Eeuwfeest van onze postzegel
Over een traditie
Van
West-Virginia naar
Oregon
1 JANUARI 1952
Eind Juni 1952 tentoonstelling
in Utrecht
Leonhard Huizinga vertelt:
Ht
Hartelijk
Washington
Regenverzekering
VJ
Twee doden bij brand in
pakhuis te Londen
VIJF MEISJES NAAR AMERIKA (4)
Verwarrende
en een
overgang
mooie reis
Grooi is de Diana der
Amerikanen
QP 1 Januari a.s. zal de postzegel In ons land precies honderd jaar in gebruik
zijn. De wet van 12 April 1850 voorzag in de invoering der postzegels in het
Koninkrijk der Nederlanden. 12 November 1851 werd het Koninklijk Besluit
afgekondigd, dat „de dag der uitvoering van het gebruik der postzegels wordt
bepaald op 1 Januari 1852". De postzegels werden door de zorg van de minister
van Financiën op alle post- en hulpkantoren der brlevenposterij voor een ieder
verkrijgbaar gesteld tegen betaling van niet meer dan de daarop uitgedrukte
geldswaarde. Drie soorten werden uitgegeven, namelijk van vijf, van tien en van
vijftien cents. „Blaauw de postzegels van vijf cents. Rood die van tien cents.
Oranje die van vijftien cent".
UET Nederland van die dagen heeft
vreemd gestaan tegenover deze in
wezen zo simpele oplossing van het
vraagstuk der briefwisseling. Het heeft
n.1. nog bijna twintig maanden geduurd
totdat de zegels verkrijgbaar waren na
de afkondiging der wet de bekende
Postwet van Thorbecke. Het moet in
de bedoeling gelegen hebben deze ter
mijn niet zo lang te rekken. Het Ko
ninklijk Besluit zegt immers, dat op 22
December 1850 de termijn voor het in
werking brengen der postzegels was
verlengd „tot eenen door Ons (Willem
III) te bepalen dag, doch uiterlijk tot
den 31sten December 1851". En nog na
de dag der invoering van het gebruik
der postzegels bleef het de burgers mo
gelijk hun brieven ongefrankeerd te
verzenden. De frankering werd immers
riet verplicht gesteld. De zegels wer
den alleen maar verkrijgbaar gesteld
„tot vooruitbetaling van het port op de
binnenlandsche briefwisseling", of om
gebruikt te worden voor brieven, die
naar het buitenland werden gezonden".'
„in zooverre dit niet strijdt met de
overeenkomsten of schikkingen daar
omtrent met vreemde Regeeringen of
administratiën". De gebruikelijke vorm
van betaling bleef dus gehandhaafd.
Die gebruikelijke vorm was om bij het
verzenden van een brief aan het post
kantoor de port te gaan voldoen, of
zelfs ongefrankeerd te verzenden en de
ontvanger van de brief het port te la
ten betalen. De postambtenaar tekende
op die oude brieven nonchalant over 't
adres het geldsbedrag, dat betaald was
geworden.
De portokosten
Het port van de binnenlandse corres
pondentie hield rekening met de af
stand en met het gewicht. 3 Juli 1855
is een tariefswijziging bekrachtigd, die
een verlaging inhield. Het werd 5 cent
voor een brief tot 15 wigtjes gram)
voor de afstand van ten hoogste 30
mijl waarbij berekend was, dat deze af
stand 15 uur en 24 minuten gaans was.
Was de afstand groter, dan werd voor
hetzelfde maximale gewicht tien cent
berekend. Bij hogere gewichten werd
het port verdubbeld of verveelvoudigd.
tie van postzegels kon doen voorzien".
Men hoeft geen hartstochtelijk filate
list te zijn om nog even stil te blijven
staan bü dat kleine getande papiertje,
dat het postverkeer tenslotte toch zo
oneindig vergemakkelijkte. Zelfs de
kleinste jongen weet, hoe begeerlijk
deze oudste exemplaren voor iedere
verzamelaar zijn. Hij weet ook al heel
gauw, dat ze als watermerk een post
hoorn dragen en dat ze ongetand zijn.
Wanneer die jongen wat ouder wordt
zal hij zich mischien ook nog gaan in
teresseren voor de verschillende druk
ken, die er van deze zegels verschenen
zijn tot aan het moment in 1864 dat de
tweede Nederlandse zegel met de beel
tenis van Koning Willem III uit de
werkplaatsen van 's Rijks Munt te
Utrecht te voorschijn kwamen.
Eerst vanaf 1 October 1866 is het be
drijf van Joh. Enschede Zonen te
Haarlem hierbij ingeschakeld. Het
heeft heel wat voeten in de aarde ge
had, voordat de eerste zegel goedge
keurd was.
Dr. A. Vrolijk, voorzitter van het
Utrechtse muntcollege, heeft de eerste
Koning Willem III-zegel ontworpen. J.
W. Kaiser, directeur van de Graveer-
school der Academie van Beeldende
Kunsten te Amsterdam, die een knap
portrettist was, doch een minder knap
letter-graveur, heeft de gravure ervoor
gemaakt. Als voorbeeld stond Kaiser
een boetseermodel van het portret van
de Koning voor ogen, dat vervaardigd
was door N. Pieneman. J. Wiener ver
menigvuldigde de stempels op de sta
len platen. Iedere plaat bestond uit
honderd zegelbeelden. 2 December 1851
zijn de eerste 3 x 1000 vellen postzegels
in Den Haag afgeleverd.
Vermelden we tenslotte, dat die bij
zondere eeuwfeest herdacht zal wor
den met een grote Internationale Post
zegeltentoonstelling van 28 Juni tot 6
Juli in Utrecht in het Jaarbeursgebouw
en dat de firma Enschede en Zonen
daar een viertal bijzondere zegels zal
vervaardigen in plaatdruk.
Postzegels waren nog niet verplicht, voor een afgestempelde brief moest
de ontvanger het verschuldigde bedrag betalen.
Een zeker lid van Arnhem's raad
Die heeft één dezer dagen,
Met een vér vooruitziende blik
De vroedschap vóórgeslagen:
De zomergasten voortaan te
Verzek'ren tegen regen;
En nu zitten de heren dan
Dit plan te overwegen
Och, waarom niet!, schier elke
plaats
is 's zomers druk in actie
De vreemdeling te trekken met
Een aardige attractie.
De één doet het met vogeltjes,
Een ander weer met bloemen.
En wie, die hem eenmaal bezag,
Zal niet de kaasmarkt roemen?
'k Geef toe, het lijkt misschien
wat raar
Wat Arnhem wil beginnen,
Maar moog'lijk kunnen anderen
Daar nog vel wol bij spinnen.
Ik denk aan „Mijlpaal"; „Damstad"
ei
„Van 't IJ tot aan de Wadden",
Waar zij nog géén verzekering
Tegen de regen hadden.
Wanneer men dóór eens, vroeg
genoeg,
Zo'n voorzorg had genomen,
Dan was men van de regen niet
Zó in de drup gekomen!
Maar buiten dat, de vreemd'ling
kan
Des zomers nu genieten,
Al zou het ook een hele week
Aan één stuk blijven gieten.
JABSON
Bij een hevige brand in een pakhuis
bij Broadstreet Station in het centrum
van de zakenwijk van Londen zijn twee
brandweermannen om het leven geko
men. Driehonderd brandweerlieden
bestreden het vuur. Achttien mannen
werden gewond. Een man is, verdacht
van brandstichting, gearresteerd.
St dorp lag aan het eind van de weg
--in het dal. Vandaar ging alleen no,
een voetpad omhoog naar de pa.. Acn
ter de pas, in een kale kom van steen
en rots. lag het meer, duizend meter
boven het dorp. Dat h^eve
was de reden, dat er één hut stom.
boven het meer, waar één man woonde.
Immers, de ingenieurs, die daar een
zomer lanr; boven bezig geweest warm
met opmetingen en berekeningen, had
den de mogelijkheid gezien om ne-
meer af te tappen en de waterkrach,
opgeleverd door een val van duiz
meter, voor een later te bouwen cen
trale te benutten.
Het was nog maar een plan en voor
lopig gebeurde er dan ook niets anders
dan dat die ene hut gebouwd werd en
die ene man daar introk om zomer en
winter lang iedere dag het neil van het
meer te meten.
's Zomers was dat zo'n gek werk nog
niet. Gasten uit het hotel in het dorp
kwamen naar het meer; de '-ngens en
de meisjes uit het dorp zelf versche
nen op Zondagen om een van de_oin
liggende toppen te beklimmen, en Beek
de eenzame man, had net zoveel gezel
schap als hij maar wilde, want iedereen
kwam even een praatje maken bij zijn
hut.
Maar 's winters was het een andere
zaak. Als het meer bevroren en inge
sneeuwd was onder een metersdikke
laag, was iedere verbieding met de om
liggende dalen dikwijls weken lang
verbroken. Dat gebied is berucht om
zijn lawines en geen mens zou zich
naar boven gewaagd hebben naar het
meer, vóór de sneeuw door de inwer
king van eigen zwaarte en van de zon
zich vast genoeg gezet zou hebben.
Geen mens zou zich ook van het meer
naar beneden gewaagd hebben, zolang
de lawines dreigden. Geen mens, be
halve Beek, de eenzame opmeter aan
het witte meer.
Beek was niet afkomstig uit het dorp.
Hij toonde dat in al zijn doen en laten.
Hij sprak niet het stroeve dialect van
de bergboeren maar gebruikte met na
druk een steedser taal. Hij was vrolijk
en gastvrij voor iedereen, die uit het
dorp naar zijn hut kwam, maar op een
toon, die duidelijk aangaf, dat hij zich
boven die boerenkinkels en hun koe
meiden verheven voelde.
Beek was het zeldzame voorbeeld
van een dappere praalhans. Hij genoot
(Bijzondere correspondentie)
JN MIJN vorige brief heb ik u verteld van mijn verblijf in West-Virginia, en
van mijn ophanden zijnd vertrek naar een ander deel van de Verenigde Staten.
Toen het eenmaal zo ver was het was toen 24 September had ik een ver
drietig gevoel, bi de twee maanden, die ik in deze streken had doorgebracht,
waren de mensen, onder wie ik had geleefd, tot mijn beste kennissenkring gaan
behoren. Dat maakte het afscheid moeilijk. Niettemin: het moest en zo stond
ik twee uur nadat ik de laatste handen had gedrukt op mijn eentje in de Ameri
kaanse hoofdstad. Plotseling kreeg ik weer een erg blij gevoel. Ik zag in het
bagagedepot vier Hollandse koffers staan, waarvan ik wist dat ze aan Anneke en
Lietje toebehoorden.
De eerste
postzegels, nog
perforeerd.
onge-
Grappig is nog te vernemen, dat „de
brieven voorzien van postzegels door
of vanwege de afzenders gestoken dien
den te worden in de brievenbussen, die
tot het ontvangen der ongefrankeerde
brieven waren bestemd", en „dat de
postzegels moesten worden vastge
hecht in den bovensten hoek aan de
linkerzijde van het opschrift der brie
ven". Ook deze zaken waren zeer
nauwkeurig omschreven in het Ko
ninklijk Besluit. En daar staat ook in,
dat „De Minister van Financiën de
brieven, waarvan het briefport voor
uitbetaald was met gereed geld en
die dus ongefrankeerd gebleven waren
door de ambtenaren der Administra.
r\E OVERGANG van het rustige plat
teland naar de drukke wereldstad
werkte wat verwarrend. Het lawaai
was bijna niet te verdragen. De wirwar
van mensen en auto's verwarde me
aanvankelijk. De tram, waarin volop
muziek galmde, bracht me naar het de
partement van landbouw. Nadat ik hier
een half uur had lopen zoeken en vra
gen, kwam ik bij mijn „baas" terecht.
Hier werd ik hartelijk verwelkomd.
Men bedolf me onder allerlei instruc
ties omtrent mijn treinreis naar en
mijn verblijf in Oregon. Kort daarop
ontmoette ik ook Anneke en Lietje. Het
weerzien kunt u zich wel voorstellen.
In een mengelmoesje van Hollands,
Fries en Amerikaans poogden wij el
kaar onze belevenissen te vertellen. De
beide andere meisjes, Maartje en Gudie
gingen rechtstreeks naar hun tweede
Stempel zonder jaartal. Verzonden uit Bommel 6 Juni, ontvangen te Leiden
7 Juni.
staat, en kwamen dus niet in Washing
ton. Hen zagen wij dus niet. In zekere
zin waren wij heel bevoorrecht met
ons tussentijds verblijf in Washington.
Die avond zetten Anneke en ik Lietje
op de trein, die haar naar Kentucky
zou brengen. Ikzelf vertrok enkele uren
later, en zo bleef Anneke alleen ach
ter. Haar trein zou haar pas de volgen
de morgen naar North Carolina bren
gen.
Nieuwe ervaringen
HUT WAS eerst een vreemde gewaar
wording, om zo laat in de avond nog
op reis te gaan. Dat is in Amerika ove
rigens heel gewoon, daar men vaak
een paar dagen moet reizen, voordat
men op de plaats van bestemming is.
Ik zag om me heen allerlei mensen,
die vaak in de wonderlijkste slaaphou
dingen zaten. Wel een uurlang heb ik
ze zitten bestuderen. Toen verscheen
er een neger, die voor een kwartje per
nacht kussens verhuurde. Ik maakte er
dadelijk gebruik van. De nacht verliep
overigens erg onrustig. De trein stop
te vaak. Elke keer werd ik met een
schok wakker.
Het eerste, dat ik de volgende mor
gen zag, was de enorme fabrieksstad
Pittsburg. Zij zag er grauw en onaan
trekkelijk uit. Ik zag die ochtend mijn
ogen uit aan het vlakke landschap tus
sen Pittsburg en Chicago. Het herin
nerde me sterk aan ons eigen landje.
Het was alleen veel wijder en uitge
strekter en enigszins eenzaam. De
meeste boerderijen zagen er royaal en
welvarend uit. De hoge silo's, die bo
ven de boerderijen uitstaken, en de
witbeschilderde huizen vormden een
typisch Amerikaanse noot in het land
schap. Voordat we in Chicago aankwa
men, passeerden we nog het Michigan-
meer. Het had een prachtige blauwe
kleur. In de winter is het berucht om
de harde wind, die al menig schip te
gronde heeft doen gaan.
Chicago was indrukwekkend door
zijn vele fabrieken van enorme om
vang. Anderhalf uur lang zag ik niets
dan de meest uiteenlopende industrie-
en. De stad zelf is met haar vier mil-
lioen inwoners de tweede van de Ver
enigde Staten.
Naar Oregon
JK MOEST hier overstappen en voelde
me op het enorme station min of
meer verloren. Gelukkig hielp me do
travellers aid, die op elk station aan
wezig is en vele talen vloeiend spreekt,
uit de nood. Per taxi moest ik naar
een ander groot «tation. Daar heb ik
drie uur zitten wachten, voordat de
trein naar Oregon vertrok, 's Avonds
om half zes verliet ik eindelijk Chica
go voor een tocht over 2500 miles (4000
km.) in anderhalve dag.
De trein was prachtig. Er waren ver
schillende restauratiewagens, maar de
prijzen van de consumpties lagen over
het algemeen te hoog voor mijn be
scheiden beurs. Verder waren er kleine
vertrekjes, waar de reizigers zich kon
den opknappen. De zitplaatsen waren
zo aangebracht, dat iedereen voldoende
ruimte had om zich heerlijk uit te
strekken.
Bij myn vertrek uit Chicago was het
al schemerdonker geworden. Ik pro
beerde nog zoveelmogelijk te zien,
maar ik moest me tevreden stellen
met een lichtje of een flits van een
Amerikaans woonvertrek hier en
daar. Des nachts reisden we door de
staten Iowa en Nebraska. Ik sliep uit
stekend en werd 's morgens tegen zes
sen wakker van de zon, die roodgloei
end opkwam. Het was een fantastisch
gezicht: grillig gevormde sparrebo
men, een licht glooiend landschap met
een zandige bodem, het geheel een
zaam en verlaten. Al spotdig stoom
den we Wyoming binnen. Het land
schap werd steeds troostelozer.
Pioniers
^ANVANKELIJK zag ik nog wel eens
een enkele boerderij, meestal om
ringd door een groot aantal bomen.
Tientallen Auguskoeien liepen vaak
ver van huis in de omgeving rond. De
ze dieren zijn pikzwart, kleiner dan ons
Friese vee en worden als vleeskoeien
opgefokt en verkocht. Af en toe zag ik
een boer te paard zijn dieren tellen.
Hier en daar bleek, hoe moeilijk het
leven hier is. Dan passeerden we een
vervallen huisje, omringd door wat oud
roest. De bewoners hadden het verla
ten omdat ze door gebrek aan water
ge'' ngen waren geweest ergens an
ti,. een bestaan te zoeken. Voor de
mensen, die hier hebben gewoond en
nog wonen moet men het diepste res
pect hebben.
Tegen de middag zagen we de eer
ste bergen en uitgestrekte gebieden 1
met „sagebrush", een soort gras, die al
leen op de alleronvruchtbaarste plaat-1
sen groeit. Ai en toe stopten we bij
een kleine plaats, stoffig en verwaar-
loosd, niettemin heel wijds stad ge
noemd. Meestal woei het er flink, het
geen de bewoners noodzaakte, een stof
bril te zetten. Toen de avond begon
te vallen, werd de wereld weer iets
menselijker. We Heten de hoge bergen
en de prairies achter ons, vruchtbare
velden werden zichtbaar, grote er j
kleine boerderijen, groene bomen, eer
kronkelende rivier. Dat was Idaho. j
's Avonds laat kwamen we in Oregon
Onze eerste halte daar was Nyssa.
Bekende naam.
yELE bewoners van de Schermerpol
der zullen de naam Nyssa wel eens
hebben gehoord. Omstreeks 1900 heb
ben Immers vele Noordhollanders het
vaderland vaarwel gezegd en zich daar
gevestigd. Het was er toen nog dor
land, maar de Schermer boeren hebben
door Irrigatie Zuidoost Oregon tot een
van de vruchtbaarste gebieden weten
te maken. De grond is er thans veel
waard.
In Nyssa staat de grootste suikerfa
briek ter aarde.
De volgende morgen om negen uur
kwam ik in Portland, de plaats van
mijn bestemming, aan. Vóór het zover
was, kreeg ik nog iets buitengewoons
te zien. De zon verscheen rood boven
de bergen, die begroeid waren met
honderden sparrebomen, over kleine
huisjes en de brede Columbia-rivier.
Deze ontspringt in Brits-Columbia en
is 2440 km lang. Zij slingert zich in
Zuid-Oregon tussen machtige bergen
door een kloof, die in eeuwen en eeu
wen in de harde steen is uitgeslepen.
Voordat de blanken hier kwamen,
vonden de Indianen in en aan de ri
vier een bestaan. Ze mogen nog zonder
vergunning op zalm vissen de blan
ken alleen met een speciale permissie
maar overigens is het met hun oude
leven gedaan. Ze onderscheiden zich in
weinig meer van de blanken, behalve
dan door hun vaak verschrikkelijke ar
moede.
De volgende morgen. 27 September,
kwam ik in Portland aan. Het was een
schitterende warme dag, een buitenge
woon prettige entree in deze mooie,
vriendelijke stad aan de Stille Oceaan,
gelegen in een vallei aan de voet van
de met sneeuw bedekte Mount Hood.
Mijn uiteindelijke bestemming was Ca-
vallis, 175 km van Portland verwijderd.
Ik werd daar ondergebracht bij de fa
milie Rogers, waar ik zeven weken ben
geweest. Op het ogenblik vertoef ik in
een klein dorp, zevenkilometer van
de Oceaan gelegen, op een boerderij
van ongeveer vijftig hectare. Over wat
ik hier zoal heb beleefd, vertel ik in
een volgende brief. ITA POSCH.
in zijn eigen verhalen over al zijn hel
dendaden op ski's in de lege witte we
reld die de zijne was. Maar vreemd ge
noeg waren al zijn verhalen waar. Hij
was een luide roekeloze man, die in
zijn eenzaamheid veel las en eens in de
drie weken, weer of geen weer, af
daalde naar het dorp in het dal, waar
ziin vrouw met hun dochtertje woonde.
Zijn vrouw, een mooi Zuidelijk type,
was evenmin uit die streek afkomstig.
In het dorp werd zij als vreemdelinge
getolereerd, omdat zij zo veel alleen
was maar meer ook niet. En Beek, al
mocht de jeugd ziin luide moed bewon
deren, werd ook alleen aanvaard, om
dat hij zelden beneden kwam.
Als hij dat echter deed was hij stoed»
het middelpunt van een luide en lichte
lijk dronken troep jongens en oudere
boeren in de berookte kroeg onder het
hotel. Hij had er dan een pleizier in
om hen met goddeloze verhalen te ver
maken of te ergeren en pochte met het
feit, dat hij in geen twee jaar naar de
kerk geweest was. Daarna verdween
hij weer naar boven naar zijn hut in de
eenzaamheid, iedere maal een gevoel
van leegte achterlatend bij iedereen,
die hem gedurende zijn korte verblijf
in het dal had ontmoet.
Met Kerstmis lag er vrijwel nooit
zoveel sneeuw, dat hij niet naar be
neden kon komen, en dat deed hij dan
ook trouw, want zoals hij wat geaffec
teerd zei „om de traditie alleen al
moet een mens Kerstmis vieren". Hij
vond het heerlijk woorden als „tradi
tie" te gebruiken, die de eenvoudige
boeren niet kenden.
Maar in het jaar, waarvan ik spreek,
was met Kerstmis het dal al inge
sneeuwd en iedere verbinding met de
buitenwereld verbroken.
Er was geen mogelijkheid voor Beek
om op ski's naar beneden te komen
langs de steile wanden. De losse sneeuw
zou onmiddellijk in een lawine de
berg afstromen. En dus vierde het dorp
Kerstmis zonder Beek en niemand had
veel tijd om aan zijn vrouw te denken,
die op Kerstavond alleen was.
En men dacht ook niét meer aan
hem, tot drie dagen na Kerstmis de
jachtopziener Bitschli, die de voeder
plaatsen voor de herten en reeën wat
gaan contróleren, thuis kwam met de
mededeling, dat hij het lijk van Beek
had gevonden.
Onmiddellijk ging men er op uit om
de dode te bergen. Het lijk zelf had
Bitschli eigenlijk niet gevonden, maar
een skipunt, die uit de sneeuw- en ijs
klompen van een neergekomen lawine
omhoog stak. Wetende, dat hij alleen de
man, die daaronder moest liggen, niet
uitgraven kon. was hij op zijn ski's
naar het dorp teruggeschoten om hulp
te halen. Immers heel wat mensen heb
ben uren en soms nog langer geleefd
onder een lawine en wie wist hoe kort
geleden het gebeurd v.-as.
Maar Beek leefde al lang niet meer.
Want zoals later uit een aantekening
cp zijn kalender in zijn hut bleek
hij was al op Kerstavond afgedaald
raar het dorp.
Zijn stijf bevro-en lichaam werd op
een slee nrar het dorp getransporteerd.
Bij een nader onderzoek, kwam uit zijn
rugzak zijn Kerstgeschenk voor zijn
dochtertje tevoorschijn, een door hem
zelf in hout gesneden engelenfiguurtja.
Beek was gestorven voor zijn „tra
ditie".
„In de Waagschaal" (prot chr.) spot
wat met een van de meest ontstellend*
vorderingen van de Amerikaanse tech
niek, n.1. een pop voor negen dollar die
Diana heet en die, wanneer ze te sla
pen wordt gelegd, met welluidende kin
derstem een heel avondgebedje opzegt:
„Toen Diana op de speelgoedmarkt in
New York gedemonstreerd werd, was
er iets defect aan het mechanisme. Dia
na bleef al maar aan het bidden. De
verkoopster probeerde aan deze bid-
woede een eind te maken, door aan
Diana s buikzwengeltje te draaien, maar
Diana hield niet op met bidden, totdat
iemand haar krachtig met haar gezicht
op het beddekussentje neerdrukte. Ik
hoop van harte, dat onze regering de
viezen beschikbaar stelt, zodat we en
kele duizenden van deze biddende pop
pen in ons land kunnen invoeren met
het o°g op gemeente-opbouw en wel-
ïcht verdient het ook overweging om
een groot getal van deze biddende Dia-
na's als Kerstgeschenk naar Rusland t*
zenden. Wie weet wat het uitwerkt.
even haar kerstklokje laten' tingelen Mo, ma° kie'"e «!eUe