Zeilschiprec vooruit!
WIt£r^,n richt^-
Nederlands student naar universiteit
van Coimbra
Wild en gevogelte gaan
via Goor de wereld in
99
n
j
HONDERD DAGEN IN PORTUGAL (1)
Een treinreis met velerlei hindernis
De Cubaanse wilde
water drinken
m
Geen impori meer van achier
IJzeren Gordijn
KERSTFEEST 1980
De stuurman van de Cumberland
vertelt zijn Kerstverhaal
va„ w?pen Ml over bakboord de SeycteueLT' van de naéht
J^n aUe opvarenden was, vóór Oudetaa^v!^* gepasswrd e» da wens
Dnrban.De oude „Cumberland" haalde na haar aa" de kade van
derden knopen, zodat we een goede kan, maakt^T roparatie mct «emak
rf_aar d® Indische Oceaan bij
gaskar was in December 1941 nou niet
m w vo1 rozen, en verder laat
Ik het er maar bij. We hadden, om zo
te zeggen, na het verlaten van Tjilatjap
met de schuit stikvol vluchtelingen,
waaronder vele gewonden, niet veel
tjjd gehad om op verhaal te komen.
Tot overmaat van ramp was die mor
gen van de 24ste December de
Hek in kooi gebleven.
„Een beetje koorts, 't zal wel weer
gauw over zijn", voegde hij mij toe,
toen ik 's morgens zijn orders in ont
vangst ging nemen.
Haar wij wisten wel beter. Op onze
vlucht uit Indie was hij twaalf dagen
niet uit de kleren geweest en of we
hem nu al vertelden dat hij, met zijn
malaria-aanvallen, zich wat meer in
acht moest nemen, hij was bijna niet
van de brug af geweest. Kapitein Post
was er een van de oude stempel; zijn
lijfspreuk was: Niet veel praten, maar
doen.
Het was een prachtige avond. Als
liet geen oorlog was geweest hadden
we onze Kerstboom wel aan dek kun
nen optuigen, maar nu, met het gevaar
van die verwenste duikboten, hadden
we het liever maar wat donkerder ge
had. Zo nu en dan klonken uit de pas-
•agiersverblijven brokken van Kerst
liederen. Na twaalf dagen varen waren
de mensen in de veronderstelling, het
gevaar nu wel ontvlucht te zijn. En wij
lieten hen maar in die waan.
Tegen een uur of tien kwam de
marconist op de brug en vertelde, wéér
een SOS te hebben opgevangen. Door
storing was de plaatsbepaling niet
duidelijk doorgekomen, maar volgens
hem kon het getorpedeerde schip niet
ver van ons verwijderd zijn.
Wij wisten, dat we in een gevaarlijke
zone fraren; uitkijken was de bood
schap. Er stonden er twee op de bak,
één in het kraaiennest en twee aan
stuur- én bakboord achteruit. De jon
gens hadden een zware tijd maar wis
ten dat het om ons leven ging; iedereen
Werkte mee naar vermogen.
Om twaalf uur 's nachts, juist voor
ik mij naar de burg wilde begeven
voor de hondenwacht, liet de kapitein1
mij roepen.
Toen ik zijn hut binnenstapte, zag ik
direct, dat zijn toestand niet verbeterd
was. Zijn ogen gloeiden in het geel
bleke, vermagerde gelaat. Onrustig
wriemelden zijn vingers aan de deken.
„Bosman", zei hij, „ik heb je- laten
roepen met tegenzin, omdat ik weet dat
Jullie je rust wel nodig hebben. Maar
de zaak is deze: ik ben zoeven wakker
geworden uit een benauwde droom. Het
zou te lang duren om je al die onzin te
vertellen, maar kijk uit en wees op je
hoede, zoals je nog nooit op je hoede
bent geweest. Ik heb het gevoel dat er
iets gaat gebeuren vannacht".
Hii gaf mij de hand en viel na enige
ogenblikken in een onrustige sluimer.
AP DE BRUG waren geen bijzonder-
heden. De uitkijken betrokken hun
posten en na korte tijd was ik weer al
leen met de roerganger. Ik was gaan
zitten op stuurboords brugvleugel, waar
de steward me een kop koffie had ge
bracht. Ik dacht na over de vreemde
waarschuwing van kapitein Post. Het
konden natuurlijk koortshallucinaties
zijn, maar het moest de ouwe wel zéér
zangegrepen hebben. Enfin, we zouden
wel zien.
We maakten keurig onze dienstvaart
van dertien mijl en ik vertrouwde op
ons goed gesternte, maar wat wès ik
moe....
Tegen drie uur in de morgen de
steward had juist m'n derde kop koffie
boven gebracht klonk plotseling een
ftem uit de voormast: „Attentie!, ver
moedelijk een periscoop op drie stre
ken over stuurboord".
Wel allemachtig! Snel greep ik mlin
kijker. Jawel.... een dunne, witte
Streep met hier en daar wat schuimbel-
Jen achter zich aan, bewoog zich voort
In dezelfde lijn als ons schip.
Even ging er een rilling door mij
heen. Danterwijl ik meende de
schok van de inslaande torpedo reeds
te voelen, gaf ik scherp bakboord roer.
waarna ik de machinekamer waar
schuwde het hoogstmogslüke aantal
omwentelingen te maken. Door mijn
kijker volgde ik de schuimstteep op
het spiegelgladde water dat door geen
rimpeltle hoe klein ook, bewogen
werd. Ook het schuimspoor veranderde
Tzek°heb!ben ons gezien", zei Volmer,
op voleH^ger' in de stilte> die hier
horen ramem kunst*ebit te
naa^ raSCi"eerd staarden we beiden
automat 'k 8116 schu'mstreep en bijna
automatisch veranderde ik weer van
onder HVen l6ek het de Periscoop
neen h zeesPlei»el verdween, maar
bakboord" WaS Z# W6er en DU aan
te vl°<*en „Hebben die
varkens dan helemaal geen respect
voor gewonden en vrouwen en kinde
ren? vroeg hij ruw.
brein: Als deze mist een beetje aan
hield, hadden we een kleine kans die
onderzeeboot kwijt te raken. De witte
damp scheen zich als een sluier overal
aan te hechten; ik rilde van kou in
m'n dunne tropenuniform.
yERWIJL ik mij nog steeds verbaasde
om deze, als uit de hemel gevallen
mistbank, klonk plotseling de roep
van één der uitkijken op de bak: „Zeil
schip, recht vooruit, komt recht op ons
af!". De man gilde meer dan ik ver
staan kon; maar ik begreep dat er on
middellijk gehandeld moest worden.
Met een ruk trok ik de telegraaf op
„volle kracht achteruit" en gaf een
lange stoot op de fluit.
Nog vóór de schroef de vooruitstu-
Ik bedacht met een schok dat ik he
lemaal vergeten had alarm te maken.
Maar toen gebeurde er in weinige
ogenblikken iets vreemds. Binnen enke
le seconden, zonder dat ik erop bedacht
was ook de uitkijken hadden schijn
baar niets bemerkt werden we om
geven door een dichte, witte mist, die
koud en klam om ons hing. Verbaasd
zagen de roerganger en ik elkaar aan:
hoe was dat ineens mogelijk? Had één
van de uitkijken niet kunnen waar
schuwen? Plots flitste het door m'n
wende kracht overwonnen had, stoof er
een ouderwetse driemastbark rakelings
langs ons heen. Zó dicht voer ze langs
ons, dat wij ondanks hét duister vrij
duidelijk de eigenaardig geklede be
manning konden onderscheiden. Ver
moedelijk een Finse graanbark, dacht
ik, maar wat deed zo'n oud zeilschip
in oorlogstijd op de Indische Oceaan?
Ik begreep er niets van.
Volmer herstelde zich het eerst van
de schrik. Hij zei, op de bark wijzend:
„Dat is niet pluis, Stuur".
„Wat dan?" vroeg ik belangstellend.
„Nou, hij scheert ons met een tien-
mijls vaart met volle zeilen voorbij en
er is geen asie wind en hoorde u dat
zingen?"
Scherp luisterde ik. Ja, nu hoorde ik
het ook. Over het water klonk een
hymne die mij bekend voorkwam. Dat
was iets uit mijn kinderjaren! Plotse
ling herinnerde ik mij de melodie, het
klonk als het „Kyrie-Eleison" (Heer
ontferm U onzer), dat ik als kind meer
malen had meegezongen. Van over zee
klonk nu ook geratel en het geklapper
van zeilen, die gereefd werden, en er
kl-onk een stem die mij zeer vertrouwd
in de oren klonk. Dit was een Neder
lander! Hij riep: „Hebt ge hulp nodig?
J)E BARK had bijgedraaid en lag nu
met klapperende zeilen, ongeveer
vijftig meter van ons af. Het schip was
opgetuigd als een fregat, vanaf de bui-
tenkluiversboom tot aan de bezaans
gaffel en aan de vlaggelijn wapperde
de oude prinsenvlag.
Ik stond verstomd, maar weer klonk
de stem over het water: „Hebt ge hulp
nodig?" Ik greep de scheepsroeper en
antwoordde, dat zij voorzichtig moes
ten wezen, want dat er een onderzee
boot in de buurt was.
Maar de stem zei, dat zij gestuurd
waren om ons te begeleiden en of wij
zo goed wilden zijn onze koers maar te
vervolgen.
Wij hebben toch geen oorlogsschepen
met zeiltuig meer?, dacht ik, maar veel
tijd om te piekeren werd mij niet ge
geven. Op fokke-, grote- en bagijnen-
ra waren hun mannen al in de weer en
spoedig was de bark onder zeil.
Ik kon niet goed besluiten wat te
doen, maar ik dacht: beter een oud es
corte dan helemaal niets en na de
roerganger mijn orders te hebben gege
ven, zette ik de telegraaf weer op „vol
vooruit' 'en daar stoomden we weer,
richting Durban.
yEGEN vier uur kwam mijn aflosser
en nadat ik hem het hele relaas
verteld had, glimlachte hij ongelovig
en wees recht voor ons uit.
De mist was opgetrokken en in het
licht van de komende dag zag ik een
Engelse tropedojager die ons zonder
iets te zeggen, in konvooi genomen had.
Verbluft greep ik naar mijn kijker,
maar hoe ik de omgeving ook afzocht,
van een zeilschip was geen spoor te be
kennen .„Prettige Kerstdagen en we
hopen ze het volgend jaar thuis te vie
ren", sprak mijn aflosser, terwijl hij mij
op de schouder klopte.
Sprakeloos liep ik naar mijn hut,
maar ik kon toch die ochtend niet in
slaap komen.
|_JET BEGIN is heel gewoon, een trein in Belgie is als een trein in Holland en
liften in Frankrijk is, op de taal en het landschap na, hetzelfde als liften
in Nederland. Zelfs de conversatie en de regen vertonen vaak een treffende
gelijkenis.Eerst ver in het zuiden wordt alles anders. Wanneer men na
men, die hier alleen op etiketten en rekeningen staan, daar op de wegwijzers
ziet, weet men, dat Cognac en Bordeaux, en daarmee de grens, niet ver meer
zijn. Wel komen nog de mondaine badplaatsen aan de Golf van Biscaye: Biar-
ritz met zijn vele Spaanse opschriften, St. Jean de Luz met de schilderachtige
vissershaven en Hendaye met zijn prachtige strand en casino, maar din toch
de langverwachte Slagboom met daarachter Spanje.
TOEN mij via de Universiteit van
Amsterdam de uitnodiging be
reikte van het INSTITUTO PARA
A ALTA CULTURA in Lissabon,
om met een beurs van genoemd
Instituut een cursus te volgen aan
de Universiteit van Coimbra, werd
de grondslag gelegd voor een
honderddaagse reis naar het zon
nige Portugal. Een reis naar het in
Nederland zo onbekende land van
mannen als Vasco da Gama, Ca-
bral en Hendrik de Zeevaarder,
maar ook van schrijvers met een
wereldnaam, zoals Luis de Ca-
moes en Gil Vicente.
W. STIGGELBOUT
CEN VISUM en een kaartje van Lis-
sone—Lindeman geven respectieve
lijk toegang tot het land en tot het
station. Een met moeite verworven be-
spreekbiljet maakt het geluk volkomen
door een zitplaats te garanderen, een
voorrecht waar menigeen in het land
van de Caudillo jaloers op is.
Tegen de avond vertrekt de trein,
getrokken door twee electrische reu- duurdere trein. Met de ongelooflijk
onmiddellijk tientallen vrouwen warm
water komen bedelen bij de locomo
tief, dan weer houden we stil, omdat
er ergens een brandje is, een buiten
kansje voor de in zwermen aanwezige
zwaarbewapende „guardia civil". Een
uurgemiddelde van 23 km. is het resul
taat, dat weemoedige gedachten op
wekt aan groter snelheid en meèr
comfort.
Het is reeds ver in de middag als we
in Portugal aankomen en de reis ver
volgen in een schonere, snellere, even
ongemakkelijke, maar vele malen
foren en aula van de universiteit
van Coimbra.
zen. Door schitterend bebost berg
land gaat het zuidwestwaarts. In Bur
gos worden de electrische vervangen
door stoomlocomotieven, hetgeen ge
paard ga»t met groot oponthoud en,
zoals zal blijken, met groot snelheids
verlies. Het is hier, dat de Hollander
op verzoek van een versmachtende
Cubaanse op water uitgaat. Helaas
blijkt, wanneer de fles gevuld is, de
trein vertrokken te zijn, met de Cu
baanse en alle bagage. Een goudge-
gallonneerde beambte (die een 8°ede
wük oo de Spaanse spoorweg blijkt te
hebben) geeft de raad er maar een
looppas in te zetten, misschien lukt
het dan nog wel hem in te halen. In
derdaad blijkt na een korte wedloop
de spierkracht het te winnen van de
zuidelijke techniek en kan de reis
weer voortgezet worden!
Op het station in Valladolid is, ver
na middernacht, een groot aantalkln-
deren, meest meisjes, aan het zingen
en volksdansen: in Spanje zijn het
marktplein en het statlon dé centr.,
die al het leven naar zich toe trekken
Na het afhaken van het Madrid-ge-
deelte in Medina del Campo wordt de
voor die tijd internationale trein tot
len boèmeltje met een «ngfowjj.
w.iren voor Lissabon. Met moeite
sukkelt het geheel verder; nu eens
stoppen we aan een stationnetje, waar
aandoende snelheid van 70 km. gaat
het tussen rotsen, opgedroogde rivier
tjes en olijfgaarden door naar het
voorlopige einddoel, de eeuwenoude
universiteitsstad Coimbra.
Bakermat van cultuur
POIMBRA, de bakermat van de Por-
tugese cultuur, is een stad van de
grootte van Alkmaar, romantisch ge
legen aan de oevers van de rivier de schiedenis achter de rug. Reeds in de
alle studenten door heen moeten bij
ten. Ze duurt vele maanden en is voor
velen zó zuur, dat ze naar Lissabon
gaan, waar deze groentijd vrijwel niet
bestaat. Zo mag na het luiden van de
universiteitsklok om zeven uur
's avonds geen eerstejaars zich meer
op straat bevinden op straffe van
kaalknippen. Wordt hij hierop betrapt,
dan kan hij, volgens een ongeschreven
erecode, bescherming, zoeken aan de
hand van een dame of meisje, die hem
dan onder luid gehoon der oudere
jaars naar veiliger oorden loodst!
Aan het einde van het academisch
jaar vindt steeds het „lintverbrunden'.'
plaats, een feest waaraan alle studen
ten deelnemen, dat enige dagen duurt
en zoveel bezoekers trekt, dat in die
tijd Coimbra soms tweemaal meer be
zoekers heeft dan inwoners.
Brok historie
rVE STAD, met zijn 's zomers droog
vallende rivier, heeft al een lange ge-
Mondego. Op het kruispunt van de
wegen naar Lissabon, Porto en Noord-
Spanje heeft het zich ontwikkeld tot
de derde stad des lands. Leven en
stadsbeeld worden geheel en al be
heerst door de universiteit, die een dei-
oudste van Europa is. Waar men ook
staat, overal ziet men de toren van de
universiteit, gebouwd op het hoogste
Romeinse tijd was het een belangrijk
verdedigingswerk op de weg die van
Rome naar Lusitania (Portugal) leidde.
De ruïnes van deze nederzetting, Co-
nimbriga, zijn nog te vinden op enige
kilometers van de huidige stad. Later,
na de vestiging van het koninkrijk,
was Coimbra enige malen residentie
der Portugese vorsten. De unlversi-
(Van onze speciale verslaggever)
J-JET IS WEER KERSTMIS. En ln de etalages der wildwinkels zfln de
laatste weken weer de aanlokkelijke tableaux van reebouten, hazen en .3'
konijnen, van opgestapelde blikjes met gevogelte te zien geweest. Aan en
voor de deuren der poeliers hebben de vette kalkoenen en ganzen gehangen I
en hebben de kippen, eenden en hanen gelegen, allemaal uitstallingen, welke I
steeds weer tal van kijkers en kopers hebben getrokken. Vanwaar komt al
dit wild en gevogelte? Is het alles binnenlands of ook buitenlands productT
Ter beantwoording van deze vraag zijn wij naar het verre Oosten gereisd*
om één der grootste im- en exportbedrijven van ons land ln ogenschouw te
nemen. Als klein poelier vestigde zich nu bijna 70 jaar geleden de heer R. J.
A. Moorman in het stille Overijselse stedeke Goor. Hij begon op bescheiden
schaal, want wild hadden wij niet in groten getale en ons gevogelte bestand
was betrekkelijk gering. Thans kan zijn (enig overgebleven) zoon als fir
mant der fa. Th. Moorman er prat op gaan één der grootste grossiers, tan
en exporteurs in wild en gevogelte van ons land te zijn. Hij gaat er echter I
niet prat op en het kostte uw speciale verslaggever zelfs enige moeite om
hem aan de praat te krijgen. Deze groothandelaar is een rustig, noest wer
kend man, die niet graag aan
weegs gaat.
de weg timmert en liever onopgemerkt rijn»
punt van de stad en neerkijkend op de teit met haar kostbare bibliotheek, die
faculteiten en de puinhopen van het
quartier latin dat moest wijken voor
een moderne cité universitaire, Hoe
wel de vacantiecursus in de zomer ge
houden werd en de colleges al geëin
digd waren, kregen de buitenlandse
zoals niet wat Inhoud, dan toch we)
wat rijkdom betreft, uniek is in de
wereld, is een overblijfsel uit deze
glorietijd der monarchie.
Zonder de nieuwe auto's, het af
tandse trammetje en de winkels met
studenten en oud-studenten uit vrijwel Lucky Strike en nijlons, zou men zich
alle landen van Europa, de Verenigde in een stad van eeuwen geleden kun-
Staten en Canada volop gelegenheid nen wanen. De bedelaars, schoenlap-
om kennis te maken met de sfeer van pers en kleermakers zitten net zo als
Coimbra. hun voorgangers al honderden jaren
Tradities van eeuwen her blijven gedaan hebben en de straten zijn nog
nog steeds stand houden. De praxa net zo smal en steil als ze waren ln
(groentijd) is een zure appel, waar de ttjd van Filips IL
yOOR de oorlog, zo vernamen wij op
onze desbetreffende vraag, bedroeg
de gemiddelde omzet der firma 50.000
kippen en hanen per week, grotendeels
pxport naar Duitsland en Italië. Daar
naast was er ook import van ganzen en
kalkoenen uit Polen, hazen en fazan
ten uit Denemarken, reeën en hazen
uit Hongarije en patrijzen en fazanten
uit Mandsjoerije. Speciaal voor de
Kerstdagen werden in de jaren 1925
1930 tienduizend ganzen voor de binnen
landse markt geleverd.
De tweede wereldoorlog heeft als zo
vele bedrijven ook dat van Moorman
geheel stilgelegd. De Duitse „Wehr-
macht" legde beslag op de enorme koel
huizen, alle auto's wérden gestolen en
de heer Moorman bracht enige tijd in
gevangenschap in het concentratiekamp
Vught door.
Op 1 April 1945 poogden de Duit
sers met trotyl 't koelhuis op te blazen
en zo dit mooie bedrijf te vernielen.
De bevrijders, Canadezen en Polen,
naderden evenwel Goor, waar nog ge
ducht gevochten is met da- aftrekkende
overweldigers, die op 8 April brand
stichtten in de gebouwen der firma,
Gelukkig evenwel kon de vuurgloed
snel geblust worden.
Na de bevrijding begon de heer
Moorman aanstonds aan de wederop
bouw van zijn bedrijf. Zijn wagenpark
is' echter teruggebracht tot 5 auto's,
maar 22 eigen spoorwagons zorgen
voor het vervoer van levend gevogel
te, waarvan er 4000 4500 stuks in elke
wagon gaan.
Het koelhuis, dat zich achter de drie
woningen aan de Grootestraat uitstrekt
en waarvan men het bestaan zo in de
hoofdstraat niet zou vermoeden, heeft
een netto inhoud van niet minder dan
1200 m3, werkt met moderne Dieselmo
toren en heeft 'n capaciteit van 1.500.000
kg gevogelte en wild. De import heeft
tengevolge van de na-oorlogse situatie
een wel zeer grote verandering, n.1. een
belangrijke vermindering ondergaan
Van achter het IJzeren Gordijn wordt
niets meer geïmporteerd. Wel komen er
konijnen uit Australië (ons land bezit
er lang niet voldoende voor de vraag en
bovendien zijn ze te duur voor de ex
port), hazen uit Nieuw-Zeeland en fa
zanten uit Linz uit het onder Ame
rikaanse controle staande deel van
Oostenrijk. Gevogelte wordt thans uit
sluitend uit eigen land betrokken.
Hoewel in het kader der handelsver
dragen met Oost-Europa bijv. de be
roemde vette ganzen uit Polen betrok
ken zouden kunnen worden, is er in
ons land zelf te weinig afzet voor en
dan alleen maar gedurende de Kerst
dagen, en Engeland en Amerika willen
een certificaat van herkomst hebben
en weigeren wild of gevogelte uit Hon
garije en Polen.
Barneveld levert de nodige kippen
en hanen. Door het optreden van de
pseudo-vogelpest, waarvoor het bedrijf
van de fa, Moorman gelukkig gespaard
gebleven is (nog luttele weken geleden
werden enige gevallen van pseudo-vo
gelpest in Twente geconstateerd), stag
neerde de aanvoer geducht. Vroeger
werden op één markt 300 kisten gevo
gelte, tezamen 15.000 stuks, gekocht.
Medio November werd na de opheffing
eerst van het ophok-, daarna van het
marktverbod te Barneveld weer voor
hei eerst geveild en de heer Moorman
was er... als de kippen bij, al kocht hij
maar een tiende van vroeger.
Maar ons land is niet als Duitsland,
Engeland en Amerika een gevogelte-
land. Hoewel de prijs van het vlees zeer
hoog is, beschouwt men kippen en een
den, om niet te spreken van ganzen en
kalkoenen, als luxe en geenszins alsV
volksvoedsel.
Alleen het Joodse bevolkingsdeel,
dat helaas na de oorlog tot een gering
percentage is gereduceerd, was gewoon
op de Sabbath kip te consumeren.
Toch valt dit artikel niet onder het
voedseltarief der omzetbelasting, ook
niet volgens de tabel, welke de Tweed»!
Kamer kortelings aannam. Trouwens/
minister Lieftinck heeft ook wild niet'
daaronder gebracht! h'.
Wat eenden betreft, het aantal, dat;
het Goorse grootbedrijf omzet bedraagt!
ten hoogste 10.000 per jaar. Het is niet
alleen na de oorlog, doch ook vroegen
een klein artikel geweest.
Denkt nu niet, dat de fa. Moor
alleen levend gevogelte aflevert,
slacht en panklaar wordt het evei
voor de conservenfabrieken, die
artikel voornamelijk voor export
blikken, gereed gemaakt.
De koelhu
Wanneer wij dan met de heer M
man op het erf wandelen naar de e
me koelhuizen, waar, wanneer er rus->.
te is voor de regering geïmporteerdl
Argentijns bevroren vlees wordt op-I
geslagen evenals vlees en boter voorl
derden gekeeld wordt, om de installa- 1
ties productief te rnaken, dan vernemen j
wij midderwijl, welk een kwesti»
van vertrouwen deze gehele wild- en
gevogeltehandel eigenlijk is. Zeker
de heer Moorman is een trouwe klant
var onze K.L.M., om afnemers en le-
veranciers in verre landen te bezoeken
om nieuwe relaties aan te knopen er
oude te vernieuwen ,maar de meest
zaken worden telegrafisch en telefoniscl
g'daan, waarbij op de kwaliteit van -
het te leveren artikel volkomen ver
trouwd wordt.
Wij huiverden bij het betreden der
koelhuizen, die zulke ijselijke namen
als Spitsbergen en Archangel dragen en
waar temperaturen heersen van 10
graden en —14 graden Celsius, maar
het is merkwaardig hoe snel men, een-|
maal zich binnen bevindend, aan dez»^
lage temperaturen gewent.
temperaturen gewent.
De fa. Moorman is leverancier v
onze mailschepen, die over eigen ko
installaties aan boord beschikken, wal
in ook het te exporteren gevogelte v
voerd wordt. Zij exporteert naar Ita'
Belgie, Zwitserland, West-Duitsland
Venezuela.
Vijftig man personeel werken in aé
koelhuizen en slachtplaatsen, terwijl
indirect een paar honderd man voor dli
bedrijf slachten.
Wij wandelden door de 44 metef
lange hall, waar de korven staan opg^
steld, die aan 60.000 stuks gevogelte
plaats bieden. Met een hamer krijgen
de kippen en hanen een verdovende slag
op de kop en onbewogen werken de
poeliers de volle manden af, die aan
gevoerd worden per vrachtauto. Andere
mannen en jongens zorgen voor de ver-
dere behandeling van het gevogelte. De
afval gaat naar de destructiebedrijver
te Winterswijk, waar er beendermeel
uit vervaardigd wordt.
Van April tot Augustus is het seizoen
voor jonge hanen, van September tot
November voor kippen, van Octobei
tot Januari van fazanten.
Op een grasveld van het 3 ha grot»
erf, dat voor uitbreiding van het be
drijf beschikbaar is, lopen een 80-tal
kalkoenen statig rond in afwachting van
de slacht.
En over het erf klinkt het gekakel
van kippen, die men nog even de vrij
heid laat, totdat ook xjj aan de beurt
komen..