Pasen verving Germaans lentefeest
De Britse medici zijn
overwerkt
Drie eiers is een Paasei
Duikers gaan op zoek naar oude
koningsschat in de Seine
Jan de Hartog vindt onderdak in
Stockholms „Dramaten"
Medicijnen aan de lopende band
Oude folklore vindt
nieuwe voedingsbodem
Vanwaar die eieren7
Het eieren inzamelen
Eierdansen en eiertikken
Een groois plan, maar reeds vele eerdere
pogingen mislukten
Ook Frankrijk heeft zijn
.Lutine'
Succes voor een in ons land onbekend stuk
De po bracht redding
Drie en een halve minuut
per diagnose
Een gelukkig huwelijk
betaïl van Pieter Aertsens schilderij Eierdansdat in het bezit is van
het Rijksmuseum in Amsterdam.
JJJET is al weer geruime tijd geleden, dat we als jonge knapen in de gezegende
korte broek naar school togen, om ons de kunst van het lezen, het rekenen
en wat dies meer zy, eigen te maken. Voorbeeldige leerlingen zijn we echter
nooit geweest, daar we onze tijd liever „nuttig" besteedden. Toch zijn we
achteraf dankbaar voor het onderwijs, dat we genoten hebben, we kunnen nu
ten minste met het grootste gemak optellen, aftrekken, vermenigvuldigen,
delen, machtsverheffen enz. Er is echter één dag in het jaar, waarop we tot
onze spijt en teleurstelling moeten bekennen, dat we de rekenkunde, of is het
rekenkunst, niet langer beheersen, zodat alle verwachtingen, wat betreft de
resultaten die we nog eens in het leven hopen te bereiken, in één slag de
bodem wordt ingeslagen.
gEDOELDE dag is het Paasfeest,
waarop de getallen hun oude waar
de verliezen en de vermenigvuldiging
honderd maal één bijvoorbeeld niet
langer honderd maar nul tot uitkomst
heeft, ten minste.... als het eieren be
treft. Een bekend rijmpje zegt immers:
Eén ei is geen ei
Twee eiers is een half ei
Drie eiers is een Paasei.
Wil men dus honderd eieren kopen,
dan moet men dit niet tegelijk doen,
maar er telkens één kopen, want wan
neer men één ei koopt, koopt men
geen ei; koopt men dus honderd keer
één ei, dan koopt men in het geheel
geen ei en men betaalt voor de hon
derd eieren, daar men géén eieren
heeft, geen cent, zodat.... we maar
zullen ophouden met deze sophistische
redenering.
WIANNEER wij de betekenis van het
Paasfeest in het oog houden, be
grijpen we op het eerste gezicht niet
het verband, dat er tussen dit feest en
die eieren bestaat. Dit vindt zijn oor
zaak in het feit, dat Pasen de plaats
van een ander feest heeft ingenomen.
Onze Germaanse voorouders vierden
in deze tijd de komst van de lente, die
voor hen een nog grotere bron van
vreugde moet zijn geweest dan zij
voor ons is, daar men vroeger veel
meer dan nu overgeleverd was aan de
spelingen van de natuur. De lente kon
digt een nieuw tijdperk aan, waarin
geheel de natuur weer tot leven komt;
waarin bomen en planten uitlopen,
bloemen ontluiken, de vogels hun
nestjes bouwen en eieren leggen, vele
dieren paren.
Het zinnebeeld van deze herleving
van de natuur en van de vruchtbaar
heid is het ei. Gelijk het kuiken de
schaal doorpikt en levend uit het ogen
schijnlijk dode ei te voorschijn treedt,
zo gaat het ook met de bomen en plan
ten, die in deze tijd hun schone bloe
men- en bladerpracht terugkrijgen.
De Germanen nu aten tijdens het
lentefeest eieren ter ere van de god
der vruchtbaarheid. Toen het Chris
tendom in onze streken veld begon te
winnen, heeft men, getrouw aan het
oude principe, de heidense feesten niet
verboden, maar er een Christelijke
vorm aan gegeven. Pasen kwam in de
plaats van het Germaanse lentefeest,
maar van de gebruiken, die aan dit
feest hun ontstaan te danken hebben,
heeft men geen afstand kunnen doen,
zodat men tot in onze dagen met Pa
sen nog steeds eieren eet, die oorspron
kelijk bedoeld waren als een eerbewijs
aan de.god der vruchtbaarheid.
VAN OUDS zijn de kinderen langs de
huizen getrokken om eieren in te
zamelen. In Vlaanderen geschiedde dit
voorheen als volgt: Al de leerlingen
zowel jongens als meisjes, kwamen
's morgens op school bij elkaar. De
jongens waren in tegenstelling tot de
meisjes, niet alleen voorzien van een
korfje om de eieren in te bewaren,
maar ook van koehoorns en ratels. Na
dat de onderwijzer het teken had ge
geven, trok de hele troep het dorp in
onder het geroep van: „eiers, al eiers!
Zij, die niets gaven, werden met
scheldwoorden overladen; gaven ze
echter wel wat, dan juichten de kin
deren: „goê wijf! goê wijf!" en de lon-
gens hieven een hoorn- en ratelconcert
aan. Had iedereen een beurt gekregen,
dan keerden de kinderen met hun
eieren naar de school terug, waar de
meester alles eerlijk verdeelde.
Ook nu nog gaan de kinderen om
eieren rond en zingen dan o.a.:
Vrouwke, vrouwke. doe uw best,
Haal de eikes uit het nest
Van die witte hennen.
God zal ze kennen
Eén ei is geen ei,
De tweede is een half ei,
De derde is een Paasei
Van die wit en van die zwart
Geef van elk henneke wat.
CEN geliefd volksvermaak met Pasen
was voorheen de eierdans. Ieder, die
maar even kon, ging op deze dag naar
de herberg, om onder het genot van
een kan schuimend bier, zich te ver
lustigen in het grappige schouwspel,
dat zich daar ontrolde. Op de vloer,
die veelal met bladeren en bloemen
bestrooid was, had men met krijt een
kring getrokken, waarbinnen een
hoopje eieren werd neergelegd. De
speler moest, op blote voeten en de
handen in de zij, op één been de eie
ren uit die kring hinkelen. De bedoe
ling der toeschouwers was natuurlijk
duidelijk: zij hooien, dat er iets mis
zou gaan, zodat de voeten van de spe
ler onder het eiwit en eigeel zouden
komen te zitten.
Er is nog een ander spel, dat voor
heen een grote belangstelling had; be
doeld wordt het eiertikken. Vele plaat
sen hadden voor de beoefening van dit
geliefkoosde spel een eigen „Paas-
weide". Zo kende Arnhem de Praast,
Wageningen en Nunspeet de Paasberg,
Tiel de Hoge Weide, Deventer de Worp,
Zwolle de Spoolderberg, Winterswijk
de Weme, Ootmarsum ,1e Paaskamp en
Dwingelo het Dwingelerzand, waar
vroeger de koek- en eierkraampjes
werden opgeslagen en groot en klein
zich met dat spelletje amuseerde. Het
tikken bestond hierin, dat de spelers
hun eieren aan dezelfde zijde tegen
elkaar stootten. De eieren, die men ge
bruikte waren veelal gekleurd; ja het
gebeurde .zelfs, dat men op de eieren
zijn naam', het jaartal, bomen en figu
ren schilderde. Hij, wiens ei gedeukt
werd, had het verloren en moest dan
een ei aan de winnaar betalen. Eerlijk
ging het er niet altijd toe. Zo schreef
een ooggetuige: „Sommige chevalliers
d'industrie bliezen de struif door een
klein gaatje uit hun ei weg en goten
gesmolten pek in de plaats, hetwelk
gestold en gehard de eieren van alle
partijen kneusde. Anderen wisten op
een houten ei zo kunstig de kleur van
de eierschaal te leggen, dat het voor
een echt ei doorging en kneusden er
insgelijks mede al wat hun voorkwam.
Ongelukkig echter, wanneer deze kun
stenaars betrapt wierden! Hunne min
ste straf was. dat zij van het hoofd tot
de voeten met eierstruif beworpen
wierden; maar de menigte, die hier
regter en beul tegelijk was, voegde er
dikwerf schoppen en muilperen bij."
Ook in Amsterdam was het eiertik
ken voorheen zeer bekend. Men zong
er zelfs een lied bij:
Ei, kopperei en de kop zal leggen
Als ze leit zal ik het je zeggen.
Groen ei
Blauw ei!
Al de kinderen hebben een ei
Zoals men uit het bovenstaande heeft
kunnen opmaken, namen de Paaseie
ren vroeger een grotere plaats in de
folklore in dan tegenwoordig. Het is
er mee gegaan als met zovele folkloris
tische gebruiken, men is ze vergeten.
De belangstelling voor de jonge weten
schap der folklore is gelukkig bij de
dag groeiende. Hopenlijk zal men door
deze belangstelling in staat zijn, het
weinige te redden wat er van het eens
zo massale stuk folklore is overgeble
ven.
Lied van de week
'n Heitje voor een
karweitje
Onder deze leuze, lezers,
Gaan de padvinders op pad
Om hun diensten aan te bieden,
Wat een pracht idee is dat.
Want zo menig klein karweitje
Blijft, tot veler ergernis,
Dikwijls liggen, aangezien er
Niet altijd een hulpje is.
'k Denk aan dames, die alleen zijn,
Oude mensen enzovoort,
Ieder heeft in zijn omgeving
Zulk een klacht wel eens gehoord.
Maar dat hoort nu tot 't verleden,
Dat wil zeggen, net zo lang
Als de Paasvacantie duurt, hoor!
Zet de jeugd dus aan de gang.
Wat voor werk er ook gedaan moet,
Onze padvinders staan klaar,
Zet de P maar voor het raam neer
En de zaak komt voor elkaar:
Een baby op te passen,
De piepers helpen jassen,
Een keukenmuur te witten,
Een tuintje om te spitten,
Een rijwiel op te lakken,
Wat kacheïhoutjes hakken,
Een deur, die jammert, smeren,
Een kale schutting teren,
De was uit helpen wringen,
Kórtom, tientallen dingen
Die anders maar slabakken,
Kan men ddn laten pakken.
Maar u moet niet. verlangen
Dat zij uw huis behangen
Voor vijfentwintig centen,
Ddt zal niet gaan, cliënten!
„Eén heitje per karweitje".
Het duurt maar een klein tijdje,
Gij weet dat men paraat is.
Zorgt dat u niet te laat is
JABSON,
yOOR de zesde maal in ruim hon
derd vüftig jaar zullen moderne
schatgravers zich in duikerpakken in
de Seine laten zakken, om te trach
ten iets van de reusachtige schatten,
die daar verzonken liggen, terug te
vinden. Het gaat hier om een schip,
dat in 1790 vergaan is en dat een bij
zonder kostbare lading aan boord had.
Toen Koning Lodewijk de Zestiende
een jaar na het uitbreken van de
Franse revolutie het einde van zijn
koningschap aan zag komen, vond hij
(Van onze correspondent te Stockholm)
r\OOR de Stockholmse schouwburg „Dramaten" waar Strindberg na zijn
onrustig leven een waardig tehuis heeft gevonden is nu ook aan onze
landgenoot Jan de Hartog onderdak verleend. Sinds enkele dagen wordt in de
steeds uitverkochte „kleine zaal" van dit theater het door hem als onder
duiker geschreven en in Nederland nog onbekend gebleven stuk „Stolpsan-
gen" ten tonele gebracht, een blijspel, dat vooral belangstelling trekt, omdat
het wordt gespeeld door slechts twee personen en omdat het nu eenmaal on
gewoon is, een heel stuk in het echtelijk slaapvertrek te zien opvoeren, waar
zo een stolpsang" (ouderwets ledikant) staat. De Zweden, die in spel en
décor de voorkeur geven aan realiteit, amuseren zich kostelijk over enkele
gewaagde scènes in en om het ledikant.
gebruikers over mij dachten: daar rijdt
een opgeblazen jongen!
Het getij keerde en enkele jaren
later zat ik in mijn eigen sportwagen
en lachte: Jan de Hartog is een opsnij
der! Maar dit deed ik dan om me te
verdedigen tegen de mensen, die heel
duidelijk dachten: daar rijdt een genie!
In deze periode van reactionaire ver
legenheid ontstond de manlijke hoofd
rol van mijn stuk. De vrouwelijke
hoofdpersoon, Agnes, vertolkt het
ideaal, de wensdroom Madonna en
Dulcinea van een jongeman, die
bang is spoedig deze wereld vaarwel te
moeten zeggen.
Deze angst bestond in werkelijkheid.
De oorlog was uitgebroken; mijn best
seller, die mij een auto had opgele
verd, viel bij de bezettingsautoriteiten
niet in de emaak, |omdat het boek
„nationale gevoelens wakker riep". Dit
en nog andere omstandigheden hebben
tot een klopjacht op de schrijver ge
leid. Ik moest onderduiken en later
de vlucht naar Engeland nemen. Ik
was reuze bang, dat men mij zou her
kennen. Mijn passie, om me steeds
weer te laten fotograferen, dacht ik,
heeft mijn gezicht tot mijn ergste
vijand gemaakt. Maar dat kwam ge
lukkig anders uit dan ik me had voor
gesteld. De foto's lieten zoveel ver
schillende haar- en pijpstijlen zien, dat
niemand me zou herkennen. Toch bleef
ik voorzichtig: ik huurde een kamer
in een tehuis voor oude dames, waar
ik onder de naam „Mrs Flyingheart"
leefde.
Daar zat ik tien weken zonder het
vertrek te verlaten. De dames wisten
niet beter dan dat ik over pijn in
mijn rug klaagde en wel vlug zou ko
men te overlijden. Dienovereenkomstig
waren de kleine porties, omdat alle
dienbladen, die in mijn kamer werden
gedragen, geïnspecteerd werden door
honderd en twintig gierige ogen.
Toen ik nagenoeg al het vet nad
verloren, dat de jaren en het genie mij
hadden gegeven, kwam de gastvrouw
r\E nu 37-jarige schrijver schijnt zijn
schepping toch ook wat vreemd te
vinden en geeft derhalve de volgende
verklaring:
toen ik nog jonger was dan nu,
beschouwde ik me als een genie. Ik
sierde me met een snor, schafte mij
een pijp aan, liet mijn baard groeien
liet daarna weer het roken, schoor
me regelmatig en zocht ook weer de
kapper öp. Mijn foto's van die tijd
doen denken aan een galerij van mis
dadigers. Niemand zou hierin de strijd
hebben herkend van een jonge man,
die zich met weinig middelen met de
glans van een genie wilde omgeven.
En terwijl ik gekleed in lumberjack en
sandalen op mijn fiets door het Hol
landse landschap reed, herhaalde ik in
de maat van mijn piepende trappers
steeds weer de woorden: Jan de Har
tog is een genie! Ik deed dit om me te
verdedigen tegen wat de andere weg-
(Van onze correspondent te Londen)
DE Britse staatsmedici en zij omvatten ruim negentig procent van alle artsen
hebben zoals wij reeds meldden deze week een officiële salarisverhoging
gekregen van tien pond (honderd gulden) per week. Dit brengt hun gemiddelde
salaris thans op een minimum van tweeduizend pond per jaar (twintigduizend
gulden). De nieuwe salarisverhoging zal met terugwerkende kracht ingaan van
Januari 1948 af, toen de nationale gezondheidsdienst door Labour werd in
gevoerd. Dit betekent, dat de Britse artsen behalve hun onmiddellijke salaris
verhoging ieder een meevallertje van 1500 pond (vijftienduizend gulden) in con
tanten zullen ontvangen.
{-[ET is geen wonder dat de medici
momenteel in een extra goede
stemming zijn, ondanks de harde
woorden, die de Labourpartij in het
Lagerhuis uitsprak over nog een an
dere maatregel, die genomen is. Te
gelijkertijd werd namelijk aangekon
digd, dat het publiek voortaan een
shilling (vijftig cent) voor elke fles
medicijn zal moeten betalen. Tot nu
toe kreeg men alle medicijnen gratis.
Wat de medici en patiënten betreft,
is de nationale gezondheidsdienst in
alle opzichten nog verre van ideaal.
Vier jaren practijk hebben aangetoond,
dat de patiënten onmogelijk dezelfde
tijd en toewijding van de dokters kun
nen verwachten als voorheen. Uit de
stampvolle wachtkamer is duidelijk
gebleken, dat de totaal overwerkte
staatsmedici slechts een minimum
van tijd aan elke patiënt kunnen be
steden. Er is bovendien niet alleen
een schreeuwend tekort aan artsen,
maar het publiek loopt voor elk wis
sewasje naar de dokter, „omdat het
toch niets kost". Vele geneesheren
zijn dan ook 16 a 18 uur per dag aan
het werk. Het gevolg hiervan is een
onvermijdelijke ophoping van de pa
tiënten en in de wachtkamers ziet men
dan ook een soort militaire ziekenpa-
rade.
[n een dichtbevolkt mijndistrict in
Zuid Wales bijvoorbeeld hebben de
meeste dokters stalen leuningen in
hun wachtkamers laten neerzetten, zo
dat de patiënten er tussen staan, net
als in een queue voor een bus. Een
soort lopende bandsysteem dus!
In Richmond, even ten westen van
Londen, heeft een ondernemende dok
ter een verlicht bord in zijn wachtka
mer hangen. Zodra hjj een patiënt af
gewerkt heeft, drukt hij op een knop
en met felle rode neonletters flitsen
de woorden „volgende patiënt" aan in
de wachtkamer.
Volgens de jongste statistieken van
de Medical Practitioners Union kan
een dokter die 2500 patiënten in zijn
boeken heeft staan en dat is het
gemiddelde aantal geregistreerde pa
tiënten van een staatsdokter aan
elke patiënt slechts vijf minuten tijd
besteden om een diagnose vast te
stellen. De maximum tijd, die hij aan
een huisbezoek (sporadisch!) kan be
steden, is twintig minuten.
Het maximum aantal patiënten, dat
een staatsdokter op zijn boeken mag
hebben is vierduizend. In de grote ste
den, waar de doktoren inderdaad dit
enorme maximum bereiken, heeft de
dokter volgens voorgaande statistie
ken gemiddeld drie minuten tijd om de
diagnose vast te stellen van een pa
tiënt, die op zijn spreekuur komt, en
twaalf en een halve minuut per huis
bezoek per patiënt!
Maar de statistieken over de ge
zondheid der artsen zelf zijn evenmin
opwekkend. Het is vastgesteld, dat zi)
onder de huidige nationale gezond
heidsdienst zodanig overwerkt zijn,
dat zij zelf in toenemende mate het
slachtoffer worden van hartkwalen.
Volgens de statistieken zal één van
elke vijf artsen, die momenteel beneden
de 45 jaar oud zijn, vóór zijn 65e jaar
aan een hartaanval overlijden.
Een noord-Londense dokter met
3000 patiënten op zijn lijstje vertelde
ons: „Ik heb het thans dubbel zo
druk als voor onze „nationalisatie".
Maar ik moet er bij zeggen, dat vier
vijfde van alle medicijnen die ik voor
schrijf, eigenlijk overbodig is. Er zijn
hopen denkbeeldige zieken. Ik heb ont
dekt, dat mijn vulpen machtiger is
dan mijn stethoscoop. De meeste inge
beelde patiënten zijn allang gelukkig
als ze een formulier van me krijgen
voor een fles medicijn. Jongelui van
omstreeks twintig jaar zijn mijn groot
ste tijdverkwisters. Zij komen aanlo
pen voor elk puistje en schrammetje
en zelfs voor stijve spieren als ze ge
voetbald hebben".
De verrijzenis naar een schilderij-fragment van Alb. Altdorfer (1480—1538),
het verstandiger een gedeelte van zijn
schatten in Veiligheid te brengen. Hij
kocht dus een schip, de honderd dertig
ton metende „Télémaque", waarin hij
de schatten van twee oude en met be
storming bedreigde kloosters liet op
bergen. Verder verstopte hij erin het
beroemde paarlencollier van zijn vrouw
Marie Antoinette. Voor dat collier had
de koning een bedrag van ongeveer
dertig millioen guldens betaald. Om
geheel zeker te zijn ook als onttroonde
koning nog rustig in het buitenland te
kunnen leven, liet hij ook een kist aan
boord brengen, waarin twee en een half
millioen gouden ponden zaten. Alleen
deze laatste kist zou in onze tijd al
voor vele tientallen millioenen guldens
aan goud bevatten.
Op 1 Januari 1790 vertrok dit schip
naar Rouaan. Op 3 Januari verging
het vlak bij een plaatsje dat Quille-
beuf heet, en dat halverwege tussen
Parijs en de zee aan de Seine ligt. Het
schip met zijn kostbare lading zonk. Dè
regering zond hierop onmiddellijk een
aantal specialisten met voor die dagen
zeer modern bergingsmateriaal om de
kostbare lading van de „Télémaque" te
redden. Maar het schip was reeds in
de modder gezakt en aangezien de
Seine ter plaatse zeer snel stroomt
slaagde men er niet in iets naar boven
te halen, ofschoon de 300 mannen, die
de regering gestuurd had, 'een paar
maanden lang zonder onderbreken had
den doorgewerkt. Officieel stond de
lading aangegeven als te bestaan uit
hout. Ze was ook als zodanig verze
kerd. Iedereen verwonderde zich dus
dat de regering zoveel moeite deed dit
hout terug te vinden.
In 1818 werd een nieuwe poging in
het werk gesteld het wrak te lichten,
maar zonder resultaat. Dergelijke po
gingen die in 1837 en in 1843 onderno
men werden, bleven ook zonder suc
ces. In 1938 werd er met veel geld een
maatschappij gesticht, die nog eens en
nu met de beste middelen zou trachten
iets van de schat te vinden. Men had
nu meer succes. Men vond enkele me
ters onder de modderige bodem ver
schillende onderdelen van het honderd-
vijftig jaar geleden gezonken schip.
Maar de duikers brachten ook enke
le gouden munten en verschillende
juwelen naar de oppervlakte. Veel was
het .bij elkaar echter niet en de gehele
geschiedenis had meer geld gekost, dan
zij opbracht. Men heeft er toen aan
getwijfeld, of het hier inderdaad wel
onderdelen van de Télémaque betrof,
en men is niet doorgegaan met zoeken.
Met machtige middelen
THANS is er weer een maatschappij
gesticht, die de bodem van de Sei
ne zal gaan onderzoeken. Aangezien
zo'n schatzoekerij altijd bijzonder op de
verbeelding van de mensen werkt, is
men er in geslaagd erg veel geld bijeen
te krijgen. De expeditie is maanden
lang grondig voorbereid en men be
schikt nu over het modernste duiker
materiaal dat er bestaat, duikersklok-
ken enz. Met het eigenlijke werk zal
binnen korte tijd begonnen worden. Dat
het schip met de kostbare lading in
derdaad bij Quillebeuf gezonken is,
daar zijn alle historici het over eens.
Men is echter niet helemaal zeker, dat
het beroemde paarlencollier van Marie
Antoinette inderdaad aan boord is. De
nieuwe maatschappij hoopt dit spoedig
ter plaatse te kunnen constateren.
Men begint met een duikersklok van
honderd ton op de plek te zetten waar
de schuit gezonken is. Men neemt aan
dat er van de Télémaque zelf niets
meer over is. Men zal dus de Seine-
bodem over een oppervlakte van ver
schillende hectaren en tot op een diep
te van tien meter centimeter voor cen
timeter gaan nazoeken.
De bewoners van Quillebeuf tonen
een ietwat geforceerd optimisme voor
de onderneming. Zij vertellen aan
iedereen die het horen wil, dat er ze
ker schatten gevonden zullen worden.
Schatzoekers trekken altijd veel be
langstellenden, redeneren zij. Die be
langstellenden zullen hun geld in Quil
lebeuf komen verteren, en al wordt er
niets in de Seine gevonden, dan zul
len de hotelhouders van het stadje v
toch gouden zaken door doen.
JAN BRUSSE
JAN DE HARTOG
op een lumineus idee. Zonder die goe
de inval zou mijn stuk nooit zijn ge
schreven. Ze kwam op een goede dag
in mijn kamer gezeild, voortgestuwd
door de krachtige wind van haar vast
beslotenheid en hijgde: „Ik heb het!"
En dat had ze. Daarna kwam Marietje
twee keer per dag gek gichelend in
mijn kamer met een po, die gedeeltelijk
met een handdoek was gecamoufleerd
en waarin zich.... soep bevond. Voor
de dames betekende dit, dat de toe
stand van die arme mrs. ernstiger was
geworden en wel dermate, dat zij niet
meer een zekere plaats kon opzoeken.
Voor mij betekende dit echter Het
Leven en mijn komedie. Gesteund door
deze geheime kost kon ik het stuk
schrijven".
De Hartog noemt dit stuk het beste,
dat hij ooit heeft geschreven, ten
minste, wanneer „best' het zelfde is
als „eerlijk". Want dit toen ik geweest,
bekent hij: vol van poësie, melancholie,
wijsheid en liefde.
Zijn zelfportret krijgen we duidelijk
te zien, liefde zelfs meer dan ons lief
is. Het melancholieke einde laat een
bittere smaak na. De bestseller-schrij
ver in het stuk krijgt zijn manuscript
niet meer geplaatst en vreest in de hel
te komen. Hij wordt dan echter door
zijn resolute vrouw die hij als een
winstgevend koetje heeft getrouwd om
uit haar zijn poësie te putten onder
de arm genomen en vervolgens bepleit
zij voor een imaginaire hemelpoort
voor hun beiden de toegang.
ADVERTENTIE
Hoe bereik je en hoe behoud
je het (benijdenswaardige) „ge
lukkige huwelijk" in deze moei
lijke wereld?
Een huwelijk is over 't algemeen
niet zo'n eenvoudige kwestie. Te
veel grote en kleine factoren doen
hun invloed gelden en het is
daarom van het grootste belang
een sfeer te scheppen waarin elk
huwelijk de meeste kans van
slagen heeft dat is een pret
tige zonnige huiselijke sfeer.
Neem hiervoor G-B behangsels
uit de fraai verzorgde collectie
1952. Bij elke goede schilder
behanger ter inzage!
(Advertentie, Ing. Med.)