangen. En dit wor
den de elementen voor Holsts symbo
liek, zij het niet de enige. Spiegel en
kristal bijv. spelep ook een zeer be
langrijke rol. Hij is, om het platweg
te zeggen, verzot op de wind, die hem
wel de geheimzinnige bode schijnt van
het voorwereldse gebied, van de „ge
heime zee" (de ziel) en die wind waait
hem alles aan, nacht, en „oud licht"
en zo heel veel meer waar zijn verzen
van doorwaaid zijn. Querido alweer,
die de draak stak met de „woei-
waaierigheid" van Holst, heeft dit niet
begrepen en Holst heeft zich gewroken
door het nog, en steeds meer, te laten
waaien in zijn verzen. De Golfstroom
schiep het beeld van „De Wilde Kim"
(Verz. W. II), die reeks onheilszware
verzen:
„Ik denk aan al wat heerschte
en ziende blind
wervelend her, der, werd
uiteengedwereld
de woestheid en de moeheid
dezer wereld,
aan eeuwen, aan den wind
De spankracht der woorden van
de dichter worden groter, naarmate
hij ze schaarser ge.bruikt. Het is ver
bazingwekkend, wat Holst met een
bewust uiterst klein gehouden woor
denschat, welke even bewust een mo
notonie opwekt, weet te bereiken, en
hoe hij lang versleten gemeenplaatsen
in een nieuw leven zet. Hij moet be
seft hebben, dat wie de laatste dingen
zeggen wil. dit alleen kan doen met
het merg, met het zenuwstelsel van
de taal, die voor zijn tasten daar im
mers het gevoeligst is.
£)e dichter Nijhoff heeft in zijn bij
drage aan de bundel „Over den
dichter A. Roland Holst" ter ere van
diens zestigste verjaardag verschenen
bij de Bezige Bij en waaraan „zijn
oude tante" Henriëtte Roland Holst
ook een zeer bewonderend artikel bij
droeg, o.a. gezegd, dat in Roland Holst
Stad en Mens in een nooit uitgevoch
ten strijd zijn gewikkeld.
Daarvan getuigt heel zijn werk ep
vooral, wat zijn schoonste schepping
is, de cyclus „Een Winter aan Zee
)P VELE PLAAJSE^e^eSerLeAI^D'hi,bVnUwen kemphanen elk j^r* hun
IJselmeer, de Haarlemmerm b„ dg Mi(i,iellandsc Zee of in
vaste broedplaatsen. Daar breng ^mer door Reeds in Maart, April ver-
Noord-Afrika overwinterd e ujd van waarnemen is de broedtijd (half
tonen zij zich daar. kraf ht tussen het mannetje en het vrouwtje het
Mei-Juni) als de aant.re^k'ng het m00ist uitgedost, met een prachtige hals.
grootst is. Het mannetje is om de vrouwtjes mee te bekoren, ai,
kraag met oorpluimen. D„ vrouwtjes blijven ook gedurende deze
om hun medeminnaars te^imp«bruinachtig grijs of roodbruin. Hun
tijd eenvoudig van kleur moederlijkc eigenschappen die zij vertonen
grootste verdiensten zitten m0pteii worden. Zeer snel na de paring laat
als het nest of de jongen ver g voof haar gfzin in steeds
het mannetje haar a,'ee"d jon„en na een maand reeds voor zichzelf zorge,
wordende eenzaamheid, daar de jo
en op reis gaan.
bazing over zoveel schakering van
kleuren niet voor je houden. Het maakt
de indruk alsof zij zich voor een feest
mooi gemaakt hebben. Er zijn er met
witte kragen en grijze lijfjes. Maar
oranje en blauwe of gevlekte kragen
zijn er ook te zien.
Als mannequins van een modehuis
draaien zij voor onze kijker rond. Een
zachte wind begeleidt hun sierlijke
passen en speelt door de fijne veertjes,
hun schoonheid des te beter vertonend!
Ja waarlijk, het lijkt of fleurige pa
ges zich opmaken naar het hofbal te
gaan. Zouden wij het feest kunnen ga
deslaan?
De balzaal, ongeveer 3 bij 4 meter, is
een platgetrapt stukje grasland met
wijd uitzicht over de plas. (Een kemp.
haan houdt van ruim uitzicht.) De
ruimte telt nog slechts 7 tot 8 gasten
en dit aantal groeit steeds. In klein
gezelschap wordt reeds kennis ge
maakt. Een enkeling plaatst zich recht
tegenover een ander, zet zijn kraag op,
waarop de ander hetzelfde doet. Een
seconde kijken zij elkaar diep in '.e
ogen, dan gaan zij (welk groot con
trast!) gemoedelijk samen wat modder
pikken.
Tussen een diepbruin gekraagde en
een roomkleurige kemphaan gaat het
iets hartstochtelijker toe. Zij springen
verscheidene malen tegen elkaar op.
fladderen wat heen en weer en herha
len dat enkele malen. Daarna zakt de
roomkleurige door zijn knieën en buigt
zijn kop naar de grond. Is dit een eer
biedsbetuiging of een krachtmeten?
Plotseling is aller aandacht gevan
gen door een neerstrijkende roodkleu
rige vogel met zwarte halskraag. Hij
maakt een zeer deftige indruk en is
zeker een hoog personage in dit gezel
schap, want twee anderen snellen 'oe.
Zij presenteren zich in al hun pracht,
springen een halve meter in de lucht,
trippelen terug en laten ruimte om de
aangekomene verder te doen stappen.
Dit is vast de ceremoniemeester. Het
feest kan beginnen. Het wordt een
draaien en keren, klapwieken en veren
schudden. Een dol opwindende roes
waar tussendoor de vrouwtjes als toe
schouwers waardig wandelen en hun
keuze bepalen.
In dit krachtmeten van de kemp
hanen onderling doen de mannetjes
zich vaak geweldiger voor dan zij in
derdaad zijn. Hun snavel is stomp en
zacht en mocht er ooit een stoot toch
te ver uitschieten, dan is de kop met
een soort wratjes bedekt welke met de
halsveren voldoende bescherming bie
den
J7EN BEETJE opzij staat een schone,
jonge vogel. Om de aandacht te
trekken \naakt hij allerlei bewegingen.
Ook enkele vrouwtjes staan soms zeer
nonchalant zich wat mooi te maken
om daarna een herengesprek coquet te
gaan verstoren. Zij lokken één als uit
verkorene mee naar een broedplaats.
Al spoedig na deze afzondering heeft
het vrouwtje een diep nest gereed
waarin dan geleidelijk vier olijfgroene
eieren komen te liggen.
Van waarlijke trouw moet men deze
kleurige hanen niet verdenken. Hun
ijdelheid speelt hen parten; spoedig
verlaten zij het vrouwtje en keren
terug naar de gezelligheid van de bal
zaal om een ander hennetje het hof te
maken. Deze liefdesbetuigingen geven
in deze wereld niet veel moeilijkheden.
Beide partijen betalen elkaar met ge
lijke munt. Ook het vrouwtje neemt
genoegen met een andere haan zolang
haar legse] niet compleet is. Dan heeft
zij haar wilde haren verloren en keert
de rust in haar weer.
Haar moederzorg voor eieren en
kroost is zo groot, dat menige boer die
zijn gras moet maaien haar van het
nest moet verjagen Heeft hij de omge
ving van het nest gemaaid en legt bij
de eieren er weer in dan gaat zij di
rect met dubbele ijver verder om er
haar warmte aan te geven, achttien da
gen lang. ZWÈRVER
Men kan allerlei commentaar op die
verzen zoeken in de verzameling op
stellen „Uit Zelfbehoud", welke titel
men in zijn oorspronkelijke letterlijk
heid moet opvatten: behoud van het
zelf, het wezen, de zielskracht dus.
Deze wordt bedreigd door de energie,
welke machinaal is en in de stad op
eengehoopt.
„„Een Winter aan Zee" doet zich voor
als een, soms tot mompelen verstilde,
weeklacht om de geliefde, die naar
de stad is gevlucht. De strofen zijn vol
zelfverwijt, vol heimweeen vol
angst.
„Haat maakt haar dor. afschur»
eenzaam, en wat dan haten
rest in die stad van nu
een, door wier lach en louter
aanschrijden eens de maten
overliepen en brand
uitsloeg? De wereld, ouder
wordend, drong haar aan kapt".
Hier komen we het vele malen in
het werk van Holst voorkomende beeld
tegen van Helena van Troje, door wier
schoonheid de oude Grieken tot een
woesten en verdelgende oorlog wer
den gebracht.
Zodra de wereld aan de schoonheid
verraad pleegt, keert zij zich tegen 35
wereld, en het komt den dichter zelfs
voor, dat de verraden schoonheid ten
slotte gevlucht is in het oorlogstuig,
waarmee de mensen ëlkaar vernieti
gen zullen. In elk geval in de machine.
Holst heeft (o.a. in Eigen Achter
gronden") zeer diepe dingen gezegd
over het gevaar van de machine en er
op gewezen, dat zij, volgens het taal
gebruik, „bediend" wordt, hetgeen
dus verraadt wat de mens zich niet
bekennen durft n.l„ dat niet de ma
chine hem, maar hij der machine on
derdanig is, en aan haar zijn ziel ver
liest.
En wanneer dan de oorlog er is, en
Holsts visioenen van ondergang wer
kelijkheid gaan worden, komt nog
eens het symbool van Helena. Maar nu
is het voor de dichter zulk een ob
sessie geworden, dat hij in zijn hui
veringwekkend gedicht „Heiena's In
keer" getuigt, dat zijn dichtvermogen
er „traag, moeizaam woord voor dood-
zwaar woord", onder bezweek.
Deze dichter, die zijn profetische
visioenen met angstwekkende prompt
heid verwerkelijkt zag.Jjesloot in 1945
een „In Memoriam President Koose-
velt" met:
en God weet of de Dood
hem niet de smart
en weedom van een derde
noodweer spaarde."
\\/jj hebben,- slechts enkele facetten
van deze dichter belichtende, hem
misschien wat tè veel in de actualiteit
geplaatst, die per slot toch het minst
wezenlijke is. Dat is het lot van de
krant, die dan ook door Roland Holst
als één der ergste schuldigen aan de
noodlottige ontwikkeling der dingen
wordt beschouwd en gegeseld in
woorden waartegen elk verweer weg
valt. Met ethische praatjes moet men
zeker niet bij hem aankomen en wie,
die in het stukje ziel, dat hem restte
met de dichter instemt, zou dat ook
kunnen
Maar nog één ding. Holst heeft en
kele malen onzegbaar schoon over kin
deren gedicht. En met de zachte drup
pelen balsem, welke zulk een vers in
het geteisterde hart stort, willen we
dit al te vluchtige opstel eindigen.
(Van een Kind I uit De Wilde Kim).
Zoolang ik maar met hem speelde
bleef mijn heimwee wel vervuld
„in zijn wiegekleine weelde,
want hij lachte mij vrij van schuld
vlakbij uit het eeuwige leven
gelj(k ook het water lacht:
eerder dan de wereld, even
klinkklaar en vanzelve en zacht,
enkel gelijk water zijnde.
O, het lachen van het kind
voor de wereld en na haar einde,
van een kleinen blinkenden wind
vertelt het, die eens uitgezonden
zal worden over trots en pijn,
totdat Babyion en Londen
hergeven en vergeten zijn.
WITSEN ELIAS.
„Pardon", zei de Amerikaanse
nister van Buitenlandse Zaken,
Dean Acheson, en hij legde zijn
hand achter de oorschelp, toen hij
een vraag van één der leden von
het Congres niet goed verstond. Dit
gebeurde tijdens een zitting van
het Congres, waar Dean Acheson
verslag uitbracht van zijn bezoék
aan Parijs en Londen.