Koningin, een Kennemer Vrouwe
PARIJS IN AMSTERDAM
r
De bloedslijn zette
zich voort
AMSTERDAMS PODIUM
Een verheven nazaie van de
Heren van Heemskerck
hr£riSH£praC-
Eerlijk oordeel
Moeizaameinde
JULIANA
OP HET MATJE
anthony van kampen.
DIE ZATERDAGAVOND
'^ZTileTnoTlan^T^ S}°ten Van Hollant hebben altijt Ohestaen
zee" AMJZ^Z^Z.\1, bun cT}nen a!smede van versche Visch uyt de
voorVomen vanlaLitnldeJero™^chnjver om de redenen van het veelvuldig
bi Wonder i de stre,ek van Kennemerland. En zich meer in het
HeeimkIrck lrhrr nUhe- ™e£ ,heLs£amslot van het riddermatige geslacht
timZeren dat h^ L^ u •■Ko?mc\ Willem, Grave van Hollant dede an. 1250
heten Heer Cherit „L u i™ 9eU ,de Wcst Vriesen, daer hij eenen ghe-
die Vrieten nuf» Heemskerc casteleyn af maecte, met condicien dat hij
TekcVahZl an LT h°uden ™de' ende nimmermeer laten rusten, met
West-Vrielen tZedZlï mann?n/nde sonde nieren, .om den overloop van de
arave van HnllZtdoei endedaer voer soude hem die coninc van Hoornen,
baenlu van Kemerlan"»9 C P°nden enie maeckte hem daertoe
WA deze eerste Heer van Heemskerck
regeerden nog vier generaties van
zijn stam om in 1380 uit te sterven met
de Kabeljauwsgezinde Heer Wouter
van Heemskerck. Na diens dood ver
viel de burcht aan Hertog Albrecht
van Beyeren, ruwaard van Holland,
die Floris van Alkemade belastte met
het beheer van de bezitting. Acht jaren
later, op 5 November 1398, verkocht
hij aan een familielid uit een zijlinie
der oude Heren „het huys tot Heems
kerc mit allen sinen toebehoren als
dunen, molen, swanen ende anders mit
UET boek der Spreuken is een verza
meling van wijze woorden, die voor
iedere eeuw en in alle omstandighe
den hun waarde en hun kracht behou
den. Er zijn maar weinig Bijbelboeken,
die zó los staan van hun milieu en
van hun tijd; er zijn ook maar weinig
Bijbelboeken die zó weinig van
de theologie en zo véél van het
eenvoudige, dagelijkse leven der men
sen hebben te zeggen. Dat gans dit
leven van mens tot mens gezet wordt
onder het licht van de openbaring
Gods in woord en wet behoeft geen
betoog, maar zó sterk staat de ver
houding van mens tot mens op de
voorgrond, dat ge, al lezende, de
naam Gods als vanzelfsprekend en als
„natuurlijk" beschouwt.
Let eens op zo'n woord, als ge bij
voorbeeld vindt in het zestiende hoofd
stuk: „Wie de goddeloze rechtvaar
digt en de rechtvaardige verdoemt,
zijn de Heere een gruwel". Gebeuren
er zulke gruwelen niet iedere dag? Is
het oneerlijke oordeel over anderen
niet een vlotte gewoonte, een bijna
vaste karaktertrek van velen gewor
den? En toch: God zegt er van dat
het een gruwel is!
Dat is een zwaar woord. Maar in
het kader van deze tekst uit Spreuken
heeft dat woord betrekking op dingen,
die de moderne mens zo gewoon zijn
feworden als zijn radio en zijn sigaret.
\j zijn een vast onderdeel geworden
van het program onzer moderne, ef
ficiënte, hyper-economische bescha
ving. Zij worden in het handelsver
keer „noodzakelijk" en in de politiek
„wenselijk" genoemd en ze krijgen
dan natuurlijk de fraaie, woorden van
concurrentie, Real-politiek of actief
opportunisme. Om hun gewaande
noodzakelijkheid in de strijd om het
bestaan en om hun veronderstelde
wenselijkheid bij het schaakspel der
politici hebben ze als het ware rechts
geldigheid gekregen in het verkeer
van mens tof mens en van volk tot
volk. Men verdient er geld mee en
ridderorden. Maar God zegt: het ls
gruwelijk!
„Wie de goddeloze rechtvaardigt"
Dat wil zeggen: wie goed praat wat
verkeerd is, wie steun verleent aan
datgene wat in feite strijdig is met de
normen van de eeuwige wet en afwij
kend van richtlijnen, die het hoogste
Gezag voor het leven der mensen
heeft gesteld. Wie recht praat wat
krom is, wie zijn geweten het zwijgen
oplegt en méé draaft met degenen, die
op slfjikse wegen van onrecht en ver
drukking gaan d i e is een gruwel
Geen zoete winsten en geen linten en
kruisen gooien de waarheid omver.
„Wie de rechtvaardige verdoemt"
Het zelfde kwaad in een andere vorm.
Hoe vaak wordt het oordeel over
mensen niet geveld uit motieven, die
oneerlijk, onbehoorlijk, onrechtvaar
dig zijn? Hoe vaak wordt niet de ar
me, de man zonder invloed in het on
gelijk gesteld als het er om gaat bi)
een man met geld, een man van aan
zien in het gevlij te komen? Het geld
dat stom is maakt dan recht wat
krom is.
Want als het gouden kalf tot „goa
verheven wordt, dan wordt de schobber
toegejuicht en de rechtvaardige krijgt
een schop. Het is een gruwel, zegt
God.
Misschien laat dat woord u koud
Maar weet dan dat ge, goddeloze
steunend en rechtvaauuge vertrap
pend, geweld bedrijft jïgms uw ziel
en kanker kweekt in uw geweten. En:
„met welk oordeel gij oordeelt, zult
ge worden geoordeeld, en met welke
maat gij meet zal u weder gemeten
worden Gods molens malen soms
met een slakkengang, maar ze malen
bijzonder secuur.
Krabben en peuteren maatct ae
Hlllfi. kwaal steeds erger. De helder
•1^1 vloeibare D.D.D. dringt diep
1111 Slclfl in de poriën door. zuivert, ont-
smet en geneest de huid.
geneesmiddel tegen tl wil bb
huidaandoeningen
(Advertentie, Ing. Med.)
allen goeden ende renten den huze
voirs, toebehoorende", waarmede een
nieuwe stamvader van het oude ge
slacht zijn intrede deed op het familie-
goed.
Deze Heer Gerrit van Heemskerck,
Herbernzone, Ridder, kozen wij als
uitgangspersoon van de hiernevens af
gedrukte stamlijst, welke in rechte
lijn voert naar onze Koningin en waar
uit haar typisch Kennemer afkomst
blijkt
Gerrit's bewogen leven
QERRIT had een bewogen leven. En
de moeilijkheden deden zich reeds
onmiddellijk voor toen de beheerder
Van Heemskerck, Floris van Alke
made, weigerde de heerlijkheid aan de
nieuwe eigenaar over te dragen. De
twist liep zo hoog, dat de rivalen
elkander te lijf gingen toen zij met hun
heer in 1399 op expeditie waren tegen
de Friezen. Gerrit werd gewond maar
herstelde. Een scheidsprake wees
Heemskerck aan de wettige eigenaar
toe en ten slotte gelukte het Gerrit.
zijn bezittingen werkelijk te verwer
ven. Hoewel niet altijd daadwerkelijk
deel nemende aan de hevig woedende
strijd tussen Hoeksen en Kabeljauwen,
werd Gerrit toch dikwijls bij de moei
lijkheden betrokken. Jacoba van Beye
ren wist hem tijdelijk voor haar partij
te winnen door aar hem de heerlijk
heid Terschelling te verkopen. Toch
gelukte het hem zijn pas verworven
bezit te behouden en zelfs enigszins
uit te breiden. Het laatst wordt hij ge
noemd in 1429, Kort daarop moet hij
in het buitenland gestorven zijn, daar
zijn tweede vrouw Margaretha van
Cralingen in 1432 als weduwe vermeld
wordt. Hun enige dochter Clementia
(Meyne), de erfgename van Heems
kerck, was nog zeer jong, hetgeen te
lezen valt uit een clausule van de op
25 Mei 1429 opgemaakte huwelijks
voorwaarden met Heer Gysbrecht van
Vianen, waarin laatstgenoemde zich
verplicht „der joncvrou van Heems
kerc an him sal nemen in siinre be-
waringe ende sal se truwen tot horen
mondigen dagen, also vroech als dat
wesen mach na den rechte". Dit huwe
lijk moet kort vóór 27 Juli 1432 hebben
plaats gevonden, aangezien van die
datum een testament ons bewaard is
gebleven waarin Gys en Meyne ge
zamenlijk als man en vrouw over
hunne goederen beschikken. Meyne
stierf omstreeks 1475 en haar echtge
noot reeds in '58. Hij was ridder en
raad van Hertog Philips de Goede van
Bourgondië, tevens Graaf van Holland.
De dochter Gerarda Maria van Vianen,
die getrouwd was met de Heer van
Zevenbergen, uit het Huis Stryen,
overleed in 1465 vóór haar moeder,
waardoor haar dochter Maria van
Zevenbergen in 1476 Heemskerck be-
erfde, in wier plaats haar vader op 19
Juli de leeneed aflegde. Haar huwelijk
met Cornelis van Glymes was op niet
onromantische wijze tot stand geko
men. De knappe Maria had vele aan
bidders, doch geen van hen was zo
doortastend en vurig als Cornelis.
Maar hoe hij haar ook vrijde, Maria's
vader bleef zich halsstarrig verzetten
tegen hun verbintenis. Toen besloot
Glymes andere wegen te bewandelen.
Van vrienden had hij vernomen dat
zijn aangebedene met haar vader op
een zekere dag langs een bepaalde weg
van de jaarmarkt van Arrtwerpen zou
terugkeren naar hun slot. Schielijk
neemt de minnaar zijn maatregelen,
stelt zijn mannen langs de weg op en
wacht af. Inderdaad nadert de stoet
vader Van Zevenbergen in een karos
gezeten en zijn dochter elegant te
paard naast de wagen. Plotseling
springen de bewakers van de weg te
voorschijn en houden de verschrikte
reizigers aan. Ook Cornelis treedt thans
naar voren en niet zodra ziet hij de
oude Heer Arent. of hij valt op de
knieën en zegt: „Heere van Zevenber
gen. ic bidde U om die minne van
Gode ende ter eeren van der heylighe
passie ons Heeren, dat U gelieven wille
my te gevene te hylike uwe doghter,
die ic langen ti.it lief gehadt hebbe.
ende is gelove u, dat ic u een goet ende
getrouwe zoen wisen sal, ende bij
alsoe ghy my die niet en geeft, zoe
biddic u, dat mijn rat ende jonck voer-
nemen u niet mishagen en wille ende
dat ghy my dat vergheeft, want liefde
my dwingen sal die te vuren met my".
Algemene consternatie: Maria snikt,
vader Arent tracht de uitbundige min
naar te kalmeren, maar deze laat zich
niet misleiden. Het gezelschap wordt
beleefd 'doch dringend verzocht zijn
reisplan te wijzigen en „vrijwillig" be
geven allen zich onder Cornelis' ge
leide naar de woning van een gemeen
schappelijke oude vriend. Onderweg
♦raeht Heer Arent te ontsnappen, maar
worr" gegrepen. Cornelis blijft zijn
acfspirant schoonvader voorkomend
maar oplettend behandelen en trekt
zich niets aan van de belediging die
de oude heer hem aandoet door zijn
overval te vergelijken met een typi
sche daad van Engelsen, de piraten
dier dagen bij uitnemendheid.
SCHOONVADER onder de hoede van
vrienden achterlatende, voert Cor
nelis zijn bruid, met een kamenier in
een wagen met zich mede over Thie-
nen naar Glymes, waar zij „zeer gue-
ti lic ende hoffelic getracteert" worden.
Na de bode te hebben weggezonden,
daar zij Maria steeds opstookte hulp
te roepen, wordt de reis vervolgd naar
Braine l'Alleud, waar schaker en ge
schaakte een groots onthaal wacht.
Daags na aankomst huwt Maria „uyt
vrijen en li beren toille" in tegenwoor
digheid van een illuster gezelschap
Jonker Cornelis van Glymes en Ber
gen. Vader Van Zevenbergen en de
procureur-generaal dagen de snode
bruidegom voor de Grote Raad, die
Cornelis tot verbanning en verbeurd
verklaring zijner goederen veroordeelt.
De gestrafte trekt er zich niets van
aan en zijn gratie verzoek wordt in
1483 ingewilligd.
Was het Kennemer erfgoed door
deze huwelijken reeds naar Zuidelijke
regionen van ons land verhuisd,
zelfs noemde men het oude kasteel niet
meer Heemskerck, doch het Huis van
Sevenbergenhet zou zelfs naar het
buitenland overgaan. Van 1529 tot 1560
was de zoon van Cornelis en Maria,
ook Cornelis geheten. Heer van
Heemskerck. Deze was sedert 1538
Bisschop van Luik. Hoewel hij de
geestelijke stand later vaarwel zegde
en trouwde, werden hem toch geen
kinderen geboren, zodat de Kennemer
erfenis kwam aan de zoon van zijn
zuster, de vrouw van Louis de Ligne,
Heer van Barbangon. Deze zoon Jean,
door zijn huwelijk Graaf van Aren-
berg geworden, onder welke naam hij
beter bekend is gebleven, was Spaans
Stadhouder in de Noordelijke provin
cies. Hij sneuvelde bij Heiligerlee in
1568. toen hij de invallende Graaf Lo-
dewijk van Nassau was tegemoet ge
trokken. Zoals bekend vloeide in deze
slag het eerste Nassau bloed voor de
vrijheid van ons land, daar Oranjes
broeder, graaf Adolf, het leven liet.
Jean's zoon Charles, trouw aanhanger
van de Spaanse Koning. Spaans Gou
verneur van Gelderland, maakte van
het Twaalf-jarig Bestand gebruik om
zijn Noordnederlandse bezittingen van
de hand te doen, daar hij door zijn
politieke richting over deze toch maar
met moeite kon beschikken. Zo ver
kocht hij op 11 Juni 1610 zijn Kenne
mer familiegoed voor f 135.000 aan Da
niël van Hertaing, Heer van Mar-
quette, een Henegouws edelman en
officier in Staten Dienst. Bij octrooi
van de Staten van Holland werd «het
hem zelfs vergund de uit 1250 stam
mende heerlijkheid voortaan het Huys
te Marquette te noemen, onder welke
naam het nog heden ten dage bekend
staat.
De weg van het bloed
WAS hiermede de juridische erflijn
van de oude Heren van Heems
kerck verbroken, niet aldus hun
bloedslijn! Immers de dochter van
Charles, hem geboren uit zijn huwe
lijk met Anna van Croy, Hertogin van
Aerschot en Prinses van Chimay, Do-
rothee, kreeg tot man een nazaat van
de grote Graaf Lamoral van Egmond,
die in het jaar 1568 als eerste slacht
offer was gevallen van Alva's schrik
bewind. Het is opnieuw een vrouw die
het erfgoed overdraagt aan een ander
geslacht, n.1. dat der Grafelijke en
later zelfs in de Vorsten-stand ver
heven Rijkspostmeesters van Thum en
Taxis. En nog verder zou het Heems-
kercker bloed zich verwijderen van
zijn bron: Prinses Maria Augusta van
Thurn en Taxis, dochter van de pracht-
lievende Anselm, trouwde in het Zuid-
Duitse Hertogen geslacht Württem-
berg, welks Sophie Dorothee als vrouw
van Keizer Paul I, Czarina van Rus
land werd, onder de namen Maria
Fedorowna. Maar het was hun dochter
Anna, Neerlands tweede Koningin, die
de Heemskerckse erfenis na een ver
blijf van drie eeuwen in het buiten
land, wederom terug bracht op der
vaderen erf.
Aldus kan Noordhollands bevolking
in onze geliefde Koningin Juliana, de
verheven nazate van de oorspronkelijke
aloude Heren van Heemskerck, in
waarheid mede eren haar echte Kenne
mer Vrouwe, aan wie het onze courant
een voorrecht is dit wel zeer merk
waardige overzicht te mogen opdragen.
GERRIT
HERBERNzn, HEER v. HEEMSKERCK
MARGARETHA v. CRALINGEN
I
CLEMENTIA Vr. v. HEEMSKERCK
GYSBERT Hr. v. VIANEN
I
GERARDA v. VIANEN
ARENT v. STRYEN, Hr. v. ZEVENBERGEN
I
MARIA Vr. v. ZEVENBERGEN en HEEMSKERCK
CORNELIS v. GLYMES-BERGEN, Hr. v. GREVENBROECK
I
MARIA v. GLYMES-BERGEN
LOUIS v. LIGNE, Hr. v. BARBANgON
f
JEAN v. LIGNE GF v. ARENBERG
HEER v. HEEMSKERCK
MARGARETHA v. d. MARCK, Gvn. v. ARENBERG
1
CHARLES v. LIGNE. Pr. v. ARENBElfG
HEER v. HEEMSKERCK
ANNA v. CROY, Htgn. v. AERSCHOT
1
DOROTHEE v. LIGNE, Prs. v. ARENBERG
PHILIP LAMORAL Gf. v. HORNE-HOUTKERCKE
I
ANNA FRANCISCA Gvn. v. HORNE-HOUTKERCKE
LAMORAL CLAUDIUS Gf. v. THURN en TAXIS
I
EUGEN Vst. v. THURN en TAXIS
ANNA Prs. v. FüRSTENBERG-HEILIGENBERG
I
ANSELM Vst. v. THURN en TAXIS
MARIA Prs. v. LOBKOWITZ
MARIA AUGUSTA Prs. v. THURN en TAXIS
KARL I Htg. v. WÜRTTEMBERG
I
FRIEDRICH Htg. v. WüRTTEMBERG
DOROTHEE Prs. v. BRANDENBURG-SCHWEDT
I
SOPHIE DOROTHEE Prs. v. WüRTTEMBERG
PAUL I PETROWITCH Kzr. v. RUSLAND
r*r
ANNA PAULOWNA Grt. Vtn. v. RUSLAND
WILLEM II Kn. der NEDERLANDEN
I
WILLEM III Kg. der NEDERLANDEN
EMMA Prs. v. WALDECK-PYRMONT
I
WILHELMINA, Kgn./Prs. der NEDERLANDEN
HENDRIK Pr. d. NEDERL. Htg. v. MECKLENBURG
I
KONINGIN DER NEDERLANDEN
PRINSES van ORANJE-NASSAU
HERTOGIN van MECKLENBURG
PRINSES van LIPPE-BIESTERFELD
rjE bejaarde man, die terzake van
diefstal voor de rechter trad, was
een nieuweling in de misdaad en het
viel hem tegen, dat was duidelijk. Hij
beefde een beetje, zijn schouders zak
ten af en zijn verweerde, stoppelige
kop was gebogen. Dit was geen branie.
Hij had twintig gulden uit een bak
kerij gestolen en hij bekende vlot. Ja,
hij had die briefjes Weggenomen toen
de bakker even weg was. 't Geld lag
daar zomaar.
„U bent zevenenzestig jaar en u
kwam nog nooit met de Justitie in
aanraking", zei de rechter met een on
dertoon van vriendelijkheid in zijn
stem. „En nu deze diefstal, dat is toch
wel héél erg."
De man schoof wat met een voet
heen en weer en zweeg. Hij boog het
hoofd nog wat dieper.
„Nu?" animeerde de rechter. Da
oude weifelde nog even, als zocht hij
naar woorden. Toen begon hij te pra
ten, haperend en voorzichtig en met
lange pauzen tussen de zinnen.
,,'t ls ergIk schaam me zo...„ As
me vrouw dat nou 's had moete be-
leveWe heb ben altijd netjes ge
leefd, me vrouw en ik en al me kin-
dersAltijd grootgebracht in 't
goeie, edelachtbare, da's waarlijk waar.
Toen moeder uit de tijd raakte wier 't
tobbe, 'n Man alleen da's niksja
moest eigenlijk maar liever gelijk
heengaanDe een zegt zus en de
ander zegt zo. Me oudste dochter zei:
vader, doe de spulletjes weg en kom
bij ons.... Goed bedoeld, rnaar 'k had
't nooit moeten doenMaar me jon
gen zei 't ook. Dat ging een half jaar
goed, zo gaat dat. De kinderende
drukteToen ging ik naar me zoon.
Maar me zoon is doodgereje op die on
bewaakte overweg, een lieve, beste
jongen meneer. Dat was in '42, dat
heb'u wel geleze in de krant natuur
lijk. Z'n vrouw is weer getrouwd, ik
kon daar niet meer aarden, daar was
geen plaats meer voor opa. Bij me oud
ste dochter woonde toen d'r getrouwde
jongen met z'n vrouw en kind, die kon
geen eigen huis krijge. En me jongste
dochter heb 'r zés, dat kon óók niet
Toen woue ze me naar 't ouwe manne-
huis hebbe, maar heus dat wou ik niet.
'k Wou vrij blijve, in zo'n huis ga je
doodoch, ik weet nou niet wat
beter is
Het was heel stil geworden in het
zaaltje. De officier speelde met een
potlood, de rechter streek zachtjes langs
zijn kin en op de tribune zou men een
speld hebben kunnen horen pallen.
„Nou ben ik sindsdien op 'n kamer
tje, in pensjon zogezegd, voor Vijftien
guldens in een week, eten, slapen,
alles. Eerst dede me dochters wat bij
de centen van Drees, maar dat wier
minder, 't leven is zo duur en dan met
al die kinders. Ik heb nog hier en daar
gewerkt, maar dat gaat niet zo best
meer, ik word een dagje ouwerTob
ben, tobben
„Ik begrijp uw moeilijkheden zei
de rechter, „maar moeilijkheden zijn
geen rechtvaardiging voor diefstal".
„V heb gelijk", knikte de man, „dat
weet ik van kindsbeen af. Altijd eer
lijk door 't Iven gegaan.... Dat geld lag
daar zo losik had 't in me zak vóór
ik 't wisten 'k had het zo hard
nodig voor me kamertje, 't was zo tob
ben
De officier had het niet gemakkelijk
met zijn eis; hij begon ietwat onzeker
aan het requisitoir en dat overkomt
hem maar zelden. Officiers van Justi
tie en rechters zijn óók mensen met
een levend hart onder hun witte bef!
Drie weken.
De rechter maakte er een voorwaar
delijke veroordeling van met een
proeftijd van drie jaar; de bakker, die
de aanklager was, knikte instemmend.
Hij zag er, na het verhaal van de ouwe
baas, een beetje geschrokken uit.
Tot zijn zeventigste moet de grijsaard
weer zo netjes leven als hij het zeven
enzestig jaar heeft gedaan. Drie jaar
verder spartelen met de centen van
Drees en de ongeregelde bijdragen van
zijn kinderen. Lukt het hem, dan
blijft hij buiten de gevangenis. Vijftien
gulden per Week is niet veel. Maar het
is héél veel voor een arme, oude man,
die niet in het gesticht wil en die vecht
voor zón vrijheid. Of is dat beetje vrij
heid teveel gevraagd aan het einde van
een lang, arbeidzaam leven?
KAREL
QP het derde perron van het Centraal .Station stond de D-trein naar Parijs.
Een employé van een bekende internationale reisorganisatie, in stijf blauw
lakens uniform, drentelde er langs en keek elk geopend raampje van die trein
binnen. Hier en daar legde hij een formulier of boekje neer. Hij deed dit met
zichtbare liefde en zeer zorgvuldig, als gold het een uitermate belangwekkende
bezigheM. Die D-trein zag er internationaal uit. Hij rook zelfs internationaal.
De man, die er langs liep, was het ook. En zo waren de dames en heren, die er
in zaten. In de drie, vier seconden, dat ik naar die trein stond te kijken, was ik
de gelukkigste mens ter wereld. Ik wist, dat ik even later een der portieren zou
openen en naar binnen gaan. Ik zou gaan zitten op een dier zwoel rood-fulpen
fauteuils, met zo'n groen-wit bespreekbriefje er boven bengelend. Daarna zou
die trein wegdeinen. Weg uit Amsterdam, dat stonk. Dat stoffig was, warm en
ongastvrij. Want zo is Amsterdam in de zomer.
I"\IE trein zou me naar Parijs bren-
gen. Een paar uur later zou ik er
weer slenteren langs de boulevards, in
het onbeschrijflijke namiddaglicht,
waarmee Parijs betoverd is. En ik zou
zitten ergens op een klein terrasje, op
een mager stoeltje, leunend tegen een
dun, labiel tafeltje, achter een glas
Pernod. Is er iets schoners denkbaar
dan in de namiddag te leunen tegen
zo'n tafeltje in Parijs? En zich midden
in de wereld te weten? Want dat is
deze stad: hart der wereld. Te zitten,
zonder iemand te kennen en zonder
door iemand gekend te worden. Een
beetje dromen, een beetje fantaseren,
een beetje spelen met illusies op dat
wrakke, ijzeren stoeltje.
Dromen over die andere keer, dat
we hier waren, al weer jaren geleden.
Voor het eerst in het Théatre des
Champs Elysées, waar dat ballet van
Igor Strawinsky ging. Nooit zullen we
dat vergeten. Omdat we het zagen, toen
we juist jong genoeg waren om nog
tegelijk te kunnen juichen en wenen,
en nog nét niet te oud om te weten,
dat deze verrukkelijke minuten toch
niet vast te houden waren.
Parijs, op 23 jaar! Voor ons toen
een naam en een begrip. Vol opwin
ding, koorts en verrukking. Dat kleine
journalistenkroegje, met die dodelijk
vermoeide parlementaire courantiers,
na een nacht vol politieke rumoer in
de Senaat. Place Pigalle, met dat eta
blissement vol zingende meisjes, van
wie ik me niet precies meer weet te
herinneren, wat me meer in hen boeide
hun schoonheid, of die nachtdonker-
getimbreerde altstemmen, waarmee ze
hun chansons zongen. Die eerste
nacht.... slapend in Quartier La tin,
op de kamer van m'n vriend, de Ne
derlandse schilder, die me gevraagd
had om te komen. Maar toen ik kwam,
was de kamer leeg, met alleen vier
kale, volbekraste wanden, met nogal
bizarre, wat de menselijke anaiomie
aangaat (beiderlei kunne) onthullende
tekeningen.
Tegen de morgen, eindelijk, eindelijk,
de vriend, 1'gèrement ému, lichtelijk
zwevend, en zich uitputtend in aller-
charmanste verontschuldigingen, om
daarna te beginnen met het voorlezen
van kwatrijnen van Omar Khayyam,
waarvan !k dat ene nooit meer heb
vergeten:
Den beker vul, die 't heden zal
genezen
Van oude droefenis en nieuwe
vrezen:
Spreek niet van Morgen!
Morgen kan ik bij
De zevenduizend jaren van
gisteren wezen.
CN dan daarna, in 't aanrijpend mor-
gengrauw, koffie met gebakken
eieren. Met later wit brood en rode
wijn. En uren slenteren langs de boe
kenstalletjes. Leunen over Seine-
bruggen en dwaze dingen zeggen (en
nóg dwazer denkend). En overal de
zon, als kostelijk tonicum voor onze
ontvankelijke ziel.
Dat alles waren wij aan 't herbele
ven die ochtend, op het derde perron
van het C.S. te Amsterdam. We roken
de Pernod, we voelden dat wiebelende
stoeltje op 't terras en we liepen in die
zon. Drie, vier seconden lang.
Maar in de vijfde seconde was daar
de harde, droge stem: Moet u qpg
mee?" Het was de conducteur. Ik
keek hem aan, verward e/j onthuwt.
En. „Nee", zei ik. En daarin lag hit
ganse drarn.
We zakten af naar de uitgang, afda
lend trap na trap. Het was daar koel en
klam en vochtig. En vol onheilspellend
geluid. De vloedstroom der reizende
mensheid nam ons mee, en zo bereik
ten wij de stad. Het asfalt en de stop
lichten, de trams en het kantoor. En zo
begon de dag. Niet in Parijs, maar in
Amsterdam.
Tegen de avond pas schikten we ons
in 't lot. We liepen voorbij een kleine,
drukke straat. Vier kinderen waren er
aan 't spelen. Met tollen. Elk kind had
z'n eigen tol en was er blij mee bezig.
Maar toen ik goed keek. zag ik dat het
maar drie tollen waren. Het ene kind
had er namelijk geen. hoewel het toch
wel tolde. Waahnee? Met de kurk van
een bolsfles. Die kruk draaide als een
echte tol, en ik geloof niet dat 't kind
wist, dat er verschil bestond tussen
echte tollen en jenever-kurken
t Draaide toch!
Ja, er zijn kinderen met kurken als
tollen, zoals er mensen zijn, die Parijs
beleven moeten in Amsterdam. Er is
geen reden tot droefenis en ontevreden
heid. 't Is louter een kwestie van ver
beeldingskracht.
De rest van heel die dag was vol
geluk!