De heer Leendert Pot vond het bij de regering in Engeland maar een héél rare boel Het is alles voor de bakkerl Een kerel die wat presteerde „Zetel van de Rijksmaarschalk" jn Berlijn wordt cultureel centrum Tja, tja "-spelen met een minister in Londen II Bakkerij-tentoonstelling Den Bosch trekt in grote aandacht Reeds 600 avonden volgeboekt Buspassagiers ontsnapten aan groot gevaar Truman dringt aan op belastingvermeerdering internationale WOENSEDAG 26 JTILI 1950 r IJ HEBT, LEZER, NOG NOOIT in uw leven de heer Leendert Pot dntmoet? Dan is dat jammer, want de heer Leendert Pot is een van de weinige waarlijk originele kerels, die ge in ons herrezen vader land tegen het lijf kunt lopen. Mocht u zulks alsnog overkomen: neem dan tweemaal uw hoed af, want wie tegenover Leen Pot komt te staan, staat tegenover een heldhaftig man, tegenover een man, die honderd voudig zijn jonge leven heeft ingezet in de spionnage tegen de Duit sers, die vrijwel al zijn vrienden zag sneuvelen, die zelf letterlijk ont snapte uit de boeien die Schreieder hem had omgedaan, die naar Enge land vluchtte, die daar uitnemend werk heeft gedaan op het Bureau Inlichtingen van de bekwame kolonel Somer en die bij dat alles een eenvoudig mens is gebleven. De Parlementaire Enquêtecommissie heeft de heer Leendert Pot opgeroepen om voor haar getuigenis af te leggen omtrent zijn ervarin gen als man van de Geheime Dienst. De Commissie heeft daar goed aan gedaan, want zij heeft, zulks doende, aan Pot de gelegenheid geboden op zijn ronde manier ten overstaan van het Nederlandse volk te zeg gen wat hij op het hart heeft. En dat is héél wat. Deze man is, in opdracht van de regering te Londen, via de geheime agent jhr. Ernst de Jonge aangeworven om in zijn kwaliteit van reserve-officier militaire spionnage te bedrijven m Nederland. Iedere insider weet, dat Pot dat werk uitnemend heeft gedaan; zulks is trouwens door het bureau M.I.D. aanvankelijk dank baar erkend. Maar terwijl de heren in Londen grote salarissen genoten, heeft men geweigerd Pot ook maar één cent te betalen voor anderhalf jaar werk in bezet Nederland onder de meest gevaarlijke omstandig heden. Hij was misschien te lastig. Want hij vertelde de heren, die in Londen zaten te modderen toen Schreieder aan de andere kant van de radiolijnen zijn England-Spiel speelde, dat ze knoeiden en dat er geen steek van terecht kwam. En derhalve was Pot niet populair. Hij praatte véél te duidelijk Nederlands in die Londense sfeer. Hoe duidelijk hij wel sprak daarover kunt ge thans zelf oor delen. Wij drukken hiernevens af een deel van het stenografisch ver slag der Parlementaire Enquêtecommissie over een harer zittingen, gewijd aan de ontraadseling van het England-Spiel. In dat verslag is de heer Pot nogal druk aan het woord. Maar hij heeft dan ook het een en ander te vertellen. Pot: Ik ben in Augustus 1943 naar Engeland gevlogen en was voorzien van nette introducties van mensen, die ik inmiddels in Zweden heb leren kennen. Toen ik in Londen was, ging ik mij melden. Ik behoefde vanwege het werk, dat ik had gedaan, niet naar de Patriotic School. Ik kwam 's avonds om 8 of 9 uur inaan. Ik was nog nooit in Engeland ge weest. Ik ging naar een telefooncel en zocht onder het hoofd „Nether- lands" en vond het Ministerie van Oorlog. Na veel moeite vond ik een taxi en ging daarheen. Ik dacht weer een waandenkbeeld, dat ik had een geweldige activiteit te vinden. Ik liep door die flat heen en vond helemaal niemand. De Voorzitter: Wat dat in Arling- ton House? Pot: Ja. Het was 9 uur, halftien. Eindelijk vond ik een bode, die bezig was zijn sokken te wassen. Ik zei, dat ik mij kwam melden bij het Neder landse leger. Deze man keek sceptisch en zei: Dat ziet er niet zo best uit op dit uur van de dag; u zult bij het Leger des Heils moeten slapen. Ik zei: Dat nooit. Ik had via de gezant, de heer Willems, en anderen een zak vol introducties voor alle mogelijke men sen. Toen kwam ik in contact met Somer, die ik later op de avond heb gevonden en bij wie ik die nacht heb geslapen. Mij werd de vraag gesteld, waar ik wilde werken. Dat vond ik eigenlijk een beetje vreemde vraag. Ik was reserve-officier en ik stelde mij dus op het standpunt, dat zij moesten uit maken, waar ik zou komen. Daar hacl ik zelf weinig mee te maken. Men dacht, dat ik wel een bruikbaar kracht je was, en toen kwam ik terecht op het bureau M.V.T. bij de kolonel de Bruyne, Lieftinck en Schilp. Ik ben de 17de aangekomen en de 20ste ben ik bij Lieftinck en Schilp komen aanzet ten. Die ontvingen mij bijzonder har telijk en vertelden mij o.a., dat de rapporten, die 'k (uit Nederland) stuurde, de basis voor hun werk wa ren. Ik was daardoor natuurlijk zeer verheerlijkt. Toen vroegen zij verder, wat ik eigen lijk wist van sabotage, want dat dat hen speciaal interesseerde. Toen ben ik gaan vertellen, wat ik gemerkt heb van sabotage. Ik wist niet, hoe de zaak precies in elkaar zat, maar ik wist wel, dat er met de verbindingen iets mis was en zeer zeker, dat er met de sabotage iets mis was (Er gebeurde n.1. niets. Red.) Ik heb dat tegen Schilp en Lieftinck verteld en de reactie, die daarop volg de, had ik nooit verwacht. Ze zeiden: God, wat flauw; dat zeg je alleer. om ons te pesten. De Voorzitter: Zeiden ze dat met zo veel woorden! Was dat op 20 Augus tus 1943? Pot: Ja zeker, zo zeiden zij het; het was inderdaad 20, 21 of 22 Augustus. De Voorzitter: Ik zeg dit, omdat er toen al verschillende waarschuwingen binnengekomen waren. Pot: Dat was nu de mentaliteit van de mensen. Hun ontbrak iedere zelf- critiek. Ieder, die hun iets vertelde, beschouwden ze als een belager, die afgunstig was, die het zelf wilde doen en die hun onaangenaam wilde zijn. Iedere aanmerking, die je maakte, wierpen ze verre van zich; daar gin gen ze niet op in en als je bleef door zaniken werd je versleten voor een verhitte Engelandvaarder, een uit het lood geslagen element. Na deze entrée was ik eigenlijk maar een zeer slechte vent; ik werd op een kamer gezet en kreeg geen werk. Ik mocht zelfs mijn eigen rapporten, die ik had gestuurd, niet bekijken. Wat ik daar gezien heb, is volgens mij wél het allerslechtste, dat men zich kan denken. Ik heb hen voor mezelf dik wijls geclassificeerd: Lieftinck is een vent, die niets wist en niets begreep. Schilp was een vent, die veel wist en niets begreep. „Dat gaat je geen bal aan". Ze namen nooit iets van een ander aan; je kon geen enkele aanmerking maken, want dat namen ze niet en zij weigerden met iemand samen te werken. Het gevolg was, dat ik daar in die tijd een soort van bezienswaar digheid werd. Op die grond moest ik bij de Minister van Oorlog komen en op een gegeven ogenblik ging ik naar hem toe. Toen ik terug kwam, moest ik bij Lieftinck komen en hij vroeg mij; wat heb je gezegd? Ik antwoord de; dat gaat je geen bal aan, maar één ding zal ik je vertellen. Ik heb ge zegd, dat er tussen het Bureau In lichtingen en jullie dienst een verrekt goede verstandhouding moet zijn. Wie geeft je het recht, dat te zeggen, zei Lieftinck. Ik antwoordde, als de Mi nister van Oorlog mij vraagt te ko men, dan mag ik dat gerust zeggen: dat gaat je een bal aan. Het typeert alleen de mentaliteit en die mentaliteit was speciaal aanwezig bij Lieftinck en Schilp, die ik verre gaande prullen vond. Deze kerels za ten te modderen op een manier, die meer dan erg was! Ik mag u in dit verband misschien het volgende vertellen: Sieuwert de Koe, mijn opvolger (in Nederland) stuurde nog steeds ijverig zijn rappor ten naar Londen en op een gege ven ogenblik bevond zich daarbij een foto van een Duitse tank. Ten aanzien van een tank is het belangrijk hoe hij gebouwd is, het kanon,het aan tal wielen, dat hij heeft, de pantsering, de nummering, het onderdeel waartoe hij behoort. Die foto was waarschijnlijk genomen van de fiets af. Dat ding was vervolgens weer gephotographeerd op een blad papier en was via Zweden of Zwitserland naar Engeland gekomen. De photo was enigszins aan de vage kant. Deze kerels wisten over het Duitse leger niets. Zij zaten daar enigs zins te liefhebberen en lieten mij aan de kant staan. Ik mocht het rapport zelf niet zien, maar ik kreeg te horen: Je mot eens kijken wat voor rotphoto's je vrindjes sturen! Commissielid Jonkvr. Wttwaal van Stoetwegen: Wie imiteert u nu, Lief tinck'of Schilp. Geen geld, geen decoratie. Pot: Schilp. Hij sprak altijd zo lijzig. Ik heb toen een paar heel lelijke woor den gebruikt. Dat doet hier niet ter zake, maar ik trok mij dit in die tijd ontzettend aan. Het totale wanbegrip van deze kerels valt niet te schilde ren. De narigheid was: zij werden ge dekt door de kolonel De Bruyne, een beste, brave man, geloof ik, maar iemand die het ook niet begreep. Ik mag in dit verband misschien nog een geval vermelden: Ik zat op een kamertje en had helemaal niets te doen. Ik kon er slecht tegen. Ik trok het mij aan en zei tot mij zelf: Ik wil genoegdoening hebben voor het werk, dat mijn vrienden en ik gedaan heb ben. Ik was door Ernst de Jonge aan getrokken, omdat hij de opdracht had een reserve-officier te vinden. Hij had gemeld aan Londen, dat hij mij ge vonden had, en had ten antwoord ge kregen, dat de mensen betaald werden voor hun bereidwilligheid. Ik had een tijdlang (in Nederland) dat werk ge daan. Toen ik in Engeland kwam, zei den ze, dat het gehonoreerd zou wor den, maar bleef het bij. Ik zeiZe wil den een res.-off. hebben, ik wil over die periode mijn salaris als officier heb ben. Ik heb toen via mijn chef, kolo nel De Bruyne, een request opgestuurd naar de Minister van Oorlog om mijn salaris te krijgen over die tijd. Dat moest gebeuren via kolonel de Bruyne. Deze zei op een gegeven ogenblik te gen mij: ,,Ik moet met je spreken. Je hebt iets doms gevraagd." Ik vroeg: „Hoezo?" Hij antwoordde: „Je hebt om geld gevraagd." Ik zei: „Dat is de enige manier, waarop ik iets gedaan kan krijgen. Bovendien heb ik er recht op." Toen zei kolonel De Bruyne: 5,Toch zal ik daarop afwijzend moeten adviseren." Ik vroeg weer: „Hoezo?" „Ja," was het antwoord, „er zijn zo veel mensen, die aan het verzet gedaan hebben." Ik zei: „Ik wil niet met elke vent, die beweert, dat hij aan verzet doet, op één lijn gesteld worden. Ik heb daartoe opdracht gekregen, ik heb goed gewerkt en ik wil mijn geld heb ben." „Neen," zei kolonel De Bruyne, „dat moet je niet doen, dat gaat niet. Je moet eigenlijk een decoratie heb ben; die kan je krijgen, als je hand zamer bent." Ik antwoordde: „Ik vind dat een Poolse methode om een deco ratie te krijgen, die wil ik niet heb ben." Op audiëntie. Het eind was, dat ik noch het geld, noch de decoratie kreeg. Zij begrepen dat niet. Zij vonden dat belachelijk. Kolonel Dc Bruyne heeft afwijzend ge adviseerd en het antwoord van de Mi nister was, dat „alleen reeds om der gevolgen wille" het verzoek niet in behandeling kon worden genomen. Ik ben toen op audiëntie gegaan bij do Minister van Oorlog en heb hem ge zegd, dat ik tot mijn verbazing een afwijzend antwoord had gekregen en dat ik daarvan niets begreep. Hij zei: De Bruyne heeft het wat onhandig voorgesteld; dat moet u eigenlijk anders zien: dit werk doet u uit patriotisme. Toen zei ik: Ja, Ex cellentie, dat ben ik heel erg met u eens, maar ik zie niet in, waarom goed werk in Nederland niet betaald moet worden en slecht werk in Engeland heel zwaar. Toen zei hij: U bent wat cynisch; dat is helaas de enige ma nier, waarop u dit werk tot een goed einde kunt brengen. Ik ben daar later verwijderd, omdat ik daar veel slechte woorden heb ge zegd en duidelijk heb laten merken, dat ik voor deze zaak de grootste min achting had. Toen ik in Engeland was, wist ik niet in hoeverre het mis was, maar bij mij stond vast, dat het mis was, en later merkte ik van anderen, dat het mis was. Ik merkte bijv. op een gegeven ogenblik, dat Beukema was uitgezonden. Dat merkte ik in Enge land. Ik werkte hier in Nederland ook met een zekere Beukema. Ik wist niet, dat hij een broer had, die bij de Ko ninklijke was, en toen ik in Engeland was, heb ik geprobeerd hem te berei ken. Toen hoorde ik, dat hij weg was. Als hij hier in Nederland was geweest, had ik dat ongetwijfeld van zijn broer, die voor mij werkte, geweten. Er was voor mij dus wel een aantal dingen, waaruit ik merkte, dat het niet zo goed was. Hoe het mis zat, wist ik natuurlijk niet. In die tijd kon je er helemaal niets aan doen, naar wie je ook toeliep. Ik heb het eindeloos ge probeerd. Als je in Engeland kwam, interesseerde het de mensen alleen of je eventueel lid of secretaris was ge weest van de plaatselijke kiesvereni ging van Westdongeradeel of dat je hun familie kende. Andere dingen in teresseerden hen nauwelijks. Die men sen wilden heel goed, maar zij konden niet. Dat was elk jaar 10 pet. minder geworden. Hoewel zij van goede wille waren, begrepen zij het niet meer. Ik zal een voorbeeld geven, dat ik altijd nog een van de allerbeste vind. Geen Interesse. Kort nadat ik in Engeland was aan gekomen, werd ik op de een of an dere borrel uitgenodigd, waar zeer be langrijke lieden waren, die uit de aard der zaak vroegen of ik hun tante of nicht gezien had. In die tijd was ik nog een beetje fel en wilde graag pra ten over wat ik hier gezien had en hoe de mensen dachten. Toen ik hier werkte, reisde ik elke dag het land rond. Ik had eindeloos veel mensen ge sproken en ik had in volle treinen tussen de werklieden gezeten. Maar ik was niet aangesloten bij de kiesver eniging in de plaats van mijn inwo ning en daarom was ik voor veel men sen weinig interessant. Als ik daar over begon, interesseerde het hen niet. QEN BOSCH, Juli. 't Is alles voor dc bakker" in de dubbele zin des woords daar in dc moderne Veemarkt hallen in die vrolijke Brabantse hoofd stad! Na 26 jaar wordt er weer een In ternationale Bakkerijtentoonstelling ge houden, thans ter gelegenheid van het 45-jarig bestaan der R.K. Bakkcrspa- troonsvereniging „St. Honoratus" en duizenden bakkers, bakkerszonen en bakkersgezellen uit ons land, maar ook uit Belgie en Luxemburg stromen in deze dagen naar dc wel door de oorlog gehavende, doch springlevende en steeds opgewekte en opwekkende stad van „Oeteldonk" en van „Zoete-Lieve- Gerritje", om er hun producten te laten keuren, bewonderen en bekronen, om er nieuwe relaties op te doen en met nieuwe gereedschappen, bakkerij grondstoffen kennis te maken en ja, waarom niet, met al dan niet vakge noten een paar echt-gezellige dagen te genieten. En ook duizenden niet-bakkers, die (zijn wij dat niet allemaal?) broodeters en banketsnoepers zijn, tonen hun be langstelling in de fraaie producten, welke getoond, dan wel ter keuring aangeboden worden. Honderd prominente firma's uit de Beneluxlanden hebben er stands inge richt, waarbij sommige ook hun artike len aan particulieren ten verkoop aan bieden. Vijf bakkerijen zijn er in volle werking. Bij een goed vakman behoort goed gereedschap. Welnu de bakkers cn banketbakkers hebben over goede voor lichting en ruime keuze op deze ten toonstelling waarlijk niet te klagen. De weg van grondstof naar eindpro duct is lang, maar goed vakmanschap is niet voldoende, ook bij het bereiken van de eindpaal: het bakproces, is een goede oven noodzakelijk. Daar zijn ouderwetse steenkool of briketten-, gas-, electricteit- of heet- water-ovens, maar daar is ook in wer king te bezichtigen een nieuw product van Nederlandse bodem, de Unica- oven uit de fabrieken te Jutphaas af komstig, waarin niet water, zoals bij de heetwaterovens als warmteoverbrenger dienst doet, doch een bijzondere vloei stof van zouten, die de eigenschap heb ben de in de vóórhaard opgewekte warmte lange tijd vast te houden te bewaren en te accumuleren. Kenmer ken van deze Nederlandse vinding, waarvoor ook elders grote belangstel ling bestaat, zijn een zeer laag brand- stoffencijfer (al naar men verkiest kun nen kolen, hout, cokes of bruinkool gebezigd worden) van 4—6 kg kolen per te verbakken baaltje bloem bij volle ovenbelasting. Dan een zeer goede en gelijkmatige bakaard zowel voor brood, koek, beschuit als banket. En ten slotte een ononderbroken ar- beidsgang: vrijwel onmiddellijk na het uithalen, kan weer nieuw baksel inge schoten worden, waarna het bakken op nieuw kan aanvangen. Het merkwaardigste, wat ons bij deze oven opviel, is wel, dat de ouderwetse stenen oven, gelijk die in het karak teristieke Oud-Brabantse bakkerijtje ter tentoonstelling nog te zien is, tot voorbeeld gekozen werd, zodat de slag zin: „de moderne-ouderwetse oven" waarlijk geen contradictie in terminis is! Wij staan perplex. De leek staat perplex, wat al voor producten door de bakker geleverd kunnen worden, waarbij het hem op valt, hoezeer de specialisatie ook in dit vak zich uitbreidt. De flauwe mop van het „zoete broodjes bakken" gaat waarlijk in dit bedrijf niet meer op Want ook in de smaken is veel versch.1, Wist u bijv., dat men in Belgie, Luxem burg cn Frankrijk veel van croquant goed hard drooggebakken brood houd en dat in ons land de klanten da;u feestelijk voor bedanken en de bakker, die geen zachte kadetjes bakt, lekker met zijn voorraad laten zitten? En kent u het verschil tussen Bra bants, Limburgs, Zeeuws, Gelders en bijv. Gronings roggebrood? En hebt u enig idee van de hoeveel heid broodvormen, welke in de ver schillende delen van ons land alleen al in zwang zijn? Om nog niet te gewagen van de meest uiteenlopende soorten banket en gebak, suiker-, chocolade- en marsepeinwerk! Neen men mag waarlijk niet gering denken over de mate van vakmanschap, welke van de moderne bakkerspatroon en gezel ge vraagd worden. Maar bepaald diepe bewondering moet men hebben voor de kunstzinnige producten, die de ware kunstenaars in hun vak weten te maken van marse pein chocolade en dragant (gekookte suiker). Boetseer- en beeldhouwwerken, welke een museum waardig zijn! Wat te zeggen van een compleet Delfs blauw servies, een prachtige vlin derverzameling, een kloskantwerk, alles pièces montées van dragant, wat van schilderijen naar beroemde meesters uit chocolade vervaardigd? Of onze Belgische vrienden met de Nederlandse collega's concurreren kun nen bij het huidige prijspeil in Belgie? Een der vooraanstaande biscuit- en chocoladefabrikanten uit de Schelde- stad toonde zich zeer optimistisch te dien aanzien, wanneer de Benelux wer kelijk een feit zal zijn geworden! Den Bosch zou Den Bosch niet wezen, wanneer niet aan de gezelligheid op deze tentoonstelling ruime aandacht was gewijd. De 70-jarige secretaris, de heer Adr. Verhoeckx, vertelt er glun der van, hoe elke avond door duizen den cn duizenden in de beide grote restaurants gefeest en gedanst wordt, met medewerking van de beste cabaret- artisten en orkesten in den lande. En zelfs de koele Noorderling van boven de Moerdijk voelt alras in deze pret tige, luchtige, hartelijke sfeer van Bcnelux-verbroedering: ,,'t Is hier al les voor de bakker" (Van onze correspondent te Berlijn) In het nieuwe culturele centrum van West-Berlün, dat eind September in het voormalige, internationaal bekend staande, hotel Esplanada in de Belle- vuestraat ((Britse sector) bü de Pots dammer Platz, geopend zal worden, zijn, zoals nu reeds bekend is, 600 avonden volgeboekt. Op 270 daarvan zullen con certen cn op 52 balletten gegeven wor den. Onder dc meest vooraanstaande culturele instellingen, die hun bclang- langstelling in dit nieuwe project in middels schriftelijk hebben bekend ge maakt, zijn de stedelijke opera, die op voeringen wel geven cn dc radio „Rias in de Amerikaanse sector. Het uitgebreide complex met zijn grote zalen is indertijd als Rijkseigen dom door de Westelijke bezettingsauto riteiten in handen van de burgemeester gegeven. Een ervaren vakman heeft van het hotel een modern cultureel centrum gemaakt. Er is een grote zaal met 700 plaatsen, een zeer ruim en hoog toneel en een modern uitgeruste projectie-cabine; daarnaast een restau rant en een ontvangzaal voor official gelegenheden en feestavonden, n Duitse en Engelse autoriteiten wai.pe grote voorstanders van dit project aan gezien er in Berlijn sedert het 'eind» van de oorlog geen gebouw meer aa» wezig was, waar grote uitvoeringen 0f culturele manifestaties konden worde gehouden. ~l Albert Speer, die nu in Spandau zij, twintig jaar gevangenisstraf mtzit waartoe hij tijdens het proces in Neu- renberg veroordeeld werd, had a" Esplanada voor het Derde Rijk gekocht' Hier zou de „zetel ^van de RijksmaaN schalk" komen, waardoor de Bellevue! strasse, die tussen de Potsdammer Pia[j en de Tiergarten loopt, in de regerings. wijk van het nazi-regiem werd betrok ken. Hoewel de Esplanade nog in de laat- ste dagen van de oorlog zwaar werd beschadigd, zijn de grote hallen en za. len evenals de onderaardse keuken en talrijke andere ruimten in zoverre ge- spaard gebleven, dat de kosten van d» wederopbouw voor het doel, waarvóór het bestemd werd, slechts gering w». ren. Ik stond op een gegeven ogenblik met de secretaris-generaal van AOK, Van Haersma de With, te praten. Ik deed een heel verhaal, dat hem eigen lijk niet interesseerde. Hij stond ver veeld te kijken. Ik zei op een gegeven ogenblik: Mijnheer De With, toen ik in Nederland was, zat ik veel in de trein en keek ik veel uit het raampje. Ik zat nogal veel in de trein tussen Amersfoort en Zwolle en als ik dan in de nabijheid van Nijkerk uit het raampje keek, zag ik daar een mooi stukje wild staan; daar zaten aardige fazanten en heel wat konijnen Toen zei hij: Maar mijnheer Pot, dat interesseert mij in hoge mate en dat zal mijn vrouw ook bijzonder interes seren; ik zou het prettig vinden, als u een weekend bij ons zoudt willen doorbrengen. Van deze mjjnheer Van Haersma de With kan niemand ver tellen, dat hij een slecht mens was of zijn best niet deed, maar deze mensen leefden heel anders dan wij het hier hadden. Of je daarover lang praatte of kort praatte, het hielp niet. Dat was voor ons zeer vreemd. Op een gegeven ogenblik heb ik gezegd: Die mensen interesseren mij niet. Later ben ik naar een cursus gegaan en ben op het Bureau Inlichtingen terecht gekomen. De Voorzitter: U zei zoeven, dat u bij M.V.T. bent weggegaan en nu zegt u, dat u op het Bureau Inlichtingen bent terechtgekomen. Wanneer heeft die overgang plaats gevonden? Pot: Op een gegeven ogenblik heb ik met kolonel De Bruyne een slecht gesprek gehad, dat waarschijnlijk niet in overeenstemming was te brengen met de krijgstucht. Het ging érg on aangenaam toe en op een gegeven ogenblik zei ik: ik zie wel in, dat ik een fout heb gemaakt. Hoe zo, vroeg hij. Wel, dat ik hier levend ben aan gekomen. Hoe bedoel je dat, vroeg hij weer. Mijn antwoord was: die vrienden van mij zijn dood, en doden zijn zo prettig, want die zwijgen. Er uit! zei hij. Toen heb ik een tijdlang zonder werk gelopen en moest ik bij de Mi nister van Oorlog komen om te horen of ik ergens anders te werk gesteld kon worden. Dat geeft ook weer een beeld van de toestand en de verhou dingen in Londen. Ik was reserve- kapitein en was door mijn chef, kolo nel De Bruyne, weggestuurd wegens onhebbelijk gedrag. Ik moest bij de Minister komen en het leek mij na tuurlijk waarschijnlijk, dat hij zou zeg gen: dat is fout en verkeerd en ik zal je wel wat patriotisme bij brengen bij de bosnegers of zo iets, en dan: De passagiers van een bus die Dins- dagavond over de Schipbrug bij Does burg reden, zijn aan een groot gevaar ontsnapt. Toen de bus bijna aan het eind van de brug was, zakte plotse ling oen deel van het wegdek weg. De chauffeur gaf, met grote tegenwoor digheid van geest, direct vol gas, waar door de bus nog net de vaste wal kon bereiken. Het brugdek blepf drie ën halve meter lager hangen op een ijze ren balk. President Truman heeft Dinsdag aan het Congres verzocht om een onmid dellijke belastingvermeerdering van milliard dollar voor de financiering van een deel van de verhoging met 10,5 milliard dollar van de militair» uitgaven, die hij heeft voorgesteld. geen klachten meer. Maar hij zei: Ja, ziet u eens, ik had gedacht: zou u niet voor dit voelen? Ik zeide: neen, daar denk ik niet over. Dat nam hjj nota bene ook nog. „Tja, tja Ik heb daar werkelijk de raarst» dingen meegemaakt. De eerste keer, dat ik hem zag. ging het zo. Ik moest bij alle ministers komen en ook bij Minister Van Lith de Jeude en wel om halfdrie. Hij kwam zelf om drie uur; hij had een beste lunch ge had; het rook er erg lekker. Een klei ne man met een dik hoofd achter een groot bureau. Hij haalde een grote si gaar te voorschijn; vuurtje aan en toen zei hij: Zo, u komt uit Nederland; naar hebben de mensen het daar, tja. Zo hebben we een beetje „tja, tja'1 zitten doen en toen ben ik weer ver trokken. Ik heb niets tegen Van Lith de Jeude; u moet me goed begrijpen; het is een beste man, maar in die tjjd deed het toch werkelijk een beetje belachelijk aan. Zo ging het met alles. Ik was een» ergens en daar kwam Minister Ker- stens aanzetten met mevrouw Eer stens. Het portier van de limousine werd geopend en degene, die dat deed, zei tegen mevrouw Kerstens: hoe gaat het met u? Och, zei ze, ik heb het nog nooit zo goed gehad! Kijk, als je dan op een gegeven ogenblik geladen met een zekere felheid aankomt en je treft daar een dergelijke mentaliteit aan, dan denk je bij jezelf: ben ik nu gek of zijn zij het? Het oude bakkertje voor het r*„„ 1 11 -

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1950 | | pagina 4