CULTUREEL NIEUWS
Gezinnen in armzalige „kamertjes"
van zakkengoed en dekens
Herman Martin, schatgraver van beroep
Quartielagie Ghedenckk'anck
DE MAN IN DE MODDER
Lijm
Rijke levensgang van origineel mens
ÏÏletvleti, met uUe
wtj, iftla&en
l
AMSTERDAMS PODIUM
H ier b een lichtpuntje
voor het begin van het
nieuwe jaar: De Cruyter
heeft 49 prijzen verlaagdI
Op de nieuwe prijzen
BLIJFT IO°lo korting ge
handhaafd. Nu is het de
hoogste tijd om de knoop
eens door te hakken en Uw
eigen belang vóór te laten
gaan; nu zult U toch be
sluiten om óók De Gruyter-
klant te Worden Betere
waar, verlaagde prijze* :n
10 kortingkan 'n huis
vrouw m deze tijd nog méér
verlangen
wie
verder denkt
koopt
motvrfj
„De reis naar de maan" -
.Wenen danst" Erezaak
der twintigste eeuw
V.
Millioenen vluchtelingen in W.-Duitsland (4)
Vierdagen langs aangrijpende ellende
Hulp is brandend nodig!
Over duurte
gesproken
de prijzen
gaan omlaag 1
ZATERDAG 6 JANUARI 1951
SCHATGRAVEN is «een alledaagse bezigheid en men kan het op tal van
S manieren doen; daar weet de heer H. Martin, die na vele omzwervingen thans
Zeist woont, van mee te praten. En praten kan hjj, mits het maar niet over
10 hze|f is! want, zo zegt hij: „Het gaat niet om de mens, maar om zijn werk".
Dit korte zinnetje karakteriseert volkomen de man die tegenover ons zit: een
ens die het leven in al zijn pijn en vreugde leerde kennen. Een mens, wiens
mond geen sarcasmen zal uiten en wiens heldere, op vorsen en scherp waarne
men getrainde blik zacht is en vol begrip en liefde voor al wat rondom hem
leeft en streeft.
£N dat wil. zeker bij iemand als Her
man Martin, heel wat zeggen. Hij
was en is immers schatgraver? En dit
op velerlei gebied. Hij dolf volgens
wetenschappelijke methoden en met
succes praehistorische resten uit onze
bodem op. hij zocht naar schatten van
de geest in boeken en musea en speur
de overal, waar hij kwam, naar schoon
heid en het geluk van de ontroering.
Zo kwam het, dat zijn loopbaan zeer
bijzonder werd en zo werd hij een
mengeling van wetenschapsmens en
kunstenaar, van idealistische romanti
cus en realist. Reeds in zijn jeugd
groeide dit alles.
„Wij kinderen werden thuis al vroeg
vertrouwd gemaakt met de begrippen
kunst en wetenschap", zo vertelt ons
de heer Martin, wiens vader hoog
leraar was in de geologie, mineralogie
en paleonthologie aan de Leidse uni
versiteit. Zijn broer werd later direc
teur van het Mauritshuis in Den Haag
en zijn zuster had een prachtige, ge
schoolde zangstem. Zo werd in het
Leidse huis van de Martins veel aan
muziek gedaan; men sprak er voorts
hoofdzakelijk over kunst en weten
schap, wat natuurlijk een bepaalde
indruk maakte op de ontwikkeling der
kinderen van de hoogleraar. Zo ge
beurde het o.a. dat, wanneer Herman
Martin thuis niet was te vinden, men
hem in de Rotterdamse Diergaarde
kon aantreffen, waar hij dan leeuwen
en tijgers schetste. „Al jong wilde ik
schilder worden", vertelt hij, „maar
vader was het daar niet mee eens en
dus...."
Martin Jr. vertrok naar Delft om zich
te prepareren op het beroep, dat zijn
HERMAN MARTIN
..schotten uit de aarde en uit
de menselijke geest....
TN het grote kantoor waren dertig
ambtenaren-hoofden gebogen over
evenzovele grote boeken. Lampjes met
groene kappen overgoten de hoofden
met een ongezellig licht Achter een
matglazen ruit Haas óók een hoofd te
zien. Het knikkebolde een weinig. De
hoofdambtenaar. Langzaam kroop de
secondenwijzer van de grote wandklok
langs de wijzerplaat. De grote kachel
snorde gezellig en verspreidde zoveel
hitte, dat de kalender, die boven de
schoorsteen hing zachtkens wapperde
„Het was warm in de ambtenaren, en
doodstil", zou Frederik van Eeden ge
zegd hebben.
Dan opeens liet de portier een struise
dame, een klein hondje en een wind
vlaag binnen, welke combinatie de
gebogen hoofden scheen te electri-
seren. Met vlammende blikken
sprongen dertig mannen van hun
stoelen, als uit één mond roepend:
„Dag mevrouw, dag hontiepontie". Het
laatste zo begrijpt de schrandere
lezer was niet gericht tot de dame,
die de echtgenote van de hoofdambte
naar was, maar tot het hondje Trix.
dat het viervoetige vriendje van de
hoofdambtenaar was. Twaalf ambtena
ren kondigden de komst van mevrouw
de hoofd-ambtenaarse aan en achttien
beloofden zich met de zorgen over
Trix te belasten.
Er waren nu twee hoofden achter
het matglas. Maar de stilte in het kan
toor was wreed verstoord. De nette
heer Flentermans, die de jaarstaten
mocht opmaken, als de heer Marmiet
niet aanwezig was, lag op de knieën
gebroken op de vloer en fleemde: „Is-
siedannezoethondjevanetbaassie?" En
kijkend naar de twee hoofden achter
het matglas ,Jssiedannelekkerdon-
dertie!" En de correcte inspecteur, af
deling comptabiliteit, de heer Milt
zucht, wrong zich naast hem, nog lui
der roepend: „Wat een schat van een
beessie!"
En inspecteur Solferman, het pu
bliek bekend als een ijzige figuur,
met pensioen uit de bloedraad ge
treden en nu ambtenaar, piepte met
getuite lippen: „Dat hontieponteloeres-
sie. Issie daar?"
En alle andere heren, zoals de nog
jonge Johan Pieus, die binnenkort
commies hoopte te Worden, en de heer
Wanschap, die anders met kille stem
door het loketje informeerde: „En wat
verdient u?", al deze andere heren
zaten schrijlings op hun zetels en flo
ten en toekten en deden, teneinde de
aandacht te trekken van Trix, die zich
wel gelijk Rita Hayworth moest voe
len.
En steeds maar waarden de blikken
naar het matglazen raam, waarachter
de hoofden knikten en schudden. Toen
de twee figuren opstonden, klonk er
een bijna hels lawaai van piep- en
fluitgeluiden. Het „hontiepontie",
„knullebaassie", „lekkere troedel" enz
enz. was niet van de lucht. Het scheen
welhaast een concours van vogelaars-
Toen de deurknop van het hoofd-
a mbtenaarlijke heiligdommetje reeds
fwoog trad ook nog de jongste be~
diende binnen de schamele Gerritje
Asblik, die eens hoopte schrijver in
vaste dienst te kunnen worden. „Daar
aitte ze Weer de smerige wolbaai af
de slijmers", sprak hij luid
at hoorde juist de hoofdambtenaar
te uit het kantoortje gestapt Was en.
aanschouwde hoe dertig volwassen
mannen zich kronkelden rond een
Hondje. Mevrouw de hoofdambte-
naarse smolt reeds weg bij het zien
«aw de eredienst aan Trixie. Maar de
hoofdambtenaar rees ais een massale
ttguur boven de ruggen van Wanschap,
,u^ht- Sompert, Pieus en Poentjes
at die andere ambtenaren uit en zei-
'„Z°U J,.niet beteT zijn als jullie
endeljjk tegen je vrouw deden
zo
plaats
van tegen dat mormel?"
«[.ui fftet;
8 secondenwijzer kroop traag langs
wijzerplaat't Zal me meevallen als
rruje Asblik schrijver in vaste
wordt. THOM.
ouders voor hem bestemden: mijninge
nieur. Toch is hij dat nooit geworden,
want het bloed kroop ook bij hem waar
het niet kon gaan. Hij zwaaide na enige
tijd om en ging aan de Leidse Univer
siteit prae-historie studeren. En daar
mee maakte Herman Martin een daad
werkelijk begin met het schatgraven.
Als hij over zijn ervaringen op dit ge
bied begint, spreekt hij over prof. Hol-
werda, met wie hij, samen met de hui
dige hoogleraar A. E. van Giffen als
assistent deelnam aan belangrijke op
gravingen, die hij al spoedig zelfstan
dig ging uitvoeren. Als arbeidsveld
kreeg hij de drie Zuidelijke provincies
toegewezen, waarin hij o.a. geheel in
eigen werk bij Heerlen een Romeinse
pottenbakkerij blootlegde. ,.En als je
eenmaal aan dat werk hebt gedaan,
laat het je niet meer los", vertrouwt
de prae-historicus ons toe. Vandaar, dat
hij in latere jaren, toen hij leraar was
aan de Handelsschool te Amersfoort,
opgravingen ging doen in de Galgen-
berg, de legendarische Zeven Boompjes,
waaruit hij de gegevens putte voor de
voortreffelijke historie over de rechts
pleging van Amersfoort, die van zijn
hand verscheen.
Onze blik gleed naar een kastje met
fraaie urnen en oeroude scherven en
vandaar naar een stilleven van die
potten, dat aan de wand hangt. Het is
gesigneerd met de naam van onze gast
heer.
„U is dus tóch.
Glimlachend steekt Herman Martin
zijn pijp aan. „Ja, inderdaad ben ik
tóch.schilder geworden, al heeft mij
dat grote materiële offers gekost." Om
de kosten van zijn studie te betalen,
ging de jonge prae-historicus-schilder
les geven en zelfs in dit werk brak zijn
neiging tot schatgraven baan. Hij leg
de in zijn jeugdige leerlingen het ver-
I
langen bloot naar de immer wijkende
horizon van de artistieke scheppings
drang. En daardoor kwam in Den Haag
eer. door de heer Martin opgerichte en
geleide kunstkring voor leerlingen van
middelbare scholen tot stand, die jaren
achtereen bloeide. Geen moeite was de
stichter te veel en onder meer wist hij
zelfs een originele Van Gogh-tentoon-
stelling te organiseren. Later, in Leeu
warden, waar Martin directeur van het
Fries Museum is geweest, deed hij het
zelfde voor volwassenen en zó groot
was zijn succes, met zijn kring „Kunst
voor Allen", dat enkele maanden na
de oprichting ruim 2800 leden stonden
ingeschreven.
Men moet óók leven.
„Dit soort werk ligt mij naast het
schilderen het meest zegt Herman
Martin, „maar men moet echter ook
kunnen léven". Dit laatste dwong hem,
opnieuw in het onderwijs te gaan, wat
hij heeft volgehouden tot hij in 1946
de pensioengerechtigde leeftijd bereik
te. En daarna.Wel, wéér het schat
graven: schilderend steeds nieuwe
schoonheid zoeken en speuren naar ta
lenten in anderen, wier werk Martin
door zijn organiserend vermogen weet
ten toon te stellen. Zelf exposeert hij
ook van tijd tot tijd; men kent zijn
werk in zijn huidige woonplaats Zeist,
maar ook in Den Haag.
Bij het speuren naar schatten in an-
derer werk gebruikt Herman Martin
de macht van het woord: momenteel
werkt hij aan een boek over twee be
langrijke Nederlandse beeldhouwers,
Tjipke Visser en diens dochter Marijke.
Naast de publicaties over de prae-
historie zal dit nieuwe boek straks een
plaats krijgen in de welvoorziene kast
van een man, die duizenden in ons
land kennen en waarderen als een har
de werker; een man, wiens uit de aar
de èn uit de menselijke geest opgedol
ven schatten van cultuur tallozen nog
steeds verrijken.
onwetendheid, de eeuw van de over
winning op het analphabetisme wor
den". Mr. Torres Bodet ontving on
langs de titel van doctor honoris cau-
se aan de Universiteit van Bordeaux.
FANTASIE EN werkelijkheid in Jules kring. Dit optreden werd zulk een
Verne's boek „De reis naar de succes, dat zij is uitgenodigd medio
maan" zal het onderwerp zijn van een Februari voor twee weken naar Parijs J^E VROEGERE dirigent van het Re-
serie van drie lezingen, welke dr. H. te komen en daar dan op te treden op sidentie Orkest, Frits Schuurman,
Groot te beginnen Dinsdagavond 9 de „Thes Musicals" van Micheline heeft onlangs in Zuid-Afrika de derde
JOEN Piet Sompert's schoonma' kranck was; lydend in heur sponde lagh,
Most een heelmeester daer comen, daer 't gheval wel ernstigh sacta.
Dies riep Piet den jongen dockter, die al gauw ter plaetse was,
Uytgerust met sectors-blieken en een instrumententas.
Nauw was d' arts aen 't bed der krancke, of daer klonck het aen de trap,
tot Piet Sompert, die daer toefde: „Voert een nyptangh aen, én rap!"
„Ay", sey Piet, „sulcks laet sich deneken, hy is cort in de practijck!",
Maer toch brocht hy het gevraegde onder 's medicus' bereyck.
Cort daerna klonck het weer smeeckend: „Hebt ghe eene hamer daer?
't Is critieck, brengt het gereedschap, mijn patiente lijdt en maer!"
Twyf'lend vroegh nu Piet zichzelve: „Sou den man syn stiel verstaen?"
En met vrees in beyde ooghen ghaf hy hem de hamer aen.
Booven hoord' hy heevigh cloppen, het gheluyd van stael op stael,
Soms een knersen van jewelste en oock minder nette tael!
Dan verscheen hem wéér dien dockter, thansch verwilderdt, nat van sweet;
die haest huylend onsen Pieter om een schaer en broodmes kreet!
„Wat voert ghy dan toch daerboven in uw ether-stinckend schild?",
Zoo riep Sompert. ,,'k Denck dat heeden lieve schoonma wordt gevild!"
„Het is nix", quam het van booven, „leed is haer nogh niet gedaen:
lek behoef uw tangh en hamer, daer myn tas niet los wil gaen!
THOMASSIUS.
UOEWEL HET AL ACHT UUR in de
morgen was, lag Amsterdam nog
steeds in de sluiers en windselen van
de nacht verhuld. Het was de tweede
dag van het nieuwe jaar en hij begon
met duisternis, modder en regen. Het
Centraal Station stond als een bars en
grimmig bastion tussen de donkere
straten van de stad en het even donke
re water van het Y. Er was niet één
enkele ster aan de hemel. Wat zou een
ster ook te zoeken hebben in een tob
be dweilen! Want zó was de hemel bo
ven Amsterdam. Nooit was de stad zo
onbewoonbaar, afstotend en vijandig
als die morgen van de tweede dag in
dat Nieuwe Jaar.
Op het trottoir vóór het station lag
een mens. Een man, die niet lang daar
voor overreden was. De man lag daar
maar, met een politieagent er naast
staande, en een paar mensen er over
heen gebogen. De man was nog niet
dood; hij zag er echter naar uit dat het
leven in hem bezig was snel heen te
Januari om 20.15 uur zal houden op
uitnodiging van Philips Experimen-
Grandier.
tele Televisie. Dit optreden voor de „WENEN DANST" (Wien tantzt) zal
televisie is gedacht als een proefne- 1
de titel zijn van een rolprent over
symphonie van Leon Orthel geïntro
duceerd. Op hetzelfde concert vertolk
te Schuurmans echtgenote, Maria
Neuss, het vioolconcert in d majeur
ming met een cursus zoals door de het leven van Johann Strauss, welke van Dvorak. De Zuidafrikaanse pers
Radio-Volksuniversiteit voor
wone radio wordt gehouden.
de ge-
prees het spel van de violiste in war-
de Oostenrijkse filmmaatschappij „Via-
debona" samen met de „Cordial Film'" *ne bewoordingen,
wil maken. De hoofdrol zal vervuld
worden door Anton Wohlbruck. Het
scenario is van de in Wenen opge
groeide Fransman Benno Vigny.
Jaime Torres Bodet, directeur-gene
raal van de Unesco, heeft te Parijs
verklaard, dat de Unesco een twaalf
jarenplan heeft ontworpen als onder
deel van een wereldomvattende actie
tegen analphabetisme en lage levens-
In de loop van de komende maan- standaard. De kosten van dit plan zijn
den zullen in het Stedelijk Museum geraamd op twintig millioen dollar,
te Amsterdam enkele lezingen over Het plan, dat in 1952 in uitvoering
kunst worden gehouden. In Januari; wordt gebracht, voorziet in de stich-
Henri D. Kahnweiler, schrijver en pro- ting van een netwerk van regionale
motor van het cubisme, zal spreken centra voor opvoeding en ontwikke-
over: „Picasso, de mens en de kunste- ling in equatoriaal Afrika, Latijns
naar" (Frans). In Februari Abbe Mo- Amerika, het Verre Oosten, India en
rel, vriend van Picasso en Ronault „Is het Midden-Oosten. Mr. Torres Bodet
de schilderkunst nog een taal?" (Frans), zeide naar aanleiding van dit plan
In Maart o.a. Peter Bellew, hoofd van nog: Het feit, dat enkele duizenden
de afdeling beeldende kunsten van de jaren na de uitvinding van het alpha-
Unesco over: „Vooroordelen over kunst bet twee derde van de wereldbevol-
in twee werelddelen" (Engels). king noch lezen noch schrijven kan, is
De Nederlandse chansonnière Geor- een zaak die de mensheid niet tot eer
gette Hagedoorn trad dezer dagen op strekt. Mogelijk kan de twintigste TORRES BODET (UNESCO)
uitnodiging te Parijs op in besloten eeuw de grote tijd van bevrijding van .veldslag tegen analphabetisme
£le m-itdeAnU turn
de ylo-te ötad
gaan. Die man toefde nog een paar mi
nuten in het niemandsland tussen dood
en leven. Over hem maaide de zeis van
de grote maaier, die «jiet alleen maait
in de herfst, maar oort in de winter.
Ook op de tweede dag van het nieuwe
jaar.
In de duisternis van de morgen lag
die man daar dood te gaan en de men
sen gingen voorbij. Vrijwel niemand
bleef staan. Er liep bloed uit de mond
van de man en uit z'n hals. De meeste
mensen wierpen even een blik op dat
langzaam leegbloedend restant van die
mens. Iedereen had haast. Iedereen
moest naar zijn kantoor, zijn winkel,
zijn schip, zijn kerk, zijn atelier. Zo
stierf daar een Amsterdammer tussen
duizend andere Amsterdammers. Zo
stierf die man, zoals een dier sterft in
de wildernis: volledig eenzaam, volle
dig verlaten. Het was een sinister ding,
dat te zien, daar op die tweede dag
van zo'n nieuw jaar.
jyjISSCHIEN was die man al dood toen
de ambulancewagen van het zieken
huis hem ophaalde. Slap en leeg werd
hij naar binnen geschoven. Eten onper
soonlijk ding. Het deed denken aan
een bakkerij, waarin de bakker een
(Van onze speciale verslaggever)
Het Evangelische en Katholieke Al-
tersheim für heimatlose Auslander in
Varel heeft een onvergetelijke indruk
op ons gemaakt. Hier verblijven in
een alleszins comfortabele omgeving
ruim 800 van de zogenaamde D.P.'s
(Displaced Persons), de buitenlandse
dwangarbeiders uit Hitiers tijd, die
waar zij uit de door Rusland en Polen
bezette gebieden kwamen niet meer
terug konden. Zij verkeren in een bij
zondere positie en ook Nederland heeft
zich over een 200 tal van deze 325.000
door de I.R.O. verzorgde ballingen ont
fermd.
Men vindt in Varel voornamelijk reeds
bejaarde Letten, Eisten, Litauers, Polen,
Oekraïners, Russen, Hongaren, Roeme
nen, Wit Russen, Oostenrijkers, Tsje
chen, Duitsers en Statenlozen, waaron
der Luthersen, Baptisten, Adventis
ten, Orthodoxen, Katholieken en
Grieks-Katholieken.
Er zijn voor deze mensen enkele ka
pellen waarvan vooral die der Grieks-
Katholieken bijzonder interessant is.
In de recreatiezaal bij een knappend
houtvuur van dennestammen werd ons
een thee aangeboden en heeft een der
Duïte sprekend* kampbewoners die
hun belangstelling
Hollanders voor
dank gebracht
Delmenhorst
Eten geheel andere indruk maakte het
vluchtelingen-Durchgangslager dat wij
de volgende dag bezochten en waarvan
een gedeelte der bevolking werk in
een wolkammerij en spinnerij heeft ge
vonden.
In grote zalen van dit oude militaire
recreatiegebouw zijn met zakkengoed,
dekens en lakens tal van „kamertjes"
afgeschoten, waarin een of meer fami
lies met 3, 4 of 5 kinderen in een zeer
beperkte ruimte moeten wonen. Met
staatshulp is het inkomen op 15 tot 20
mark per week en voor gezinnen met
twee kinderen op 24 mark gebracht, te
weinig om van te leven en te veel om
te sterver. De kamparts komt 2 a 3
maal per week en 3e zieken er zijn
vele t.b.c.-patiënteij onder de vluch
telingen worden in ziekenhuizen op
genomen.
De bewoners van dit kamp komen
uit Silezie, Oost Pruisen, Sudetenland
en Pommeren. Men leeft met deze af
scheidingen van zakkengoed in deze
benauwde woon- en slaapruimten voor
klein en groot als 't ware als één grote
familie, met al de morele gevaren
daaraan verbonden.
Wjj hebben hier de sohemele reeten
van onze geschenken uitgedeeld. De
jonge kinderen, die in hun leven waar
schijnlijk nog nooit iets gekregen had
den, waren opgetogen van vreugde.
Adelheide.
Vandaar zijn wjj naar het Christelijke
Jeugddorp Adelheide getrokken, waar
ons in een ruim kazernegebouw met
een keurig geoutilleerde keuken een
eenvoudige maaltijd wachtte. Men
klaagde er o.a. over, dat de bezettings
autoriteiten soms voor twee of drie
onderofficieren grote gebouwen in be
slag nemen en daardoor het vluchte
lingenprobleem bemoeilijken. In deze
grote inrichting met twee ziekenhuizen
voor t.b.c.-patiënten, verblijven ouder
loze kinderen van één tot twee en
twintig jaar, de verwaarloosde jeugd,
jongens en meisjes en ook de jonge
zwarthandelaren, die als paria's tussen
de ruines der gebombardeerde steden
leefden en hier aan orde en tucht ge
wend worden.
Men laat de oudere kinderen hier
binnen korte tijd verschillende beroe
pen leren en wij bekeken hier o.a. de
mijnafdeling. waar jongens tot mijn
werker worden opgeleid en eec speel
goedfabriek voor celluloidpoppen, die
als Tirolers of negertjes naar de wa
renhuizen gaan...
Hier zijn reeds vele nieuwe woningen
gebouwd, waarvan de huur voor de
armsten evenwel niet te betalen is.
Katholieken en evangehsobe geeste
lijken werken broederlijk samen wat
wij in alle kampen konden constateren
Van zieltjeswinnerij is geen sprake en
aller aandacht is slechts op verbete
ring van het lot der vluchtelingen ge
richt.
Vele vluchtelingen zijn boeren, die
ondanks landontginning en verka
veling geen lonende arbeid kunnen
vinden. Zij moeten herschoold worden
en zij zouden beter in de industriege
bieden kunnen wonen als de steden en
dorpen daar niet zo geteisterd waren,
dat men er de vluchtelingen niet kan
bergen.
De kern van de kwestie.
Vier dagen hebben wij langs al deze
ellende gereisd. Wanneer wij aan de
kern van de kwestie komen, dan is het
deze, wij moeten wijzen op de Natio
nale Commissie voor vluchtelingenhulp
in Nederland, Stadhouderslaan 148 b.
Den Haag, telefoon 356689 en 554544
(postrekening 443558) waar elke bij
drage welkom is. Deze commissie heeft
in ons land reeds een zending kleren
en speelgoed voor de kinderen der door
haar geadopteerde kampen ingezameld
en zal comité's stichten in de plaatsen
v/aar tot dusver nog geen hulp voor
dit doel gevraagd werd.
Wij roepen gaarne aller medewer
king in om dit menslievende werk van
kerken en charitatieve organisaties te
steunen, om de commissie behulpzaam
te zijn bij de actie voor de misdeelden
de kinderen uit de vluchtelingenkam
pen, die in de schaduwkant van het
ievex als paria's opgroeien en alle
vreugde missen welke és normale jeugd
blij en levenslustig kan maken. Bij
deze inzameling wordt geen rekening
gehpuden met nationaliteiten; hier is
slechts sprake van een gemeenschap
pelijke internationale hulp, van gaven
die uit de volheid des harten aan de
meest gedupeerden van deze op drift
geslagen volksgroepen worden gegeven.
brood in de oven schuift. Toen de auto
wegreed, veegde de eerste grauwe
schemering van over de jungle van
Amsterdam. Het licht ging uit in het
kruis op de uiterste top van de St.
Nicolaaskerk. Toen was Amsterdam in
eens nóg armzaliger.
Maar wat wil men? Waar zou men de
tijd vandaan halen om zich te bekom
meren over de een of andere Mr.
Noboby, ergens in de modder van Am
sterdam! Een belangrijk man was het
zeker niet. Nergens was een journalist
om het feit te memoreren in zijn krant.
Nergens waren dokters. Geen dominee
of priester was daar. Het was ook zo
vroeg en de man was gekleed in een
voddig pak. Hij had daar gelegen in
het donker en in de modder. Geen ster
had hem beschenen. Hoogstens een
enkele verdwaalde sprankel licht van
dat lichtende rode kruis op de kerk
daarboven.
^MSTERDAM heeft geen tijd voor
overbodigheden als kapotgereden
mensen. De enige reactie die zoiets
overbodigs opwekt is de reactie van de
thermometer die verkeersongelukken
aangeeft. Daar blijft het bij. Ete ergens
in de stad zal waarschijnlijk een vrouw
huilen, die avond. En een kind. of een
paar kinderen. Dat is de wet der wil
dernis.
Iedereen kent die wildernis. Men hoeft
alleen maar uit het raampje van een
treincoupé te zien, 's morgens vroeg
of 's avonds, wat zich achter de ven
sters van de huurkazernes, de huizen
blokken bij hei Viaduct, afspeelt. Ook
dat is Amsterdam, ofschoon de tou
ringcars van Cook en Lissone hun rei
zigers daar niet brengen.
Men wordt ziek van de heilwensen,
de eerste week van het nieuwe jaar.
Zoals men ziek wordt van congressen,
en van federaties voor sociale opbouw.
En van al dat ethisch gepraat over
vooruitgang en wereldverbetering.
Want als er één mens ten ondergaat in
de modder van Amsterdam, gaat heel
Amsterdam voorbij, zoals hele treinen
zich over De Lach, Het Amusant je en
Kiekeboe buigen als ze over dat Via
duct gaan.
Hier, in Amsterdam heeft iedereen
haast. Iedereen loopt 't hardst achter
zichzelf aan, omdat iedereen ten slotte
zelf het allerbelangrijkst is. Wij willen
wel gelovig zijn en sociaal, ethisch en
barmhartig, maar alleen als we klaar
zjjn. Als we er tijd voor hebben. Als
het zo uitkomt.
JN lijn 5 zat ik te denken aan de man
in de modder. Eerst toen beseft» ik
hoe onbeschrijflijk armzalig die man
was doodgegaan. Zonder iemand die
hem nog gauw iets warms, iets men
selijks zei; zonder een vrouw die wat
bloemen bracht. Zo sterft men dus in
de stad, één mens tussen duizend an
deren.
Zo sterft men dus in de wildernis
van de grote stad! Tussen ons, broeder3
en zusters van dezelfde stam, in. Tus
sen ons, gelovigen, braven, rechtvaar
digen, barmhartigen!
Is er een eenzamer dood denkbaar?
ANTHONY VAN KAMPEN