Roof op hoofdmotief Nederlanders in voor moorden Indonesië De Buik van Parijs: 5) Ondergang van een illusie LeocadiaEen toneelstuk van Jean Anouilh Briljant geestig, maar intens somber AMSTERDAMS PODIUM Milli ioenen kilo'j etenswaren worden er in de morgenuren aangevoerd Ook Chinezen en Indonesiërs worden door de benden belaagd Indonesische regering treedt streng op Het lentespel van Mao ise Toeng Grootste mar van de were Krachtpatsers aan het Kruiswoord werk WIL MEN wat van de Hallen zien, dan moet men vroeg, erg vroeg de ve ren uit. Ik heb de prille ochtend ge trotseerd, liet mijn wekker om drie uur aflopen en reed een kwartiertje later door het slapende Parijs, richting Louvre. Op de Place de 1'Opera was geen enkele auto te zien, wat ik tijdens mijn vijfjarig verblijf in Parijs nog nooit eerder heb beleefd Nu moet ik zeggen, dat ik zelden om voor vieren door de stad zwerf. Dolzinnigheid en tragische ernst -jX3® ,onze correspondent in Indonesië) |JET ZAL IEDER duidelijk zgn, dat de moorden op Nederlanders, In het bij zonder planters d,e gedurende de laatste tijd met een tragische regelmaat op Java wjn gep eegd, ook in Indonesië een diepe indruk maken. Toch ligt het accent van die ontroering hier vermoedelijk enigszins anders. In Nederland op Wre afstand van het toneel dezer drama's, moeten deze gebeurtenissen het onbehaaglijke gevoel wekken, dat zich hier een systematische en moorddadige activiteit ontwikkelt d»e hoe langer hoe algemener wordt en zich tegen alle Nederlanders m Indonesië richt. Uit brieven van vrienden en familieleden klinken stemmen van angst en bezorgdheid door. Het eigenaardige is, dat die angst en bezorgdheid m Indonesië onder de Nederlandse gemeenschap veel min der sterk zgn. Ondanks deze plantersmoorden. Ondanks het feit, dat desc ver schrikkelijke dingen zich bij ons .naast de deur" afspelen. roversbenden rondzwerven, als leefde n.en in de Middeleeuwen. Maar dan verliest men één ding uit het oog: dat hier sedert de komst dei- Japanners tienduizenden jongeren, en niet de beste elementen, uit hun dessa verband zijn gehaald, onder het Japans regiem als hulpsoldaat of arbeider heel Indonesië zijn doorgezworven en wei nig goeds van hun toenmalige meesters hebben geleerd, en ten slotte in de revolutietijd guerrilla's geworden zijn. Die geurrilla's hielpen wel de vrij heid te bevechten, maar hun hoofddoel was toch meestal om met hun van de Japs gekregen, of elders gestolen sten- gun, aan de kost te komen. Men leefde in een wilde wereld, waar alleen het recht van de kogel gold. Van dergelijke uit het lood geslagen jongens maakt men niet op één slag fatsoenlijke en nette burgers. Dat zou in een geordende Westeuropese maat schappij, met al zijn hulpmiddelen en tradities, al niet mogelijk zijn. Dat ;s *vg REDEN van dit verschil in reactie is vermoedelijk gelegen in het beter begrip van oorzaken en omstandig heden bjj de Nederlanders op Java en gumatra. Zij weten namelijk, dat deze tragedies over het algemeen niet de uitslag zijn van een haatgevoel tegen de Nederlandse werkers in dit land en dat het hier evenmin, althans niet in hoofdzaak, om een bepaalde 9troming gaat, die het Nederlandse element met geweld wenst „uit te roeien". Daarom kan men deze moorden, hoe tragisch en afschuwelijk op zichzelf ook, meer zien als incidentele criminele feiten, ellendige „ongevallen", inhaerent aan een nu eenmaal onvermijdelijke na- revolutionnaire toestand. Deze reeks van misdaden was tevoren in het risi co van de plotselinge souvereiniteits- overdracht verdisconteerd. Het mag eigenlijk nóg een wonder heten, dat al niet eerder erger dingen gebeurd zijn. Wanneer men de betekenis van deze moorden juist wil beoordelen, diene men allereerst te weten, dat in die zelfde tijd ook talloze en veel meer Indonesische en Chinese inwoners var# dit land door moordenaarshand gevallen zijn. Maar daarover leest men uiteraard niet of zelden in een Neder landse krant. Dergelijke drama's spre ken minder tot onze verbeelding, om dat het nu eenmaal geen landgenoten betreft, met familie en vrienden in het Vaderland. Men moet zich eveneens realiseren, dat de meeste van deze misdaden ge wone roofmoorden zijn, waarbij het om geld of een auto gaat. Planters hebben vaak veel geld bij zich, zij rijden soms in jeeps met millioenen rupiahs over lange, eenzame afstanden van de stad naar hun ondernemingen: loongelden, die zij van de bank hebben gehaald. Ontwortelden. KAN men wel zeggen, dat Indone sië toch wel een verschrikkelijk land is, waar zulk een grote onveilig heid heerst en blijkbaar zoveel van die nog minder mogelijk in een maatschap pij als de Indonesische, die voor hon derden ontzaglijke problemen en moei lijkheden geplaatst is en die bovendien niet over de deskundige krachten en apparaten beschikt' om deze binnen redelijke termijn op te lossen. Politie en leger, die voor de veilig heid moeten zorgen, bevinden zich nog in een stadium van opbouw; men mist ook daarin voldoende ervaren en lei dende persoonlijkheden, aan wie een snelle en doortastende organisatie over zulk een enorm gebied als Indonesië kan worden toevertrouwd. Plaatselijke moeilijkheden. LIET IS in dit verband wel opmerke lijk, dat de moordgolven een typisch „locaal" karakter dragen. Op de Oost kust van Sumatra bijvoorbeeld, dit uitgestrekt cultuurgebied, waar hon derdén Nederlandse planters op een zame ondernemingen arbeiden, is de veiligheid bijzonder groot en zijn sinds geruime tijd geen moorden gepleegd Toevallig beschikken leger en politie daar wèl over figuren, die voldoende bekwaam zijn om orde en rust te hand haven. De roverebenden hebben er geen kans. Het staat vast, dat de moorden op Nederlanders in Indonesië zowel door de Indonesische regering als door de bevolking met evenveel afschuw wor den beschouwd als door de Nederlan ders zelf. Met afschuw en schaamte. Men voelt wel, dat hierbij ook iets van het prestige op het spel staat, van het „gezicht" tegenover het buitenland. Daarom behoeft niemand te denken, dat de Indonesische autoriteiten niet het uiterste in het werk stellen om de veiligheid, óók voor de Nederlanders, in Indonesië te verbeteren. Niet alleen CR SCHIJNT IN FRANKRIJK eens een boek te »ijn verschenen, dat tot titel L droeg „Vovage autour de ma Chambre". Ik heb dat boek nooit gelezen, maar de auteur die het schreef moet een wijs man geweest zijn. Omdat hg waar schijnlijk ontdekt had, dat zo veel in het leven, misschien haast alles, uiteinde ga op illusie uitdraait. Dat geldt zeer speciaal voor reizen. De schoonste, verste, opwindendste reizen maken we nn eenmaal niet per vliegtuig, per sc ip. P* trein of per auto. Die maken we thuis. Onze droomreizen zijn daar niet gebon den aan tijd of ruimte. Ze zijn letterlijk: mateloos. Hun hoogste verdienste is daarbij, fat ze de illusie bewaren. De illusie, die ons onvervreemdbaar prive- eigendom is. Die geen sterveling ons kan ontnemen en die niets te maken ee met leeftijd, ontwikkeling of maatschappelijke positie. Tenminste, so dac ten wij. in de strijd tegen de roversbenden, maar ook tegen nog andere elementen, die in deze drama's een rol spelen zij het tot dusver een minder belang rijke: namelijk kleine groepen van fel le communisten, die op deze wijze de chaos wensen te veroorzaken en voor wie dit optreden dus niet allereerst tegen de Nederlandse minderheid in Indonesië gericht is, maar tegen de eigen regering van de Indonesische Republiek. QffZE INTIEME VRIEND Jaap Kos is dan eindelijk gehuwd. Het heeft wat voeten in de aarde gehad en ver schillende malen besloten wij reeds het geplande huwelijksgeschenk maar om te zeten in rookartikelen ten be hoeve van onszelf, aangezien er van de echtverbintenis van Jaap Kos toch wel niets zou komen. Overigens is Jaap een innemende jongeman, wat wijs voor zijn jaren, hetgeen door Margreet (die na de plechtigheid ten stadhuize zijn wederhelft geworden is) geweten wordt aan Jaaps hartstocht voor kruiswoord-puzzles. Geen perio diek kan hier te lande verschijnen of Jaap kijkt deze na op de aanwezigheid van „magische driehoeken". „Monster- puzzles" of „Piekerproblemen". Vraagt men Jaap „Wat is een bou vier?", dan antwoordt hij reeds- in trance „Viervoeter, hond, of. huisvriend?" Wenst men hem goeden morgen, dan teemt zijn stem: „Ik wens jou een dergelijke heilwens van twaalf letters". Zijn conversatie beperkt zich verder voornamelijk tot gesprekken over verticale en horizontale beesten namen, over diagonaal geplaatste plaatsen in Gelderland, Polen of Nieuw-Zeeland en over woorden van veertien of achttien letters. Jaap heelt enkele series woordenboeken, ency clopedieën en atlassen tot zijn be schikking, waaruit hij veel van zijn wijsheid put. Hij is gelukkig in zijn sport en staakt zijn in hokjes en vakjes verdeelde bedrijf slechts voor een kopje thee. Nu trad hij in het huwelijk. De amb tenaar van de burgerlijke stand keek reeds verwonderd naar Jaaps peinzend gelaat. Verklaarbaar overigens, die oogopslag van de Denker, want Jaap had in het rijtuig nog een monster- Puzzle onderhanden gehad. Het ging om zeventien letters, die tezamen eer. woord vormden voor koemaag. Het was te betreuren, dat Jaap geen woor denboek mee naar het stadhuis had genomen. Nu stond hij voor de amb tenaar, die juist vroeg: „Wenst gij Mar- garetha Zeldenmoe tot uw wettige echtgenote te nemen?" Jaap peinsde diep na: Koemaag, kom nou, koe- snaag Er was enige ontsteltenis. De bruid verbleekte en een getuige snikte zacht: „Ogottegottegottegot". Toen*werd de geest waardig over Margreet en resoluut siste zij: „Beves tigende uitroep van twee letters!" „Ja!" schreeuwde Jaap en was op hetzelfde moment echtgenoot. Op die koemaag na ie de dag een stieoes geweest. TOM (Van onze correspondent te Parijs) JN HET HARTJE VAN PARIJS, vlak bij het reusachtige museum het Lou- vre en in de schaduw van de op één na mooiste kerk van de Franse hoofdstad, de Saint Eustache, staan twaalf gewel dige grote hallen. Komt men er over dag dan is er niet veel te doen. maar wanneer de Parijzenaar na» bed gaat, begint het hier te leven. Tegen twee uur 's nachts is het in en om die Hal len zó druk, er rijden zóveel karretjes en wagentjes kris kras door elkaar, er zijn zóveel vrachtwagens en zóveel kraampjes, dat men er met de aller grootste moeite nog maar voetje voor voetje vooruit kan komen. Al het voed sel voor heel Parijs en voor de helft van Frankrijk wordt hier in deze Hal len 's nachts aangevoerd. En aange zien dat betekent eten en drinken voor een dikke twintig miliioen mensen, begrijpt men dat hier een markt is ont staan, die zijn weerga in heel de we reld niet kent. Reeds Victor Hugo noemde deze Hallen „De buik van Pa rijs" een sprekender naam is er zeker niet voor te vinden. Bij het Louvre werd het plotseling druk. Met groenten, vlees, eieren, kaas en wat al niet meer, volgeladen vracht wagens uit alle delen van Frankrijk reden af en aan en daartussen door werden met grote behendigheid de kleinere wagens van de slagers en de andere winkeliers gemanoeuvreerd. Of schoon het nog geheel donker was. heerste er in de Hallen, die toch zeker een vierkantje kilometer in beslag ne men, een drukte als op Zondag in de Kalverstraat. Met het enige verschil, dat de mensen hier niet hun mooiste, maar hun oudste pakjes aantrekken. Er werd geschreeuwd, getoeterd, gejak kerd en gehandeld dat men er, ondanks het vroege uur plotseling wakker van werd. Oneindige rijen geslachte ossen, bergen groenten en fruit, vissen van alles is er zoveel, dat men met open mond staat te kijken. Een inspec teur van politie, die iedere nacht toe zicht houdt, vertelde me, dat er zo per nacht tien miliioen eieren worden aan gevoerd, een miliioen kilogram boter, duizend ossen enz. De meest typische figuren van de Hallen zijn de „forts", letterlijk vertaald de sterken. Dit zijn de krachtpatsers, die al deze vrachtwagens met etens waren ontladen. Het zijn geweldige, potige kerels, die met de meest fantas tische vrachten op hun rug lopen. Zij zijn in dienst van de gemeente Parijs. Om als „fort" te kunnen worden aan genomen, moet men eerst een examen afleggen. Veel boekenwetenschap be hoeft men voor dat examen niet te be zitten. Maar men moet bijzonder ste vig op de benen staan, want men moet een vracht van 200 kilogram op de rug 50 meter op en neer kunnen dragen. Men heeft me die examenvrachtjes la ten zien. Het zijn keien in een grote mand gesloten. Ik heb geprobeerd, niet de vracht op mijn rug te nemen, maar om het geval even te verschuiven; zelfs dat lukte niet. Bij het laatste examen was er een candidaat, die niet alleen sterk genoeg bleek te zijn de 200 kg, op zijn rug te nemen, maar die boven dien in staat bleek die vracht van de grond te tillen. Hij werd echter niet aanvaard, aangezien hij 1 meter 69 lang was. terwijl men minstens 1 meter 70 moet zijn. Behalve de officiële dragers, zijn er ook nog de niet-ingeschreven dragers. Zij laden niet uit, maar zij helpen de winkeliers, die hun waren gekocht hebben hun boeltje in te laden. Dat leger van die niet-officiële dragers be staat uit de meest wonderlijke mensen, die men in Parijs kan vinden: heel wat clochards (zwervers), die hier een handje komen helpen en die er vooral sterk in zijn de appel op te rapen, die net van een kar gevallen is (zij pakken hem ook wel. als hij nog op de wagen ligt), dan verder dozijnen studenten, die huif eigen studie moeten betalen en er izijn zelfs wonderlijke potige vrouwen bij, met wie ik toch liever niet een robbertje zou willen vechten. pARIJS verandert ongeveer iedere honderd jaar van aanzien, maar de Hallen zijn door de eeuwen heen op dezelfde plaats gebleven. Duizend jaar geleden bracht men er de groenten, die groeiden op plekken, waar nu al weer eeuwenoude wijken staan. De tegen woordige gebouwen zijn ruim honderd jaar oud. maar zg zijn natuurlijk al weer veel te klein. Daar zal echter niet veel aan te doen zijn. In het hartje van Parijs is geen vierkante meter meer te vinden, waar nog gebouwd kan wor den. De enige oplossing is, dat men onder de grond gaat bouwen, waar men trouwens sinds de grote brand, die het vorige jaar een van de Hallen verniel de, al mee begonnen is. Rondom de Hallen staan dozijnen kroegjes. Het is heel de nacht vol. De mensen van de Hallen eten en drinken er. Hun geliefde maaltijd bestaat uit een groot bord dikke uiensoep met kaas. Die kroegjes maken die soep zo goed, dat niet alleen „les forts" er ko men eten, maar ook de verlate feest gangers, de boemelaars uit Montmartre en Mont Parnasse. Zo kan men dus in het hartje van de nacht in die kroeg jes de potige sjouwers in hun werk kleding aan één tafeltje zien eten met de keurige Parissiene in avondjurk en haar begeleider in rok. De een is net opgestaan en de anderen staan op het punt naar bed te gaan. Maar de uien soep smaakt bun allemaal even goed. fWER een verstóórde illusie wilde ik het vandaag met u hebben.. Over een illusie die nogal bruut en ruw werd kapotgemaakt. Die illusie heette „Schateiland". en de totale vernieti ging ervan vond plaats in het Tu- schinsky-theater te Amsterdam. Vorige week. Daar draaide de film van een (tot nu toe) onsterfelijk je gdboek. Het boek ..Treasure Island" (Schateiland) van Robert Louis Stevenson. Dat boek heeft oen grote rol in het leven van tiental len millioenen jongens gespeeld. Ook in het mijne. Ik was heel jong toen een tante de angelieke ingeving kreeg het mij cadeau te doen. Ik was toen, denk ik, zestien, en ik las dat boek niet, ik verslond het niet, maar vrat het bijna op van spanning en emotie. Zelden werd ik zo willoos meegesleurd op de vleugelen der fantasie en met de gol ven der verbeeldingskracht als in dat boek. En nu, meer dan twintig jaar later, kan ik niet dan met vertedering naar dat verkleurde bandje kijken, dat timide en bescheiden staat tussen alle andere boeken, als ware het zélf ver legen en onthutst over zoveel stan 1- vastige liefde en sympathie van z'n be zitter. En na heeft men dan dat boek ver filmd en die film draaide in Tuschins- ky. De kranten adverteerden die film en de film etaleerde zichzelf in de Reguliersbreestraat door middel van grote plakkaten, waarop men enkele flitsen aanschouwde van de handeling. Nooit had ik meer wantrouwen te gen een affiche dan tegen dit, hetwelk in onstuimig rood, wild geel en woest blauw de sfeer dier film poogde te suggereren. En daar stond hg, op dat affiche, m'n jonge vriend Jim Hawkins, en naast hem lange John Silver, van wie je nooit precies wist of hij een schurk of een held was. Dat enorm grote plakplaatje stond me niet in het minst aan. Dat was mijn Jim Hawkins niet en het was evenmin mijn lange John Silver. die daar te kijk hingen, in de regen van de Reguliersbreestraat. Ze waren me zo vreemd als de eerste de beste kerel ergens in Amsterdam. Dèsondanks wa ren het, volgens de bijschriften, Haw kins en Silver. De angst en de nieuwsgierigheid gin gen op dat ogenblik wild tp keer in m'n ziel. Angst om een illusie niet te laten verstoren; nieuwsgierigheid om éénmaal, in technicolor. te zien hoe het er allemaal uitzag. De angst verloor. Ik kocht een kaartje en zocht een stoei op in het theater. rvAARNA volgde prompt de vermoor ding van een illusie. Moord in tech nicolor. op cellofaan. Dat schip, de His- panolia, was mijn schip niet. John Silver was een verbleekte fotocopie van mijn John Silver. Jim was een jongetje, dat een uur in de wind stonk naar verf en schminck. naar pose, sen timentaliteit en onwaarachtigheid. Old Ppw, de boef. leek me een schurk op sterk water en Skeleton-eiland.ach, dat eiland was een studio-eiland, en waar ik zelfs in stikdonkere nacht d« weg gevonden zou hebben op het c h- t e eiland, daar zou ik met klaarlichte dag. mèt kompas en astronomische plaatsbepaling, een verdoolde zijn ge weest op dat eiland. En laat ons over de schat maa. niet spreken. Wij stelden ons schatten anders voor. Onze gol ven sloegen hoger op de zee; óns schip voer fierder en edeler; het vergoten bloed zagen wij roder; de slechtheid zwarter; de onschuld witter. Kortom, dit Schateiland was niet óns Schat eiland. Het was ons vreemd, van de eerste tot de laatste meter film; en toen het uit was wisten we dat we van een moord getuige waren geweest. Een boek, een droom en een illusie waren in tachtig minuten om zeep gebracht. WIJ WILLEN allerminst kwaad van die film (als film) zeggen. De heer Disney is een groot man, een knap to venaar en een bekwaam illusionist. In Amerika gingen al millioenen mensen naar die film en in Holland zullen het er honderdduizenden worden. Men zal hem wel mooi vinden zoals men Sneeuwwitje mooi vond en Assepoes. Alleen idioten en romantici (welke ca tegorieën, naar men zegt. elkaar wei nig omlopen) maken tegen zulke films bezwaren. Voor de lezer is het nu niet moeilijk uit te maken tot welke cate gorie wij behoren. Dit terzijde. Maar wij meenden in onze onschuld dat men dromen maar dromen moet la ten en illusies illusies. Wij meenden dat men niet alles moet laten zien, zelfs niet in technicolor, en dat een paar kleine bruggehoofden in jeugd land onaangetast moeten blijven. Wij meenden dat een restant illusie en een schamel beetje schone schijn en zo lang zorgvuldig behoede betover ng veilig zouden zijn. Zelfs in déze we reld en onder dit mensdom. Nee. dat was het niet. Ik .beklaag de kleine meisjes en de kleirie jongens die dit alles dan blijk baar moeten zien, en voor wie het paradijs van zélf gefantaseerde schat- eilanden en hun edele en schurkachtige inventaris voorgoed vergrendeld werd. Schone sprookjes en zülke verhalen verfilmt men niet! Die worden alleen verteld. En gedroomd. ANTHONY VAN KAMPEN QNZE JONGSTE TONEELGROEP, de Nederlandse Comedie, is met Johan de Meester als regisseur bezig een vooraanstaande plaats in de Nederlandse toneelwereld te veroveren. Heeft dit gezelschap zich tot dusver reeds onder scheiden met voortreffelijke voorstellingen van een klassiek Engels toneelwerk als Shakespeare's „Leer om leer" en van een modern Amerikaans drama „Vreemd tussenspel" van Eugène O'Neill, thans heeft het ook een volkomen anders gericht werk: „Léocadia" van de Franse auteur Jean Anouilh, op zijn repertoire genomen. heeft zij naar de grote kasteeltuin la ten overbrengen: de taxi, waarin ze plachten te toeren, het ijsstalletje, waar ze elkaar ontmoetten, het lande- Zijn werk valt in twee categorieën lljke en ,het ex<ïulsf restaurant - uiteen, die hg zelf onderscheidt als „pièces roses" en „pièces noires" lich te en sombere stukken. De laatste zijn dramatische spelen, waarin de mense compleet met personeel en strijkje dat ze regelmatig bezochten. Maar al deze middelen baten niet: meer en mee» verbleken de herinneringen voor lijke tragedie" op een bijzonder hoog he' st«eds ongelukkiger prinsje niveau gestalte liijgt; de „pièces roses" En dan' als laatste redmiddel, haalt de hertogin dan Amanda op het kas teel: een fris, jong meisje, dat spre kend op de gestorven Léocadia gelijkt. Uiterlijk alleen, want verder heeft het simpele modistetje niets gemeen met de zo hoog-verfijnde zangeres: ze houdt Op het eerste gezicht lijken Anouilh's gew0on van anisette, biefstuk, van goedkope romannetjes en ten slotte ook van de prins en ze gelooft, dat die Léocadia eigenlijk alleen maar een grote aanstelster ie geweest. Drie da gen zal Amanda op het kasteel blijven T om er voor de prins de plaats in te sende kanten van Anouilh, eocadia bijvoorbeeld is een der nemen van Léocadia, orchideeën kau- met de diepst tragische problemen hoofdfiguren een hoogst-adellijke prins, die ver van alle werkelijkheid op een eeuwenoud kasteel woont en er de her daarentegen zijn opgewekte stukken, soms uiterst dolzinnig, maar ondanks de verrukkelijke lichtheid dezer co- medies valt er toch ook een ondertoon van tragische ernst in te herkennen. karakters weinig op mensen: eerder schijnen het figuren uit een dolle cha rade. Spoedig echter blijken ze aller minst slechts grotesk te zijn, doch maar al te menselijk in hun zielig vast klampen aan illusies en eigenwaan. In JEAN ANOUILH Realiteit in botsing met illusie dat hij van het verloren geluk weer bezoekend. En samen met de hertogin tracht zij g culviteert aan zijn liefde voor onderwijl de jonkman ervan te over- wend en met hem al de plekjes van het eeuwige conflict tussen realiteit en illusie, droom en werkelijkheid, weet om te gaan zelfs in een sfeer van dol- een schone temperamentvolle zangeres, Léocadia, een onwaarschijnlijke vrouw, zinnige opgewekte mallotigheid. De comedie is er niet minder kostelijk om, tuigen, dat het volmaakte geluk nu - - eenmaal niet bestaat, behalve in ons bizar en tevens poëtisch, zoals duide- 3 „emaar een aristocrate naar verlangen, en dat iedereen nu eenmaal lijk blijkt in de figuur van de oude her genoegen moet nemen met promis. de geest. Zij dronk enkel champagne, voedde zich door op orchideeën te kau wen, las uitsluitend moderne poëzie en beleefde de liefde als een literair fes tijn. Drie dagen slechts duurde hun ro mance: toen, i,i een onstuimig vreugde [-JET LOOPT ten slotte voor de prins inderdaad op dat compromis met Amanda uit, maar of het compromis gebaar, trok Léocadia haar shawl te ooit tot geluk zal voeren, laat de dit strak om haar hals en stierf dienten gevolge terstond, even onwezenlijk als zij geleefd had schrijver in het midden. Zijn sympa thie echter gaat heel duidelijk uit naar het Ideaal en niet naar het compromis, togin, die hoe rationeel ze ook moet wezen in haar hart de zo rationele wereld hopeloos middelmatig vindt, materialistisch en oninteressant. Door de kern van tragiek, die diep in de comedie blijkt te schui>%n. krijgt „piece rose" 'n ongewone kracht: „Léocadia" is meer dan zo maar een grapje van een begaafd auteur, hij heeft wel degelijk heel zijn wezen en Voor het ongelukkige prinsje zijn er omdat daarbij het Ideaal steeds door levensbeschouwing er in uitgedrukt En no„ slechts herinneringen. Zijn tante, een heel oude hertogin die met hem de werkelijkheid doodgedrukt wordt. HHHHI En zo is deze heei lichte, briljant gees- het kasteel bewoont, helpt hem die 'ige comedie in diepste wezen eigen herinneringen in stand te houden: alle plekjes, die de prin6 m die drie geluk kige dagen met zijn Léooadia bezocht, waar het stuk met verbluffende knap heid. een kostelijke humor en een fa belachtig vermogen om toneelsituaties lijk heel triest en somber: een „pièce te scheppen werd geschreven, is het voor ieder de moeite waard een avond met deze „Léocadia" door te noire" in de vermomming van een ,4>ióee fote". Dit is aan van de verras-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1951 | | pagina 7