Wereldberoemd om zijn zaden, bollen en poters
r
Ons eigen volk
Cultuur die nauwelijks honderd
jaar oud is
Twaalfhonderd
kansel
Op de kruin van de zware dijk
De zonen van Arie Bruin vissen
nog op het IJselmeer
mensen om een
Nieuw koelhuis met
dubbele functie
Op
F„
zeildoeken sokken
in hei veld
Maar hun schuil ligt in Medemblik
„Het kuulen mostverboje
worre"
ZATERDAG 15 SETTEMBER 1951
andijk, dorp om trots op te zijn
yiER onzer redacteuren en onze te
kenaar hebben een bezoek gebracht
aan Andük, het echt-Noordhollandse
dorp dat daar nevens Medemblik ligt
aan de dijk, die het water keert van
het bewerkte, goede, vruchtdragende
land. Het is maar zo'n gewoon dorp, dat
Andjjk. Een dorp waar met hard wer
ken 'n goed stuk eerlijk brood wordt
verdiend; een dorp, dat de beste tradi-
ties van fatsoen en burgerzin tracht
hoog te houden. Een dorp met n volk
dat godsdienstig is van hart en nijver
van hand; dai zijn kinderen opvoedt
naar streng-IIollandsc zede en dat in
vele van zijn zonen en dochters die
vonk van heimwee-naar-de-verte heeft
doen bewaren, die eens van Hollanders
en Westfriezen gezamenlijk een volk
maakte, dat uittrok in de wereld,
Fris als de wind, die van over de
dijk komt aangewaaid en goed als de
aarde, waarheen de mannen van An-
dijk gebogen staan zó is de aanraking
met dit nog onvervalste, onversteedstc
leven.
Wij geven u in een serie korte arti
kelen een blik op Andijk, zoals het
leeft en werkt, gelooft cn hoopt en
bouwt aan de toekomst zijner kinderen.
Andijk is de eerste van een serie ge
meenten uit ons gewest, die wij om
de andere week in het milde licht
willen zetten van een publiciteit, die
zich met liefde en hoogachting buigt
over het volkseigene, dat opgëkomen is
uit het bloed cn het werk van vele ge
slachten, die het huidige volk van
Noord-Holland zijn voorgegaan in de
golfslag der tijden.
m
AMtV)<
«.VATÊftR^K TUINDöïSDOB-P.
AND'JK.
.Huisjes AAN I>£ D'JK
■«ak
8ept. w
^IE EVEN MET EEN PAAR fikse sprongen door de Andjjker historie wil gaan,
hij wende zich tot de goedbeklante kruidenier P. Kistemaker. Hij onthult u
in een paar forse trekken het heden en verleden van deze welvarende gemeente.
En hij komt dan ten slotte met een familiestamboom ter tafel, die terugloopt tot
een naamgenoot, die in 1639 in Hauwert geboren werd. Te beginnen bij deze
voorvader, bleken er twaalf geslachten nodig te zijn om tot de jongste generatie
Kistemaker van Andijk te komen: de zoons en dochters van deze Pieter Kiste-
maker, de kruidenier, die tevens de schrijver is van het in deze omgeving veel
gelezen boekje „Met sprongen door de Andijker Historie".
ALS EEN MODERN, architectonisch
juweel pronkt in het midden van
de gemeente Andijk de Gereformeerde
Kerk. Twee maal is er Zondags dienst
en dan luisteren telkens twaalfhonderd
mensen naar het woord van ds. Groe-
neveld of ds. Van der Woude, die er
om beurten voorgaan. In de twee bijge
bouwde vergaderlokalen houden regel
matig zes jongens- en zes meisjesclubs
haar bijeenkomsten. Daar repeteert
ook het honderd „man" tellende ge
mengde koor.
Met koster Pieter Koen stonden
wij in de wijde ruimte van de kerk,
waar het nu stil was. De 1450 zilveren
orgelpijpen zwegen. Alleen het hondje
van de koster trippelde tussen de ban
ken op zoek naar weggerolde peper
muntjes: Daar is het dol op.
Rondom zagen we prachtige gebrand^
schilderde ramen met symbolische of
schriftuurlijke afbeeldingen.
In de voet van de vijftig meter hoge
kerktoren woont de koster. Terwijl wij
via wankele ladders naar boven klom-
men, horen we var onze begeleider,
dat in deze streek tijdens de oorlogs
jaren regelmatig onderduikers een
schuilplaats vonden. Eén maal zelfs 3o
tegelijk. Het beklimmen van de hon
derd treden werd rijkelijk beloond door
het geweldige uitzicht, dat wij van
dit hoge punt hadden. Heel het zon
overgoten Westfriese land. het IJsel-
meer en de naar Noord en Zuid bui
gende kuststroken lag daar voor ons.
De kerk. die in 1929 door de Gro
ningse architect Reitsma werd ge
bouwd, kan met recht als een beziens
waardigheid worden beschouwd. Dat
dit zo is, bewees ook wel het gasten
boek. waarin wij handtekeningen za
gen van Grieken. Amerikanen Austia-
liërs, Argentijnen. Oostenrijkers e
zelfs van Chinezen.
En dan te weten, dat de leden va
de Gereformeerde Kerk hier in 1863
nog bijeenkwamen in een schuu J
waarin men nauwelijks een auto zo
kunnen stallen....
Merkwaardig hoe een mens tot een
liefhebberij kan komen. De heer Kis
temaker weet het precies. Door Dal-
meyers Volksuniversiteit kreeg hij in
1936 een artikel onder het oog, dat ge
titeld was: „Hoeveel voorouders hebt
u?" Dat artikel bracht hem tot histo-
rievorsing. En daarmee tevens tot de
ontdekking, dat hij het koopmansbloed
niet van et vreemd had. Zijn groot
vader had een manufacturenzaak in
Andijk. Vader Kistemaker was tuinder.
Tot zijn achttiende jaar werkte ook
Piet op de tuin. Toen werd hij kruide
niersbediende.
Maar goed, nu dan even die dorps
historie. Pas in 1812 is Andijk een zelf
standige gemeente geworden. Maar zo
ver men in de historie kan terug gaan,
hebben er hier aan de dijk altijd wo
ningen gestaan. Die dijk is zo'n dui
zend jaar oud. Omstreeks 900 werd de
burgerij verplicht aan die West-Friese
omringdijk te werken. Dat Karelsdijkje,
zoals het genoemd werd, is altijd een
punt van zirg geweest. Aanvankelijk
v/as er een paalwering aan de zeekant.
Die zou er wellicht nog geweest zijn,
wanneer niet in het begin van de 18e
eeuw de Paalworm uit Italië ook naar
deze Noordelijke landen van Europa
was overgewaaid. In 1731 heeft de
Westfriese dijk een steenglooiing ge
kregen. Deze dijkbescherming was, vol
gens onze Andijker historievosser, een
uitvinding van Pieter Straten en Pieter
van der Deure van Bovenkarspel. Met
kleine zeilvaartutgen haalden deze
West-Friezen de basaltblokken uit
Noorwegen.
In vroeger jaren was er rondom An
dijk veel groenland. Veeteelt was een
hoofdbron van bestaan. Dat is radicaal
veranderd. Omstreeks het midden van
de vorige eeuw groeide Andijk uit tot
een tuindersdorp. Nanne Jansz. Groot
heeft in deze ontwikkeling een belang
rijk aandeel gehad. Volgens een paten-
tenlijst uit Napoleontische tijd een
patent was in die dagen, wat wij tegen
woordig een bedrijfsvergunning zou
den noemen was deze Nanne Jansz.
Groot gram er van beroep. Met een
kriel op zijn rug een mandje zaad
trok hij naar de stad. Achttien kinde
ren had deze ondernemende West-
Fries. Een van deze kinderen was Aaf-
je Groot. Zij trouwde met Pieter Sluis,
een eenvoudige arbeiderszoon, die ech
ter mee de grondlegger werd van het
bekende zaadbedrijf der fa. Sluis
Groot te Enkhuizen. Ook het zaadbe
drijf der gebrs Sluis, of dat niet min
der bekende der fa. Vriend, of welk
ander zaadbedrijf dan ook in dit West-
Friese, men komt wanneer men de his
torie nagaat altijd weer terecht bij een
nazaat van die Nanne Jansz. Groot.
Speels zouden we dus kunnen zeggen,
dat zijn zaad rijke vrucht gedragen
heeft.
Niet alleen de zaadteelt heeft Andijk
vermaardheid gegeven tot ver buiten
de landspalen. Wie van de ouderen her
innert zic-j niet die kruimige Andijker
muizen? In de tweede helft van de 19e
eeuw waren ze vooral in Amsterdam
een gezocht artikel. In langgerekte
korfmandjes mooi opgemaakt met
een bosje lof werden ze naar de
markt gebracht. Deze Andijker muizen
voor niet deskundigen zij gezegd,
dat het een soort aardappel is mo
gen we wel zien als de voorlopers van
een andere bedrijvigheid, die dit An-
dijker land kenmerkt. Het is de bedrij
vigheid van de poterteelt. Duizenden
kilo's vooral Eerstelingen worden hier
van het door sloten doorsneden' veld
gehaald. N;lvere handen sorteren ze,
waarna ze in correct geplombeerde zak
ken verzonden worden naar vergelegen
oorden: Belg'ë, Frankrijk, Brazilië, Ar-
,gentinië, en ook zelfs al naar Indone
sië. Soms wordt er dag en nacht ge
werkt oi de zending bijtijds aan de
boot te k "en. Eenmaal zelfs, enige
weken geleden, trok men om twee uur
's nachts weer het veld in om de zen
ding aan te vullen.
De zaadteelt van Andijk heeft aan
betekenis verloren sinds de droogleg
ging van de Wïeringermeer in de twin
tiger jaren. De polderboeren konden
veel goedkoper produceren. De betere
kwaliteit der Andijker bonen werd
weliswaar erkend, maar lonend was de
teelt niet meer. En zo zijn de kwekers
uit dit prachtige tuingebied gaan zoe
ken haar andere mogelijkheden. De
grondslag daarvoor was er al. Die was
gelegd omstreeks het begin van deze
eeuw door W. Kooiman, de promotor
van de tulpenteelt in dit gebied. In 1912
was er zo'n dertig bunder van dit land
met bollen beplant. In 1924 al 220 bun
der, met de aantekening van de histo
rieschrijver, dat dit areaal nog steeds
vergroot werd. Zo'n vlucht nam de
bollenteelt in West-Friesland, dat in
1919 reeds een veiling voor deze pro
ducten gesticht werd in Bovenkarspel.
Het is een bedrijf geworden met een
grote naam.
Met tulpen is men hier in deze streek
begonnen. Maar naast de tulpen hebben
hier de lelies welvaart gebracht. De
Lilium Regale, de Koningslelie, wordt
hier veelvuldig gekweekt. Men vertel
de ons, dat deze plant vele pachtertjes
van grond het kapitaal verschaft heeft
om eigenaar van hun erf te worden. In
vroeger jaren lag hier veel grondbezit
van textielkoningen uit het Zuiden en
Oosten des lands. Tegenwoordig niet
meer. Het is practisch alles eigendom
van de luyden, die er hun brood op
verdienen.
Naast zaadteelt, poterteelt, en bollen-
kweek, begint de fruitteelt een eigen
plaats in deze polder 't Grootslag in te
nemen. Johan Tensen is er de promo
tor van. „Een heel secuur kereltje",
zoals men hier zegt. En een van de-,
voornaamste fruitkwekers tot in verre
omtrek. Appels, peren zwarte bessen en
DE ZEILENMAKER1J v/h Jac.
Hooiveld heeft de tijd niet stil ge
staan. De dagen, dat nijvere vaklieden
er met de hand dorszeilen van twee-
honderd vierkante ellen maakten, zijn
lang voorbij. Bij stormweer worden er
geen zeilen meer over de glooiing van
de dijk gelegd om de golven geen kans
ie geven. De vissersboten op het IJsel-
meer varen alleen op dieselolie en de
luinders gaan niet meer zeilend naar
de veiling van Grootebroek. Een halve
eeuw geleden lagen de zeilen van Ja-
rob Hooiveld soms twee of drie weken
achtereen op het land als de regen het
dorsen met d» knuppel onmogelijk
maakte. Ze beschermden het kostbare
zaad. Ja, zeilenmaken is een uitster
vend beroep. In de propere werkplaats
onder de lage zoldering worden nu ten
ten en markiezen gemaakt. Met zeilen
hebben de zeilenmakers niet veel meer
van doen. Maar de zes-en-zeventig-
jarige Jacob Hooiveld (vijf-en-
zestig jaar in het vak) maakt nog pre
cies zoals zijn vader het deed.... sok
ken en broeken. Hij zit nog kwiek ach
ter een levensgrote Singertrapmachine.
Zijn schoonzoon, de heer C. van de
G ruit e r uit een Zeeuwse familie
van zeilenmakers vertelt dat die
sokken met geprepareerde zolen en die
broeken met geprepareerde knieën van
het beroemde Krommenieër doek wét
in trek zijn in de Streek. Op die sok
ken lopen sommige Andijkers bijkans
hun hele 'leven prettig. Modder- en
waterdicht. De bij regen zo kleffe klei
blijft er niet onder plakken. Ze breekt,
omdat de zool met. de voet meebuigt.
Je kunt er gemakkelijk mee tussen de
tulpen lopen zonder de bollen te be
schadigen.
Een zaak van honderd jaar. deze
zeilenmakerij v/h Jac. Hooiveld in An
dijk. Een zaak met een traditie.
frambozen, zijn de voornaamste vruch
ten van deze gestage en zorgvuldige ar.
beid, die reeds de aandacht trok van
talloze buitenlanders.
Op 21 Augustus 1950 is in Andijk de
eerste steen gelegd voor een gebouw,
dat zo'n tweehonderdzeventig duizend
gulden ging kosten. Het was het koel
huis van de Coöperatieve Vereniging
Akkerbouw in Andijk waarbij vierhon
derdvijftig leden zijn aangesloten. Een
koelhuis voor poters, het fruit en de le
lies, een centraal te verwarmen be
waarplaats voor de bloembollen tevens.
Een gebouw dus met een dubbele func
tie en daarom uniek voor Nederland.
Maar tegelijk weer een blik.'van de
energie en het doorzicht van wie hier
werken, leven en sterven.
w/IJ ZIJN ook even op de
kruin van de zware Dijk
geklommen. De Dijk, die
met zijn machtig log lijf van
klei en steen het water
scheidt van het land. De
Dijk, die eigenlijk een oud
gediende is, want de zee,
die hij eertijds met zijn ver
uitlopende, kittige hoofden
en zijn hoekige steenklom
pen weerstond, is veranderd
in een meer. Het IJselmeer,
dat ook wel kwaadaardig
zijn kan, jazeker!, maar op
deze bijna windloze zonge-
koesterde najaarsdag, niets
ademde dan vrede en wel
dadige rust.
Het is goed, dat althans
dit water niet zal worden
weggepompt, dat het nog
menigmaal zo zal mogen
zijn, zoals op het moment,
dat wij het zagen vanaf de
Dijk: Eén grote, naar de
horizonnen in blauwig grijze
nevels verdwijnende, licht
bewogen vlakte met wat
klotsgeluiden in de steenhol
ten langs de dijkvoet, mo-
notoom gebonk van de mo
tor van een hooggeladen,
naar het Oosten koersende
stroschuit en 't „kliauwww"
van twee landaanwaarts
vliegende meeuwen.
Slechts naar het Westen
gaf de wazige einder enige
tekening: kerktorens van
Medemblik, de donkere
streep van een fabrieks
schoorsteen en het witblin-
kende vierkant van het ge
maal de „Lely".
Aan de andere kant van
de Dijk wonen en werken
de Andijkers In een schier
eindeloze reeks van acht
kilometer rijen zich de hui
zen en bedrijfjes langs de
grillige slingering van de
Dijk. Daarachter zagen Xve
nieuwere woonkernen, het
blikkerende water van lange
vaarten, een wir-war van
wegen en paden en daartus
sen de honderden akkers en
perceeltjes. Daar vlamden
hier en daar nog de veel
kleurige toortsen van gla
diolen, plekte het oranje
bruin van Afrikanen en lag
het herfstgele loof van bo
nenveldjes. Van 't voorjaar
tot in deze Septembermaand
trokken honderden gebruin
de kerels dagelijks het land
op. Nü halen ze de oogst
van hun arbeid èn de
vruchtbare aarde binnen.
....WAT 'BOBCLB-
Ató Hl)
EVEN DE. <")OEjTfc NEEMT
te,
OP oe ACUTERSSONO CEÉRT-J fnE»e>d8u<...
•sbpt. «y
yEGEN ARIE BRUIN (79) liepen we zomaar op. Hij kwam van tle dijk cn had
kennelijk uitgekeken over het vlakke water van het IJselmeer. De Afsluitdijk
was niet te zien: op zonnige dagen kan het heiig zijn. Arie Bruin weet nieuws
gierige mensen een heleboel te vertellen over zijn geboorteplaats, want hij woon
de negen en zeventig jaar aan de dijk. Verhalen over vroeger, toen de boeren
op het grindweggetje boven op de dijk reden met hun wagens. Beneden, tussen
de huizen en de voet van de dijk, slingerde zich een smal paadje van Wesit naar
Oost. Je moest goed kunnen fietsen om er vooruit te komen.
JN 1916 werd dat allemaal anders.
►Woedende golven van de Zuiderzee
beproefden de kracht van de dijken.
Anna Paulowna en Waterland werden
overspoeld en bij de vuurtoren, hele
maal in Oost, zwoegden de Andijkers
acht weken. Ook op Zondagen. Arie
Bruin weet nog hoe de burgemeesters
van de bedreigde dorpen in de Streek
bij elkaar kwamen en Wachtendonk
uit Enkhuizen opdracht gaven de
zwakke plekken met portland te stop
pen. „Dat spoelt zo weg", zeiden de
dijkwerkers, „stenen en puin moeten
we hebben". Toen de burgemeesterlij-
ke portland in het zilte water was op
gelost, kwamen er stenen en puin en
grond. Zomaar van de erven.
Ze hielden de dijk. En in Andijk be
gon de grote volksverhuizing. Alle hui
zen en erven aan de dijk werden ont
eigend, de gracht werd dichtgespoten.
Wie niet aan de dijk kon blijven wonen
verhuisde naar nieuw Kleingouw.
Arie Bruin bleef aan de dijk wonen,
viste weer na de winter tot April op
panharing en dan tot Enkhuizer ker
mis op ansjovis. Duizend gingen er in
een mandje. In Enkhuizen en later ook
in Andijk werden ze gezouten en naar
alle windstreken gezonden. In die da
gen, in 1917, telde de vloot van Andiili
zeven en dertig vletten. Ze vonden een
plaatsje in het haventje bij de water
machine. Dat haventje, ja. Niemands
land is het geworden. Rijkswaterstaat
cn de gemeente willen er niets meer
van weten cn 't is dan ook grondig ver
waarloosd. Een dam met een massa
riet, wat netten op een stellage, een
bergplaats van kroos. De Andiilt».-
vissers waren er niet bepaald content
mee, dat hun haven zo aftakelde. Ver
zoekschriften werden geschreven. De
overheid had méér aandacht voor de
tuinbouw, voor de bollenteelt.
De zoons van Arie Bruin vissen nog
op het IJselmeer. Ze wonen in Andijk.
maar hun boot ligt in Medemblik
Arie Bruin ziet het somber in voor
A.R.IE. SRU'V (5*9)
vi'S-seii.MAN/
de vissers op het IJselmeer. De snoek
baars raakt op, zegt hij. De Urkers en
de Markers en de Volendammers en de
Rjjnschoters trekken in de nacht de
kuil. Duizenden jonge snoekbaarzen
komen er in terecht en ze zijn mors
dood als het net uit 't water komt. En
hoe moet je dan later ooit een grote
snoekbaars vangen? Arie Bruin voor
spelt: ..As ze het kuulen niet verbiede,
is 't straks deen!"
(Zie verder elders)
een verstandige
vrouw koopt
uitsluitend
gemitinlseerde
wolenwolgoedi
(Advertentie, Ing. Med.)