Simson en Delila"
J
pi* mat
Troonopvolger en scha cl uw
Einde van Aki Hito's liefdesroman
atir1
AMSTERDAMS PODIUM
Open brief aan mevrouw G. ie A.
Pacifisi
Madame Butterfly
omgekeerd
Afrika in Londen
Houdt er de moed
maar m
Over rode schoentjes
en de poorten van de hel
(Speciale
correspondentie uit Hongkong)
l/IER JAPANSE MEISJES van 17. 14 12 pn 11 1
V Tiiiion .1Jaar, alle vier uit vooraanstaande
s de beslissi
lissing hang)
roeken; niet de zoon van keizer Hiro'hité? prinT Aki" H Ro H hi
achttiende veriaarda? viert. _:3_ «ito, die binnenkort z\jn
families, zuilen dezer dagen met klonnenH h, ï-' "i uU v
ze eens keizerin van Japan zullen worden I).- k beslissing afwachten of
vrije oordeel van een prinselijkemTÏub«s,issinR hangt niet af van het
niet rt* JL die de schoonste der schonen moet uit-
achttiende verjaardag viert, kiest zijn levensre™nï„
de toekomstige keizerin voor hem uit. Zo wU het de t^.. kr0on,raad 20ekt4
nog een liefelijke schijn bewaard; als namcliit d t Ue' maar toch wordt
de jonge prins uitgenodigd zelf te „kiezen" wie hij tot'SzifnII^aktr,S'
En Aki Hito, wiens liefde, zoals de ingewijden weten reed» gemalin wil maken,
vrouw toebehoort, die twee jaar ouder is dan hij zal éen aa" ee" f"dere
te zijn en de oude gebruiken eerbiedigen, die zowel in het °"ai"c.zoon blijken
in de hutten der armen alle schokken der tijden overleefd hebben: ta goede*
Japanse families, waar de moderne opvattingen nog niet konden doordringen
roeken de ouders de vrouw voor hun zoon, de man voor hun dochter en dé
kinderen aanvaarden dankbaar als een geschenk hun levensgezel.
OP HET MATJE
r»E heer K. W., bijgenaamd Koossie
Friemel, 67 jaren oud en van be
roep gepensionneerd harmonicaspeler,
stond terecht wegens mishandeling
van een huisvrouw, die de zijne niet
was. Dat bleek, toen de sprieterige
Greta Garbo, die hij geslagen had,
coquet voor het hekje hupte. De rech
ter vraagt dan, volgens paragraaf zus-
en-zo, of ge familie zijt van verdachte.
De meeste getuigen, vooral de mishan
delde, kijken na die vraag vies achter
om en schudden opgeruimd het hoofd.
Maar deze vrouwelijke partisaan, die
stom-ongelukkig tegen Koossie was
opgebotst, zei vanochtend luidkeels:
Familie van hüm?, gelukkig niet.' Zèl
je voor bewddrd wezen!
Misschien is de waardering weder
zijds. Gaat u maar zitten, zei de rech
ter.
De ontspoorde muzikant mocht het
vertellen en hij deed het met gevoel
voor kleur en detail. „Ddt vrouwsper-
soon-daar" had 'ie nooit tevoren ge
zien. Die eer had 'ie op de bewuste
Woensdagmiddag voor 't eerst genoten.
Deze dddme hier had mót met die
dndere dddme daar. Die andere daar
was de buurdddme van deze hier. 't
Was hóóg ruzie geweest.'.
Hoe was dat twistgeprek ontstaan?
Had u daar iets mee te maken?, infor
meerde de rechter.
Daar stong ik kempleet buiten. Als
een pasgeboren kind bij ze moessie.
En hoe Was die oorlog van de dddmes
ontstaan?, och allee, is mijnheer de
rechter bijwijlen getrouwd? Kent de
edele heer van 't Gerech de vrouwen
Allee, wie zal zeggen hoe de heibel
ontstaat? 't Ben allemaal van 't zwak
ke geslach, ja, je zus op een beschuit-
blik. 'k Heb twee-en-veertig jaar mee
d'n harmonica bij de vrouwen rond
getrokken, maar kènne? Sndppe? Geen
asempie. Geen flikker wéét je d'r
van
De rechter smoorde dit filosofisch
betoog en kwam tot de klap. Waarom
had hij geslagen?
Dat was om vrede te maken. Da's
een hóóg ding.
De Kadi trok de wenkbrauwen op.
Om vrede te maken? Hoe bedoelde
verdachte dat?
Nou dat zou Koossie effe uit de
zweetdoeke doen. Die vrouwen schol
den mekaar uit, ze gilden allebei ge
woonweg over de straat, dat ze knik
kerden met de huwelijkstrouw (Koos
sie zei het anders, maar dat mag niet
in de krant) en om nou te voorko
men dat zulks gehóórd en overge
briefd werd aan die vrouwen d'r man
nen, dddrom had de heer K. W. de
vrouw, die het dichtst in zijn slagbe-
reik stond, een optater gegeven. „Ik
bin van 't resjersje, ga in je stinkhok",
had ie dreigend gezegd. „Bek houwe
of kóp d'r af!"....
En hielp dat?, vroeg de rechter
met de hand voor de mond. De officier
snoot zijn neus en de griffier zocht
iets onder zijn stoel.
Jawel, 't was klaar en afgelopen.
Ik bracht daar vrede, 't Was nét de
film van Kastor der Woestijnen
allee, boem op de kóp en wég in je
tent! Hupséé'.
De rechter vroeg of Koossie soms
een borreltje op had en de ge-Dreesde
virtuoos vroeg: Toen of vanddig?, het
geen de tribune zéér waardeerde.
Er Was een brief ter tafel van het
een of ander psychiatrisch liefdewerk
als ik het goed begrepen heb) en die
brief wees naar het voorhoofd van
Koossie. Ik vond dit oude wijsgeertje
nog lang zo gek niet, maar de Staat
der Nederlanden zal thans een gans
groot apparaat van allerhand deskun
digs op hem loslaten. Hij zal wel een
tikkeltje malloot verklaard worden
Een man, die vrede wil maken. En
dat in deze tijd.... U voelt het wel,
dat gddt niet.
KAREL.
yOOR ZOVER men thans reeds kan
voorspellen, zal de kroonraad in de
eerste plaats een keuze maken tussen
de elfjarige Prinses Kitashirakawa en
de twaalfjarige Prinses Hideko. Men
weet ook al welke motivering voor
deze keus gegeven zal worden: vooral
Hideko zou in woord en daad blijk
geven van haar toewijding en haar
onvoorwaardelijk geloof aan de demo
cratische bestemming van Japan. De
keizerlijke familie daarentegen roemt
bij iedere gelegenheid de niet minder
gloeiende democratische gezindheid
van de kleine Kitashirakawa. Het
woord „democratisch" speelt nu een
maal bij de mannen, die het ineenge
storte rijk van de opgaande zon weer
moeten oprichten, een verrassend gro
te rol; of het steeds oprecht gemeend
is, als het met de ondoorzichtige glim
lach van Azie uitgesproken wordt,
moeten we maar in het midden laten.
In het geval van Aki Hito zou het
zelfs nog een concrete politieke bete
kenis kunnen hebben, want de Prins
staat in het middelpunt van een intri
ge, die de zich bedreigd gevoelende
dynastie het hoofd moet bieden. Japan
heeft nog een „schaduwkeizer", die
voor een klein salaris als klerk in een
ministerie werkt, maar die toch wel
eens aanspraak zou kunnen maken op
de troon. Het is niemand anders dan
de man van Taka, de keizerlijke Prin
ses en zuster van de huwelijkscandi-
daat Aki Hito, die tegen de wil van
haar keizerlijke vader het ongehoorde
vergrijp beging te trouwen met de
man, van wie ze hield. Zij had hem
bovendien onder fatale omstandighe
den leren kennen, toen de jonge man
niet in staat was zijn tramkaartje te
betalen, waarbij de Prinses hem te
hulp kwam. Het was echter in het ge
heel geen mesalliance, want de onbe
middelde jonge man was de neef van
de keizer, Prins Tosjimi Takusakawa,
die door MacArthur uit al zijn rechten
was ontzet, omdat hij geweigerd had
de nederlaag te erkennen en die de
armoede prefereerde boven het leven
in een gouden kooi.
De „Zwarte Draak".
TN DE 0G5N van diegenen die de
nederlaag van Japan niet te boven
kunnen komen, is de prinselijke klerk
de belichaming van hun hoop en idea
len. Zijn trouwste aanhangers vindt
hij echter onder de 300.000 Japanners,
die in Zuid-Amerika wonen, vooral in
Brazilië. Een aantal fanatici uit Tokio
is twee jaar geleden naar Zuid-Ame
rika gereisd om deze in het buitenland
levende Japanners op te hitsen. De
Prins werd zelfs tot Keizer uitgeroe
pen en zijn huwelijk met de dochter
van Hirohito gaf hieraan nog een
schijn van legitimiteit. De schaduw
keizer wordt, naar men beweert, ook
door de geheime vereniging van de
„Zwarte Draak" gesteund, die, hoe
wel door de Amerikanen verboden en
opgeheven, reeds lang weer opnieuw
opgericht schijnt te zijn.
Leger of Marine.
Met het huwelijksproject heeft de
dynastie geen slechte tegenzet gedaan.
De twee kleine Prinsessen, die voor
Aki Hito in aanmerking komen, zijn
afstammelingen van de oudste en voor
naamste clans van het Keizerrijk. Ki
tashirakawa is een Taira, uit de clan
der Samoerai's, Hideko is een Sazoe-
ma, een familie uit marinekringen. Al
naar gelang van de keuze zal het leger
of de marine achter de toekomstige
Keizerin staan.
Doch Aki Hito's ware liefdesroman,
die hij met de geliefde van zijn eigen
keuze beleefd heeft en die nu binnen
kort een onverbiddelijk einde zal moe
ten vinden, zou een dichter kunnen
inspireren het verhaal van „Madame
Butterfly" opnieuw te schrijven, maar
dan omgekeerd, want deze keer is de
man, die zijn geliefde verlaat, een Ja
panner, geen blanke marine-officier en
de ongelukkige vrouw met het gebro
ken hart is een jonge Amerikaanse.
In de Londense winkelstraten kan
men deze vreemde verschijningen
bewonderen. Het zijn rasechte op
perhoofden uit Tanganylka, die als
gasten van de Engelse regering de
aandacht trekken.
Lied van de week
Van de frisse, kameraden!
't Was weer huilen deze week.
Louter knudde met een rietje,
Waér ik in de wereld keek.
Stokes die heeft het oliestoken
Van de Perzen afgebroken
En in 't Koreaanse land
Staat de boel óók weer in brand.
Of in Kaesong Ka of Kee zong,
Wéét ik niet, maar ik weet wél,
Wie of daar de bóventoon zong,
Speelde zijn sinister spel.
En zo zal men dan met vechten
Toch de strijd maar gaan
beslechten,
Want dat eindeloos gepraat
Gaf toch ook geen resultaat.
Verder heb ik dan de riem maar
Weer een beetje aangehaald,
Aangezien geen varkenslap meer
In mijn karkas nederdaalt.
Dertig cent per pondje duurder.
Holland's huisvrouw kijkt él
zuurder
En knort hevig op „Knor-knor",
Maar dat geeft haar toch geen lor.
Doch één ding dat mag ons
troosten,
't Zout is laatst omlaag gegaan,
Dus behoeven wij nu toch niet
Flauw door 't leven heen te gaan.
Wie geen geld heeft voor 'n lapje
Neemt dan maar van 't zout een
hapje,
Dat scheelt wéér zoveel ping-ping.
Leve de versobering1
Heus, we kómen er wel, mannen!
'k Heb mijn kachel reeds verkocht
Om mijn kolen te betalen.
Is dót goochem uitgezocht?
„Hoe word ik een linke jongen"
Is goed tot mij doorgedrongen,
't Is alleen de vraag nog maar:
HOi lang houdt men 't vol,
nietwaar?
JABSON.
^JEACHTE MEVROUW! Vergeeft u mü dat ik deze, nogal ongebruikelijke,
methode volg om uw brief naar aanleiding van dat Podium over de balletten
van „De Lage Landen" te beantwoorden. Daarvoor is echter meer dan één reden.
In de eerste plaats was u niet de enige die schreef. In de tweede plaats niet do
eerste die dat deed, en ten slotte lijkt me het onderwerp belangwekkend genoeg
om er nog eenmaal in de krant op terug te komen. U schrijft mij, dat u de toon
van de artikelen, „altijd wanneer die over de danskunst gaan", aan de „zure en
sarcastische kant" vindt, en voorts „dat u er van overtuigd bent, dat ik belang
stelling noch liefde noch enthousiasme genoeg kan opbrengen voor deze vorm
van kunst."
Ik wil in het midden laten of de toon
van die artikelen inderdaad „zuur en
sarcastisch is", omdat dit een kwestie
van appreciatie, van persoonlijke op
vatting is. die nu eenmaal bij iedere
lezer anders is. Ik ontken echter, en
wel met de allermeeste klem, dat het
mij zou ontbreken aan belangstelling
en enthouisasme voor balletdansen.
Beste Mevrouw G., het tègendeel is
waar, en gelooft U mij op mijn woord,
dat ik een groot en onvoorwaardelijk
bewonderaar ben van de manifestaties
der danskunst. Ik schreef eenmaal over
de balletten van Kurt Jooss, en ik dacht
dat mijn bewogenheid en verrukking
over het geziene daaruit toch wel on
verholen duidelijk bleken. Ik schreef
over de Monte Carlo-balletten niet an
ders, en misschien herinnert U zich
m'n nabeschouwing over het ballet in
de film „De Rode Schoentjes" nog, het
welk me weerloos en willoos meesleur
de. En waarvan ik me nog herinner
dat ik wanhopig naar de juiste woor
den zocht om m'n gevoelens neer te
schrijven. Deze drie voorbeelden mogen
als bewijs gelden hoe de schrijver van
het „Amsterdams Podium" tegenover
de danskunst staat.
Als U mij echter desondanks een „zu
re en sarcastische" inslag verwijt, iets
wat U eerlijk meent, dan ligt de oor
zaak daarvan op een totaal ander ter
rein. En misschien heeft U tóch niet
helemaal ongelijk. Ik weet, Mevrouw,
dat op dit ogenblik in dit land honder
den. duizenden jonge mensen,, vooral
meisjes, achter de droom tanlopen die
„dansen" heet. Zij zagen enkele ballet
ten, in de schouwburg of op een film,
en lieten zich, net als ik, daardoor mee
sleuren. Dat is geen wonder. Ieder die
een grein verbeeldingskracht heeft en,
zelfs in déze bitterharde, verknoeide en
ontluisterde wereld, nog zijn geloof be
hield in de droom als reddende illusie,
zal zich aangetrokken voelen tot deze
kunst. Omdat die inderdaad zo na aan
't nobelst dromenspel en de gesubli-
meerdste illusie verwant is.
Op dit ogenblik, Mevrouw, dansen
in dit land honderden, duizenden jonge
mensen. In de grote balletten en in de
vele ensembles en clubjes, die tegen
woordig in de steden en de kleine
plaatsen bestaan. Daar is niets tegen,
I en alles vóór, indien dat gebeurt onder
deskundige leiding. Als dat gebeurt met
liefde en begrip voor de danskunst en.,
i de mens. Als ik zelf drie dochters had
j (maar ik héb ze niet) en die wilden
i alle drie op een balletklas, dan möch-
I ten ze naar die balletklas, wanneer ik
dat betalen kon. Maar op de dag vóór
dat ze er naar toe gingen, zou ik ze
zeggen dat ze toch werkelijk niet moes-
Nieuw Bijbels filmspektakel
CECIL B. DE MILLE
van
(Advertentie, Ing. Med.)
UOEWEL hij niet de geestelijke va-
der van het genre is in Italië was
men hem omstreeks 1913 al voorgegaan
met films als „Quo Vadis" en „Cabi-
ria" heeft de Amerikaanse film
regisseur Cecil B. DeMille zijn naam
gemaakt als de ongeëvenaarde groot
meester van de spektakelfilms, de met
bonte overdadigheid geënsceneerde rol
prenten, imponerend door hun tot het
uiterste opgevoerde romantische praal
en hun geraffineerde massa-scènes.
Voordien werkte hij reeds jaren als
regisseur in het Hollywood-in-opkomst,
maar zijn grote successen dateren uit
de jaren na de eerste wereldoorlog,
toen hy zich ontpopte als de meester
van uitgelezen sensaties. Hi; had een
biykbaar onfeilbaar instinct voor dat,
wat het publiek graag wilde zien: exo
tische schouwspelen serveerde hy en
daarby - als eerste ook volop ero-
tiek. Die twee elementen handhaafde
hy ook later, toen hy tot de winst
gevende ontdekking was gekomen, dat
met op de Bübel en de religie geïn
spireerde films een groot publiek te
bereiken en te bevredigen viel in zyn
verlangen naar pompeuze illusies.
Wie DeMille zegt, denkt daarbij dan
onmii'dellijk aan films als „De
tien geboden", „De koning der konin
gen", „Het teken des kruises" en „De
Kruistochten", die dateren uit de jaren
1923 tot 1935. Het was een reeks pom
peuze, massaal geënsceneerde rolpren-
met een aan de religie ontleend
verhaal en verder veel sentimentali-
romantiek en lugubere wreedhe-
c.n en hardheid: in het bespelen van
ziin publiek was DeMille altijd on
overtroffen. Dit genre films wisselde
hij weer met andere af: hij vermoedde vijandelijk kamp.
mogelijkheden de Western en de
toepassing daarbij van de technicolor
en zo zagen we de laatste jaren in zijn
bekende trant een reeks hevige, met
kleurig bloed bedropen, wild-west-
ook
drama's, alle geperfectionneerd van
techniek, met meesterschap gemaakt,
vol raffinement en van de eerste tot de
laatste meter op effect berekend.
DeMille is echter weer eens terug
gekeerd naar zijn roemruchte serie
Bijbelse filmverhalen en thans beleeft
Nederland de première van zijn „Sim
son en Delila". Men behoeft niet te ver
wachten van DeMille een historische
reconstructie te krijgen van het in het
boek Richteren opgetekende oud-tes-
tamentische verhaal. DeMille gebruik
te ook hier van zijn Bijbelse gegeven,
maar net zo veel en net zo weinig als
hij nodig meende te hebben voor een
luidruchtig imponerend kykspel, met
een martiale heldenfiguur en een in
liefdeslisten kronkelende heldin. De
tijd der onderdrukking van het volk
van Israël door de Philistijnen laat
DeMille hier voor onze ogen geenszins
leven: hij voert slechts een operette op
met kleurig gecostumeerde heren en
dames, wier stoere kracht c.q. licha
melijke aantrekkelijkheden met veel
raffinement in het licht gesteld wor
den. De titelrollen v.orden gespeeld
door Hedy Lamarr en Victor Mature,
wier spel ook al niet de minste ge
loofwaardigheid en werkelijkheids
illusie oplevert. En de geschiedenis,
welke DeMille met hen en het duizend
tal andere acteurs en figuranten on
voor ogen tovert, heeft slechts nu en
dan nog enige verwantschap met het
verhaal van de richter Simson, die zijn
onderdrukte volk zal voorgaan in dc
strijd tegen de tyranniserende Philis
tijnen, maar daarby tot aan zijn laatst
levensuur faalt omdat hü verstrikt if
in liefde voor een meisje uit het
Simson's indrukwekkende kracht te
tonen in zijn gevecht met de leeuw en
in zijn strijd als enkeling met slechts
een ezelskaak bewapend tegen de
legers der Philistijnen of in zijn laat
ste uur, wanneer hij de tempel waar
de overheersers bijeen zijn, doet in
storten: dat alles was natuuriyk een
kolfje naar DcMille's hand. En deze op
de historie geïnspireerde scènes meet
hü hier dan ook breed uit met al het
technische meesterschap en al het vir
tuoze raffinement, dat by hem de
plaats inneemt van styl.
Indrukwe! :end is „Simson en Deli
la" zo zeker wel, grandioos geënsce
neerd in weelderige kleuren. Voor het
overige echter valt deze „Bijbelse re
constructie" met haar accent op
romantiek, sadistisch-wrede sensatie en
naar de schrijftafel riekende erotiek
bepaald niet au serieux te nemen. Men
kan het betreuren, dat DeMille zijn
virtuoze begaafdheid niet voor betere
zaken aanwendt en vooral ook, dat het
grote publiek zich by voorkeur door
dergelyke filmkitsch laat imponeren.
Vyf millioen dollar heeft deze twee
uur durende en met hevige ernst ge
presenteerde vertoning gekost.De
film is in 1950 gereed gekomen en nu
reeds schijnt men de kosten er dik uit
te hebbenLONG-SHOT
ten denken ooit prima ballerina te
worden. Omdat dit voorrecht alleen is
weggelegd voor één danseres op hon
derdduizend.
En daar ligt nu precies het gevaar,
Mevrouw G. Omdat ik toevallig iets
gezien heb van die gevaren, van de
grote desillusie die dansen kén bren
gen, als de droom is uitgedroomd en
het dansende meisje merkt dat ze niet
alleen de zon niet grijpen kan, maar
nog niet eens de kleinste en meest
dichtbije ster. Van de gevaren, het ver
driet en de wanhoop. En dat zyn din
gen, waarvoor men z'n dochters graag
beschermen wil. En waarom dan niet
alle andere dochters van alle andere
mensen, voor wie men schryft? Ook
al krijgt men dan het etiket opgedrukt
van „zuur en sarcastisch"!
Ik geloof, Mevrouw, dat er geen kunst
is, die zo ontzaglijk veel eist van zijn be
lijders als de danskunst. Zoals ik er in
mijn hart van overtuigd ben, Mevrouw,
dat er geen kunst is, die zo ontstellend
veel desillusie brengt en „ontwaken"
als de danskunst. Nogmaals, ik zag er
enkele voorbeelden van en ze waren
niet erg plezierig. Zoiets vergeet men
niet meer en zoiets vindt natuurlijk
z'n neerslag in het schrijven. Omdat
schrijven tenslotte niet alleen maar iets
met verstrooiing en tydvulling te ma
ken heeft, maar èlles te maken moet
hebben met sociaal begrip. En
omdat men verantwoordelijk is voor
wat men schrijft. Schrijft men over
dromenaccoord! Maar dan mag
men het ontwaken niet vergeten. Het
één staat nu eenmaal in volstrekt or
ganisch verband met het ander.
U schrijft me dat ik jonge mensen
illusies ontneem. Het is geen klein ver
wijt, en ik aanvaard het niet. Vooral
niet omdat my zelf veel te veel in het
leven verweten werd (en wordt) te
veel „illusionist" te zijn. Het ergste is
dat dit waarschynlyk waar is.
Neen, ik ontneem aan jonge mensen
geen illusies. Laat ze dansen. Laat ze
maar proberen om de zon te grijpen.
We doen tenslotte allemaal op de een
of andere manier aan dat spelletje mee,
of we nu dansen of niet-dansen. Maar
laat men nuchter blijven en beseffen
dat de waarachtige kunstenaars
onder de dansenden even zo weinig
talrijk zijn als de witte raven onder de
zwarte. Wie dat beseft kan rustig dan
sen en hoeft geen angst te hebben voor
de prijs der „Rode Schoentjes".
„U ontneemt hen de illusie". Neen,
Mevrouw. Men kén toch iemand, die
geloof in zichzelf heeft, nooit een illu
sie ontnemen? Wie waarlyk dansen wil,
wie werkelijk- artist is, die laat zich
niet beïnvloeden door een stukje in de
krant. Noch door al die andere dingen,
zoals financiële problemen, tegenwer
king van ouders en al die harde elle
bogen, hoge ruggen en lange tenen,
die men als een zee van tegenwerking
moet doorwaden, aleer men de opperste
droom bereikt. Wie artist is, die betaalt
letterlijk iedere prijs voor zyn kunst!
Dat is juist het artist-zyn. Artist zijn.,
dat is: bittere armoede, droog brood,
miskenning, wanhoop, eenzaamheid en
eeuwige twijfel- aan zichzelf. Om slechts
een deel van de prijs te noemen.
Als men dat alles er voor over heeft,
als men weet deze prys te kunnen en
te willen betalen, met heel z'n hart,
met heel z'n zielgeen macht ter
wereld kan iemand dén tegenhouden.
Men zal dansen, met rode of met witte
schoentjes. En als het moet met bran
dende schoentjes door de poorten van
de hel.
Dit, Mevrouw, moest my nu werke-
lyk van het hart. Ik had 't U misschien
in een persoonlyke brief moeten schry-
ven, maar toen ik die brief begon werd
het, ongewild, toch een Podium.
Peccavi
Gaarne Uw dw.
ANTHONY VAN KAMPEN.
Delila (Hedy Lamarr) is met veel list eindelijk achter het geheim van
Simson's miraculeuze kracht gekomen en heeft hem vervolgens van het
symbool daarvan, zijn lange haardracht, beroofd om hem als een weerloos
man aan zijn vijanden te kunnen uitleveren.
(Advertentie, Ing. Med.)