De Golfstroom en de Dichter Onrust aan de Oostenrijkse Hongaarse grens Een fris bad voor Jumbo W/6 Qaai mGG naar hei lanBnbal? Hermetische afsluiting door de Hongaren Prikkeldraad en landmijnen Kerken in Apeldoorn houden een Zaaiweek Een rijkdom van mooie kleuren LETTERKUNDIGE VERSCHIJNINGEN Bij de verzamelde werken van A, Roland Holst IN HET WONDERLAND DER NATUUR DINSDAG fi JUNI If»öO (Van onze correspondent te Wenen) De ongeveer 259 kilometer lange grens, die het Oostenrijkse Burgerland Tan Hongarije scheidt, was in de laat- »te maanden de onrustigste van de zes Oostenrijkse grenzen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken in Wenen y maakte herhaaldelijk bekend, dat het in dit gebied tot incidenten was ge komen. waardoor het leven van Oosten rijkse burgers in gevaar werd gebracht. In de afgelopen week maakte Wenen een nota bekend, waarin tegen het schenden van de Oostenrijkse souverei- niteitsrechten der Hongaarse grensbe ambten werd geprotesteerd. De oorzaak van deze verwikkeling, die geenszins overeenstemt met de Oostenrijkse poli tiek van goede verstandhouding met de buurstaat, ligt in de hermetische af sluiting, die de volksdemocratische Hongaarse regering na haar consolida tie heeft ingesteld. De Volksrepubliek Hongarije heett zich van haar Oostenrijkse buurman door een, in de onmiddellijke omgeving van de grenslijn, lopende draadversper ring en met aan mijnen verbonden, laag over de grond gespannen draden, afgescheiden. Hongarije wil op deze manier waarschijnlijk de illegale grens overgang van de bezittende klasse naar het Westen verhinderen. Dat deze draadversperring ondertussen ook lekken heeft, kan zelfs de domste waarnemer in Wenen constateren, wanneer hij een gelegenheid bezoekt, die door Hon gaarse emigranten bij voorkeur wordt bezocht. Aan de Oostenrijkse zijde hebben de Hongaarse maatregelen tot een sterke onrust onder de grensbevolking geleid. Het Weense ministerie van Binnen landse Zaken heeft er in de laatste maanden steeds weer op gewezen, dat de Hongaarse grensbeambten in hun streven, het illegale grensverkeer tegen te gaan, de Oostenrijkse souvereini- teitsrechten overtreden. De mijnen brengen, docr hun al te dichte nabij heid, de Oostenrijkse boer, die zijn gras maait, in groot gevaar. Zij. kunnen de jongen, die zijn grazende koeien uit het bereik van de mijnen wil houden, letsel toebrengen. Ten slotte kan ook opge jaagd wild de voetganger in levensge vaar brenger, wanneer het dier toeval lig de draden raakt en daardoor een mijn tot explosie brengt. Met Pasen werden in Schattendorf Oostenrijkse kerkgangers opgeschrikt door schoten van de Hongaarse grens wachten. Of de schoten als waarschu wing golden of niet, kon niet worden vastgesteld. Het is daarom verstandig, wanneer de jeugd aan de Oostenrijkse zijde pro beert, de gevaren uit de weg te gaan. Kinderen gooien met stenen naar de laag gespannen draden en hebben het grootste plezier wanneer er een mijn explodeert. Zij vergeten daarbij meestal, dat zij daardoor de grensbeambten in verwarring brengen en gemakkelijk een grensincident kunnen veroorzaken. De Oostenrijkse instanties zijn al ge ruime tijd bezig aan de bevoegde Hon gaarse autoriteiten te verzoeken de mijnen zo ver op Hongaars gebied te leggen, dat geen Oostenrijker gevaar kan lopen. Dit verzoek is tot nu toe vergeefs geweest. De Tsjechische grens. In tegenstelling tot dit gebied is het grensverkeer aan de Oostenrijkse Tsje chische grens volkomen normaal. Voor In Apeldoorn wordt deze week een „zaaiweek" gehouden. Deze gaat uit van zeven kerkgenootschappen, te weten de herv. kerk, geref. kerk, de chr. geref. kerk, de vrije evang. gemeente, het Leger des Heils, de evang. luth. kerk en de Bapt. gemeente. De bedoeling is, het evangelie uit te dragen onder hen, die van de kerk zijn vervreemd. Duizend vrijwilligers doen huisbezoek, er wor den samenkomsten gehouden en verder zijn alle middelen der moderne propa- gandatechniek ingeschakeld. Zaterdag zal een massaal jeugdappèl worden ge houden, wa.-i prinses Vilkelmina een woord tot de Apeldoornse jeugd zal richten. WATELER-VREDESPRIJS TOEGEKEND De Carnegoestichting in Den Haag heeft de Wateier-vredesprijs voor 1948 toegekend aan de Wereldraad der Ker ken te Genève. Deze organisatie bevor dert door nauwer contact tussen de kerken het vredeswerk. De Academie voor Internationaal Recht in Den Haag kreeg de prijs voor 1949 om haar werk zaamheid op de grondslag van de inter nationale samenwerking in het belang van de ontwikkeling van het inter nationale recht. „VOLKSDUITSERS" UPT POLEN ARRIVEREN IN WEST-DUITSLAND Een groep van 510 „Volksduitsers'' uit de door Polen bestuurde gebieden ten Oosten van de OderlNeiselipie arri veerde Maandag in West-Duitsland. Men verwacht de komende dagen nog meer „Volksduitsers''. Zij maken deel uit van een totaal-aantal van 25.000 uit gewezenen, die krachtens een overeen komst tussen Polen en de drie Weste lijke bezettingsmogendheden in West- Duitsland zullen worden toegelaten. De regering-Ho Tsji Hinh heeft alle Vietnamezen tussen 16 en 55 jaar gemobiliseerd voor de oorlog tegen de Fransen. illegale Tsjechische grensgangers is deze grens echter niet bijzonder aan trekkelijk, aangezien aan de Oosten rijkse kant de Russische bezettings zone ligt. De Oostenrijkse veiligheids diensten hebben van de Sowjet-Russen de opdracht gekregen illegale grens gangers aan hen voor te leiden. Deze worden dan zoals overigens ook in het Hongaarse grensgebied aan een degelijk onderzoek onderworpen. Voor zover de Oostenrijkse instellingen heb ben waargenomen, kunnen Joden en Volksduitsers na het noteren van hun personalia in het algemeen rekenen op onmiddellijke vrijlating. De ongeregeldheden aan de Oosten rijksJoego-Slavische grens behoren sedert kort tot het verleden. Ook aan de andere grenzen komen, buiten het „normale" smokkelen, geen bijzondere gebeurtenissen meer voor. Door het verlenen van gealliëerde reisvergun ningen in de westelijke zónes van Oos tenrijk en de mogelijkheid in het kleine grensverkeer familieleden aan de andere kant van de grens te spreken is ook het grensverkeer tussen Oosten rijk en Duitsland weer normaal. Tenge volge hiervan verwachten de Oosten rijkers een vermindering van het ille gale overschrijden van de grens. Honderdduizenden in en buiten Nederland hebben het afgelopen week-end verkoeling aan het water gezocht. Stampvolle treinen brachten de mensen naar zee, naar de meren en naar de plaatsen die een natuurbad rijk zijn. Gelukkig waren ook mensen, die zich het lot van de dieren aantrokken, zoals de man op deze foto. Hij deed het wel beroepshalve (want hij is op passer in een dierentuin), maar dat deed voor Jumbo niets af van het genot van het frisse bad. rvAAR IK weet waar ik deze kleurige U vogels kan bespieden, huren wij op een vroege morgen bij "de plas een bootje. Na een poosje roeien zienm door de verrekijker op het schier- eilandje al enige beweging van de ■ro- gels. Nu is het zaak hen heel, heel voor zichtig te naderen. De wind is ons gun stig en als wij dan ook naar onze zin dicht genoeg bij zijn, laten wij het an kertje vallen. Op onze buik liggen »v;j over de bootrand te loeren. De vrouw tjes en mannetjes zijn gemakkelijk 'e onderscheiden Je kunt haast je ver- A. Roland Holst: Verzamelde W erken. Vier delen, I en II Verzamelde Gedichten III en IV Verzameld Proza. Uitgave C. A. J. van Dishoeck Bussum, A. A. M. Stols, 's-Gravenhage. gLECHTS de grote dankbaarheid, welke de omgang met het werk van A. Roland Holst ons schonk, is in staat, de aarzeling te overwinnen om over dat werk te schrijven. Per slot van rekening dicht .een dichter niet, hoewel hij hetzelfde in zakelijke proza zou kunnen zeggen, maar omdat hjj slechts precies zo en niet anders dan hij het in zijn gedichten doet, uiting kan geven 'aan zijn wezen. Het is dus niet wel doenlijk om in gewone en wat men dan zo noemt „verstaanbare" taal over dat wezen te schrijven, zonder dat men voortdurend geplaagd wordt door het gevoel, niet veel minder dan heiligschennis te plegen, of in elk ge val een heel stuk bezijden de dichter lijke waarheid welke in dit geval de enige waarheid is te blijven. Toch moet het ondernomen worden, omdat het nodig is, omdat het meer dan broodnodig is, aandacht te vra gen voor iemand, die ons, slachtoffers van een noodlottige ontwikkeling der tijden, zuchtende onder „het Schrik bewind van Uur en Feit", wijst op het buiten-tijdelijke en buitenwereldse. Het is de roeping van alle dichters, en in het algemeen van alle kunstenaars, om dat te doen, maar zelden geschiedt dat zo duidelijk, zo vooropgezet zelfs, als door Roland Holst. De verschijning zijner verzamelde werken, aangevan gen ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag in 1948, en sedert enige tijd voltooid, vormt dan voorts aanlei ding genoeg om er een beschouwing aan te wijden. We geloven, dat de uit gevers Stols Van Dishoeck een uiterst belangrijke daad op cultureel gebied wellicht de belangrijkste in vele jaren hebben gesteld door deze vier delen, twee de gedichten, twee het proza van Holst bevattende, als één geheel het licht te doen zien. Het is namelijk zo, dat men het „proza" (dat overigens niet anders dan gebo ren wordende poëzie is) en de gedich ten in onverbrekelijk verband nodig heeft om tot het wezen van deze dich ter1 door te dringen. Over het algemeen wordt Holst eetP „moeilijk" dichter ge vonden, en bijna al zijn commentator^ spreken van de nood zakelijkheid, een „sleutel" tot zijn dichtkunst te bezitten indien men er het essentiële in wil speu ren. Maar als men die sleutel heeft, is Holst helemaal niet moeilijk meer, verzekeren sommigen. Welnu, men kan die sleutel dan in zijn proza gaan zoeken. Hij verklaart er, nu en dan, iets in van de symbolen-taal zijner gedichten en van zijn visie op de gebeurtenissen, op de mensen hun wezen en streven en vooral van de zielservarin gen, die hem tot het schrijven van zijn ge dichten noopten. Maar daar Roland Holst bovenal een roman tische mysticus is, en een die welbewust de eenzaamheid zoekt, zal het oog dan nog menigeen niet zo ge makkelijk vallen, die sleutel te vinden en zal wellicht niemand daar geheel in slagen. Vele van zijn gedichten zijn voor meer dan een „uitleg" vatbaar. Maar wat daar verder van zij, het zoeken naar de sleutel, het „passen' van wat men gevonden denkt te hebben, vormen een zo verrukkend ziels-avontuur, dat men niet meer begeren kan. Doland Holst is een dichter van heimwee en daar dit een zeer men selijk gevoel is, en temeer verbreid naarmate de mens zich in zijn tegen woordige staat onbehaaglijker gevoelt, moet hij toch wel tot veel meer dan enkelen spreken. Heimwee is het ver langen naar een voortijd en in dit ge val naar een voortijd waarvan de mensheid al duizenden jaren afge dwaald is. In „Verzen", zijn eerste pu blicatie, van 1911, is dit heimwee al vaag in een melodieuse liefdeslyriek hoorbaar, in het verlangen naar „het land waar droomen daden zijn en liefde waarheid's eenig kind en in het vaag hopen op en tege lijk beseffen der onmogelijkheid van een wonder, zoals in het „Sneeuw liedje" waar het de dichter is of in de sneeuw die de wereld immers mil der en verdroomder maakt tijd als een dwaze klacht verstilt en mij in mijm'ring laat. 't Is of een wonder komen kan gewoon, als in een mijmering: als 't naadren van een ouden man met een lachend kind door de schemering Na „Verzen" komt de machtige im puls. De dichter gaat in Oxford stu deren en komt als door een toeval nimmer was het woord onjuister dan hier in aanraking met wat aan zijn heimwee gestalte geven zal. „Op een verloren middag", zo vertelde hij in een in 1941 gehouden lezing over „Eigen Achtergronden" (Verz. Wer ken IV), als inleiding tot voorlezing uit zijn werk, kwam hij de vertaling tegen van een Keltische sage. „Die bladzijden lezende werd het mij letter lijk of oude herinneringen in mij ont waakten, en een mij toen verder ver diepen in de Keltische mythologie be vestigde dit tot een gevoel van ein delijk mijn thuisweg te hebben gevon den." A. Roland Holst, naar een in opdracht van de regering gemaakt schilderij van A. C. Willink Van dat ogenblik af bleef zijn hart voortdurend onderhevig aan de voor- persoonlijke zielskracht, zoals hij het uitdrukte. De Keltische mythologie werd voor hem de vertolkster ook van de grote ondergangen waaraan de mensheid steeds onderhevig is. Daar van getuigde hij in de nadichting van de sage „Deirdre en de Zonen van Us- nach", een meeslepend stuk proza, al had Querido er in een lange beschou wing in het tijdschrift „Nu" (jaargang 1929) vr-l op. aan te merken, omdat rist meedogenloos woeste en wrede einde van de legende „verwer kelijkt". Nu, later werk van Holst is dan wel een revanche op dat verwijt geweest. J)e Kelten stonden veel dichter bij de oerkracht der natuur, bij de oor sprong der schepping, bij God dus, dan de mensheid van thans. Daar de dichter zijn nwee op die oerkracht richtte, was ,„j bij uitstek ontvanke lijk voor hun natuur-symbolen en men speurt bij hem telkens het besef een Keltische re-incarnatie te zijn, die te rug verlangt naar zijn oorspronkelijke staat en wien het steeds benauwder wordt in dit stikvolle land, dat bezig is, één stad te worden, en zich voort durend verder vervreemdt van de na- juur, dus van de schoonheid. In „De Afspraak" (Verz. Werken III) onthult de dichter hoe een in zijn jeugd ge ziene gestalte, die wel niet anders kan zijn dan zijn voorwereldse, zijn ande re ik, hem komt dringen naar de enige plek waar de natuur zich nog zuiver kan tonen bij de zee. De zee waar ook de Keltische mythologie vol van is, maar die aan het lage Hollandse strand nog bereikbaarder is dan aan de rotsige „laatste kusten" der wereld. Er één natuur-macht, die beslissend is geweest voor het werk van de dich ter. Zonder Golfstroom geen Roland Holst. Deze geheimzinnige zeestroming immers is de schepster van het West- Europese klimaat, met zijn windfen, zijn nevels, zijn wolkenformaties, zijn wilde zonsondergangen. En dit wor den de elementen voor Holsts symbo liek, zij het niet de enige. Spiegel en kristal bijv. spelep ook een zeer be langrijke rol. Hij is, om het platweg te zeggen, verzot op de wind, die hem wel de geheimzinnige bode schijnt van het voorwereldse gebied, van de „ge heime zee" (de ziel) en die wind waait hem alles aan, nacht, en „oud licht" en zo heel veel meer waar zijn verzen van doorwaaid zijn. Querido alweer, die de draak stak met de „woei- waaierigheid" van Holst, heeft dit niet begrepen en Holst heeft zich gewroken door het nog, en steeds meer, te laten waaien in zijn verzen. De Golfstroom schiep het beeld van „De Wilde Kim" (Verz. W. II), die reeks onheilszware verzen: „Ik denk aan al wat heerschte en ziende blind wervelend her, der, werd uiteengedwereld de woestheid en de moeheid dezer wereld, aan eeuwen, aan den wind De spankracht der woorden van de dichter worden groter, naarmate hij ze schaarser ge.bruikt. Het is ver bazingwekkend, wat Holst met een bewust uiterst klein gehouden woor denschat, welke even bewust een mo notonie opwekt, weet te bereiken, en hoe hij lang versleten gemeenplaatsen in een nieuw leven zet. Hij moet be seft hebben, dat wie de laatste dingen zeggen wil. dit alleen kan doen met het merg, met het zenuwstelsel van de taal, die voor zijn tasten daar im mers het gevoeligst is. £)e dichter Nijhoff heeft in zijn bij drage aan de bundel „Over den dichter A. Roland Holst" ter ere van diens zestigste verjaardag verschenen bij de Bezige Bij en waaraan „zijn oude tante" Henriëtte Roland Holst ook een zeer bewonderend artikel bij droeg, o.a. gezegd, dat in Roland Holst Stad en Mens in een nooit uitgevoch ten strijd zijn gewikkeld. Daarvan getuigt heel zijn werk ep vooral, wat zijn schoonste schepping is, de cyclus „Een Winter aan Zee )P VELE PLAAJSE^e^eSerLeAI^D'hi,bVnUwen kemphanen elk j^r* hun IJselmeer, de Haarlemmerm b„ dg Mi(i,iellandsc Zee of in vaste broedplaatsen. Daar breng ^mer door Reeds in Maart, April ver- Noord-Afrika overwinterd e ujd van waarnemen is de broedtijd (half tonen zij zich daar. kraf ht tussen het mannetje en het vrouwtje het Mei-Juni) als de aant.re^k'ng het m00ist uitgedost, met een prachtige hals. grootst is. Het mannetje is om de vrouwtjes mee te bekoren, ai, kraag met oorpluimen. D„ vrouwtjes blijven ook gedurende deze om hun medeminnaars te^imp«bruinachtig grijs of roodbruin. Hun tijd eenvoudig van kleur moederlijkc eigenschappen die zij vertonen grootste verdiensten zitten m0pteii worden. Zeer snel na de paring laat als het nest of de jongen ver g voof haar gfzin in steeds het mannetje haar a,'ee"d jon„en na een maand reeds voor zichzelf zorge, wordende eenzaamheid, daar de jo en op reis gaan. bazing over zoveel schakering van kleuren niet voor je houden. Het maakt de indruk alsof zij zich voor een feest mooi gemaakt hebben. Er zijn er met witte kragen en grijze lijfjes. Maar oranje en blauwe of gevlekte kragen zijn er ook te zien. Als mannequins van een modehuis draaien zij voor onze kijker rond. Een zachte wind begeleidt hun sierlijke passen en speelt door de fijne veertjes, hun schoonheid des te beter vertonend! Ja waarlijk, het lijkt of fleurige pa ges zich opmaken naar het hofbal te gaan. Zouden wij het feest kunnen ga deslaan? De balzaal, ongeveer 3 bij 4 meter, is een platgetrapt stukje grasland met wijd uitzicht over de plas. (Een kemp. haan houdt van ruim uitzicht.) De ruimte telt nog slechts 7 tot 8 gasten en dit aantal groeit steeds. In klein gezelschap wordt reeds kennis ge maakt. Een enkeling plaatst zich recht tegenover een ander, zet zijn kraag op, waarop de ander hetzelfde doet. Een seconde kijken zij elkaar diep in '.e ogen, dan gaan zij (welk groot con trast!) gemoedelijk samen wat modder pikken. Tussen een diepbruin gekraagde en een roomkleurige kemphaan gaat het iets hartstochtelijker toe. Zij springen verscheidene malen tegen elkaar op. fladderen wat heen en weer en herha len dat enkele malen. Daarna zakt de roomkleurige door zijn knieën en buigt zijn kop naar de grond. Is dit een eer biedsbetuiging of een krachtmeten? Plotseling is aller aandacht gevan gen door een neerstrijkende roodkleu rige vogel met zwarte halskraag. Hij maakt een zeer deftige indruk en is zeker een hoog personage in dit gezel schap, want twee anderen snellen 'oe. Zij presenteren zich in al hun pracht, springen een halve meter in de lucht, trippelen terug en laten ruimte om de aangekomene verder te doen stappen. Dit is vast de ceremoniemeester. Het feest kan beginnen. Het wordt een draaien en keren, klapwieken en veren schudden. Een dol opwindende roes waar tussendoor de vrouwtjes als toe schouwers waardig wandelen en hun keuze bepalen. In dit krachtmeten van de kemp hanen onderling doen de mannetjes zich vaak geweldiger voor dan zij in derdaad zijn. Hun snavel is stomp en zacht en mocht er ooit een stoot toch te ver uitschieten, dan is de kop met een soort wratjes bedekt welke met de halsveren voldoende bescherming bie den J7EN BEETJE opzij staat een schone, jonge vogel. Om de aandacht te trekken \naakt hij allerlei bewegingen. Ook enkele vrouwtjes staan soms zeer nonchalant zich wat mooi te maken om daarna een herengesprek coquet te gaan verstoren. Zij lokken één als uit verkorene mee naar een broedplaats. Al spoedig na deze afzondering heeft het vrouwtje een diep nest gereed waarin dan geleidelijk vier olijfgroene eieren komen te liggen. Van waarlijke trouw moet men deze kleurige hanen niet verdenken. Hun ijdelheid speelt hen parten; spoedig verlaten zij het vrouwtje en keren terug naar de gezelligheid van de bal zaal om een ander hennetje het hof te maken. Deze liefdesbetuigingen geven in deze wereld niet veel moeilijkheden. Beide partijen betalen elkaar met ge lijke munt. Ook het vrouwtje neemt genoegen met een andere haan zolang haar legse] niet compleet is. Dan heeft zij haar wilde haren verloren en keert de rust in haar weer. Haar moederzorg voor eieren en kroost is zo groot, dat menige boer die zijn gras moet maaien haar van het nest moet verjagen Heeft hij de omge ving van het nest gemaaid en legt bij de eieren er weer in dan gaat zij di rect met dubbele ijver verder om er haar warmte aan te geven, achttien da gen lang. ZWÈRVER Men kan allerlei commentaar op die verzen zoeken in de verzameling op stellen „Uit Zelfbehoud", welke titel men in zijn oorspronkelijke letterlijk heid moet opvatten: behoud van het zelf, het wezen, de zielskracht dus. Deze wordt bedreigd door de energie, welke machinaal is en in de stad op eengehoopt. „„Een Winter aan Zee" doet zich voor als een, soms tot mompelen verstilde, weeklacht om de geliefde, die naar de stad is gevlucht. De strofen zijn vol zelfverwijt, vol heimweeen vol angst. „Haat maakt haar dor. afschur» eenzaam, en wat dan haten rest in die stad van nu een, door wier lach en louter aanschrijden eens de maten overliepen en brand uitsloeg? De wereld, ouder wordend, drong haar aan kapt". Hier komen we het vele malen in het werk van Holst voorkomende beeld tegen van Helena van Troje, door wier schoonheid de oude Grieken tot een woesten en verdelgende oorlog wer den gebracht. Zodra de wereld aan de schoonheid verraad pleegt, keert zij zich tegen 35 wereld, en het komt den dichter zelfs voor, dat de verraden schoonheid ten slotte gevlucht is in het oorlogstuig, waarmee de mensen ëlkaar vernieti gen zullen. In elk geval in de machine. Holst heeft (o.a. in Eigen Achter gronden") zeer diepe dingen gezegd over het gevaar van de machine en er op gewezen, dat zij, volgens het taal gebruik, „bediend" wordt, hetgeen dus verraadt wat de mens zich niet bekennen durft n.l„ dat niet de ma chine hem, maar hij der machine on derdanig is, en aan haar zijn ziel ver liest. En wanneer dan de oorlog er is, en Holsts visioenen van ondergang wer kelijkheid gaan worden, komt nog eens het symbool van Helena. Maar nu is het voor de dichter zulk een ob sessie geworden, dat hij in zijn hui veringwekkend gedicht „Heiena's In keer" getuigt, dat zijn dichtvermogen er „traag, moeizaam woord voor dood- zwaar woord", onder bezweek. Deze dichter, die zijn profetische visioenen met angstwekkende prompt heid verwerkelijkt zag.Jjesloot in 1945 een „In Memoriam President Koose- velt" met: en God weet of de Dood hem niet de smart en weedom van een derde noodweer spaarde." \\/jj hebben,- slechts enkele facetten van deze dichter belichtende, hem misschien wat tè veel in de actualiteit geplaatst, die per slot toch het minst wezenlijke is. Dat is het lot van de krant, die dan ook door Roland Holst als één der ergste schuldigen aan de noodlottige ontwikkeling der dingen wordt beschouwd en gegeseld in woorden waartegen elk verweer weg valt. Met ethische praatjes moet men zeker niet bij hem aankomen en wie, die in het stukje ziel, dat hem restte met de dichter instemt, zou dat ook kunnen Maar nog één ding. Holst heeft en kele malen onzegbaar schoon over kin deren gedicht. En met de zachte drup pelen balsem, welke zulk een vers in het geteisterde hart stort, willen we dit al te vluchtige opstel eindigen. (Van een Kind I uit De Wilde Kim). Zoolang ik maar met hem speelde bleef mijn heimwee wel vervuld „in zijn wiegekleine weelde, want hij lachte mij vrij van schuld vlakbij uit het eeuwige leven gelj(k ook het water lacht: eerder dan de wereld, even klinkklaar en vanzelve en zacht, enkel gelijk water zijnde. O, het lachen van het kind voor de wereld en na haar einde, van een kleinen blinkenden wind vertelt het, die eens uitgezonden zal worden over trots en pijn, totdat Babyion en Londen hergeven en vergeten zijn. WITSEN ELIAS. „Pardon", zei de Amerikaanse nister van Buitenlandse Zaken, Dean Acheson, en hij legde zijn hand achter de oorschelp, toen hij een vraag van één der leden von het Congres niet goed verstond. Dit gebeurde tijdens een zitting van het Congres, waar Dean Acheson verslag uitbracht van zijn bezoék aan Parijs en Londen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1950 | | pagina 4