Zeilschiprec vooruit! WIt£r^,n richt^- Nederlands student naar universiteit van Coimbra Wild en gevogelte gaan via Goor de wereld in 99 n j HONDERD DAGEN IN PORTUGAL (1) Een treinreis met velerlei hindernis De Cubaanse wilde water drinken m Geen impori meer van achier IJzeren Gordijn KERSTFEEST 1980 De stuurman van de Cumberland vertelt zijn Kerstverhaal va„ w?pen Ml over bakboord de SeycteueLT' van de naéht J^n aUe opvarenden was, vóór Oudetaa^v!^* gepasswrd e» da wens Dnrban.De oude „Cumberland" haalde na haar aa" de kade van derden knopen, zodat we een goede kan, maakt^T roparatie mct «emak rf_aar d® Indische Oceaan bij gaskar was in December 1941 nou niet m w vo1 rozen, en verder laat Ik het er maar bij. We hadden, om zo te zeggen, na het verlaten van Tjilatjap met de schuit stikvol vluchtelingen, waaronder vele gewonden, niet veel tjjd gehad om op verhaal te komen. Tot overmaat van ramp was die mor gen van de 24ste December de Hek in kooi gebleven. „Een beetje koorts, 't zal wel weer gauw over zijn", voegde hij mij toe, toen ik 's morgens zijn orders in ont vangst ging nemen. Haar wij wisten wel beter. Op onze vlucht uit Indie was hij twaalf dagen niet uit de kleren geweest en of we hem nu al vertelden dat hij, met zijn malaria-aanvallen, zich wat meer in acht moest nemen, hij was bijna niet van de brug af geweest. Kapitein Post was er een van de oude stempel; zijn lijfspreuk was: Niet veel praten, maar doen. Het was een prachtige avond. Als liet geen oorlog was geweest hadden we onze Kerstboom wel aan dek kun nen optuigen, maar nu, met het gevaar van die verwenste duikboten, hadden we het liever maar wat donkerder ge had. Zo nu en dan klonken uit de pas- •agiersverblijven brokken van Kerst liederen. Na twaalf dagen varen waren de mensen in de veronderstelling, het gevaar nu wel ontvlucht te zijn. En wij lieten hen maar in die waan. Tegen een uur of tien kwam de marconist op de brug en vertelde, wéér een SOS te hebben opgevangen. Door storing was de plaatsbepaling niet duidelijk doorgekomen, maar volgens hem kon het getorpedeerde schip niet ver van ons verwijderd zijn. Wij wisten, dat we in een gevaarlijke zone fraren; uitkijken was de bood schap. Er stonden er twee op de bak, één in het kraaiennest en twee aan stuur- én bakboord achteruit. De jon gens hadden een zware tijd maar wis ten dat het om ons leven ging; iedereen Werkte mee naar vermogen. Om twaalf uur 's nachts, juist voor ik mij naar de burg wilde begeven voor de hondenwacht, liet de kapitein1 mij roepen. Toen ik zijn hut binnenstapte, zag ik direct, dat zijn toestand niet verbeterd was. Zijn ogen gloeiden in het geel bleke, vermagerde gelaat. Onrustig wriemelden zijn vingers aan de deken. „Bosman", zei hij, „ik heb je- laten roepen met tegenzin, omdat ik weet dat Jullie je rust wel nodig hebben. Maar de zaak is deze: ik ben zoeven wakker geworden uit een benauwde droom. Het zou te lang duren om je al die onzin te vertellen, maar kijk uit en wees op je hoede, zoals je nog nooit op je hoede bent geweest. Ik heb het gevoel dat er iets gaat gebeuren vannacht". Hii gaf mij de hand en viel na enige ogenblikken in een onrustige sluimer. AP DE BRUG waren geen bijzonder- heden. De uitkijken betrokken hun posten en na korte tijd was ik weer al leen met de roerganger. Ik was gaan zitten op stuurboords brugvleugel, waar de steward me een kop koffie had ge bracht. Ik dacht na over de vreemde waarschuwing van kapitein Post. Het konden natuurlijk koortshallucinaties zijn, maar het moest de ouwe wel zéér zangegrepen hebben. Enfin, we zouden wel zien. We maakten keurig onze dienstvaart van dertien mijl en ik vertrouwde op ons goed gesternte, maar wat wès ik moe.... Tegen drie uur in de morgen de steward had juist m'n derde kop koffie boven gebracht klonk plotseling een ftem uit de voormast: „Attentie!, ver moedelijk een periscoop op drie stre ken over stuurboord". Wel allemachtig! Snel greep ik mlin kijker. Jawel.... een dunne, witte Streep met hier en daar wat schuimbel- Jen achter zich aan, bewoog zich voort In dezelfde lijn als ons schip. Even ging er een rilling door mij heen. Danterwijl ik meende de schok van de inslaande torpedo reeds te voelen, gaf ik scherp bakboord roer. waarna ik de machinekamer waar schuwde het hoogstmogslüke aantal omwentelingen te maken. Door mijn kijker volgde ik de schuimstteep op het spiegelgladde water dat door geen rimpeltle hoe klein ook, bewogen werd. Ook het schuimspoor veranderde Tzek°heb!ben ons gezien", zei Volmer, op voleH^ger' in de stilte> die hier horen ramem kunst*ebit te naa^ raSCi"eerd staarden we beiden automat 'k 8116 schu'mstreep en bijna automatisch veranderde ik weer van onder HVen l6ek het de Periscoop neen h zeesPlei»el verdween, maar bakboord" WaS Z# W6er en DU aan te vl°<*en „Hebben die varkens dan helemaal geen respect voor gewonden en vrouwen en kinde ren? vroeg hij ruw. brein: Als deze mist een beetje aan hield, hadden we een kleine kans die onderzeeboot kwijt te raken. De witte damp scheen zich als een sluier overal aan te hechten; ik rilde van kou in m'n dunne tropenuniform. yERWIJL ik mij nog steeds verbaasde om deze, als uit de hemel gevallen mistbank, klonk plotseling de roep van één der uitkijken op de bak: „Zeil schip, recht vooruit, komt recht op ons af!". De man gilde meer dan ik ver staan kon; maar ik begreep dat er on middellijk gehandeld moest worden. Met een ruk trok ik de telegraaf op „volle kracht achteruit" en gaf een lange stoot op de fluit. Nog vóór de schroef de vooruitstu- Ik bedacht met een schok dat ik he lemaal vergeten had alarm te maken. Maar toen gebeurde er in weinige ogenblikken iets vreemds. Binnen enke le seconden, zonder dat ik erop bedacht was ook de uitkijken hadden schijn baar niets bemerkt werden we om geven door een dichte, witte mist, die koud en klam om ons hing. Verbaasd zagen de roerganger en ik elkaar aan: hoe was dat ineens mogelijk? Had één van de uitkijken niet kunnen waar schuwen? Plots flitste het door m'n wende kracht overwonnen had, stoof er een ouderwetse driemastbark rakelings langs ons heen. Zó dicht voer ze langs ons, dat wij ondanks hét duister vrij duidelijk de eigenaardig geklede be manning konden onderscheiden. Ver moedelijk een Finse graanbark, dacht ik, maar wat deed zo'n oud zeilschip in oorlogstijd op de Indische Oceaan? Ik begreep er niets van. Volmer herstelde zich het eerst van de schrik. Hij zei, op de bark wijzend: „Dat is niet pluis, Stuur". „Wat dan?" vroeg ik belangstellend. „Nou, hij scheert ons met een tien- mijls vaart met volle zeilen voorbij en er is geen asie wind en hoorde u dat zingen?" Scherp luisterde ik. Ja, nu hoorde ik het ook. Over het water klonk een hymne die mij bekend voorkwam. Dat was iets uit mijn kinderjaren! Plotse ling herinnerde ik mij de melodie, het klonk als het „Kyrie-Eleison" (Heer ontferm U onzer), dat ik als kind meer malen had meegezongen. Van over zee klonk nu ook geratel en het geklapper van zeilen, die gereefd werden, en er kl-onk een stem die mij zeer vertrouwd in de oren klonk. Dit was een Neder lander! Hij riep: „Hebt ge hulp nodig? J)E BARK had bijgedraaid en lag nu met klapperende zeilen, ongeveer vijftig meter van ons af. Het schip was opgetuigd als een fregat, vanaf de bui- tenkluiversboom tot aan de bezaans gaffel en aan de vlaggelijn wapperde de oude prinsenvlag. Ik stond verstomd, maar weer klonk de stem over het water: „Hebt ge hulp nodig?" Ik greep de scheepsroeper en antwoordde, dat zij voorzichtig moes ten wezen, want dat er een onderzee boot in de buurt was. Maar de stem zei, dat zij gestuurd waren om ons te begeleiden en of wij zo goed wilden zijn onze koers maar te vervolgen. Wij hebben toch geen oorlogsschepen met zeiltuig meer?, dacht ik, maar veel tijd om te piekeren werd mij niet ge geven. Op fokke-, grote- en bagijnen- ra waren hun mannen al in de weer en spoedig was de bark onder zeil. Ik kon niet goed besluiten wat te doen, maar ik dacht: beter een oud es corte dan helemaal niets en na de roerganger mijn orders te hebben gege ven, zette ik de telegraaf weer op „vol vooruit' 'en daar stoomden we weer, richting Durban. yEGEN vier uur kwam mijn aflosser en nadat ik hem het hele relaas verteld had, glimlachte hij ongelovig en wees recht voor ons uit. De mist was opgetrokken en in het licht van de komende dag zag ik een Engelse tropedojager die ons zonder iets te zeggen, in konvooi genomen had. Verbluft greep ik naar mijn kijker, maar hoe ik de omgeving ook afzocht, van een zeilschip was geen spoor te be kennen .„Prettige Kerstdagen en we hopen ze het volgend jaar thuis te vie ren", sprak mijn aflosser, terwijl hij mij op de schouder klopte. Sprakeloos liep ik naar mijn hut, maar ik kon toch die ochtend niet in slaap komen. |_JET BEGIN is heel gewoon, een trein in Belgie is als een trein in Holland en liften in Frankrijk is, op de taal en het landschap na, hetzelfde als liften in Nederland. Zelfs de conversatie en de regen vertonen vaak een treffende gelijkenis.Eerst ver in het zuiden wordt alles anders. Wanneer men na men, die hier alleen op etiketten en rekeningen staan, daar op de wegwijzers ziet, weet men, dat Cognac en Bordeaux, en daarmee de grens, niet ver meer zijn. Wel komen nog de mondaine badplaatsen aan de Golf van Biscaye: Biar- ritz met zijn vele Spaanse opschriften, St. Jean de Luz met de schilderachtige vissershaven en Hendaye met zijn prachtige strand en casino, maar din toch de langverwachte Slagboom met daarachter Spanje. TOEN mij via de Universiteit van Amsterdam de uitnodiging be reikte van het INSTITUTO PARA A ALTA CULTURA in Lissabon, om met een beurs van genoemd Instituut een cursus te volgen aan de Universiteit van Coimbra, werd de grondslag gelegd voor een honderddaagse reis naar het zon nige Portugal. Een reis naar het in Nederland zo onbekende land van mannen als Vasco da Gama, Ca- bral en Hendrik de Zeevaarder, maar ook van schrijvers met een wereldnaam, zoals Luis de Ca- moes en Gil Vicente. W. STIGGELBOUT CEN VISUM en een kaartje van Lis- sone—Lindeman geven respectieve lijk toegang tot het land en tot het station. Een met moeite verworven be- spreekbiljet maakt het geluk volkomen door een zitplaats te garanderen, een voorrecht waar menigeen in het land van de Caudillo jaloers op is. Tegen de avond vertrekt de trein, getrokken door twee electrische reu- duurdere trein. Met de ongelooflijk onmiddellijk tientallen vrouwen warm water komen bedelen bij de locomo tief, dan weer houden we stil, omdat er ergens een brandje is, een buiten kansje voor de in zwermen aanwezige zwaarbewapende „guardia civil". Een uurgemiddelde van 23 km. is het resul taat, dat weemoedige gedachten op wekt aan groter snelheid en meèr comfort. Het is reeds ver in de middag als we in Portugal aankomen en de reis ver volgen in een schonere, snellere, even ongemakkelijke, maar vele malen foren en aula van de universiteit van Coimbra. zen. Door schitterend bebost berg land gaat het zuidwestwaarts. In Bur gos worden de electrische vervangen door stoomlocomotieven, hetgeen ge paard ga»t met groot oponthoud en, zoals zal blijken, met groot snelheids verlies. Het is hier, dat de Hollander op verzoek van een versmachtende Cubaanse op water uitgaat. Helaas blijkt, wanneer de fles gevuld is, de trein vertrokken te zijn, met de Cu baanse en alle bagage. Een goudge- gallonneerde beambte (die een 8°ede wük oo de Spaanse spoorweg blijkt te hebben) geeft de raad er maar een looppas in te zetten, misschien lukt het dan nog wel hem in te halen. In derdaad blijkt na een korte wedloop de spierkracht het te winnen van de zuidelijke techniek en kan de reis weer voortgezet worden! Op het station in Valladolid is, ver na middernacht, een groot aantalkln- deren, meest meisjes, aan het zingen en volksdansen: in Spanje zijn het marktplein en het statlon dé centr., die al het leven naar zich toe trekken Na het afhaken van het Madrid-ge- deelte in Medina del Campo wordt de voor die tijd internationale trein tot len boèmeltje met een «ngfowjj. w.iren voor Lissabon. Met moeite sukkelt het geheel verder; nu eens stoppen we aan een stationnetje, waar aandoende snelheid van 70 km. gaat het tussen rotsen, opgedroogde rivier tjes en olijfgaarden door naar het voorlopige einddoel, de eeuwenoude universiteitsstad Coimbra. Bakermat van cultuur POIMBRA, de bakermat van de Por- tugese cultuur, is een stad van de grootte van Alkmaar, romantisch ge legen aan de oevers van de rivier de schiedenis achter de rug. Reeds in de alle studenten door heen moeten bij ten. Ze duurt vele maanden en is voor velen zó zuur, dat ze naar Lissabon gaan, waar deze groentijd vrijwel niet bestaat. Zo mag na het luiden van de universiteitsklok om zeven uur 's avonds geen eerstejaars zich meer op straat bevinden op straffe van kaalknippen. Wordt hij hierop betrapt, dan kan hij, volgens een ongeschreven erecode, bescherming, zoeken aan de hand van een dame of meisje, die hem dan onder luid gehoon der oudere jaars naar veiliger oorden loodst! Aan het einde van het academisch jaar vindt steeds het „lintverbrunden'.' plaats, een feest waaraan alle studen ten deelnemen, dat enige dagen duurt en zoveel bezoekers trekt, dat in die tijd Coimbra soms tweemaal meer be zoekers heeft dan inwoners. Brok historie rVE STAD, met zijn 's zomers droog vallende rivier, heeft al een lange ge- Mondego. Op het kruispunt van de wegen naar Lissabon, Porto en Noord- Spanje heeft het zich ontwikkeld tot de derde stad des lands. Leven en stadsbeeld worden geheel en al be heerst door de universiteit, die een dei- oudste van Europa is. Waar men ook staat, overal ziet men de toren van de universiteit, gebouwd op het hoogste Romeinse tijd was het een belangrijk verdedigingswerk op de weg die van Rome naar Lusitania (Portugal) leidde. De ruïnes van deze nederzetting, Co- nimbriga, zijn nog te vinden op enige kilometers van de huidige stad. Later, na de vestiging van het koninkrijk, was Coimbra enige malen residentie der Portugese vorsten. De unlversi- (Van onze speciale verslaggever) J-JET IS WEER KERSTMIS. En ln de etalages der wildwinkels zfln de laatste weken weer de aanlokkelijke tableaux van reebouten, hazen en .3' konijnen, van opgestapelde blikjes met gevogelte te zien geweest. Aan en voor de deuren der poeliers hebben de vette kalkoenen en ganzen gehangen I en hebben de kippen, eenden en hanen gelegen, allemaal uitstallingen, welke I steeds weer tal van kijkers en kopers hebben getrokken. Vanwaar komt al dit wild en gevogelte? Is het alles binnenlands of ook buitenlands productT Ter beantwoording van deze vraag zijn wij naar het verre Oosten gereisd* om één der grootste im- en exportbedrijven van ons land ln ogenschouw te nemen. Als klein poelier vestigde zich nu bijna 70 jaar geleden de heer R. J. A. Moorman in het stille Overijselse stedeke Goor. Hij begon op bescheiden schaal, want wild hadden wij niet in groten getale en ons gevogelte bestand was betrekkelijk gering. Thans kan zijn (enig overgebleven) zoon als fir mant der fa. Th. Moorman er prat op gaan één der grootste grossiers, tan en exporteurs in wild en gevogelte van ons land te zijn. Hij gaat er echter I niet prat op en het kostte uw speciale verslaggever zelfs enige moeite om hem aan de praat te krijgen. Deze groothandelaar is een rustig, noest wer kend man, die niet graag aan weegs gaat. de weg timmert en liever onopgemerkt rijn» punt van de stad en neerkijkend op de teit met haar kostbare bibliotheek, die faculteiten en de puinhopen van het quartier latin dat moest wijken voor een moderne cité universitaire, Hoe wel de vacantiecursus in de zomer ge houden werd en de colleges al geëin digd waren, kregen de buitenlandse zoals niet wat Inhoud, dan toch we) wat rijkdom betreft, uniek is in de wereld, is een overblijfsel uit deze glorietijd der monarchie. Zonder de nieuwe auto's, het af tandse trammetje en de winkels met studenten en oud-studenten uit vrijwel Lucky Strike en nijlons, zou men zich alle landen van Europa, de Verenigde in een stad van eeuwen geleden kun- Staten en Canada volop gelegenheid nen wanen. De bedelaars, schoenlap- om kennis te maken met de sfeer van pers en kleermakers zitten net zo als Coimbra. hun voorgangers al honderden jaren Tradities van eeuwen her blijven gedaan hebben en de straten zijn nog nog steeds stand houden. De praxa net zo smal en steil als ze waren ln (groentijd) is een zure appel, waar de ttjd van Filips IL yOOR de oorlog, zo vernamen wij op onze desbetreffende vraag, bedroeg de gemiddelde omzet der firma 50.000 kippen en hanen per week, grotendeels pxport naar Duitsland en Italië. Daar naast was er ook import van ganzen en kalkoenen uit Polen, hazen en fazan ten uit Denemarken, reeën en hazen uit Hongarije en patrijzen en fazanten uit Mandsjoerije. Speciaal voor de Kerstdagen werden in de jaren 1925 1930 tienduizend ganzen voor de binnen landse markt geleverd. De tweede wereldoorlog heeft als zo vele bedrijven ook dat van Moorman geheel stilgelegd. De Duitse „Wehr- macht" legde beslag op de enorme koel huizen, alle auto's wérden gestolen en de heer Moorman bracht enige tijd in gevangenschap in het concentratiekamp Vught door. Op 1 April 1945 poogden de Duit sers met trotyl 't koelhuis op te blazen en zo dit mooie bedrijf te vernielen. De bevrijders, Canadezen en Polen, naderden evenwel Goor, waar nog ge ducht gevochten is met da- aftrekkende overweldigers, die op 8 April brand stichtten in de gebouwen der firma, Gelukkig evenwel kon de vuurgloed snel geblust worden. Na de bevrijding begon de heer Moorman aanstonds aan de wederop bouw van zijn bedrijf. Zijn wagenpark is' echter teruggebracht tot 5 auto's, maar 22 eigen spoorwagons zorgen voor het vervoer van levend gevogel te, waarvan er 4000 4500 stuks in elke wagon gaan. Het koelhuis, dat zich achter de drie woningen aan de Grootestraat uitstrekt en waarvan men het bestaan zo in de hoofdstraat niet zou vermoeden, heeft een netto inhoud van niet minder dan 1200 m3, werkt met moderne Dieselmo toren en heeft 'n capaciteit van 1.500.000 kg gevogelte en wild. De import heeft tengevolge van de na-oorlogse situatie een wel zeer grote verandering, n.1. een belangrijke vermindering ondergaan Van achter het IJzeren Gordijn wordt niets meer geïmporteerd. Wel komen er konijnen uit Australië (ons land bezit er lang niet voldoende voor de vraag en bovendien zijn ze te duur voor de ex port), hazen uit Nieuw-Zeeland en fa zanten uit Linz uit het onder Ame rikaanse controle staande deel van Oostenrijk. Gevogelte wordt thans uit sluitend uit eigen land betrokken. Hoewel in het kader der handelsver dragen met Oost-Europa bijv. de be roemde vette ganzen uit Polen betrok ken zouden kunnen worden, is er in ons land zelf te weinig afzet voor en dan alleen maar gedurende de Kerst dagen, en Engeland en Amerika willen een certificaat van herkomst hebben en weigeren wild of gevogelte uit Hon garije en Polen. Barneveld levert de nodige kippen en hanen. Door het optreden van de pseudo-vogelpest, waarvoor het bedrijf van de fa, Moorman gelukkig gespaard gebleven is (nog luttele weken geleden werden enige gevallen van pseudo-vo gelpest in Twente geconstateerd), stag neerde de aanvoer geducht. Vroeger werden op één markt 300 kisten gevo gelte, tezamen 15.000 stuks, gekocht. Medio November werd na de opheffing eerst van het ophok-, daarna van het marktverbod te Barneveld weer voor hei eerst geveild en de heer Moorman was er... als de kippen bij, al kocht hij maar een tiende van vroeger. Maar ons land is niet als Duitsland, Engeland en Amerika een gevogelte- land. Hoewel de prijs van het vlees zeer hoog is, beschouwt men kippen en een den, om niet te spreken van ganzen en kalkoenen, als luxe en geenszins alsV volksvoedsel. Alleen het Joodse bevolkingsdeel, dat helaas na de oorlog tot een gering percentage is gereduceerd, was gewoon op de Sabbath kip te consumeren. Toch valt dit artikel niet onder het voedseltarief der omzetbelasting, ook niet volgens de tabel, welke de Tweed»! Kamer kortelings aannam. Trouwens/ minister Lieftinck heeft ook wild niet' daaronder gebracht! h'. Wat eenden betreft, het aantal, dat; het Goorse grootbedrijf omzet bedraagt! ten hoogste 10.000 per jaar. Het is niet alleen na de oorlog, doch ook vroegen een klein artikel geweest. Denkt nu niet, dat de fa. Moor alleen levend gevogelte aflevert, slacht en panklaar wordt het evei voor de conservenfabrieken, die artikel voornamelijk voor export blikken, gereed gemaakt. De koelhu Wanneer wij dan met de heer M man op het erf wandelen naar de e me koelhuizen, waar, wanneer er rus->. te is voor de regering geïmporteerdl Argentijns bevroren vlees wordt op-I geslagen evenals vlees en boter voorl derden gekeeld wordt, om de installa- 1 ties productief te rnaken, dan vernemen j wij midderwijl, welk een kwesti» van vertrouwen deze gehele wild- en gevogeltehandel eigenlijk is. Zeker de heer Moorman is een trouwe klant var onze K.L.M., om afnemers en le- veranciers in verre landen te bezoeken om nieuwe relaties aan te knopen er oude te vernieuwen ,maar de meest zaken worden telegrafisch en telefoniscl g'daan, waarbij op de kwaliteit van - het te leveren artikel volkomen ver trouwd wordt. Wij huiverden bij het betreden der koelhuizen, die zulke ijselijke namen als Spitsbergen en Archangel dragen en waar temperaturen heersen van 10 graden en —14 graden Celsius, maar het is merkwaardig hoe snel men, een-| maal zich binnen bevindend, aan dez»^ lage temperaturen gewent. temperaturen gewent. De fa. Moorman is leverancier v onze mailschepen, die over eigen ko installaties aan boord beschikken, wal in ook het te exporteren gevogelte v voerd wordt. Zij exporteert naar Ita' Belgie, Zwitserland, West-Duitsland Venezuela. Vijftig man personeel werken in aé koelhuizen en slachtplaatsen, terwijl indirect een paar honderd man voor dli bedrijf slachten. Wij wandelden door de 44 metef lange hall, waar de korven staan opg^ steld, die aan 60.000 stuks gevogelte plaats bieden. Met een hamer krijgen de kippen en hanen een verdovende slag op de kop en onbewogen werken de poeliers de volle manden af, die aan gevoerd worden per vrachtauto. Andere mannen en jongens zorgen voor de ver- dere behandeling van het gevogelte. De afval gaat naar de destructiebedrijver te Winterswijk, waar er beendermeel uit vervaardigd wordt. Van April tot Augustus is het seizoen voor jonge hanen, van September tot November voor kippen, van Octobei tot Januari van fazanten. Op een grasveld van het 3 ha grot» erf, dat voor uitbreiding van het be drijf beschikbaar is, lopen een 80-tal kalkoenen statig rond in afwachting van de slacht. En over het erf klinkt het gekakel van kippen, die men nog even de vrij heid laat, totdat ook xjj aan de beurt komen..

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1950 | | pagina 9