De meeste wensen verwezenlijkt Weer pantserwagens aan de grens in Zeeuws-Vlaanderen AMSTERDAMS PODIUM Chansons ie Middernacht De eerste sneeuw is gevallen V/Jf MENSEN GINGEN NAAR CANADA (29) Hamsteren nationale „deugd" Astronoom Toi dusverre ongrijpbaar voor douane Boter en gedistilleerd gewilde smokkelwaar EN DAN druppelt, haast onver wachts, een snoer van klanken, van 't allertederst pianospel, naar be neden. Op een klein platvorm, tussen de zolder en de vloer, is een meisje gaan spelen. Hanna Brizée. Ze speelt old favourites en moderne liedjes. Ze speelt van Wenen en Parijs. Ze speelt voortreffelijk en niets is zo verbijste rend als dit gaaf en warm pianospel te middernacht in zulk een bar met zulk een sfeer. Dat is heel vreemd. Nog maar drie nachtjes slapen en dan Hanna Brizée, haar doel, haar droom ZATERDAG 2 DECEMBER 1950 ARMSTRONG, November 1950. DE dagen vliegen OM. Ik ben nu ajweer zes weken thuis en kwam van een gouden herfst in de barre winter. Overigens is het vergeleken bij de vorige winter nog niet koud. Maar vorige week viel toch de eerste sneeuw en dat is vier weken eerder dan verleden jaar. De zon heeft toch nog voldoende kracht om de sneeuw aan de lichtzode te doen smelten. Het is vreemd nu. Kom je van Armstrong af, dan wandel je in een zonnige herfst- dag, ga je Zuidwaarts, dan is het een echte winterdag. Sneeuw tegen de berg hellingen en op alle plaatsen waar de zon niet kan komen. Maar lang zullen we van dit wonderlijke tafereel niet kunnen genieten. De echte sneeuwtjjd kan elke dag beginnen, om dan een tapijt te maken, dat niet eerder dan In April of Mei verdwijnt. De tweede Canadese winter staat dus voor de deur en we kunnen alleen maar hopen, dat de thermometer niet wéér 44° onder nul zal wijzen. \\/AT ONZE voorraad- voor de ko mende maanden betreft: goed staat die er niet voor. Onze aard appeloogst is niet bijster geslaagd en appels zijn er helemaal niet. We zou den ze wel kunnen kopen, maar de weinige dollars zijn bitter hard no dig voor andere, noodzakelijker din gen. Ook de brandstoffen-voorraad ls niet daverend te noemen. „Hamste ren" is hier een nationale „deugd". Alles wat ingeblikt, gekuild of „ge weckt" bewaard kan worden, komt in de kelder onder het huis terecht en dat verschaft een heerlijk veilig ge voel. Moeder heeft zoveel ze kon mee gedaan en sleepte als een eekhoorn alles naar onze bewaarplaatsen. pOND de farm staan de zaken er goed voor. Vorige week kwam de vijfde koe; een mooi-gebouwde yer- sey-vaars. Vader wil nu proberen in ruil voor een hooiklamp, waaraan voor ongeveer 160 dollar hooi zit, een zesde koe te krijgen. In de stal kan er ruimte gemaakt worden. Het paard lob zal verkocht moeten worden. Het dier is te zwaar voor ons bedrijfje en bovendien zou hetgeen hij tal de winter aan hooi consumeert twee maal zjjn eigen kostprijs bedragen. Job zal dus wel, zoals vele van zijn soort genoten, aan de „minks' ten offer val len. Het paard vindt hier nu eenmaal weinig erkenning. Een buurman heeft een juweel van een paard, lichtge bouwd, levendig, kortom van alle emi nente eigenschappen voorzien. Voor tien dollar kun je het krijgenDe Indianen hebben gehele koppels van deze paarden in de reservaten lopen. Ee zijn practisch onverkoopbaar. £)E DOLLARS zijn ook hier reuze duur. En dat beïnvloedt sterk de besprekingen, die we op de lange win teravonden voeren. We hadden de farm n.1. graag wat uitgebreid. Bijna was dat ook gelukt, toen we een aasvisje uitgooiden naar een stuk land van een overbuur. De eigenaar van het be drijfje werkte op een melkfabriek, dus lagen de kaarten goed. Maar er zijn meer vissers langs de slootkant f'EMIDDEN van de dertig min of meer academisch uitziende heren van goeden doen zat de kleine, oude man in zijn wat versleten pak te luis teren met oren die bijkans flapperden van aandacht. Zo te zien was hij een vreemde eend in deze astronomische bijt Een geleerde uit de grote stad stond die avond achter de katheder en vertelde vele wetenswaardigheden over de sterren in het wijde heelal. De kleine man zat en luisterde en af en toe knikte hij of hij er alles vanaf wist Inderdaad wist hij er griezelig veel van, fluisterde een van de academici ons toe. Toen half-time gefloten was, vielen ioij de grijsaard tussen twee slokken (naar goed doorgetrokken herfstbla ren smakende) koffie lastig. Lang zaam en met moeite daalde hij uit hoge sferen naar de banale aarde terug en zei toen: „Ach ja, meneer, het is me lust en me leven. Ik sta helemaal al leen op dit wereldje en die sterren zijn voor mij wat voor een ander zijn vrouw en bloedeigen kinderen beteke nen. En wat kan je gebeuren als je het met de sterren houdt? Ze doen je niks ze laten je niet in de steek en als er es een valt, dan zijn er toch nog milliar- den anderen, allemaal van jou. Der zal een sultan zijn, die zo'n harem heeft! As ik op mijn vlierinkje zit met mijn kijker en mijn boeken en daar boven de Grote Beer zie en de Melk weg, dan is het leven van een onein dige grootsheid, meneer, en toch ken je je eigen dan juist zr heel erg klein voelen". Hij begon enthousiast te worden en zijn stem klonk helder en jong. „Ik zou graag zelf eens een nieuwe ster of zo ontdekken, zoals Herschel of Picke- ring, maar daar heb ik de spullen niet voor. Ik ken alleen die heel dichtbije maar zien, en daar ben ik trouwens ook best tevreden mee. Je zou kunnen zeggen dat Cassiopeia voor mij is wat voor een ander zijn biertje is zoge zegd. Cassiopeia ls weer best, voelt u? Hij lachte tevreden. En toen werd er door een sombere heer „Sht!" geroe pen, want er was een of ander belletje gegaan. Even later zagen wij hem weer in volle aandacht zitten luisteren. Af en toe knikte hij beamend met zijn Brij ze hoofd. Een wijs man. En wie het grootste aas heeft vangt het meeste. In het voorjaar kwam er op ons waterige stuk grond een kleine, maar gezellige boerenbehuizing. Heel toe passelijk begroette een knaap me met een opgewekt „Hai, waterboer!" waarop we allebei grijnsden. De wate rige tijd is echter alweer voorbij. Ee koeien, duiven en kippen zijn al onder dak en het huis is op enkele kleinig heden na, klaar. Zo zijn we toch alle maal tevreden. Heremietje-exlt. 'pOCH is er een treurige tijding te melden. Heremietje, een van onze katten, is van haar laatste zwerftocht nimmer teruggekeerd. We vermoeden, dat ze ten prooi is gevallen aan de coyoten, die om deze tijd van 't jaar weer uit de bossen te voorschijn ko men, Branie, haar strijdlustige broe der, is in rouw en vangt uit louter wraak vijftien muizen per dag. Terwijl ik dit schrijf is het weer gaan sneeuwen. Het wordt nu huise lijk hier binnen. Het hout in de kachel knapt en knettert en de petroleum lamp werpt een gezellig licht op mijn tafel. Bijna anderhalf jaar zijn we hier nu al en veel van wat we ons ten doel stelden mochten we bereiken. Zelfs de witte duiven zijn er; zij zijn minder vredelievend dan we verwacht hadden. Wij zijn bij een mijlpaal. De grootste start is voorbij, nu gaat 't er om ons boerenbedrijfje uit te breiden en te verbeteren, zodra c' sneeuw zal zijn verdwenen. In het Novembernummer van „De Speelwagen" treffen we opnieuw een aantal artikelen aan uit heden en ver leden van ons gewest. Sint Maarten op Marken wordt ons beschreven door M. Zwaagdijk. Een „Tesselaarster" vertelt op rijm over „Sinte Maartenfist" op haar mooie eiland. Mr. J. Belonje heeft een wel heel diepe greep in de historie gedaan in zijn uitvoerige bijdrage „Het Torp", waarin hij een beschrijving geeft van de vele terpen in Hollands Noor derkwartier. Voor belangstellenden zeer interessant. De heer Baken houdt een pleidooi om middelen te verschaf fen, waardoor het mogelijk zal worden, dat men de uit het midden der zeven tiende eeuw bewaard gebleven en door de gebroeders Hemony gegoten toren klok in de „Stede Nijedorp" (Nieuwe Niedorp) weer meer zal horen luiden. Vermelden wij ten slotte nog het uit voerige rijm „Een droom over de spoor weg door Drechterland" door de heer K. Paarlberg. JEDERT enige tjjd opereren in Oost-Zeeuws Vlaanderen enkele smokkelaars- groepen met pantserauto's. Regelmatig overschreden zjj vanuit Belgie de Nederlandse grens, nemen hun smokkellading In en vertrekken weer langs een der vele wegen, die over de Zuidelijke grens voerenDe Nederlandse en Belgische douane zjjn van deze feiten op de hoogte gesteld en spannen alle krachten In om de smokkelaars te grjjpen. Tot dusver echter zonder succes. Ook de marechaussee waakt, met hetzelfde teleurstellende resultaat. In tegenstelling tot Noord-Brabant, waar de pantserauto's reeds eerder ten to nele verschenen, werd de laatste jaren in Oost-Zeeuws Vlaanderen ln Januari 1950 voor het eerst zulk een voertuig gesignaleerd. In de loop van de zomer herhaalde zich deze verschijning enkele malen. Nu de winter ls ingevallen met zjjn perioden van langdurige beschermende duisternis, is de komst en het vertrek van zulk een voertuig geen uitzondering meer en daarom de douane een doorn in het oog. smokkelaars bewapend zijn en wat zij in geval van nood zullen doen, wie zal het zeggen? Bovendien zijn de smok kelaars sterk in het voordeel, omdat het aantal grenswegen groot is, de douane een beperkt personeel heeft en maar moet trachten te raden wat de smokkelaars van plan zijn, de smok kelaars, die zelf hun vaste plan heb ben en misschienhun spionnen, die de aanwezigheid van douaneposten verradent DE SMOKKELWAAR. y^LGEMEEN wordt in de grensstreek aangenomen, dat de smokkelhan del met name gedreven wordt in bo ter en gedistilleerd. Gedistilleerd le vert over de grens een winst van rond 100 procent op en ook op roomboter, die in Nederland weliswaar weinig meer gegeten wordt, maar in Belgie nog even veel als vóór de oorlog, schijnt nog altijd een smokkelwinst- marge te zitten, die het nemen van risico loont. Het smokkelen van vee, in de jaren vlak na de oorlog van vrij grote omvang, is niet van veel bete kenis meer. Tot dusver is het niet ge- J^ATUURLIJK worden er krachtda dige pogingen in het werk gesteld om de wagens te vangen. Pantser wagens zijn evenwel een lastige prooi om naar te jagen. Het pantserstaai is niet minder dan liy, milimeter dik en een pistool-, revolver- of mitrailleur kogel stuit er op af. Het glas dezer wagens is kogelvrij, de banden zijn zo genaamde celbanden: worden zjj door een kogel getroffen, dan loopt slechts een klein gedeelte van de band leeg, de wagen kan ongehinderd verder rij den. Wegversperringen worden zonder moeite genomen: over de weg gelegde boomstammen vormen een hinderpaal, die de moeite niet waard is, staal kabels bleken niet afdoende. Een ach tervolging wordt uitermate bemoeilijkt doordat de wagens der smokkelaars uitgerust zijn met een apparaat om kopspijkers over de weg te strooien, waardoor de wagens der achtervol gers lekke banden krijgen. Of de lukt om de boter op haar weg van fabriek tot smokkelaar te volgen gLECHTS eenmaal is men erin ge slaagd een pantserwagen der smok kelaars te pakken te krijgen en wel toen het vehikel in de buurt van Eek- lo (Belgie) verongelukte. De inzit tenden waren spoorloos. De wagen bleek een uit een dump afkomstige moderne legerwagen te zijn, die nor maal verkocht was, voorland bouwdoeleinden Men neemt aan, dat de wagens zon der uitzondering in Belgie gestation- neerd zijn. HOE MINISTER OUD SMOKKELAARS VING. MERKWAARDIG is, dat het gebruik van pantserauto's door smokkelaars in Nederland voor het eerst in Oost- Zeeuws Vlaanderen voorkwam. Dit geschiedde in de dertiger jaren, maar toen gebruikte men gewone auto's, waarvan de cabine door losse staalpla ten werd afgeschermd tegen kogel- vuur. Het spreekt vanzelf, dat destijds de regering hiervan op de hoogte werd gesteld en de toenmalige, minister Oud besloot om vergezeld van zijn staf zelf eens een kijkje te gaan nemen. Duizend tegen één, dat zij niéts ont dekken zouden, zal men zeggen! Maar ziet: In drie mooie auto's reden de offi ciële persoonlijkheden door de landou wen van Zeeuws Vlaanderen, toen zij ergens een vee-auto zagen staan. De smokkelaars want het was inder daad een smokkelauto! bleven rus tig wachten, heilig overtuigd, dat het een bruiloftsstoet was. In plaats van de bruid stapte de minister echter uit de wagen enmet de activiteit van deze smokkelaars was het gedaan. Dat was in 1934. In 1950 hebben de grensbewakers tot dusver zoveel veine niet gehad. Maar wat niet is, kan nog komen! £EN NAUWE STEEG tussen Kalverstraat en N.Z. Voorburgwal, zwart van duisternis en gierende wind, een donkere ader dwars door het oude hart van Amsterdam getrokken. De wind jankt en gromt door die steeg en kletst de regen op de dode muren en de ruiten. Eén van die ruiten is mat verlicht. Het is de ruit van de bar, genaamd Liberty. In het midden van die ruit hangt een portret, een portret van een jong meisje. Daar staat een naam bij: Hanna Brizée. Het is haast middernacht. Ergens begint een klokkespel te spelen. Op het Rokln en in de Kalverstraat schieten mense lijke silhouetten voorbij. Die gaan naar huis. Men aarzelt. Wat is daar achter die ruit en die muur daar in die steeg? Dan wordt het grijs van regen en er is geen keus meer. Naar binnen. De bar Liberty is als elk der honderd zo-1 veel bars ln Amsterdam. De tapkast met de rjj krukjes. De barkeeper. Ach ter hem de batterij kleurige flessen. Daarboven, hangend aan de zolder, oud» bierpullen. Weinig licht en haast niets wat de moeite waard ls. De flessen vangen een deel van het licht, dat er geel en giftig-groen, rood en diepbruin, doorspoelt, dwars over en door de namen: Hennessy, Martini, Cinzano enj Marsaala. J-JET IS EEN doordeweekse avond, vol regen, wind en grauwe guur heid, en het is niet druk in de bar Liberty. Drie, vier mannen hangen op de krukken. Soms begint er één een gesprek; vermoeid, lusteloos en on samenhangend. Het lijkt een handels reiziger. Een ander wordt als dokter aangesproken. Een derde kan van al les zijn, één uit tien millioen. Er wordt niet veel gedronken. Er zijn geen vrouwen. En de barkeeper vertelt, dat hij morgen gaat vissen, omdat het óók niet alles is iedere avond en elke nacht in de stank van andermans rook te moeten staan en in de walm van alcohol. Hij drinkt koffie met veel melk, die barkeeper. En hij bekijkt zijn bezoekers nét even te diepzinnig. Het is daar, die avond, een beetje triest, een beetje eenzaam en een beetje raar in de Liberty-bar. Daar is niets feestelijks, niets romantisch en niets dat aan de bohème doet den ken. Een beetje grijs, een beetje grauw, een beetje koud en een beetje verloren, zo is het daar. Buiten be gint een stadsklok langzaafn, haast plechtig, het uur van middernacht te spelen. De wind voert flarden en re pen klank aan. Alweer een dag voor bij en een nieuwe kan beginnen. Oók in Liberty, in die steeg vol wind en kou en norse, kille regen. Daarna zingt Hanna Brizée haar chansons. Ze zingt van Place Pigalle en douce France, en heel die kleine bar is vol van heimwee, romantiek en geheimzinnig clair-obscuur. Ver la de regen, ver de storm. Het ene chan son volgt het andere; niet zo bijzonder mooi gezongen, iets te hees misschien, te verdroomd ook; te veel voor zich' zelf alleen blijft die stem. Nu ja. waarom zou men zingen, voluit en jong en klaar, op zulk een uur voor zulk gezelschap! Opnieuw wat pianospel, droefgeestig en wat week. Opnieuw chansons en dan beseft men dat dit jonge meisje veel meer weet van het geheim van zo'n piano en de tover ln zo'n oud en half doodgezongen chanson dan men in Amsterdamse bars pleegt te ont moeten. Ineens weet men dat daar op dat klein, verdekt balcon een meis je .zit, dat artiste ia. |\[A DE chansons komt ze naar be neden. Een meisje, zonder make up en met nogal slordig haar. Met een weinig artistieke blauwe blouse en een zwarte rok. Geen nagels als» kleine roofdierklauwen; geen gepen seelde wimpers. Alleen maar Hanna Brizée, die speelt en zingt in de bar Liberty. En limonade drinkt. En dan rukt de tijd terug: een jaar of tien, misschien iets minder. Een heel jong meisje in Den Helder, school gaand op de H.B.S., triomfen vierend op de planken van een zeer deftige zeer notabele plaatselijke toneelver eniging. Er is een gerucht om dat meisje van gedichten en liedjes en ai die andere dingen, waaraan soms jonge H.B.S.-meisjes zich bezondigen, om ze te vergeten en op te bergen in de la van het sentimenteel archief. Dat meisje was Hanna Brizée. En later zocht ze haar weg in Amster dam, via kantoren, via administra ties en rekenmachines en al het grijs en grauw van het leven in vakken der grote kantoren van het grote Amster dam. En ze zong. En ze speelde op piano's. En de dag kwam, daf ze ging zingen en spelen in Quartier Latin in de Leidsestraat. Men wordt geboren als artiste en ik geloof, dat Hanna Brizée zo'n geboren artiste is. Omdat ze de volle prijs betaalde, en nóg aan het betalen is, voor de droopi, waarin ze zich eenmaal vastbeet en die ze dóór en uit wil dromen. Een paar jaar van teleurstelling op teleurstelling. Van sollicitaties bij de grotere gezel schappen: als tekstschrijfster, als chansonnière, pianiste, invaller in sketches, declamatrice. Jaren-van zoe ken en tasten, de jaren van het zoe ken naar jezelf en wachten op het ogenblik dat je kan zeggen: zie, ik heb het tóch gevonden. Een hard leven voor een jong meisje, dat haar droom niet prijs wilde geven, toen het leven haar aanpakte en beproefde. Maar ook dét was in die droom verdiscon teerd. En och, zegt Hanna Brizée, op het laatste ogenblik komt het leven altijd tóch weer naar je terug en red je het weer. En dat is dan een op merking, die bewonderenswaardig aandoet in de mond van zo'n jong meisje in de Liberty-bar. Ze zit daar: een beetje moe, maar volledig zichzelf. En geladen met plan nen en idealen. Vol afweer en be hoedzaamheid ook. Het is een hard leven en het bestaan der jongens en meisjes, die nog niet arrivé zijn, gaat over het scherp van de snede. Maar daar is de droom, en Hanna Brizée vond het waard daarvoor te vechten, iedere avond van 8 tot 1 uur, in bars en waar dan ook. Die is het waard, zo'n droom, je zelf te blijven en door te gaan. Niet dóór het slijk en slllc en bezinksel van de stad, maar vèr er boven. Ze loopt de trap weer op en speelt verder. Nieuwe snoeren pianoklanken, nieuwe chansons. Ze lacht en in die lach ligt heel wat zelfverzekerdheid en overtuiging. Die bljjft niet in de Liberty-bar. Die zingt en speelt straks op het Leidseplein of daar, waar men sen zjjn die kunst van kitsch te onder scheiden weten. Wie zó zingt en speelt, die komt er wel. Wie zo lang en zo bewust z'n droom volgt, die ont moet het leven. gUITEN in de steeg fladderen uit hangborden in de kervende winter- wind. De hemel is een gebergte van wolken waardoor wat gelig maan licht filtert. Binnen, in de bar genaamd Liberty, speelt en zingt Hanna Brizée, en spe lend en zingend bouwt ze naar haar doel, dat wacht achter de droom. Ont houdt de naam, U hoort van Hanna Brizée, die zingt te middernacht van Place Pigalle en douce France. ANTHONY VAN KAMPEN.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1950 | | pagina 5