Allerlei over kinderen 1 Kleine handreikingen 1 r Help mekaar! De handschoen wordt U toegeworpen Middagjurk in Schotse ruit mm r Kort bolerootje en ceintuur Bent u verkouden Mlllioenen dames :fiüi vorder denkt koopt motvrU L Eet dan (Roquefort)-kaas I rvAT is nu eens een opschrift in slor- dig Nederlands, en dat met opzet. Slordig Nederlands is net zoiets voor mij als de boor van de tandarts; als ik er maar aan denk, dartelen de grie zels mij langs de wervelkolom. Wan neer iemand voor de microfoon maar zegt: Dames, 't patroontje w a t wij zo juist hebben besproken.... dan is mijn knop meteen al omgedraaid, en een auteur die in een beschrijving waagt te spreken van d'r japon en als maar regen, heeft bij mij meteen afgedaan. Maar dat opschrift laat ik staan, ten eerste omdat het geen Nederlands is, maar Afrikaans, en ten tweede omdat er zo'n aardig verhaal aan vastzit. Als u Zuid-Afrika zegt, denkt u aan Boeren, en als u die Boeren ziet verschijnen voor uw geestesoog zitten zij öf op een paard öf onder de huif van een ossen wagen. En dat laatste, romantisch droombeeld onzer jonge jaren, was in werkelijkheid een allesbehalve benij denswaardig karwei. Want zo'n span van twintig trekbeesten naar behoren te mennen in een dor, zandig, brandend heet terrein vergde al het nodige vakmanschap. Maar het werd eerst een kunst op zichzelf als er een rivier of een flinke heuvel in het zicht kwam. Dan kon één kleine onop lettendheid de grootste ongelukken ver oorzaken en onwilligheid of angst bij één dier gevaar betekenen voor allen. En wat dan uitkomst bracht, was niet de sjambok over de prachtige ruggen, nat van zweet maar het bekende, vertrouwde geluid van de stem onder de huif vandaan: Help mekaar! En zij hièlpen elkaar dat miste nooit. Zij gingen, behoedzaam maar zeker, tot de schoften door het trage water; zijn trokken de vastgezogen wie len uit de modder of volbrachten, met eendrachtig schrap zetten der hoeven, de gevaarlijke afdaling van een steile heuvel. Het waren maar ossen maar „Help mekaar!" was iets, dat zij terdege be grepen en tot een goed einde brachten. En de mensen? DR ligt een brief bij de vele, die op antwoord wachten, een brief, waar in een vrouw mij zegt met haar kinde ren in grote moeilijkheden te verkeren. En nu vraagt zij mij niet, haar die moei lijkheden te verlichten; welnee, zij ver telt mij niets van al datgene waar zij dag en nacht mee omtobt. Zij schrijft alleen, als samenvatting van haar brief, een eenvoudig zinnetje dat mij niet meer uit de gedachten wil: „Daarom, Saskia, zou ik u willen vragen eens een stukje te willen schrijven tot opwek king aan de mensen om elkaar in alles wat meer te helpen". Zij zal haar stukje hebben, en dat niet één, maar een hele serie ervan, want deze verworden en beangstigende we reld kan tenslotte maar door één ding gered worden, in het kleine zowel als in het grote: Hulpvaardigheid. zeggenVoor de handen niets beter dan HA MEA - GELEI. W—I—I ill l' WHi'lliTtölOT (Advertentie, Ing. Med.) Een gesoigneerd kleed met Schotse ruit, bij uitstek geschikt voor middag-jurk. (Advertentie, lnï- Med.; En terwijl ik dat deze week loop te overpeinzen en mij bezin op het eerste onderwerp van die hulpvaardige serie daar schuift de vroedschap mijner woonplaats een gewichtig papier door de brievenbus: Woningbouwlening 1951, en Ja, nu moet u mij beloven dóór te le zen, en niet te zeggen zoals die jonk man tiie dezer dagen iets bij mij kwam repareren: Niks voor mij, hoor, laat de rijken dat maar doen want wij wil len te drommel toch niet minder zijn dan het gehoornde vee, wel? Ziet u die wielen van de ossewö in de bagger wegzakken? Zo zijn wij er met ons al len ook aan toe, laten wij dat goed be denken. En nu kunnen wij wel eens ge zellig gaan kissebissen over het feit wie die verzakkerij op zijn geweten heeft, maar het verstandigste lijkt mij toch eerst te trekken, flink en verbeten, met alle kracht waarover wij beschikken, en het debat en het wijzen met de vin ger uit te stellen tot we weer veilig te gen de walkant zijn opgekrabbeld. Help mekaar! roept de voerman; en wat de ossen gelukte, zou dat ons niet mogelijk zijn? Zou de vrouw van de huisschilder en de vrouw van de kan tonrechter, de vrouw van de groente man en de vrouw van de tandarts, de vrouw van de.... wat zeg ik? zouden èlle vrouwen hier soms niet eenzelfde taak hebben: die van burgeres harer stad? En zou het nu heus zo gek zijn als zij allemaal, geen enkele uitgezonderd, 's avonds aan tafel tegenover haar echt vriend gezeten (die de zorgen van het groenten venten of kiezen trekken een wijle achter de krant tracht te verge ten), eens met klem de vraag stelden: Zeg, jongen, die woningbouwlening daar moeten wij toch eigenlijk ook eens over denken. U moet even wachten met steigeren, heus. Ik weet wel, dat alles schreeu wend duur is, dat er al zo schrikkelijk veel van u gevraagd wordt, dat u nodig aan een nieuwe deken of winterjas toe bent. Ik weet wel, dat geld overhouden een heksentoer is, en dat wij met ons allen al sommen moeten opbrengen, waar de nullen achteraan rollen als de rijpe kastanjes van de bomen. Ander half milliard voor onze portie Europese leger en dat daarvan elk dubbeltje wordt omgekeerd staat ook nog te be zien, met één millioen sigaretten per oefening. Goed goed goed maar die huizen moeten er komen. Wij moeten nu ein delijk eens af van die ellende van sa menwonen, van jarenlang verloofd rondlopen zonder kans op trouwen, van huizen met kleine kinderen in veel te krappe ruimte. En het kan: als er stug aan doorgebouwd wordt. Bouwen kost kapitaal dat op de gewone markt op lange termijn niet meer te krijgen is. Dan moeten wij het maar voorschieten en waarom zouden wij dat niet voor elkaar krijgen? Ons kent ons; als wij willen dan kunnen wij heel wat Dan bouwen wij met elkaar een kleu terschool, dan leggen wij een speelwei de aan, dan zetten wij dure motoren in een reddingboot en halen Bertha Hertogh naar huis terug. En het gaat ditmaal niet eens over ge ven, maar over lenen tegen een behoor lijke rente. Kom kom als Jan tegen spartelt, heeft Jannetje hier of daar nog wel een busje met spaargeld staan. Trek hem eens aan de mouw, verloofd of ge trouwd; zeg: Twee gulden in de week, dat kunnen wij toch wel op zij leggen? Eén pakje sigaretten minder, een bis- cuitje in plaats van een koekje, een bioscoopje minder, geen nylons (het wordt toch te koud ervoor) maar ge woon linksgeweven met een foutje Honderd van zulke paartjes en er is weer een gezin onder de pannen. Het is maar zo'n idee van SASKIA. Het zal niet alle dagen voorkomen, dat U de handschoen wordt toege worpen, doch tijdens dit modepraatje, zult U bemerken, dat o.a. niemand minder dan Jacques Fath, een van Frankrijks prominente modekoningen, voor een dergelijke manoeuvre niet terugschrikt. Men bedenke wel, dat met het ontwerpen van een of andere creatie het werk geenszin voltooid is; dan komt niet zelden nog het moei lijkste deel, n.1. door passende acces soires het geheel zo aantrekkelijk te maken, dat er ook op kopers gerekend kan worden.... Wat nu die bijkomstigheden be treft, Parijs attendeert ons op het dra gen van handschoenen, een Keus niet verwerpelijk of met schouderophalen te negeren onderdeel van het toilet. Integendeel, men dient hiermede de gelijk rekening te houden. Evenwel is het in Holland nog niet zo ver als in Belgie en Luxemburg, waar de Moe der haar dochters reeds op jeugdige leeftijd inprent, dat zij niet voor dame wordt aangezien, als zij het dragen van handschoenen verwaarloost. 's Zomers vooral heeft men in die landen voorkeur voor de fijne kanten modellen, waar tegenover staat, dat de vrouw in ons land het liefst de handschoenen ver weg stopt. Maar toch, nu de avonden weer korten en koud worden, zal men spoe diger geneigd zijn om een paar hand- verwarmers aan te trekken. Gaat men eens echt gezellig uit, dan berusten wij er in, dat een keurig costuumpja of japon niet compleet is, zonder een paar geklede handschoenen. Teneinde u enkele suggesties aan de hand te doen voor het komend schouwburg-seizoen, laten wij hier allereerst een afbeelding zien van een ontwerp van Maison „Ilda" uit Parijs. Het is een handschoen van beige-wit wildleder met een, men zou het kun nen noemen „opgelegd" stiksel aan de vingers en zijkanten. Het tweede model is iets extravagants van Jac ques Fath. Een lange handschoen, welke naar de bovenzijde toe steeds meer uitloopt en eindigt in een man chet van zwart persianer. Het liefst gebruikt Fath een afstekende kleur stof tegenover de manchette. Dit kan natuurlijk ook z'n nut hebben, vooral wanneer men beschikt over een man tel of kort jasje met 3/4 of 7/8 mouw. Nummer drie is eveneens een lang model en werd geannonceerd tijdens een show als „avondhandschoen". Van oorsprong, is het een model uit Alexandrie, vervaardigd van wildleer. Men lette op het eigenaardige tussen- zetsel bij pink en ringvinger. Z if23. B.W. 86 a. 86 Wie niet rijk is, moet slim zijn en dus zo af en toe in de couponnetjes gaan snuffelen. Tien tegen één, dat je dan eens een leuk en voordelig lapje op de kop kunt tikken, dat nu net precie3 bij het jurkje past, dat je zo graag een Jacques Griffe houdt het bij het meervoudige model, hoewel ook bij hem de lengte een woordje mee spreekt. Daar de mode nu eenmaal zo grillig is om de 3/4 en 7/8 mouw te adopteren, blijft er het nadeel van een koude onderarm bestaan. Daarom ging men in Parijs dan ook over tot het lanceren van modellen, die aanslui tend werken op de mouw van de mantel. Men ziet hier een voorbeeld van een kort, wijd manteltje met een 3/4 mouw, waaraan de lange hand schoen werd toegevoegd. Het costuum is eveneens een ontwerp van de Fransman Jacques Griffe. Twee grote knopen onder de kraag vormen het enige middel tot sluiten van dit vlotte jasje. RITA. WÊË 1 '«•-O»*™ 1 'Jtf' j L J ander „gezicht" zou willen geven. Be hoor je tot de gelukkigen, die een goede greep gedaan hebben, dan kan je wellicht ook pleizier hebben van het hier afgebeelde patroontje. Het is echt iets voor jonge figuurtjes: een heel kort bolerootje en een brede ingerim- pelde ceintuur. Uitstekend geschikt om van een jurkje, dat een beetje gaat ver velen een nieuwe „creatie" te maken. U kunt hierbij op verschillende ma nieren te werk gaan. Ten eerste door van het japonnetje het schouderstuk af te knippen en er een zonnejurk met schouderbandjes van te maken. U ver bindt het rugpand van de bolero met de voorpandjes waarbij ude rugschou ders iets inhoudt, en werkt alle randen met schuin geknipte repen stof af. De lengte van de ceintuur is de taillewijdte, de breede 10 15 cm. U rimpelt de uit einden tot 5 cm in, zet er een belegje tegen en voorziet ze van haken en ogen voor de sluiting. De bolero kan ook op het jurkje ge stikt worden. Door het patroon eerst even op te rijgen, ziet u precies, hoe veel er van de jurk weggeknipt moet worden. In dit geval behoeft u alleen de halsrand en de mouwtjes van bin nen af te werken. De derde manier is om alleen de mouwen van het japonnetje te verwij deren en de hals uit te knippen. De bolero wordt dan langs de halsrand met de jurk verbonden en even in de zij- en de schoudernaad gehecht. Heeft het japonnetje een wijde rok, dan kan het heel leuk staan om op enige afstand van de zoom een rand of enkele uitgeknipte motieven van de bolerostof te naaien. Wedden, dat het oude jurkje niet meer te herkennen is? „J^IE, WIL JE EVEN de tafel dekken?" U weet allemaal wat op een dergelijke eenvoudige vraag dikwijls zoal los komt. Gezegden als: .Ajakkes!" „Waarom kan Kees 't niet doen?" „Waarom moet ik altijd helpen?" Een botte weigering zal men zelden krijgen, doch maar -1 te vaak gaat het kind al mopperend en treuze lend, en met merkbare tegenzin aan de slag. Dat is niet plezierig, en niet zelden wordt Moe der er zó door geprikkeld, dat ze er heftig tegen in gaat, en de goede stemming aan tafel is al bij voorbaat bedorven. Ja. kinderen zijn geen engelen. Ze tonen het U ronduit, als ze ergens geen zin in hebben, en de bereidheid tot helpen is dikwijls niet bijster groot. Toch ligt dit niet altijd aan de kinderen, en wanneer een kind regelmatig tegenstribbelt, als men er een kleine handreiking van vraagt, dan hebben m.i. de ouders wel ergens een fout gemaakt. ■■mimi i H r ■lllllllWlllllllllllllllllllllllilllllM Een veel voorkomende fout b.v. is deze, dat men er te laat mee begonnen is. Er is een tijd dat de ouders de dingen vlugger en handiger zelf kunnen doen, dan ze aan een kind over te laten. Over een werkje als tafeldekken, dat U een paar minuten kost, doet een kleuter mis schien een kwartier. En dan hebt U nog niet de zekerheid, dat er niets bij gebroken wordt. Dus kunt U het veel beter even zelf doen? Nee, be slist niet. De kleintjes helpen graag mee, van nature. Ze zijn zo graag groot; ze willen zo graag kunnen, wat de ouderen kunnen. Daar moet U gebruik van maken. De natuur geeft het immers aan. Al doende worden ze wel vlug ger en handiger. Maar wat nog meer waardevol is, ze hebben veel meer kans de goede instel ling te behouden, en het helpen van anderen als iets prettigs te olijven beschouwen. Een tweede fout is, dat men in veel gezinnen wél hulp vraagt aan de meisjes, maar niet, ol in veel mindere mate aan de jongens. Dat is onbillijk, en het is heus geen wonder, dat het meisje in zo'n geval protesteert: „Waarom moet ik het altijd doen?" Inderdaad, waarom? Is huishoudelijk werk geen Jongenswerk? Ze kun nen het ook best, al doen ze een beetje anders, en ze kunnen er in hun later leven alleen maar plezier van hebben, als ie er ook wat handig in zijn. Het belangrijkste is echter Uw eigen houding tegenover het werk. Doet U alle werk met ple zier? Kunt U met een blijmoedig gezicht Uw bezigheden onderbreken, als een ander een be roep doet op Uw tijd? Of zegt U ook: „Ajakkes, daar heb je die en die, en ik schoot net zo fijn op met mijn naaiwerk!" Wij zijn ook geen vol maakte mensen, en kleine potjes hebben grote oren. En ze horen het niet alleen, maar nemen ook zo gemakkelijk onze instelling over, al zijn ze het zichzelf niet bewust. „Ja", hoor ik U in gedachten zeggen: „dat is nu allemaal goed en wel, maar wat heb ik er aan? Die fouten zal ik misschien wel gemaakt hebben, maar nu zit ik met de feiten, en hoe moet ik daar nu mee aan?" Dat kan ik U niet precies zeggen. Want het hangt altijd weer van de omstandigheden èn van het kind af. Het ene kind heeft nu eenmaal een hardere huid dan de ander. Ik kan U wel zeggen, wat U niet moet doen. U moet niet gaan bekvechten. Een kijf partij tussen moeder en dochter is al heel wei nig fraai, ook al heeft de moeder gelijk. Soms kan een grapje veel doen: „Arme stakker! Wat heb je het hier toch hard!" Gewoonlijk helpt het 't meest, als U zelf aan de slag gaat. Maar niet direct. U moet een kind even tijd laten. Het is nu eenmaal niet prettig, om een bezig heid te onderbreken; het kost altijd inspanning. Zelfs als die bezigheid bestaat in lummelen en rondhangen, en dan misschien nog wel het meest. Als de onderlinge verhouding goed is, is een kind zelf met zijn weigerend antwoord niet te vreden. Het speelt, of leest misschien nog wel even door, maar de aardigheid is er af. En in de meeste gevallen zal het dan ook wel op zijn weigering terug komen, als U er tenminste niet op wacht. Want er is ook nog zoiets als eerge voel, dat niets zo moeilijk maakt, als het open lijk erkennen van een fout. Trek U dus terug; let zogenaamd niet meer op het kind en geef het de kans, de zaak nog in orde te maken. En ten slotte: het is goed dat de kinderen meehelpen, maar U kunt het niet altijd en op ieder moment verlangen. Misschien zijn ze bezig met een huiswerk met een moeilijke som b.v. dan moeten ze daar ook even aan kun nen blijven. En evenals er ouders zijn, die de kinderen te weinig in huis laten doen, zijn er ook ouders, die ze te veel laten doen. Er moet tijd overblijven om te spelen, om zich te ont spannen. Ieder kind heeft daar recht op, en heeft dat ook nodig. H. A. POSTMA—VAN ALBADA. Tijdens de modeshow van Ninette Couture, die in het Kurhaus te Scheveningen werd gegeven. Een cocktails-japon met bijbehorend jasje welke veel opgang maakte. De liefhebbers van buitenissige kaas soorten ais „Roquefort" en „Bleu d'Au- vergne", die hun exquise smaak nog al eens moesten verdedigen tegen de neusophalers die dat blauw-groene goed jjseljjk vies vonden, hebben er een nieuw krachtig argument bij gekregen. Het is gebleken, dat deze kaassoorten geneeskrachtige stoffen bevatten. Aan de „Schweizerische Milchzei- tung" is het bericht ontleend, dat een commissie van Amerikaanse onderzoe kers zich binnenkort naar Roquefort en Auvergne zal begeven om een onder zoek in te stellen naar de geneeskrach tige werking van de daar geproduceer de kaas. Men meent n.1. aanwijzingen te hebben, dat zowel Roquefort als de zgn. „Bleu d'AuVergne" een bescher mende werking hebben tegen verkoud heid en andere aandoeningen van de luchtwegen. Volgens het Zwitserse blad is men hierop opmerkzaam gemaakt door de Deense importeurs van deze kaassoorten, die thans dezelfde kaas in grote hoeveelheden namaken. De ar beiders die „in de blauwe kaas wer ken," bleken n.1. nooit verkouden te worden of te hoesten. Nu zou het helemaal niet te verwon deren zijn, als er van deze kaassoorten een geneeskrachtig, althans beschermen de werking uitging, daar de schimmel, die de blauwe kleur veroorzaakt een penicillumsoort is. Een zusje dus van de schimmel, waaruit penicilline wordt gemaakt. De Amerikanen werken met grote energe aan de studie van deze stoffen, die men „anti-biotica" noemt. Hun belangstelling voor het land van origine van deze merkwaardige kaas soorten is dus zeer toe te juichen. In dit verband herinnert het Zwit serse blad aan het werk van een zeke re dr. Bouveyron, een Franse arts, die lang vóór de ontdekking van penicilline, van de blauw-groen verkleurde delen van de kaas uit Auvergne gebruik maakte als medicijn. Hij schreef een dagelijks gebruik van 100 gram hiervan voor bij longkwalen, darmcatarrh, ty- phus en paratyphus en moet er zeer op merkelijke resultaten mee bereikt heb ben. Niettemin heeft men hem er om bespot en zijn methode nooit serieus onderzocht. Het zou heel goed kunnen zijn, dat deze dr. Bouveyron ten slotte toch in het gelijk zal worden gesteld. In de Albert Hall te Londen erd een tentoonstelling voor schoenenr mode geopend. „Gondola" het nieu we avondschoentje met vierkante hiel en opstaande teen in zwarte kleur met gouden biesjei.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1951 | | pagina 11