Roof
op
hoofdmotief
Nederlanders in
voor moorden
Indonesië
De Buik van Parijs:
5)
Ondergang van een illusie
LeocadiaEen toneelstuk van Jean Anouilh
Briljant geestig, maar intens somber
AMSTERDAMS PODIUM
Milli
ioenen
kilo'j
etenswaren worden
er in de morgenuren aangevoerd
Ook Chinezen en Indonesiërs worden
door de benden belaagd
Indonesische regering
treedt streng op
Het lentespel van
Mao ise Toeng
Grootste mar
van de were
Krachtpatsers aan het
Kruiswoord
werk
WIL MEN wat van de Hallen zien, dan
moet men vroeg, erg vroeg de ve
ren uit. Ik heb de prille ochtend ge
trotseerd, liet mijn wekker om drie
uur aflopen en reed een kwartiertje
later door het slapende Parijs, richting
Louvre. Op de Place de 1'Opera was
geen enkele auto te zien, wat ik tijdens
mijn vijfjarig verblijf in Parijs nog
nooit eerder heb beleefd Nu moet ik
zeggen, dat ik zelden om voor vieren
door de stad zwerf.
Dolzinnigheid en
tragische ernst
-jX3® ,onze correspondent in Indonesië)
|JET ZAL IEDER duidelijk zgn, dat de moorden op Nederlanders, In het bij
zonder planters d,e gedurende de laatste tijd met een tragische regelmaat op
Java wjn gep eegd, ook in Indonesië een diepe indruk maken. Toch ligt het
accent van die ontroering hier vermoedelijk enigszins anders. In Nederland op
Wre afstand van het toneel dezer drama's, moeten deze gebeurtenissen het
onbehaaglijke gevoel wekken, dat zich hier een systematische en moorddadige
activiteit ontwikkelt d»e hoe langer hoe algemener wordt en zich tegen alle
Nederlanders m Indonesië richt. Uit brieven van vrienden en familieleden
klinken stemmen van angst en bezorgdheid door. Het eigenaardige is, dat die
angst en bezorgdheid m Indonesië onder de Nederlandse gemeenschap veel min
der sterk zgn. Ondanks deze plantersmoorden. Ondanks het feit, dat desc ver
schrikkelijke dingen zich bij ons .naast de deur" afspelen.
roversbenden rondzwerven, als leefde
n.en in de Middeleeuwen.
Maar dan verliest men één ding uit
het oog: dat hier sedert de komst dei-
Japanners tienduizenden jongeren, en
niet de beste elementen, uit hun dessa
verband zijn gehaald, onder het Japans
regiem als hulpsoldaat of arbeider heel
Indonesië zijn doorgezworven en wei
nig goeds van hun toenmalige meesters
hebben geleerd, en ten slotte in de
revolutietijd guerrilla's geworden zijn.
Die geurrilla's hielpen wel de vrij
heid te bevechten, maar hun hoofddoel
was toch meestal om met hun van de
Japs gekregen, of elders gestolen sten-
gun, aan de kost te komen. Men leefde
in een wilde wereld, waar alleen het
recht van de kogel gold.
Van dergelijke uit het lood geslagen
jongens maakt men niet op één slag
fatsoenlijke en nette burgers. Dat zou
in een geordende Westeuropese maat
schappij, met al zijn hulpmiddelen en
tradities, al niet mogelijk zijn. Dat ;s
*vg REDEN van dit verschil in reactie
is vermoedelijk gelegen in het beter
begrip van oorzaken en omstandig
heden bjj de Nederlanders op Java en
gumatra. Zij weten namelijk, dat deze
tragedies over het algemeen niet de
uitslag zijn van een haatgevoel tegen
de Nederlandse werkers in dit land en
dat het hier evenmin, althans niet in
hoofdzaak, om een bepaalde 9troming
gaat, die het Nederlandse element met
geweld wenst „uit te roeien". Daarom
kan men deze moorden, hoe tragisch
en afschuwelijk op zichzelf ook, meer
zien als incidentele criminele feiten,
ellendige „ongevallen", inhaerent aan
een nu eenmaal onvermijdelijke na-
revolutionnaire toestand. Deze reeks
van misdaden was tevoren in het risi
co van de plotselinge souvereiniteits-
overdracht verdisconteerd. Het mag
eigenlijk nóg een wonder heten, dat
al niet eerder erger dingen gebeurd
zijn.
Wanneer men de betekenis van deze
moorden juist wil beoordelen, diene
men allereerst te weten, dat in die
zelfde tijd ook talloze en veel meer
Indonesische en Chinese inwoners
var# dit land door moordenaarshand
gevallen zijn. Maar daarover leest men
uiteraard niet of zelden in een Neder
landse krant. Dergelijke drama's spre
ken minder tot onze verbeelding, om
dat het nu eenmaal geen landgenoten
betreft, met familie en vrienden in het
Vaderland.
Men moet zich eveneens realiseren,
dat de meeste van deze misdaden ge
wone roofmoorden zijn, waarbij het om
geld of een auto gaat. Planters hebben
vaak veel geld bij zich, zij rijden soms
in jeeps met millioenen rupiahs over
lange, eenzame afstanden van de stad
naar hun ondernemingen: loongelden,
die zij van de bank hebben gehaald.
Ontwortelden.
KAN men wel zeggen, dat Indone
sië toch wel een verschrikkelijk
land is, waar zulk een grote onveilig
heid heerst en blijkbaar zoveel van die
nog minder mogelijk in een maatschap
pij als de Indonesische, die voor hon
derden ontzaglijke problemen en moei
lijkheden geplaatst is en die bovendien
niet over de deskundige krachten en
apparaten beschikt' om deze binnen
redelijke termijn op te lossen.
Politie en leger, die voor de veilig
heid moeten zorgen, bevinden zich nog
in een stadium van opbouw; men mist
ook daarin voldoende ervaren en lei
dende persoonlijkheden, aan wie een
snelle en doortastende organisatie over
zulk een enorm gebied als Indonesië
kan worden toevertrouwd.
Plaatselijke moeilijkheden.
LIET IS in dit verband wel opmerke
lijk, dat de moordgolven een typisch
„locaal" karakter dragen. Op de Oost
kust van Sumatra bijvoorbeeld, dit
uitgestrekt cultuurgebied, waar hon
derdén Nederlandse planters op een
zame ondernemingen arbeiden, is de
veiligheid bijzonder groot en zijn sinds
geruime tijd geen moorden gepleegd
Toevallig beschikken leger en politie
daar wèl over figuren, die voldoende
bekwaam zijn om orde en rust te hand
haven. De roverebenden hebben er
geen kans.
Het staat vast, dat de moorden op
Nederlanders in Indonesië zowel door
de Indonesische regering als door de
bevolking met evenveel afschuw wor
den beschouwd als door de Nederlan
ders zelf. Met afschuw en schaamte.
Men voelt wel, dat hierbij ook iets van
het prestige op het spel staat, van het
„gezicht" tegenover het buitenland.
Daarom behoeft niemand te denken,
dat de Indonesische autoriteiten niet
het uiterste in het werk stellen om de
veiligheid, óók voor de Nederlanders,
in Indonesië te verbeteren. Niet alleen
CR SCHIJNT IN FRANKRIJK eens een boek te »ijn verschenen, dat tot titel
L droeg „Vovage autour de ma Chambre". Ik heb dat boek nooit gelezen, maar
de auteur die het schreef moet een wijs man geweest zijn. Omdat hg waar
schijnlijk ontdekt had, dat zo veel in het leven, misschien haast alles, uiteinde ga
op illusie uitdraait. Dat geldt zeer speciaal voor reizen. De schoonste, verste,
opwindendste reizen maken we nn eenmaal niet per vliegtuig, per sc ip. P*
trein of per auto. Die maken we thuis. Onze droomreizen zijn daar niet gebon
den aan tijd of ruimte. Ze zijn letterlijk: mateloos. Hun hoogste verdienste is
daarbij, fat ze de illusie bewaren. De illusie, die ons onvervreemdbaar prive-
eigendom is. Die geen sterveling ons kan ontnemen en die niets te maken ee
met leeftijd, ontwikkeling of maatschappelijke positie. Tenminste, so dac
ten wij.
in de strijd tegen de roversbenden,
maar ook tegen nog andere elementen,
die in deze drama's een rol spelen
zij het tot dusver een minder belang
rijke: namelijk kleine groepen van fel
le communisten, die op deze wijze de
chaos wensen te veroorzaken en voor
wie dit optreden dus niet allereerst
tegen de Nederlandse minderheid in
Indonesië gericht is, maar tegen de
eigen regering van de Indonesische
Republiek.
QffZE INTIEME VRIEND Jaap Kos is
dan eindelijk gehuwd. Het heeft
wat voeten in de aarde gehad en ver
schillende malen besloten wij reeds
het geplande huwelijksgeschenk maar
om te zeten in rookartikelen ten be
hoeve van onszelf, aangezien er van
de echtverbintenis van Jaap Kos toch
wel niets zou komen. Overigens is
Jaap een innemende jongeman, wat
wijs voor zijn jaren, hetgeen door
Margreet (die na de plechtigheid ten
stadhuize zijn wederhelft geworden
is) geweten wordt aan Jaaps hartstocht
voor kruiswoord-puzzles. Geen perio
diek kan hier te lande verschijnen of
Jaap kijkt deze na op de aanwezigheid
van „magische driehoeken". „Monster-
puzzles" of „Piekerproblemen".
Vraagt men Jaap „Wat is een bou
vier?", dan antwoordt hij reeds- in
trance „Viervoeter, hond, of.
huisvriend?" Wenst men hem goeden
morgen, dan teemt zijn stem: „Ik wens
jou een dergelijke heilwens van twaalf
letters". Zijn conversatie beperkt zich
verder voornamelijk tot gesprekken
over verticale en horizontale beesten
namen, over diagonaal geplaatste
plaatsen in Gelderland, Polen of
Nieuw-Zeeland en over woorden van
veertien of achttien letters. Jaap heelt
enkele series woordenboeken, ency
clopedieën en atlassen tot zijn be
schikking, waaruit hij veel van zijn
wijsheid put. Hij is gelukkig in zijn
sport en staakt zijn in hokjes en vakjes
verdeelde bedrijf slechts voor een
kopje thee.
Nu trad hij in het huwelijk. De amb
tenaar van de burgerlijke stand keek
reeds verwonderd naar Jaaps peinzend
gelaat. Verklaarbaar overigens, die
oogopslag van de Denker, want Jaap
had in het rijtuig nog een monster-
Puzzle onderhanden gehad. Het ging
om zeventien letters, die tezamen eer.
woord vormden voor koemaag. Het
was te betreuren, dat Jaap geen woor
denboek mee naar het stadhuis had
genomen. Nu stond hij voor de amb
tenaar, die juist vroeg: „Wenst gij Mar-
garetha Zeldenmoe tot uw wettige
echtgenote te nemen?" Jaap peinsde
diep na: Koemaag, kom nou, koe-
snaag Er was enige ontsteltenis.
De bruid verbleekte en een getuige
snikte zacht: „Ogottegottegottegot".
Toen*werd de geest waardig over
Margreet en resoluut siste zij: „Beves
tigende uitroep van twee letters!"
„Ja!" schreeuwde Jaap en was op
hetzelfde moment echtgenoot.
Op die koemaag na ie de dag een
stieoes geweest. TOM
(Van onze correspondent te Parijs)
JN HET HARTJE VAN PARIJS, vlak
bij het reusachtige museum het Lou-
vre en in de schaduw van de op één na
mooiste kerk van de Franse hoofdstad,
de Saint Eustache, staan twaalf gewel
dige grote hallen. Komt men er over
dag dan is er niet veel te doen. maar
wanneer de Parijzenaar na» bed gaat,
begint het hier te leven. Tegen twee
uur 's nachts is het in en om die Hal
len zó druk, er rijden zóveel karretjes
en wagentjes kris kras door elkaar, er
zijn zóveel vrachtwagens en zóveel
kraampjes, dat men er met de aller
grootste moeite nog maar voetje voor
voetje vooruit kan komen. Al het voed
sel voor heel Parijs en voor de helft
van Frankrijk wordt hier in deze Hal
len 's nachts aangevoerd. En aange
zien dat betekent eten en drinken voor
een dikke twintig miliioen mensen,
begrijpt men dat hier een markt is ont
staan, die zijn weerga in heel de we
reld niet kent. Reeds Victor Hugo
noemde deze Hallen „De buik van Pa
rijs" een sprekender naam is er zeker
niet voor te vinden.
Bij het Louvre werd het plotseling
druk. Met groenten, vlees, eieren, kaas
en wat al niet meer, volgeladen vracht
wagens uit alle delen van Frankrijk
reden af en aan en daartussen door
werden met grote behendigheid de
kleinere wagens van de slagers en de
andere winkeliers gemanoeuvreerd. Of
schoon het nog geheel donker was.
heerste er in de Hallen, die toch zeker
een vierkantje kilometer in beslag ne
men, een drukte als op Zondag in de
Kalverstraat. Met het enige verschil,
dat de mensen hier niet hun mooiste,
maar hun oudste pakjes aantrekken.
Er werd geschreeuwd, getoeterd, gejak
kerd en gehandeld dat men er, ondanks
het vroege uur plotseling wakker van
werd. Oneindige rijen geslachte ossen,
bergen groenten en fruit, vissen
van alles is er zoveel, dat men met
open mond staat te kijken. Een inspec
teur van politie, die iedere nacht toe
zicht houdt, vertelde me, dat er zo per
nacht tien miliioen eieren worden aan
gevoerd, een miliioen kilogram boter,
duizend ossen enz.
De meest typische figuren van de
Hallen zijn de „forts", letterlijk vertaald
de sterken. Dit zijn de krachtpatsers,
die al deze vrachtwagens met etens
waren ontladen. Het zijn geweldige,
potige kerels, die met de meest fantas
tische vrachten op hun rug lopen. Zij
zijn in dienst van de gemeente Parijs.
Om als „fort" te kunnen worden aan
genomen, moet men eerst een examen
afleggen. Veel boekenwetenschap be
hoeft men voor dat examen niet te be
zitten. Maar men moet bijzonder ste
vig op de benen staan, want men moet
een vracht van 200 kilogram op de rug
50 meter op en neer kunnen dragen.
Men heeft me die examenvrachtjes la
ten zien. Het zijn keien in een grote
mand gesloten. Ik heb geprobeerd, niet
de vracht op mijn rug te nemen, maar
om het geval even te verschuiven; zelfs
dat lukte niet. Bij het laatste examen
was er een candidaat, die niet alleen
sterk genoeg bleek te zijn de 200 kg,
op zijn rug te nemen, maar die boven
dien in staat bleek die vracht van de
grond te tillen. Hij werd echter niet
aanvaard, aangezien hij 1 meter 69
lang was. terwijl men minstens 1 meter
70 moet zijn.
Behalve de officiële dragers, zijn er
ook nog de niet-ingeschreven dragers.
Zij laden niet uit, maar zij helpen de
winkeliers, die hun waren gekocht
hebben hun boeltje in te laden. Dat
leger van die niet-officiële dragers be
staat uit de meest wonderlijke mensen,
die men in Parijs kan vinden: heel wat
clochards (zwervers), die hier een
handje komen helpen en die er vooral
sterk in zijn de appel op te rapen, die
net van een kar gevallen is (zij pakken
hem ook wel. als hij nog op de wagen
ligt), dan verder dozijnen studenten,
die huif eigen studie moeten betalen
en er izijn zelfs wonderlijke potige
vrouwen bij, met wie ik toch liever
niet een robbertje zou willen vechten.
pARIJS verandert ongeveer iedere
honderd jaar van aanzien, maar de
Hallen zijn door de eeuwen heen op
dezelfde plaats gebleven. Duizend jaar
geleden bracht men er de groenten, die
groeiden op plekken, waar nu al weer
eeuwenoude wijken staan. De tegen
woordige gebouwen zijn ruim honderd
jaar oud. maar zg zijn natuurlijk al
weer veel te klein. Daar zal echter niet
veel aan te doen zijn. In het hartje
van Parijs is geen vierkante meter meer
te vinden, waar nog gebouwd kan wor
den. De enige oplossing is, dat men
onder de grond gaat bouwen, waar men
trouwens sinds de grote brand, die het
vorige jaar een van de Hallen verniel
de, al mee begonnen is.
Rondom de Hallen staan dozijnen
kroegjes. Het is heel de nacht vol. De
mensen van de Hallen eten en drinken
er. Hun geliefde maaltijd bestaat uit
een groot bord dikke uiensoep met
kaas. Die kroegjes maken die soep zo
goed, dat niet alleen „les forts" er ko
men eten, maar ook de verlate feest
gangers, de boemelaars uit Montmartre
en Mont Parnasse. Zo kan men dus
in het hartje van de nacht in die kroeg
jes de potige sjouwers in hun werk
kleding aan één tafeltje zien eten met
de keurige Parissiene in avondjurk en
haar begeleider in rok. De een is net
opgestaan en de anderen staan op het
punt naar bed te gaan. Maar de uien
soep smaakt bun allemaal even goed.
fWER een verstóórde illusie wilde ik
het vandaag met u hebben.. Over
een illusie die nogal bruut en ruw
werd kapotgemaakt. Die illusie heette
„Schateiland". en de totale vernieti
ging ervan vond plaats in het Tu-
schinsky-theater te Amsterdam. Vorige
week.
Daar draaide de film van een (tot nu
toe) onsterfelijk je gdboek. Het boek
..Treasure Island" (Schateiland) van
Robert Louis Stevenson. Dat boek heeft
oen grote rol in het leven van tiental
len millioenen jongens gespeeld. Ook
in het mijne. Ik was heel jong toen een
tante de angelieke ingeving kreeg het
mij cadeau te doen. Ik was toen, denk
ik, zestien, en ik las dat boek niet, ik
verslond het niet, maar vrat het bijna
op van spanning en emotie. Zelden
werd ik zo willoos meegesleurd op de
vleugelen der fantasie en met de gol
ven der verbeeldingskracht als in dat
boek. En nu, meer dan twintig jaar
later, kan ik niet dan met vertedering
naar dat verkleurde bandje kijken, dat
timide en bescheiden staat tussen alle
andere boeken, als ware het zélf ver
legen en onthutst over zoveel stan 1-
vastige liefde en sympathie van z'n be
zitter.
En na heeft men dan dat boek ver
filmd en die film draaide in Tuschins-
ky. De kranten adverteerden die film
en de film etaleerde zichzelf in de
Reguliersbreestraat door middel van
grote plakkaten, waarop men enkele
flitsen aanschouwde van de handeling.
Nooit had ik meer wantrouwen te
gen een affiche dan tegen dit, hetwelk
in onstuimig rood, wild geel en woest
blauw de sfeer dier film poogde te
suggereren. En daar stond hg, op dat
affiche, m'n jonge vriend Jim Hawkins,
en naast hem lange John Silver, van
wie je nooit precies wist of hij een
schurk of een held was.
Dat enorm grote plakplaatje stond
me niet in het minst aan. Dat was
mijn Jim Hawkins niet en het was
evenmin mijn lange John Silver. die
daar te kijk hingen, in de regen van de
Reguliersbreestraat. Ze waren me zo
vreemd als de eerste de beste kerel
ergens in Amsterdam. Dèsondanks wa
ren het, volgens de bijschriften, Haw
kins en Silver.
De angst en de nieuwsgierigheid gin
gen op dat ogenblik wild tp keer in
m'n ziel. Angst om een illusie niet te
laten verstoren; nieuwsgierigheid om
éénmaal, in technicolor. te zien hoe
het er allemaal uitzag. De angst
verloor. Ik kocht een kaartje en zocht
een stoei op in het theater.
rvAARNA volgde prompt de vermoor
ding van een illusie. Moord in tech
nicolor. op cellofaan. Dat schip, de His-
panolia, was mijn schip niet. John
Silver was een verbleekte fotocopie
van mijn John Silver. Jim was een
jongetje, dat een uur in de wind stonk
naar verf en schminck. naar pose, sen
timentaliteit en onwaarachtigheid. Old
Ppw, de boef. leek me een schurk op
sterk water en Skeleton-eiland.ach,
dat eiland was een studio-eiland, en
waar ik zelfs in stikdonkere nacht d«
weg gevonden zou hebben op het c h-
t e eiland, daar zou ik met klaarlichte
dag. mèt kompas en astronomische
plaatsbepaling, een verdoolde zijn ge
weest op dat eiland. En laat ons over
de schat maa. niet spreken. Wij stelden
ons schatten anders voor. Onze gol
ven sloegen hoger op de zee; óns schip
voer fierder en edeler; het vergoten
bloed zagen wij roder; de slechtheid
zwarter; de onschuld witter. Kortom,
dit Schateiland was niet óns Schat
eiland. Het was ons vreemd, van de
eerste tot de laatste meter film; en toen
het uit was wisten we dat we van een
moord getuige waren geweest. Een
boek, een droom en een illusie waren
in tachtig minuten om zeep gebracht.
WIJ WILLEN allerminst kwaad van
die film (als film) zeggen. De heer
Disney is een groot man, een knap to
venaar en een bekwaam illusionist. In
Amerika gingen al millioenen mensen
naar die film en in Holland zullen het
er honderdduizenden worden. Men zal
hem wel mooi vinden zoals men
Sneeuwwitje mooi vond en Assepoes.
Alleen idioten en romantici (welke ca
tegorieën, naar men zegt. elkaar wei
nig omlopen) maken tegen zulke films
bezwaren. Voor de lezer is het nu niet
moeilijk uit te maken tot welke cate
gorie wij behoren. Dit terzijde.
Maar wij meenden in onze onschuld
dat men dromen maar dromen moet la
ten en illusies illusies. Wij meenden
dat men niet alles moet laten zien,
zelfs niet in technicolor, en dat een
paar kleine bruggehoofden in jeugd
land onaangetast moeten blijven. Wij
meenden dat een restant illusie en een
schamel beetje schone schijn en zo
lang zorgvuldig behoede betover ng
veilig zouden zijn. Zelfs in déze we
reld en onder dit mensdom. Nee. dat
was het niet.
Ik .beklaag de kleine meisjes en de
kleirie jongens die dit alles dan blijk
baar moeten zien, en voor wie het
paradijs van zélf gefantaseerde schat-
eilanden en hun edele en schurkachtige
inventaris voorgoed vergrendeld werd.
Schone sprookjes en zülke verhalen
verfilmt men niet! Die worden alleen
verteld. En gedroomd.
ANTHONY VAN KAMPEN
QNZE JONGSTE TONEELGROEP, de Nederlandse Comedie, is met Johan de
Meester als regisseur bezig een vooraanstaande plaats in de Nederlandse
toneelwereld te veroveren. Heeft dit gezelschap zich tot dusver reeds onder
scheiden met voortreffelijke voorstellingen van een klassiek Engels toneelwerk
als Shakespeare's „Leer om leer" en van een modern Amerikaans drama
„Vreemd tussenspel" van Eugène O'Neill, thans heeft het ook een volkomen
anders gericht werk: „Léocadia" van de Franse auteur Jean Anouilh, op zijn
repertoire genomen.
heeft zij naar de grote kasteeltuin la
ten overbrengen: de taxi, waarin ze
plachten te toeren, het ijsstalletje,
waar ze elkaar ontmoetten, het lande-
Zijn werk valt in twee categorieën lljke en ,het ex<ïulsf restaurant -
uiteen, die hg zelf onderscheidt als
„pièces roses" en „pièces noires" lich
te en sombere stukken. De laatste zijn
dramatische spelen, waarin de mense
compleet met personeel en strijkje
dat ze regelmatig bezochten. Maar al
deze middelen baten niet: meer en
mee» verbleken de herinneringen voor
lijke tragedie" op een bijzonder hoog he' st«eds ongelukkiger prinsje
niveau gestalte liijgt; de „pièces roses" En dan' als laatste redmiddel,
haalt
de hertogin dan Amanda op het kas
teel: een fris, jong meisje, dat spre
kend op de gestorven Léocadia gelijkt.
Uiterlijk alleen, want verder heeft het
simpele modistetje niets gemeen met
de zo hoog-verfijnde zangeres: ze houdt
Op het eerste gezicht lijken Anouilh's gew0on van anisette, biefstuk, van
goedkope romannetjes en ten slotte
ook van de prins en ze gelooft, dat die
Léocadia eigenlijk alleen maar een
grote aanstelster ie geweest. Drie da
gen zal Amanda op het kasteel blijven
T om er voor de prins de plaats in te sende kanten van Anouilh,
eocadia bijvoorbeeld is een der nemen van Léocadia, orchideeën kau- met de diepst tragische problemen
hoofdfiguren een hoogst-adellijke prins,
die ver van alle werkelijkheid op een
eeuwenoud kasteel woont en er de her
daarentegen zijn opgewekte stukken,
soms uiterst dolzinnig, maar ondanks
de verrukkelijke lichtheid dezer co-
medies valt er toch ook een ondertoon
van tragische ernst in te herkennen.
karakters weinig op mensen: eerder
schijnen het figuren uit een dolle cha
rade. Spoedig echter blijken ze aller
minst slechts grotesk te zijn, doch maar
al te menselijk in hun zielig vast
klampen aan illusies en eigenwaan. In
JEAN ANOUILH
Realiteit in botsing met illusie
dat hij
van
het verloren geluk weer bezoekend.
En samen met de hertogin tracht zij
g culviteert aan zijn liefde voor onderwijl de jonkman ervan te over-
wend en met hem al de plekjes van het eeuwige conflict tussen realiteit en
illusie, droom en werkelijkheid, weet
om te gaan zelfs in een sfeer van dol-
een schone temperamentvolle zangeres,
Léocadia, een onwaarschijnlijke vrouw,
zinnige opgewekte mallotigheid. De
comedie is er niet minder kostelijk om,
tuigen, dat het volmaakte geluk nu
- - eenmaal niet bestaat, behalve in ons bizar en tevens poëtisch, zoals duide-
3 „emaar een aristocrate naar verlangen, en dat iedereen nu eenmaal lijk blijkt in de figuur van de oude her
genoegen moet nemen met
promis.
de geest. Zij dronk enkel champagne,
voedde zich door op orchideeën te kau
wen, las uitsluitend moderne poëzie en
beleefde de liefde als een literair fes
tijn. Drie dagen slechts duurde hun ro
mance: toen, i,i een onstuimig vreugde
[-JET LOOPT ten slotte voor de prins
inderdaad op dat compromis met
Amanda uit, maar of het compromis
gebaar, trok Léocadia haar shawl te ooit tot geluk zal voeren, laat de dit
strak om haar hals en stierf dienten
gevolge terstond, even onwezenlijk als
zij geleefd had
schrijver in het midden. Zijn sympa
thie echter gaat heel duidelijk uit naar
het Ideaal en niet naar het compromis,
togin, die hoe rationeel ze ook moet
wezen in haar hart de zo rationele
wereld hopeloos middelmatig vindt,
materialistisch en oninteressant.
Door de kern van tragiek, die diep in
de comedie blijkt te schui>%n. krijgt
„piece rose" 'n ongewone kracht:
„Léocadia" is meer dan zo maar een
grapje van een begaafd auteur, hij
heeft wel degelijk heel zijn wezen en
Voor het ongelukkige prinsje zijn er omdat daarbij het Ideaal steeds door levensbeschouwing er in uitgedrukt En
no„ slechts herinneringen. Zijn tante,
een heel oude hertogin die met hem
de werkelijkheid doodgedrukt wordt.
HHHHI En zo is deze heei lichte, briljant gees-
het kasteel bewoont, helpt hem die 'ige comedie in diepste wezen eigen
herinneringen in stand te houden: alle
plekjes, die de prin6 m die drie geluk
kige dagen met zijn Léooadia bezocht,
waar het stuk met verbluffende knap
heid. een kostelijke humor en een fa
belachtig vermogen om toneelsituaties
lijk heel triest en somber: een „pièce te scheppen werd geschreven, is het
voor ieder de moeite waard een avond
met deze „Léocadia" door te
noire" in de vermomming van een
,4>ióee fote". Dit is aan van de verras-