Pasen verving Germaans lentefeest De Britse medici zijn overwerkt Drie eiers is een Paasei Duikers gaan op zoek naar oude koningsschat in de Seine Jan de Hartog vindt onderdak in Stockholms „Dramaten" Medicijnen aan de lopende band Oude folklore vindt nieuwe voedingsbodem Vanwaar die eieren7 Het eieren inzamelen Eierdansen en eiertikken Een groois plan, maar reeds vele eerdere pogingen mislukten Ook Frankrijk heeft zijn .Lutine' Succes voor een in ons land onbekend stuk De po bracht redding Drie en een halve minuut per diagnose Een gelukkig huwelijk betaïl van Pieter Aertsens schilderij Eierdansdat in het bezit is van het Rijksmuseum in Amsterdam. JJJET is al weer geruime tijd geleden, dat we als jonge knapen in de gezegende korte broek naar school togen, om ons de kunst van het lezen, het rekenen en wat dies meer zy, eigen te maken. Voorbeeldige leerlingen zijn we echter nooit geweest, daar we onze tijd liever „nuttig" besteedden. Toch zijn we achteraf dankbaar voor het onderwijs, dat we genoten hebben, we kunnen nu ten minste met het grootste gemak optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen, machtsverheffen enz. Er is echter één dag in het jaar, waarop we tot onze spijt en teleurstelling moeten bekennen, dat we de rekenkunde, of is het rekenkunst, niet langer beheersen, zodat alle verwachtingen, wat betreft de resultaten die we nog eens in het leven hopen te bereiken, in één slag de bodem wordt ingeslagen. gEDOELDE dag is het Paasfeest, waarop de getallen hun oude waar de verliezen en de vermenigvuldiging honderd maal één bijvoorbeeld niet langer honderd maar nul tot uitkomst heeft, ten minste.... als het eieren be treft. Een bekend rijmpje zegt immers: Eén ei is geen ei Twee eiers is een half ei Drie eiers is een Paasei. Wil men dus honderd eieren kopen, dan moet men dit niet tegelijk doen, maar er telkens één kopen, want wan neer men één ei koopt, koopt men geen ei; koopt men dus honderd keer één ei, dan koopt men in het geheel geen ei en men betaalt voor de hon derd eieren, daar men géén eieren heeft, geen cent, zodat.... we maar zullen ophouden met deze sophistische redenering. WIANNEER wij de betekenis van het Paasfeest in het oog houden, be grijpen we op het eerste gezicht niet het verband, dat er tussen dit feest en die eieren bestaat. Dit vindt zijn oor zaak in het feit, dat Pasen de plaats van een ander feest heeft ingenomen. Onze Germaanse voorouders vierden in deze tijd de komst van de lente, die voor hen een nog grotere bron van vreugde moet zijn geweest dan zij voor ons is, daar men vroeger veel meer dan nu overgeleverd was aan de spelingen van de natuur. De lente kon digt een nieuw tijdperk aan, waarin geheel de natuur weer tot leven komt; waarin bomen en planten uitlopen, bloemen ontluiken, de vogels hun nestjes bouwen en eieren leggen, vele dieren paren. Het zinnebeeld van deze herleving van de natuur en van de vruchtbaar heid is het ei. Gelijk het kuiken de schaal doorpikt en levend uit het ogen schijnlijk dode ei te voorschijn treedt, zo gaat het ook met de bomen en plan ten, die in deze tijd hun schone bloe men- en bladerpracht terugkrijgen. De Germanen nu aten tijdens het lentefeest eieren ter ere van de god der vruchtbaarheid. Toen het Chris tendom in onze streken veld begon te winnen, heeft men, getrouw aan het oude principe, de heidense feesten niet verboden, maar er een Christelijke vorm aan gegeven. Pasen kwam in de plaats van het Germaanse lentefeest, maar van de gebruiken, die aan dit feest hun ontstaan te danken hebben, heeft men geen afstand kunnen doen, zodat men tot in onze dagen met Pa sen nog steeds eieren eet, die oorspron kelijk bedoeld waren als een eerbewijs aan de.god der vruchtbaarheid. VAN OUDS zijn de kinderen langs de huizen getrokken om eieren in te zamelen. In Vlaanderen geschiedde dit voorheen als volgt: Al de leerlingen zowel jongens als meisjes, kwamen 's morgens op school bij elkaar. De jongens waren in tegenstelling tot de meisjes, niet alleen voorzien van een korfje om de eieren in te bewaren, maar ook van koehoorns en ratels. Na dat de onderwijzer het teken had ge geven, trok de hele troep het dorp in onder het geroep van: „eiers, al eiers! Zij, die niets gaven, werden met scheldwoorden overladen; gaven ze echter wel wat, dan juichten de kin deren: „goê wijf! goê wijf!" en de lon- gens hieven een hoorn- en ratelconcert aan. Had iedereen een beurt gekregen, dan keerden de kinderen met hun eieren naar de school terug, waar de meester alles eerlijk verdeelde. Ook nu nog gaan de kinderen om eieren rond en zingen dan o.a.: Vrouwke, vrouwke. doe uw best, Haal de eikes uit het nest Van die witte hennen. God zal ze kennen Eén ei is geen ei, De tweede is een half ei, De derde is een Paasei Van die wit en van die zwart Geef van elk henneke wat. CEN geliefd volksvermaak met Pasen was voorheen de eierdans. Ieder, die maar even kon, ging op deze dag naar de herberg, om onder het genot van een kan schuimend bier, zich te ver lustigen in het grappige schouwspel, dat zich daar ontrolde. Op de vloer, die veelal met bladeren en bloemen bestrooid was, had men met krijt een kring getrokken, waarbinnen een hoopje eieren werd neergelegd. De speler moest, op blote voeten en de handen in de zij, op één been de eie ren uit die kring hinkelen. De bedoe ling der toeschouwers was natuurlijk duidelijk: zij hooien, dat er iets mis zou gaan, zodat de voeten van de spe ler onder het eiwit en eigeel zouden komen te zitten. Er is nog een ander spel, dat voor heen een grote belangstelling had; be doeld wordt het eiertikken. Vele plaat sen hadden voor de beoefening van dit geliefkoosde spel een eigen „Paas- weide". Zo kende Arnhem de Praast, Wageningen en Nunspeet de Paasberg, Tiel de Hoge Weide, Deventer de Worp, Zwolle de Spoolderberg, Winterswijk de Weme, Ootmarsum ,1e Paaskamp en Dwingelo het Dwingelerzand, waar vroeger de koek- en eierkraampjes werden opgeslagen en groot en klein zich met dat spelletje amuseerde. Het tikken bestond hierin, dat de spelers hun eieren aan dezelfde zijde tegen elkaar stootten. De eieren, die men ge bruikte waren veelal gekleurd; ja het gebeurde .zelfs, dat men op de eieren zijn naam', het jaartal, bomen en figu ren schilderde. Hij, wiens ei gedeukt werd, had het verloren en moest dan een ei aan de winnaar betalen. Eerlijk ging het er niet altijd toe. Zo schreef een ooggetuige: „Sommige chevalliers d'industrie bliezen de struif door een klein gaatje uit hun ei weg en goten gesmolten pek in de plaats, hetwelk gestold en gehard de eieren van alle partijen kneusde. Anderen wisten op een houten ei zo kunstig de kleur van de eierschaal te leggen, dat het voor een echt ei doorging en kneusden er insgelijks mede al wat hun voorkwam. Ongelukkig echter, wanneer deze kun stenaars betrapt wierden! Hunne min ste straf was. dat zij van het hoofd tot de voeten met eierstruif beworpen wierden; maar de menigte, die hier regter en beul tegelijk was, voegde er dikwerf schoppen en muilperen bij." Ook in Amsterdam was het eiertik ken voorheen zeer bekend. Men zong er zelfs een lied bij: Ei, kopperei en de kop zal leggen Als ze leit zal ik het je zeggen. Groen ei Blauw ei! Al de kinderen hebben een ei Zoals men uit het bovenstaande heeft kunnen opmaken, namen de Paaseie ren vroeger een grotere plaats in de folklore in dan tegenwoordig. Het is er mee gegaan als met zovele folkloris tische gebruiken, men is ze vergeten. De belangstelling voor de jonge weten schap der folklore is gelukkig bij de dag groeiende. Hopenlijk zal men door deze belangstelling in staat zijn, het weinige te redden wat er van het eens zo massale stuk folklore is overgeble ven. Lied van de week 'n Heitje voor een karweitje Onder deze leuze, lezers, Gaan de padvinders op pad Om hun diensten aan te bieden, Wat een pracht idee is dat. Want zo menig klein karweitje Blijft, tot veler ergernis, Dikwijls liggen, aangezien er Niet altijd een hulpje is. 'k Denk aan dames, die alleen zijn, Oude mensen enzovoort, Ieder heeft in zijn omgeving Zulk een klacht wel eens gehoord. Maar dat hoort nu tot 't verleden, Dat wil zeggen, net zo lang Als de Paasvacantie duurt, hoor! Zet de jeugd dus aan de gang. Wat voor werk er ook gedaan moet, Onze padvinders staan klaar, Zet de P maar voor het raam neer En de zaak komt voor elkaar: Een baby op te passen, De piepers helpen jassen, Een keukenmuur te witten, Een tuintje om te spitten, Een rijwiel op te lakken, Wat kacheïhoutjes hakken, Een deur, die jammert, smeren, Een kale schutting teren, De was uit helpen wringen, Kórtom, tientallen dingen Die anders maar slabakken, Kan men ddn laten pakken. Maar u moet niet. verlangen Dat zij uw huis behangen Voor vijfentwintig centen, Ddt zal niet gaan, cliënten! „Eén heitje per karweitje". Het duurt maar een klein tijdje, Gij weet dat men paraat is. Zorgt dat u niet te laat is JABSON, yOOR de zesde maal in ruim hon derd vüftig jaar zullen moderne schatgravers zich in duikerpakken in de Seine laten zakken, om te trach ten iets van de reusachtige schatten, die daar verzonken liggen, terug te vinden. Het gaat hier om een schip, dat in 1790 vergaan is en dat een bij zonder kostbare lading aan boord had. Toen Koning Lodewijk de Zestiende een jaar na het uitbreken van de Franse revolutie het einde van zijn koningschap aan zag komen, vond hij (Van onze correspondent te Stockholm) r\OOR de Stockholmse schouwburg „Dramaten" waar Strindberg na zijn onrustig leven een waardig tehuis heeft gevonden is nu ook aan onze landgenoot Jan de Hartog onderdak verleend. Sinds enkele dagen wordt in de steeds uitverkochte „kleine zaal" van dit theater het door hem als onder duiker geschreven en in Nederland nog onbekend gebleven stuk „Stolpsan- gen" ten tonele gebracht, een blijspel, dat vooral belangstelling trekt, omdat het wordt gespeeld door slechts twee personen en omdat het nu eenmaal on gewoon is, een heel stuk in het echtelijk slaapvertrek te zien opvoeren, waar zo een stolpsang" (ouderwets ledikant) staat. De Zweden, die in spel en décor de voorkeur geven aan realiteit, amuseren zich kostelijk over enkele gewaagde scènes in en om het ledikant. gebruikers over mij dachten: daar rijdt een opgeblazen jongen! Het getij keerde en enkele jaren later zat ik in mijn eigen sportwagen en lachte: Jan de Hartog is een opsnij der! Maar dit deed ik dan om me te verdedigen tegen de mensen, die heel duidelijk dachten: daar rijdt een genie! In deze periode van reactionaire ver legenheid ontstond de manlijke hoofd rol van mijn stuk. De vrouwelijke hoofdpersoon, Agnes, vertolkt het ideaal, de wensdroom Madonna en Dulcinea van een jongeman, die bang is spoedig deze wereld vaarwel te moeten zeggen. Deze angst bestond in werkelijkheid. De oorlog was uitgebroken; mijn best seller, die mij een auto had opgele verd, viel bij de bezettingsautoriteiten niet in de emaak, |omdat het boek „nationale gevoelens wakker riep". Dit en nog andere omstandigheden hebben tot een klopjacht op de schrijver ge leid. Ik moest onderduiken en later de vlucht naar Engeland nemen. Ik was reuze bang, dat men mij zou her kennen. Mijn passie, om me steeds weer te laten fotograferen, dacht ik, heeft mijn gezicht tot mijn ergste vijand gemaakt. Maar dat kwam ge lukkig anders uit dan ik me had voor gesteld. De foto's lieten zoveel ver schillende haar- en pijpstijlen zien, dat niemand me zou herkennen. Toch bleef ik voorzichtig: ik huurde een kamer in een tehuis voor oude dames, waar ik onder de naam „Mrs Flyingheart" leefde. Daar zat ik tien weken zonder het vertrek te verlaten. De dames wisten niet beter dan dat ik over pijn in mijn rug klaagde en wel vlug zou ko men te overlijden. Dienovereenkomstig waren de kleine porties, omdat alle dienbladen, die in mijn kamer werden gedragen, geïnspecteerd werden door honderd en twintig gierige ogen. Toen ik nagenoeg al het vet nad verloren, dat de jaren en het genie mij hadden gegeven, kwam de gastvrouw r\E nu 37-jarige schrijver schijnt zijn schepping toch ook wat vreemd te vinden en geeft derhalve de volgende verklaring: toen ik nog jonger was dan nu, beschouwde ik me als een genie. Ik sierde me met een snor, schafte mij een pijp aan, liet mijn baard groeien liet daarna weer het roken, schoor me regelmatig en zocht ook weer de kapper öp. Mijn foto's van die tijd doen denken aan een galerij van mis dadigers. Niemand zou hierin de strijd hebben herkend van een jonge man, die zich met weinig middelen met de glans van een genie wilde omgeven. En terwijl ik gekleed in lumberjack en sandalen op mijn fiets door het Hol landse landschap reed, herhaalde ik in de maat van mijn piepende trappers steeds weer de woorden: Jan de Har tog is een genie! Ik deed dit om me te verdedigen tegen wat de andere weg- (Van onze correspondent te Londen) DE Britse staatsmedici en zij omvatten ruim negentig procent van alle artsen hebben zoals wij reeds meldden deze week een officiële salarisverhoging gekregen van tien pond (honderd gulden) per week. Dit brengt hun gemiddelde salaris thans op een minimum van tweeduizend pond per jaar (twintigduizend gulden). De nieuwe salarisverhoging zal met terugwerkende kracht ingaan van Januari 1948 af, toen de nationale gezondheidsdienst door Labour werd in gevoerd. Dit betekent, dat de Britse artsen behalve hun onmiddellijke salaris verhoging ieder een meevallertje van 1500 pond (vijftienduizend gulden) in con tanten zullen ontvangen. {-[ET is geen wonder dat de medici momenteel in een extra goede stemming zijn, ondanks de harde woorden, die de Labourpartij in het Lagerhuis uitsprak over nog een an dere maatregel, die genomen is. Te gelijkertijd werd namelijk aangekon digd, dat het publiek voortaan een shilling (vijftig cent) voor elke fles medicijn zal moeten betalen. Tot nu toe kreeg men alle medicijnen gratis. Wat de medici en patiënten betreft, is de nationale gezondheidsdienst in alle opzichten nog verre van ideaal. Vier jaren practijk hebben aangetoond, dat de patiënten onmogelijk dezelfde tijd en toewijding van de dokters kun nen verwachten als voorheen. Uit de stampvolle wachtkamer is duidelijk gebleken, dat de totaal overwerkte staatsmedici slechts een minimum van tijd aan elke patiënt kunnen be steden. Er is bovendien niet alleen een schreeuwend tekort aan artsen, maar het publiek loopt voor elk wis sewasje naar de dokter, „omdat het toch niets kost". Vele geneesheren zijn dan ook 16 a 18 uur per dag aan het werk. Het gevolg hiervan is een onvermijdelijke ophoping van de pa tiënten en in de wachtkamers ziet men dan ook een soort militaire ziekenpa- rade. [n een dichtbevolkt mijndistrict in Zuid Wales bijvoorbeeld hebben de meeste dokters stalen leuningen in hun wachtkamers laten neerzetten, zo dat de patiënten er tussen staan, net als in een queue voor een bus. Een soort lopende bandsysteem dus! In Richmond, even ten westen van Londen, heeft een ondernemende dok ter een verlicht bord in zijn wachtka mer hangen. Zodra hjj een patiënt af gewerkt heeft, drukt hij op een knop en met felle rode neonletters flitsen de woorden „volgende patiënt" aan in de wachtkamer. Volgens de jongste statistieken van de Medical Practitioners Union kan een dokter die 2500 patiënten in zijn boeken heeft staan en dat is het gemiddelde aantal geregistreerde pa tiënten van een staatsdokter aan elke patiënt slechts vijf minuten tijd besteden om een diagnose vast te stellen. De maximum tijd, die hij aan een huisbezoek (sporadisch!) kan be steden, is twintig minuten. Het maximum aantal patiënten, dat een staatsdokter op zijn boeken mag hebben is vierduizend. In de grote ste den, waar de doktoren inderdaad dit enorme maximum bereiken, heeft de dokter volgens voorgaande statistie ken gemiddeld drie minuten tijd om de diagnose vast te stellen van een pa tiënt, die op zijn spreekuur komt, en twaalf en een halve minuut per huis bezoek per patiënt! Maar de statistieken over de ge zondheid der artsen zelf zijn evenmin opwekkend. Het is vastgesteld, dat zi) onder de huidige nationale gezond heidsdienst zodanig overwerkt zijn, dat zij zelf in toenemende mate het slachtoffer worden van hartkwalen. Volgens de statistieken zal één van elke vijf artsen, die momenteel beneden de 45 jaar oud zijn, vóór zijn 65e jaar aan een hartaanval overlijden. Een noord-Londense dokter met 3000 patiënten op zijn lijstje vertelde ons: „Ik heb het thans dubbel zo druk als voor onze „nationalisatie". Maar ik moet er bij zeggen, dat vier vijfde van alle medicijnen die ik voor schrijf, eigenlijk overbodig is. Er zijn hopen denkbeeldige zieken. Ik heb ont dekt, dat mijn vulpen machtiger is dan mijn stethoscoop. De meeste inge beelde patiënten zijn allang gelukkig als ze een formulier van me krijgen voor een fles medicijn. Jongelui van omstreeks twintig jaar zijn mijn groot ste tijdverkwisters. Zij komen aanlo pen voor elk puistje en schrammetje en zelfs voor stijve spieren als ze ge voetbald hebben". De verrijzenis naar een schilderij-fragment van Alb. Altdorfer (1480—1538), het verstandiger een gedeelte van zijn schatten in Veiligheid te brengen. Hij kocht dus een schip, de honderd dertig ton metende „Télémaque", waarin hij de schatten van twee oude en met be storming bedreigde kloosters liet op bergen. Verder verstopte hij erin het beroemde paarlencollier van zijn vrouw Marie Antoinette. Voor dat collier had de koning een bedrag van ongeveer dertig millioen guldens betaald. Om geheel zeker te zijn ook als onttroonde koning nog rustig in het buitenland te kunnen leven, liet hij ook een kist aan boord brengen, waarin twee en een half millioen gouden ponden zaten. Alleen deze laatste kist zou in onze tijd al voor vele tientallen millioenen guldens aan goud bevatten. Op 1 Januari 1790 vertrok dit schip naar Rouaan. Op 3 Januari verging het vlak bij een plaatsje dat Quille- beuf heet, en dat halverwege tussen Parijs en de zee aan de Seine ligt. Het schip met zijn kostbare lading zonk. Dè regering zond hierop onmiddellijk een aantal specialisten met voor die dagen zeer modern bergingsmateriaal om de kostbare lading van de „Télémaque" te redden. Maar het schip was reeds in de modder gezakt en aangezien de Seine ter plaatse zeer snel stroomt slaagde men er niet in iets naar boven te halen, ofschoon de 300 mannen, die de regering gestuurd had, 'een paar maanden lang zonder onderbreken had den doorgewerkt. Officieel stond de lading aangegeven als te bestaan uit hout. Ze was ook als zodanig verze kerd. Iedereen verwonderde zich dus dat de regering zoveel moeite deed dit hout terug te vinden. In 1818 werd een nieuwe poging in het werk gesteld het wrak te lichten, maar zonder resultaat. Dergelijke po gingen die in 1837 en in 1843 onderno men werden, bleven ook zonder suc ces. In 1938 werd er met veel geld een maatschappij gesticht, die nog eens en nu met de beste middelen zou trachten iets van de schat te vinden. Men had nu meer succes. Men vond enkele me ters onder de modderige bodem ver schillende onderdelen van het honderd- vijftig jaar geleden gezonken schip. Maar de duikers brachten ook enke le gouden munten en verschillende juwelen naar de oppervlakte. Veel was het .bij elkaar echter niet en de gehele geschiedenis had meer geld gekost, dan zij opbracht. Men heeft er toen aan getwijfeld, of het hier inderdaad wel onderdelen van de Télémaque betrof, en men is niet doorgegaan met zoeken. Met machtige middelen THANS is er weer een maatschappij gesticht, die de bodem van de Sei ne zal gaan onderzoeken. Aangezien zo'n schatzoekerij altijd bijzonder op de verbeelding van de mensen werkt, is men er in geslaagd erg veel geld bijeen te krijgen. De expeditie is maanden lang grondig voorbereid en men be schikt nu over het modernste duiker materiaal dat er bestaat, duikersklok- ken enz. Met het eigenlijke werk zal binnen korte tijd begonnen worden. Dat het schip met de kostbare lading in derdaad bij Quillebeuf gezonken is, daar zijn alle historici het over eens. Men is echter niet helemaal zeker, dat het beroemde paarlencollier van Marie Antoinette inderdaad aan boord is. De nieuwe maatschappij hoopt dit spoedig ter plaatse te kunnen constateren. Men begint met een duikersklok van honderd ton op de plek te zetten waar de schuit gezonken is. Men neemt aan dat er van de Télémaque zelf niets meer over is. Men zal dus de Seine- bodem over een oppervlakte van ver schillende hectaren en tot op een diep te van tien meter centimeter voor cen timeter gaan nazoeken. De bewoners van Quillebeuf tonen een ietwat geforceerd optimisme voor de onderneming. Zij vertellen aan iedereen die het horen wil, dat er ze ker schatten gevonden zullen worden. Schatzoekers trekken altijd veel be langstellenden, redeneren zij. Die be langstellenden zullen hun geld in Quil lebeuf komen verteren, en al wordt er niets in de Seine gevonden, dan zul len de hotelhouders van het stadje v toch gouden zaken door doen. JAN BRUSSE JAN DE HARTOG op een lumineus idee. Zonder die goe de inval zou mijn stuk nooit zijn ge schreven. Ze kwam op een goede dag in mijn kamer gezeild, voortgestuwd door de krachtige wind van haar vast beslotenheid en hijgde: „Ik heb het!" En dat had ze. Daarna kwam Marietje twee keer per dag gek gichelend in mijn kamer met een po, die gedeeltelijk met een handdoek was gecamoufleerd en waarin zich.... soep bevond. Voor de dames betekende dit, dat de toe stand van die arme mrs. ernstiger was geworden en wel dermate, dat zij niet meer een zekere plaats kon opzoeken. Voor mij betekende dit echter Het Leven en mijn komedie. Gesteund door deze geheime kost kon ik het stuk schrijven". De Hartog noemt dit stuk het beste, dat hij ooit heeft geschreven, ten minste, wanneer „best' het zelfde is als „eerlijk". Want dit toen ik geweest, bekent hij: vol van poësie, melancholie, wijsheid en liefde. Zijn zelfportret krijgen we duidelijk te zien, liefde zelfs meer dan ons lief is. Het melancholieke einde laat een bittere smaak na. De bestseller-schrij ver in het stuk krijgt zijn manuscript niet meer geplaatst en vreest in de hel te komen. Hij wordt dan echter door zijn resolute vrouw die hij als een winstgevend koetje heeft getrouwd om uit haar zijn poësie te putten onder de arm genomen en vervolgens bepleit zij voor een imaginaire hemelpoort voor hun beiden de toegang. ADVERTENTIE Hoe bereik je en hoe behoud je het (benijdenswaardige) „ge lukkige huwelijk" in deze moei lijke wereld? Een huwelijk is over 't algemeen niet zo'n eenvoudige kwestie. Te veel grote en kleine factoren doen hun invloed gelden en het is daarom van het grootste belang een sfeer te scheppen waarin elk huwelijk de meeste kans van slagen heeft dat is een pret tige zonnige huiselijke sfeer. Neem hiervoor G-B behangsels uit de fraai verzorgde collectie 1952. Bij elke goede schilder behanger ter inzage! (Advertentie, Ing. Med.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1952 | | pagina 9