Geen herders bij nacht in het veld
Onoplosbaar zijn de wereldraadselen
De ZES PUNTEN van professor Cressy Morrison
Het Teken
hestemmï Sererken^0"1
ïhtï^* V,ndpn h' wp* n,et
Jacob Mouw is een van de laatste
herders op de Veluwe
Schapen kennen hun
herder
32.. ,r*aren zp p" sterven. De
S DE BIJBEL ons verhaalt van de herders die bij nacht in het veld lagen en
nltverkoren werden om als eersten de blijde boodschap van de verlossing te
vernemen, dan ondergaan wij dat verhaal ongetwijfeld als een van de schoonste
•n meest ontroerende gebeurtenissen uit de gehele menselijke geschiedenis. Dat
dit verhaal waarschijnlijk ook een van de uitgangspunten is geweest van een
veel latere verfoeilijk sentimentele herderslyriek, doet daaraan niets af.
Trouwens, daaraan hadden al vóór de geboorte van Christus de oude schrijvers
Theocritus en Vergilius mede schuld, door hun voorstelling van een streek die
bet Ideaal was van pastorale onschuld en geluk. Later zijn ook Boccaccio's
„Ameto" en Sannazarro's „Arcadia" aanleiding geworden voor het ontstaan van
een Europese Arcadia-literatuur, waarin hyperbeschaafde en super-sentimentele
herders naast even onnatuurlijke herderinnen, hun meestal versmade, zwaar
moedig dwepende liefde uitzuchtten.
QOK NEDERLAND is aan deze mode
schrijverij die in de Rococo-tijd
nieuw leven ingeblazen kreeg niet
ontkomen en zelfs voortreffelijke pas
torales als „Granida" van Hooft en de
„Leeuwendalers" van Vondel hebben
niet kunnen voorkomen dat er rondom
de figuur van de herder een valse ro
mantiek is geweven. Men zal in Neder
land tevergeefs zoeken naar een Phili-
dor en een Galathea, naar de laatste
uiteraard omdat er geen herderinnen
zijn, naar de eerste niet alleen omdat
de herder in ons land zeer zeldzaam
JACOB MOUW, de herder
begint te worden, maar omdat de dwe
perige, quasi-philosofische schaapher
der in ons land nooit heeft bestaan. De
Nederlandse herder is herder omdat
dat nu eenmaal zijn vak is en om
dat hij van schapen houdt en dat hij
niettemin een interessante figuur is,
komt omdat hij zeldzaam wordt. En
dat het de moeite waard kan zijn met
hem te spreken, komt, doordat de ge
dwongen eenzaamheid van zijn beroep
hem tot meditatie en betrachting stemt.
Bij Jacob Mouw
Jacob Mouw, één van de laatste her
ders van de Veluwe, die zijn schapen
weidt op de heide van Hoog Buurlo, in
wiens oude schaapskooi wij onlangs
een paar uur doorbrachten, zou boos
worden als hij las, dat een herder een
zaam is, want dat heeft hij in ons ge
sprek met vuur weersproken. „Hoe
kan ik eenzaam zijn alk ik bij mijn
schapen ben?" zei hij en hij vertelde
hoe hij zich integendeel alleen
en ongelukkig had gevoeld, toen hij
vorig jaar zich door allerlei omstandig
heden gedwongen zag zijn kudde van
de hand te doen en, tot ergernis van
zich zelf en van anderen, prikkelbaar
en vervelend werd van het doelloos
rond hangen in en om zijn huisje aan
de spoorbaan in Assel. Gelukkig is toen
de Bond van Natuurbeschermings-
wachten (met de Apeldoornse VW)
tussenbeide gekomen. Al was hun uit
gangspunt en al waren hun overwegin
gen anders dan de zijne, zij hebben Ja
cob Mouw weer aan de slag geholpen
en hij dwaalt nu weer iedere dag ov»r
de heide, aan het hoofd van een kudde
van 81 schapen, die voor de helft van
genoemde Bond en voor de andere
helft van hem zelï is.
Jacob Mouw is een nuchter man. Hij
beseft heel wel dat zijn schapen en hij
zelf feitelijk zijn gedegradeerd tot een
soort bezienswaardigheid voor touris-
ten, maar het deert hem niet. „De klad
is in de schapenhouderij gekomen"
vertelt hij, toen de kunstmest werd in
gevoerd. Vóór die tijd waren schapen
een onmisbare factor voor de bemes
ting van het land. De wolprijzen zijn
vooral sinds de oorlog in Korea be
gon weer wel de moeite waard,
maar toch is de opbrengst niet zodanig
dat ze de schapenteelt in Nederland op
peil kunnen houden. Wij zijn 'n uitster
vend geslacht. De mensen komen naar
ons kijken. Maar dat geeft niks, ik heb
weer schapen en ik ben er gelukkig
mee".
Jacob Mouw praat graag en gemak
kelijk. Hij heeft wel iets van de schuw
heid en de geslotenheid van de buiten
mens, maar hij weet die te overwinnen
als hij spreekt met iemand die zich
voor zijn schapen interesseert. Schapen
vormen de inhoud van zijn hele leven
Hij praat over schapen en praat met
de schapen; hij denkt om de schapen
en hij denkt voor de schapen „Dat
vinden de schaoen prettig", zegt hii. f>r
„dat hebben de schapen niet graag'
En naar deze bevindingen richt hij ziir
werk in. Het komt er niet op aan wal
hij zelf goed of prettig vindt, maar wat
het beste is voor zijn schapen. Hij heeft
er 81 lopen, maar hij kent ze stuk voor
stuk en de schapen kennen hem. Van
ieder van zijn dieren kent hij de ka
raktereigenschanpen en eigenaardig
heden. .Een sehaan is een lief beest''
zegt hij, ..het heeft een goed karakter
en is lang niet zo dom als de mensei
denken. Ér zijn heel pientere bij. E
zijn ook deugnieten bij, die je altijd in
de gaten moet houden".
„Dat zijn zeker de zwarte schapen?"
vraagt dan natuurlijk de bezoeker,
maar Mouw bestrijdt dat met stellig
heid. „Nee, ze praten altijd van het
zwarte schaap van de familie als ze
een echte deugniet bedoelen, maar dat
is onbillijk tegenover het echte zwarte
schaap. Ik heb er dertien bij lopen en
die zijn zeker niet slechter of ondeu
gender dan de 68 anderen.
Schapen kennen hun herder
Ja, de schapen kennen hem. Als er
een vreemde in de buurt komt, dan
komt er wel eens een schaap naar
hem toe, „omdat de vreemdelingen dik
wijls brood bij zich hebben en dat lus
ten de schapen zo graag", maar de
meesten dringen angstig op zij. Mouw
zelf kan dwars door de kudde heen lo
pen zonder dat dit de schapen hindert.
Toch hecht een schaap zich niet aan de
mens, vertelt Mouw, ook niet aan hun
herder. Ze kennen hem wel en tonen
zich wel verheugd als hij in de stal
komt, maar dat is alleen omdat ze
dan voer krijgen of naar puiten mo
gen. Als een schaap een tijd wegge
weest is, dan herkent het we' zijn sta'
en de natuui in de omgeving, maar
voor de mens heeft het geen geheugen.
Maar daar maalt een goede herder niet
om, de liefde mag wat hem betreft
toch ook wel van één kant komen.
Mouw heeft zijn schapen lief. Dat is
een groot woord en hij spreekt het niet
uit, maar men merkt het aan alles. Als
hij vertelt, dat hij niet cegrljpen kan.
dat sommige mensen vinden dat hij
een eentonig baantje neeft, omdat hij
toch de hele dag buiten kan zijn en de
natuur toch nooit verveelt. „Je ziet al
les groeien en bloeien het ere ogen
blik vliegt er een vogei op dan weer
volg je het spoor van een of ander in
het wild levend dier, je leert de taal
dér dieren verstaan", dan blijkt toch
weer dat het allereerst de schapen zijn
die hem boeien, „want toen ik vorig
jaar geen schapen had, kon ik toch ook
de hei op als ik dat wou, maar ik vond
ei niks aan en verveelde me dood."
Als jongen van twaalf
Al van zijn twaalfde jaar af hoedt Ja
cob Mouw de schapen. Hij is er nu 54
al zou je hem dat dank zijn gezonde
kop van het altijd buiten zijn, niet aan
zien, en hij hoopt zijn hele leven
schaapherder te mogen blijven. Hij zou
wel naar Australië willen of naar
Nieuw-Zeeland, omdat de schapenfok
kerij in het groot hem geweldig inte
resseert (alleen maar om het eens te
zien, want het gaat hem daar veel te
„machinaal"), maar overigens is hij in
zijn kleine huisje, waar hij woont met
zijn huishoudster en een paar kost
gangers, tevreden en gelukkig.
Hij is een telg uit een oeroud scha-
penherdersgeslacht. Toen er in het be
gin van deze eeuw nog elf kudden
(„koppels" zegt Mouw) over de Ve
luwe graasden, waren er daarvan ze
ven aan Mouw toevertrouwd Mis
schien is het daarom dat de enige rond
trekkende schaapherder die Nederland
heeft en die de laatste weken met zijn
foto in de pers heeft gecirculeerd, zich
Mouw noemt. „Maar zo heet hij hele
maal niet en hij geeft ook telkens een
andere leeftijd op", zegt Jacob en ai
windt hij er zich niet over op, het zit
hem zichtbaar dwars dat zijn naam
misbruikt Wbrdt.
„Net kleine jongens"
„Bent u ooit met uw schapen in de
Kerstnacht op het veld geweest?" wil
de bezoeker, die tijdens het gesprek
voortdurend aan 't bijbelverhaal heeft
gedacht, nog weten. „Nee", zegt Mouw,
„dat komt in ons land haast niet voor.
Zo een trekkende herder slaapt wel
eens buiten met zijn dieren, maar alle
normale koppels gaan 's avonds de
schaapskooi in. Overdag gaan ze zomer
en winter iedere dag naar buiten, be
halve als het hard regent of sneeuwt,
want daar kan een schaap met zijn
wollen vacht niet tegen, daar wordt
het ziek van. Schapen zijn net als
kleine jongens; als ze een hele dag in
de stal moeten blijven, dan vervelen
ze zich. Maar 's nachts, nee, dan blijven
ze binnen. Vroeger werd wel in de
Kerstnacht het hooi buiten gezet. Dat
moesten de schapen dan de volgende
Schaapskooi op Hoog Buurlo
dag eten. Dat was tegen de schapen
ziekte. Maar dat gebruik is met vele
andere, zoals de schapenkermis ln
het voorjaar als de schapen geschoren
werden verwenen".
Het zal misschien niet lang meer du
ren of alle schapen zullen van de Ve
luwe verdwenen zijn en al? we niet op
passen verdwijnt de Veluwe zelf ook,
maar, als hij er zelf iets aan doen kan,
dan zal Jacob Mouw niet verdwijnen
en zal er zo lang hij leeft minstens één
herder met zijn dieren rondtrekken
over de spaarzame heidevelden die het
overbevolkte Nederland nog gelaten
worden. Ten gerieve van de touristen,
maar tevens tot zijn eigen tevreden
heid en voldoening.
MISSCHIEN een eeuw geleden ge
loofden de mensen, dat er hoe lan
ger hoe minder wereldraadselen zou
den zijn. Velen dachten dat het alleen
de gebrekkigheid van onze menselijke
waarnemingsmogelijkheden was, die
nog raadselen liet bestaan. Maar in de
loop der laatste tientallen jaren zijn de
mannen der wetenschap bescheidener
geworden, ze hebben ervaren, dat elk
probleem dat werd opgelost, tientallen
nieuwe problemen opwierp, zodat de
klove tussen godsdienst en wetenschap,
waarover een vorige generatie zo dik
wijls sprak, voor de moderne geleerden
nauwelijks meer bestaat. De Ameri
kaanse professor A. Cressy Morrison.
oud-president van de Academie van
Wetenschappen, voert een aantal rede
nen aan, waarom hij zegt in God te
geloven.
I. Met behulp van strenge mathe
matische wetten kunnen we bewijzen,
dat ons universum werd ontworpen
en uitgevoerd door een grote construc
tieve intelligentie.
Gesteld, ge doet tien stuivers in uw
zak, die van één tot tien genummerd
zijn en ge schudt ze flink door elkaar.
Probeer ze nu eens in de volgorde van
één tot tien uit uw zak te nemen, ter
wijl ge telkens de uit uw zak gehaal
de munt er weer in doet, waarna ge
weer het geheel door elkaar schudt.
Wiskundig staat nu vast, dat uw kans
om als eerste muntstuk no. 1 uit de zak
te halen is één op tien; om no. 1 en
no. 2 er in volgorde uit te halen is de
kans één op 100; om één, twee en drie
er in volgorde uit te halen is de kans
één op duizend, enz.; uw kans om ze
allemaal uit de zak te halen in de volg-
J-JET Kerstfeest heeft een reli
gieuze achtergrond, waarvan
de oorsprong ligt in een eeuwen
oud verleden. Dit gaf aanleiding
tot het vormen van talloze Kerst
legenden en sprookjes, die zonder
twijfel hun bijzondere bekoring
hebben. Maar voor de moderne,
dikwijls door scepticisme en
twijfelzucht bezochte mens, is het
niet minder boeiend op Kerstavond
een vertegenwoordiger der mo
derne wetenschap aan te noren
over een onderwerp, dat met al
deze Kerstoverleveringen feitelijk
mede in eeri direct verband staat.
orde van één op tien zou het ongelofe
lijke cijfer van één op tien milliard be
dragen Voor het leven op aarde
zijn zovele exacte voorwaarden nodig,
dat men niet kan aannemen, dat ze er
e: kei bij wijze van kans of van toeval
zijn.
De aarde draait om haar as met een
snelheid van duizend mijl per uur, als
ze maar honderd mijlen per uur draai
de, dan zouden onze dagen en nachten
tien maal zo lang zijn en de hete zon
zou al onze pl. lengroei verschroeien,
terwijl in de lange nachten alles zou
bevriezenVoorts, de zon, de bron
van ons leven, heeft op haar oppervlak
een temperatuur van 12.000 grade.i
Fahrenheit en onze aarde is juist ve-
genoeg verwijderd, dat het „eeuwige
vuur" van de zon ons precies voldoen
de verwarmt en niet te veel! Als de zon
ons slechts de helft van haar uitstra
ling zou schenken, dan zouden we be
vriezen en als ze de helft méér zou
geven, dan zouden we verbranden.
De schuine stand van de aarde
schenkt ons de vier seizoenen; was de
stand der aarde anders, dan zoude»
de dampen van de Oceaan Noord- en
Zuidwaarts bewegen, en vastelanden
van ijs zouden worden opgestapeld
En als onze maan in plaats van haar
huidige afstand, slechts 50.000 mijlen
van ons verwijderd zou zijn, dan zou
den de getijden van eb en vloed zó
enorm zijn, dat alle land twee maal
per dag overstroomd zou worden en
zelfs de bergen zouden binnen betrek-
kelijk korte tijd weggespoeld worden
Als onze aardkorst drie meter dik
ker zou zijn, dan zou er geen zuurstof
zijn en geen enkel dierlijk leven ware
mogelijk. Was daarentegen de oceaan
slechts een meter of wat dieper, dan
zouden kooldioxyde en zuurstof geab-
sorbeerd zijn en er zou geen plantaar-
dig leven bestaan. Of, indien on
dampkring dunner en ijler zou zijn
dan zouden de meteoorstenen, die ui
elke dag bij milliienen door onze aarde
worden aangetrokken en onderweg
door onze dampkring verbranTen
overal op de wereld terechtkomen en
allerwege branden veroorzaken
Om deze en honderd andere redenen
mJT!1 moet W0I"den aangeno
dat er "[l831, één kan« op millioe
nen kansen bestaat, dat het leven or
onze planeet een „toeval" zou zijn.
Het mysterie van het leven
n. De mogelijkheden, de riikdom
aan hulpbronnen van het leven nm
aan *i]n doeI t, beantwoorden mj,™
11 gent Ie! ^"^Hngende Inte.
Wat het leven zelf is heeft
wfcht kUnr omvaUer"- «et heeft "ge-
kracht a'meting, maar het heef
kracht, een groeiende wortel kan
rots doen splijten. Het leven heeft wT
ter, lucht en land veroverd, het heeft
nood kCntCn bedwongen door hen te
noodzaken hun combinaties te ontbin-
„Vrede op aarde"
Pl EEN WERELD, die vervuld is van
wapengekletter, in een samenleving,
die verscheurd is door tegenstellingen,
in een mensheid, die lijdt onder tot het
uiterste opgevoerde spanningen, klin.
ken de woorden van de engelenzang
bijna als een onwerkelijke hoon uit een
andere wereld.
Vrede op aarde? Vrede op deze on
gelukkige aarde die, naar het onheils
woord van allerhande profeten van het
pessimisme, haar ondergang tegemoet
gaat? Vrede onder deze mensen, dia
elkaar vanachter allerlei ijzeren en flu
welen gordijnen scheldwoorden en be
dreigingen toeroepen zonder ophouden?
Vrede voor de volkeren, dié niet vragen
naar de „zwakke krachten" van het
Kind, dat onder ons woonde als liet
onweersprekelijke Teken van Gods
erbarmende liefde, maar naar de krach
ten van divisies en luchtvloten en
nieuwe wapens?
Het evangelie van de Kerstnacht is
een zinledig woord, een dierbare maar
verouderde frase geworden voor de
meerderheid van de millioenen voor
wie eens in hemelse ernst en waarheid
geschreven werd; „Alzo lief heeft God
de wereld gehad, dat Hij zijn eniggebo
ren Zoon gegeven heeft opdat ieder,
die in Hem gelooft, niet verloren ga,
maar eeuwig leven hebbe".
De wereld is vervuld van zoveel on
heilstekens, dat men het Teken des
heils, in Jezus van Nazareth gegeven,
niet meer ziet. En dèt is het ooraeel
in de wereld: dat Hij gekomen is tot
de zijnen maar dat de zijnen Hem niet
hebben aanvaard als Leidsman en Be
houder in het duister van hun gebro
ken levens. Ware het een mens vergaan,
zoals het Christus verging, hij zou zich
hebben afgekeerd in rechtmatige toorn,
alles en allen overlatend aan het blin
de spel van hartstocht en haat, strijd
en ondergang.
Maar dit is het Teken van Kerst
feest: dat de liefde Gods sterker is
dan de dwaasheid der mensen. Dit is
de vredesboodschap van Bethlehem:
dat de goedheid Gods triomfeert over
de doldriestheid van Herodes, de lafheid
van Pilatus, de opgezweepte haat van
gans een volk en gans de wereld. Want
achter de kribbe van Bethlehem cn
achter het kruis van Golgotha gloort
al het licht van de morgen der Op
standing en in het lied van de
Kerstnacht preludeert reeds de hemel
se muziek van de Pinksterwind.
Zo moge dan het vredeslied van de
Kerstnacht tijdelijk overstemd worden
door het rumoer van diplomaten en
soldaten, toch wordt zijn betekenis ver
staan door het hart, dat open staat
voor de stemmen der eeuwigheid. Het
moge verloren gaan in het vloekend
morren en het verwarrend klagen zan
ongetelde millioenen in angst en pijn,
toch is het laatste woord aan Hem,
die gekomen is om te zoeken en zalig
te maken wat verloren was
Het Teken van Bethlehem. dat on
der ons opgericht is als een signaal in
de nacht onzer tijdelijkheid, wordt
eens, aan het eind der tijden, erkend
als de onweerlegbare waarheid, dat
Gods behoudende liefde, ons tot heil,
triomfeert over haat en tweedracht,
over strijd en verlorenheid. Dan. op de
nieuwe dag die komt, zullen de ber-
gen vrede dragen en de heuvels heilig
recht. En het volk, dat in duisternis
wandelt, zal een groot Licht zien.
den en te veranderen. Het leven treedt
op als een sublieme scheikundige, die
smaak verleent aan vruchten en spe
cerijen. die geur geeft aan de roos. die
water en koolzuur verandert in suiker
en hout en, aldus handelend, zuurstof
vrijmaakt opdat dieren de adem des
levens deelachtig worden.
Men denke aan een welhaast onzicht
bare druppel protoplasma, doorzichtig,
geleiachtig, in staat tot beweging, ener
gie ontlenend aan de zon. Deze enkel
voudige cel, dit doorzichtige nevel
achtige druppeltje, bevat een kiem van
het leven en heeft macht dit leven uit
'e"aan elk levend ding, groot of
e'n'., druppeltje is de oorsprong
van alle leven. De natuur heeft het le
ven niet geschapen, want vuurgebla-
«erde rotsen en een zouteloze zee kon
den de hiertoe benodigde voorwaarden
°"lPVeur®nL wie zou het dan hier
°P aarde hebben gebracht?
Zalmen en palingen
iH<^ ln8tln<,t dpr dieren spreekt
ner i\ 8ar Va" een ^fM<de Schep
per want zonder dit Instinct zouden
Dejonge^m verblijft jaren, ln
ei-en ri? teru« te ke™ naar zijn
naar di nï de reis te ondp™emen
stroom in h ,waar de bepaalde zU-
ionge zalm ®F uitm°ndt, waar de
Wat i u 5 wereld kwam.
naar die at.hem terugbrengt juist
overbrengt C" plek? Als *e hem
dan h™ een andere zijrivier,
uit zibi k F onmiddellijk dat h«
weg terneKerS h« Zal **h
dm alsdan atnen naar de hoofdstroom
oaling 'on**t^^®r 'S het raadse' van de
wezens tiekt en' Deze Wonderlijke
"orden uit h®"' Z°dra ze Kes,achtsrijp
vieren ov m" P°e,en' pIasscn pn rt*
ropa leggen duf die uit Eu'
de oceaan du,zenden mijlen af door
dezelfde ponder uitzondering naar
muda na u e diepten bij Ber-
uidere kennel °f aaUlM' dle *een
men tell a "6" bezitten, zou
waterwoeot" n u dat zp zich 'n een
min te™®"U bev,nden- Ka-n niette
hun oud aar ZP"de waterplek waar
"von7pp-Pr* vand!,8n kwamen, maar
kleine nl->' dP p,v,"ren. meren of
ren nltiid h"' zodat overal de wate
ren altijd bevolkt zijn met palingen.'
(^ie elders vervolg)