Een eeuwenoud bedrijf waarop de
tijd geen vat krijgt
r
VAL DA
Amerika grijpi mei vasie hand
naar de teugels
AMSTERDAMS PODIUM
Twee Laskaren en een Yankee
Grimmige vastberadenheid beheerst
de politiek van Washington
De trek het kapitaal, de vangst de rente
De eendenkooi van Uitgeest onveilig
rustpunt voor duizenden trekkers
wif' KAMENDE van het station Uitgeest, de Provincialeweg op wandelt
In Noordelijke richting, en zQn blik laat glijden over de weilanden aan
zjjn reehteihand, ziet nauwelijks honderd meter uit de weg een bosschage in
het landschap. Het is een eiland van hoog oprijzend hout, een schilderachtige
stoffering van het vlakke polderland. Men zou denken, te maken te hebben
met een onvermoed recreatie-oord voor wie er wonen in dat lint van huizen
aan de Zuidelijke horizon. Mis! Geen plekske grond in deze contreien is moei
lijker te bereiken en moeilijker open te sluiten dan juist dit vermeende dorado,
dat de eeuwenoude eendenkooi is van Uitgeest. Kooiker C. Baars uit Uit
geest zwaait er de scepter. Met strenge hand regeert hij. Hij duldt zelfs niet,
dat men het op een verrel afstand benadert, laat staan dat men de gelegen
heid krijgt het te betreden.
Provincialeweg tast het
kooirecht aan
Neem een doos echte
voorkoming' van griep
DODENDANS
Geen consideratie meer
met Europees getreuzel
40
(Van onze speciale verslaggever).
WIJ HEBBEN voor de stevig afgeslo
ten poort gestaan, de enige opening
in de prikkeldraadversperring die rond
dit eiland gelegd is. Het was een barre
tocht om bij die poort te komen. Geen
landweg voert erheen. Men moet er
drassig weiland voor oversteken. Geen
normaal schoeisel is ten slotte bestand
tegen de inwerking van zoveel vocht,
vermengd met modder. „Uit de klei
getrokken" stonden we dus ten slotte
voor die poort, waarachter de gespan
nen stilte slechts verstoord werd door
het gesnater van onrustig mekkerende
eenden.
Hoe lang we daar gestaan hebben,
alsmaar pogend door de spijlen heen
de klink in onze vingers te krijgen,
weten we niet. Het door roest schier
onleesbaar geworden maar wel bekende
bord „Verboden Toegang. Art. 461
Wetb. v. Strafr." hebben we brutaalweg
genegeerd. Juist toen we ons vruchte
loos pogen zouden staken, doken kooi
ker Baars en zijn helper uit het dichte
struikgewas op.
W# werden niet vriendelijk ontvan
gen. „Een geluk, dat de wind Noord is.
Gegarandeerd dat je anders de kooi
leegirejaagd had. Geen intelligenter
beesten dan die stomme eenden. Op
honderden meters afstand ruiken ze je
al, als de wird in hun richting staat.
Vooral als er mensen komen, die pas
bjj de kapper geweest zijn".
Van praten komt ten slotte praten, en
zo was het ons weldra duidelijk, wat
de betekenis was van dat smeulende
turfje, dat de kooiker en zijn helper in
de hand hielden, en waarvan ons de
scherpe rook voortdurend in het ge
zicht woei. De doordringende smook is
zo dominerend dat zwakkere luchtjes
er onherroepelijk door verdreven wor
den. En dat is precies de bedoeling.
Niet te vermurwen.
JVJAAR MET DAT al lukte het ons toch
niet de kooiker te vermurwen ons
binnen zijn domein te laten, dat, zoals
we vernamen, in zijn centrum een vij
ver heeft, waarop vijf met rietmatten
afgezette pijpen uitkomen. Duizenden
eenden bevolken de vijver. Slechts een
twintigtal tamme. De rest wilde_ „stal-
eenden", die de kooi definitief als hun
honk gekozen hebben en een onbezorgd
leven leiden, omdat ze meevreten van
het voer, dat de kooiker dagelijks bij
grote hoeveelheden uitstrooit.
Er zijn nog zo'n honderdtwintig van
dit soort kooien in ons land. Een stuk
of zes in Noord-Holland benoorden het
Noordzeekanaal: twee op Wieringen,
één in Zwaagdijk, één bij Oudesluis,
één bij 't Zand, en dan nog enkele op
Texel. Het is een merkwaardig bedrijf,
waarbij de natuur nog altijd meester is
van de kunst. De trek van de eenden is
het kapitaal van de kooiker, diens
vangst de rente van dat kapitaal, dat
overigens, zoals de scherpzinnige lezer
zal opmerken, zwevend is. Niet het ge
hele jaar door is de vangst open. Dat
is maar van begin Augustus tot half
Januari. De overtrekkende wilde een
den moeten, aangelokt door de mekke
rende broederen en zusters op de plas
neerstrijken, en in de nauw toelopende
pijpen terecht komen. Onopgemerkt
voor de eenden op de plas, zullen deze
afdrijvende eenden plotseling de figuur
van de kooiker achter zich zien opdui
ken, verder dc pijp invliegen en ten
slotte in de val terecht komen, die aan
het einde ervan staat opgesteld.
De honderden mee-etende staleenden
laten zich niet vangen. Tot het laatste
zullen ze schichtig blijven. Iedere avond
wanneer het donker geworden is, vlie
gen ze naar onbekende bestemming uit
het kooibos. Iedere morgen voor dag
en dauw strijken ze er weer in neer.
°e kooiker houdt ze in ore, en verleent
ze dus graag asyl, want het zijn deze
staleenden, die hem jaar op jaar de
jonge eenden leveren, die zich wèl
laten verschalken.
Een oud recht.
yAN OUDSHER is het kooien een bij
de wet beschermd bedrijf. Er bestaat
een z.g. kooirecht. Het kooirecht van
'n Oase van rust in de jachtige
wereld: de sinds 1585 bestaande
eendenkooi te Uitgeest.
kooiker Baars bedraagt duizend meter.
Zo'n honderd jaar geleden was het zelfs
vijftien honderd meter. Dat wil zeggen,
dat de rust niet verstoord mag worden
in een gebied met een straal van dui
zend meter uit het midden van de kooi.
De wet zegt, dat de ondernemer schade
loos gesteld moet worden, wanneer ter
uitvoering van werken, waarvan het al
gemeen nut of het openbaar belang van
overheidswege is erkend, het kooirecht
wordt aangetast.
Het is op grond van dit wetsartikel
dat Kooiker Baars al zo'n twintig jaar
met de overheid aan het boksen is. De
drukke Provinciale weg, die op zekere
plek zelfs zijn kooibos tot op 90 meter
nadert, is de oorzaak van dit geschil.
Twee kilometer loopt deze weg door
zijn kooigebied, en sindsdien, zo zegt
Baars, is zijn jaarlijkse vangst 50 a 60
minder geworden. De kooi wordt gere
geld leeggejaagd door het lawaai op de
weg. De aanleg van die weg is een blij-
f=> A S T I L. L_ EE S
vende schadepost. Voordien was deze
kooi een van de beste van ons land".
Hoe oud is deze kooi? willen we
nog weten.
„Van 1585 is het verbazingwek
kende antwoord, dat we krijgen. „Ga
maar naar m'n huis. M'n vrouw zal je
het oude papier wel laten zien".
Het „Placcaet".
jl^ET „OUDE PAPIER" is ingelijst ach
ter glas. „Placcaet" staat er in dui
delijke Gothische letters boven.
En dan vertelt het document, dat
..de Raden ende Meesters van de
Reeckeningen der Domeynen van de
Heeren Staten van Hollandt en West-
Vrieslandt, gezien de Requeste aen hun
luyden gepresenteert, Hessel Pietersz.
Buerman tot Uytgeest hebben toege-
staen ende geconsenteert op zijn eygen
Landt in den Banne van Castercom
ene Vogelkop te leggen, stichten ende
doen maecken f zijnen particulieren
kosten ende nutte".
Het is geschied onder dagtekening
van de achtste Januarij 1585, en onder
nauwkeurige beschrijving van het
kooirecht.
„Eenen yegelijcken van wat Staet
ofte Conditie hij zij", werd „geinter-
diceert ende verboden met enige
Roers ofte bussen te schieten in ofte
omtrent eenighe Vogelkoijen, noch op
eener Schuyten te kloppen, rommelen,
ofte stommelenzeyl over slinger en,
roepen ofte krijten, omme daermede 't
Gevogelte te verjagen".
Een historische plek daar langszij -ie
weg van Uitgeest naar Castricum. Een
oase van rust in een jachtige wereld.
Een mens zoekt het dikwijls zo ver,
zonder te weten, dat het zo kort bij
huis te vinden is. Men zoeke déze oase
echter niet. Want als een Cerberus ligt
kooiker Baars op de loer om alle rust-
verstorende elementen verre te houden.
En rustverstorend element zal men in
zijn ogen en oren altjjd zfln. Hoe voor
zichtig men zich zelf ook denkt.
Een der nauw toelopende pijpen
in de Uitgeester eendenkooi, welke
pijp voor de wilde eend de weg
haar gevangenschap is.
JN DE GREEP DER KOU, der duisternis en eenzaamheid, ligt het haven-
complex. Niets is zo troosteloos, zo sinister en makaber als dat Amster
damse havencomplex op die avond. Het doet denken aan een schilderij dat
Willink begon en Pieter Breughel voltooide. Van Willink de sombere achter
gronden, de kapot gewaaide hemel en het keiharde, ehroomstalen licht van de
wintermaan; van Breughel de verwrongen silhouetten der paar mensen, die
tegen de wind in hun schip zoeken. De grote, sttlle rompen van schepen lig
gen tegen de steigers geperst. Meertouwen staan strak en kreunen by iedere
beweging, die de sehepen maken. Uit patrijspoorten en dekhuizen gloort hier
en daar wat gelig licht. Twee schepen uit Noorwegen, een paar Hollanders,
een Amerikaan en een Brit. En dan ook een Panamees. Uit het dekhuis van
één der Noren klinkt gramofoonmuziek, steeds hetzelfde wijsje: de grote
aria uit „Martha". Ik denk, dat het meisje van de matroos, die om die gra-
niofoon heenhangt, ook wel Martha zal heten. De wind slaat, diepe kervenJ
in het water rondom de schepen en heimelijk klokkert dat water tegen de;
zacht-deinende rompen. Gisteren, vandaag zyn die sehepen gekomen. Mor
gen zullen ze weer varen.
JWEE SILHOUETTEN tornen tegen
de wind op en in het voorbijgaan
zie ik dat het tóch mensen zijn, twee
dunne, uitgedroogde menselijke ske
letten. Met veel te wijde broeken flad
derend om veel te magere benen. Met
veel te opzichtige petten en flodder
jasjes. Het licht van een lantaarn valt
over hen. Donkere gezichten met nóg
donkerder ogen. Het zijn twee Las
karen, matrozen, die een paar jaar ge
leden nog Britsindiërs heetten. Hoe
men dat tegenwoordig moet noemen
weet men niet. En dat doet er ook
weinig toe, want geen mens ter we
reld interesseert zich voor zoiets over
bodigs als Laskaren.
De twee Laskaren zrjn vrij na aan
de grens van openbare dronkenschap.
Ze steunen elkaar en proberen aldus
hun schip te bereiken. Dat schip is de
Panamees verderop. Tenminste, het
vdart onder Panamese vlag. Niet zo'n
beste vlag op de zeven zeeën. Maar
voor Laskaren meer dan goed genoeg.
Twee levende silhouetten schuiven
over de steiger en soms blijven ze staan
om elkaar iets te vertellen. Wat ver
tellen twee dronken Laskaren elkaar
in de nacht in een verlaten haven
kwartier
Waarschijnlijk vervloeken ze hun
schip, die Panamees. Misschien zoe
ken ze Britsindische superlatieven, om
hun afkeer van een vuile zee en een
stinkend bloedschip uit te drukken.
Na een bepaalde hoeveelheid alcohol
is de wereld soms betrekkelijk aan
vaardbaar, maar nog vaker afzichte
lijk, en hard als de witte tanden van
een tijger.
Onder de maan staan die twee La-
karen op de steiger. Achter hen ligt
de stad, vóór hen het schip. De wind
bolt de jasjes op en draait groteske
kurketrekkers in de broekspijpen der
Laskaren. Soms hebben ze ineens niets
menselijks meer. Ze doen dan alleen
nog maar denken aan twee stukjes mo
dern speelgoed, die je met een sleu
teltje moet opwinden en die daarna
met schokjes en rukjes aflopen. Heel
raar, heel gek, Heel dwaas. Zo raar,
gek en dwaas waren die twee Laska
ren op die gruwelijk verlaten steiger in
de haven.
£R KWAM een ander mens voorbij
Een Amerikaan. Ook van hem zou
men mogen veronderstellen, dat hij die
avond niet uitsluitend coca-cola en
koffie-verkeerd gedronken had. Hij be
gon een gesprek met de twee Laska
ren, maar de wind blies het weg en
ik ving alleen een paar klanken op,
die leken op brother dit en brother
daten op bloody bastards en al
zulks meer. Veel te veel om te her
halen in een zich zo respecterend blad
als dit. En daar stonden ze, twee me
chanische Laskaren en één ruige, dik
ke Yankee-sailor, en met z'n drieën
vormde dit drieluik van met-uitslui
tend koffiedrinkers de gepersonifi
eerde eenzaamheid, daar op die stei
ger in de nacht. Met op de achter
grond de rustende schepen, met daar
boven die maan met z'n kleur van
glanzend chroomstaai, en met het
klotsende water, klotsend door de
grote aria uit „Martha", die nog
steeds aanstond.
HET WAS ERG KOUD, en de twee
Laskaren en die ene Yankee-sailor
stonden te trappelen en te stampvoe
ten. Ze vloekten op het weer, de stad,
de zee en de schepen. Op alle sche
pen in het algemeen en op hun schip
in het bijzonder. En trappelend en
stampvoetend dansten ze een aller
vreemdst ballet. Die dans deed den
ken aan een dodendans. Men zou ech-
J
(Van onze diplomatieke medewerker)
[)E VRIJE WERELD kan tevreden zyn over de omkeer, die zy deze «eek in
haarzelve heeft teweeg gebracht. Nog Zondag, toen Attlee in Washing
ton arriveerde, heersten In de Atlantische gemeenschap verdeeldheid en
ten minste aan deze. zijde van de Oceaan een verlammende angst. Het is
geen geheim, dat de Britse premier naar Truman ging. om deze te smeken
toch in ieder geval China te ontzien en alles te vermyden, wat tot een nieuwe
«-ereldoorlog zou kunnen leiden. Verzet tegen China, zo wilde hy betogen,
zou ook de Sowjets in de strijd kunnen betrekken en dan zou West-Europa
in veertien dagen of drie weken onder de voet gelopen worden. En zelfs, in
dien de Sowjetunie zich afzydig hield, zou het beter zijn, aan de Chinese
chantage toe te geven, dan zich te wagen in een oorlog met dit reusachtige
ryk, welke de krachten van het Westen zo zou uitputten, dat het ten slottel
toch tot een weerloze prooi voor Stalins steppenhorden zon worden.
TN deze benauwde gemoedstoestand,
mede veroorzaakt door het feit, dat
de Fransen hun tegenstand tegen de
Westduitse herbewapening niet wens
ten op te geven dat zou immers
provocerend op Moskou werken, meen
de het bevreesde Parijs ging Attlee
naar de Amerikaanse hoofdstad Als
een man met een nieuw vertrouwen
in de toekomst keert hij Zondag terug.
Dit wonder werd bereikt, doordat Ame
rika, nu eindelijk toch klaar wakker
geschrokken, plotseling met vaste hand
naar het leiderschap heeft gegrepen,
dat het uit hoofde van zijn positie in
de vrije wereld toekomt.
In plaats van een geest van ver
deeldheid en aarzeling ten aanzien van
het te volgen beleid, die hij in Wash
ington meende te zullen aantreffen,
vond Attlee er een president met poli
tieke en militaire raadslieden, die heel
nauwkeurig bleken te weten, wat zij
wilden. Dat is geen nieuw München!
Zeker, men gaf het de Britse premier
toe, men mocht geen „full scale war",
geen oorlog op grote schaal tegen
China beginnen, daartoe heeft het
Westen de mankracht niet. Maar dit
behoefde niet te betekenen, dat men
de Chinese aggressie maar ongestraft
zou laten om de volgende maal voor
een nog grotere prijs op een andere
plaats gechanteerd te worden. Ame
rika beschikt over genoeg middelen,
om China op gevoelige wijze van zijn
ongenoegen te doen blijken: economi
sche sancties, blokkade, bombardemen
ten desnoods. Tenzij dan natuurlijk, dat
de Chinezen alsnog tot redelijkheid
geneigd zouden zijn. Maar om aggres
sie te belonen door Peking op de voor
hand een plaats in de Ver. Naties en
Formosa te beloven Washington
dacht w niet over.
Dat daardoor de Westeuropese de
fensie in gevaar zou worden ge
bracht? Nonsens. Attlee kreeg precies
voorgerekend tot welke prestaties Ame
rika in staat is. Ondanks de strijd in
het Verre Oosten zullen de wapenleve
ranties aan de leden van het Atlantisch
Pact zowel in omvang als in tempo
snel worden opgevoerd. In plaats van
20 milliard dollar, zoals nog kort te
voren was bepaald, zal in de komende
twee jaren '24 milliard aan militaire en
andere hulp aan de bondgenoten wor
den verstrekt. Als het nodig is, zal daar
nog een flinke schep worden opgegooid.
Vier jaar, zo had men vorige winter
gedacht, zou men nodig hebben voor
de opbouw van de Westerse defensie.
Amerika zal er nu voor zorgen, dat het
in anderhalf jaar gebeurt. En uit de
commentaren van pers en radio kon
Attlee vernemen, dat het Amerikaanse
volk vastbesloten is de offers, die dit
alles vergen zal. te brengen. De pro
ductie van particuliere auto's zal met
ten minste 30 procent worden vermin
derd. Een televisietoestel zal ook in
Amerika een schaars artikel worden.
Natuurlijk, zo werd Attlee te kennen
gegeven, niet alles kan van één kant
komen. Ook Europa zélf moet mee
werken. En wanneer de Fransen zich
maar bleven verzetten tegen de Duitse
herbewapening, zou Amerika ze wel
onder druk zetten. Dat gebeurde prompt
en het had ogenblikkelijk effect. Het
maakte op Attlee een grote indruk. En,
vertelden de Amerikanen er bij. wan
neer Bonn lastig zal blijken, kan het
van hetzelfde laken een pak krijgen.
Wie niet mee wil werken, kan niet
meer rekenen op Amerikaanse steun.
Dat. in het kort, is de geschiedenis
van Attlee's bezoek aan Truman. Moet
West-Europa in de grimmig vastbera
den wijze, waarop Amerika thans de
teugels in handen genomen heeft, laak
bare bemoeizucht zien? Laat men be
denken, dat juist het zwakke leider
schap van Amerika in het verleden
voor een deel toe te schrijven aan de
schroom der Amerikanen om zich met
andermans zaken bezig te houden de
Westerse wereld in dodelijk gevaar heeft
gebracht. Nu mag men hopen, dat men
zich daaruit toch nog bevrijden zal.
Aan Westeuropese zyde zal men ech
ter moeten bedenken, dat men ook hier
offers zal moeten brengen. De geest zal
niet langer getypeerd mogen worden
door een verklaring als die, welke de
Britse minister van Oorlog, John Stra-
chey, nog onlangs aflegde: namelijk, dat
de sociale ver«'ervingen niet in gevaar
mogen worden gebracht door de eisen
der defensie. Integendeel, het zal van
nu af een der voornaamste taken van
de Europese regeringen moeten zyn,
hun volken er van te overtuigen, dat
de prijs, die zy voor hun veiligheid
zullen hebben te betalen, hoog is. Maar
geen prUs kan te hoog zün om een be
zetting door het Rode Leger te voor
komen.
ter de tekenstift van een Holbein of
de pen van een Dante moeten bezit
ten om dat beeld der eenzame dansers
vast te leggen.
Want daar stonden ze, een levend
plukje menselijk aanspoelsel der zee.
Met misschien ergens een huis, maar
met meer waarschijnlijkheid nérgens
een huis. Dc onbekende havelozen der
wereldzeeën. Gebeten door de kou van
het Noorden, uitgedroogd door de hitte
van het Zuiden, doorweekt van de wil
de stuifzeeën der Roaring Fourties en
Fifties. Levende have van vuile, stin
kende schepen; met als huis een be
nauwd foc'sle aan boord, en aan do
wal nog nét goed genoeg als prooi
der middernacht-ratten. Niemand die
hen kent, niemand die zich geroepen
voelt hen te willen kennen. De Yan
kee-sailor zoekt z'n schip op en de
twee Laskaren blijven achter. Eén
zoekt naar iets in de zak van z'n jas
je. Shag en vloei. Maar de wind is te
sterk en het lukt niet. En draaiend
en rollend gaat de dodendans door.
Vier sinistere figuren: twee Laskaren
en hun twee eindeloos gerekte scha
duwen, die voortijlen en in elkaar
krimpen over de lange houten steiger-
balken. Begeleid door de aria uit
„Martha".
£R ZIJN meer van die dodendansen
in meer havenkwartieren in de we
reld. Overal liggen schepen, bemand
met Laskaren. En overal staan ze te
dansen in de kou of liggen ze te hij
gen in de hitte. Geen sterveling die
zich om hén bekommert; en waarom
zou men ook Daar valt geen eer aan
te behalen voor middernachtelijke zen
dingsgenootschappen; en waar ik vaak
hoorde van organisaties, die het wel
zijn beogen van alleenreizende jonge
meisjes, daar hoorde ik nog nooit van
een instantie, die zich het lot aantrekt
van eenzame Laskaren op nachte
lijke steigers. En dat kan men ook
niet verwachten. Zulk soort wordt ge
schuwd. Het slechtste zeemanshuis is
nog te goed voor hen.
Straks gaan we allemaal weer
Kerstfeest vieren. Met soft lights, soft
music en soft drinks. Met engelen
haar, wat mild sentiment en met O
Tannenbaum, o Tannenbaum. In dat
uur zullen deze Laskaren, en ande
ren op andere steigers in andere
havenplaatsen der wereld, staan te
drentelen en te stampvoeten. Voor hen
geen Tannenbaum, of een in een ver
loren tingeltangel van de pretbuurt.
Ook daar zijn ten slotte soft lights en
soft music.
En ze zullen in de nacht der nach
ten hun schepen opzoeken en op de
steigers hun dodendansen uitvoeren.
Door niemand gezien, door niemand
bemind, door niemand gehaat. Alleen
maar vergeten en verloren.
ANTHONY VAN KAMPEN.
Uittlult.nd wkrijgb®» k* .oottv.k^., Ir 4»