Overheidszorg voor de cultuur is een noodzakelijke taak Hei behoud van de Nederlandse culiuur staai op hei spel Drie eeuwen portret in Nederland r Toeristenklasse in de lucht is een groot succes Onafhankelijkheid van de kunst moet bovenal gewaarborgd zijn Belgisch secretaris-generaal van open baar onderwijs sprak'in Bergen Sieeds wisselende visie op de mens Cartoonist H. Block Mr H.J. Reinink sprak op Volkshogeschool Bergen De K.L.M. in cijfers Geregeld landen toestellen met vijf en zeventig passagiers op Schiphol Plaatsen zijn maanden van te voren besproken Goethe-medaille voor H. C. McCloy Hoogte- en dieptepunten in de kunst Vlaanderen en Nederland moeten zich aaneensluiten Spreekt ons niet aan in het Frans! ZATERDAG 5 JULI 1953 Het vraagstuk „overheidszorg voor de cultuur'' is een probleem, dat de laatste tijd meer dan ooit te voren in talrijke kringen en niet in het minst in de kring yan hen, die direct met de scheppende of de herscheppende kunst te maken hebben, in het middelpunt der belangstelling staat. Een bepaald en betekenisvol standpunt ten aanzien van deze kwestie werd dezer dagen ontwikkld door mr. jl. J. Reinink, secretaris-generaal van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen tijdens een studiebijeenkomst in de Volkshogeschool „De Zand- jjoeve" te Bergen. De heer Reinink zette de betekenis van staatszorg voor de kunst uiteen en pleitte voor overheidssteun aan het culturele leven, omdat hij jn de steun van het z.g. nieuwe maecenaat een zekere bedreiging ziet voor de hoven alles noodzakelijk onafhankelijkheid van dit culturele leven. QM elke mogelijkheid van ingrijpen of richten van een repertoire of tot bepaalde richtingen in de schep pende kunst leidende dwang te voor komen, zou mr. Reinink het wenselijk vinden, dat het culturele leven jaar lijks over een wettig vastgesteld be drag zou kunnen beschikken, zoals dat thans reeds (uit de luisterbij dra- Mr. REININK begon zijn beschouwing met nog eens te onderstrepen hoe moeilijk het voor de overheid is om tot een bepaalde voor mogelijke steun richting geveilde keuze te komen wat betreft het werk van de scheppende kunstenaar. Vooral de laatste jaren schijnt er tussen de gemeenschap en een groot deel van de scheppende kunstenaars een kloof te vallen, die steeds moeilijker is te overbruggen. Pit ligt, aldus de heer Reinink, niet zozeer aan welk van de partijen ook. maar aan de sfeer waarin de kunste naar terecht komt als hij zekere gren zen overschrijdt om te zoeken naar oorzaken en prikkels, die de wereld van heden bewegen en beinvloeden. Pie sfeer is een sfeer van onrust, twij fel en angst, een gebied, dat niet meer in staat is veel schoonheid, laat staan troost te geven. Zou de kunstenaar teruggekeerd uit die wereld zijn in drukken verdraaien en toch iets dat louter schoonheid en rust ademt op papier, doek of muziekblad zetten, dan zou hij ontrouw worden aan de waar heid en niemand, die zoiets van een oprecht levend en werkend kunste naar mag en zal verwachten. De gemiddelde mens ls misschien nu nog meer dan anders geneigd voor zijn verwarde en vraagtekenvolle leven af leiding, troost en schoonheid te zoe ken in de kunst. Nu hij dat niet vin den kan, nu de kunstenaar anders moet en niet anders kan zijn dan hi.i ls, wordt het duidelijk, dat die kloof een realiteit blijkt waaraan niet te tornen valt. Met deze natuurlijke scheiding tus sen hedendaagse kunst en de gemeen schap moet rekening worden gehou den. De mens, die de kunst zoekt, de overheid, die kunst wil steunen en bevorderen, staat hier voor een uiterst delicate en zeer moeilijk op te lossen vraag als men moet beslissen hoe en waar moet worden gesteund en waar niet. In een totalitaire staat, zoals Hitier schiep, was de keuze welke kunst wel gesteund en welke niet gesteund dien de te worden voor de overheid een gemakkelijke taak. De kunstenaar had zich eenvoudig in dienst te stellen van de door de overheid nagestreefde ide ologieën. Hij was dan van steun in rijke mate zelfs verzekerd. In het andere geval werd het scheppen van kunst practisch onmogelijk gemaakt, gingen boeken en schilderijen zelfs op de brandstapel.... Wij leven, aldus mr. Reinink in een vrij land. een land waar voor het le ven en de uitingen van de geest alle ruimte wordt gelaten. Het is dan ook volkomen ongewenst, dat van de zijde die steunend en stimulerend achter het culturele leven wil gaan staan, ook maar enige invloed wordt aangewend of verplichting gesteld ten aanzien van de te scheppen of zelfs te herscheppen kunst. Vandaar dat ik, aldus de heer Rei nink, een gevaar zie in het z.g. nieuwe maecenaat, waarbij b.v. grote instellin gen of bedrijven of ook individueel fi nancieel sterke personen in grote ma te de kunst zouden gaan steunen. Het gevaar van beïnvloeding in bepaalde richtina of onthouding van steun bij antipathie (b.v. in de politieke of reli- geuze sfeer) is daarbij niet weg te den ken. Men doet dan toch weer een af hankelijk cultureel leven ontstaan en dat is juist waar ter dege voor moet Ioorden gewaakt. Bij het bepalen van haar steunpoli- tiek staat de overheid voor een in mindere mate moeilijke keus wat be treft de herscheppende kunst. Als het inderdaad kunst is. wat wordt ge bracht, is bij de overheid in voldoende mate de bereidheid en zelfs een ge voel van volkomen gerechtvaardigdheid aanwezig om die steun te verlenen. Spreker wilde in dit verband als voorbeeld noemen de Nederlandse Onera. Vorig jaar gaf de Opera slechte uitvoeringen en kon het begrip kunst hier bijna niet qieer van toepassing worden geacht. De spontaniteit en de liefde om hier te steunen verminderde daarom sterk. Dit jaar zijn de opvoe ringen van de Opera weer alleszins Waard om mee te maken en te bele ven. En ziedaar, over de vraag óf steun gerechtvaardigd is, behoeft ineens rii"t meer gesproken te worden zelfs. Die steun staat bij voorbaat vast. ge) ter beschikking komt aan de ra dio-omroepverenigingen. De radio-in stanties kunnen in zeer grote mate in vrijheid over dit zekere bedrag be schikken. Ideaal vond hij het instituut van de Raad voor de Kunst in Enge land (Act. Council), die slechts uit ze ven petsonen bestaat en geholpen met het advies van enkele deskundigen het jaarlijks van overheidswege be schikbaar te stellen bedrag verdeelt op een wijze, die zó is, dat de Raad van alle zijden een onverdeeld ver trouwen geniet. Dit, aldus mr. Rei nink, is m.i. een zeer aantrekkelijke oplossing voor staatssteun en behoud van geestelijke vrijheid. Hoewel dit instituut voor een land als het onze zo direct niet valt over te nemen, is een streven naar een oplossing in de ze zin voor het nog steeds lastige pro bleem van overheidszorg voor de kunst, zeker een gelukkige en voor verwerkelijking aanvaardbare ge dachte. Het spoedig omschakelen van de Voorlopige Raad voor de Kunst in een definitieve Raad zou een eerste stap op die weg moeten zijn. Het zo juist verschenen vijfde num 'uer van „De Speelwagen" begint wel met een heel actuele en leuke titel plaat over een korte pauze tijdens het hooien op het land „In 't volst van de taid". C. J. Stins schreef een bijzonder goed geïllustreerd verhaal over West- friese munten. En opnieuw bevat dit hummer enkele, steeds zo gewaardeer de schetsen, geschreven in dialect. Dit maal in het nog maar weinig gedruk te Texelse dialect onder de titel „De landmeter en het hondje van Pacha" door G. J. Logman en een in de streek taal van Hauwert geschreven door A. C. ter Horst-Hoekstra, getiteld „De breie klouf". Het doet voorts goed ook via een fraaie foto te zien dat het oude kprkje in Haringhuizen de zo hoog no- d'ge restauratie ondergaat. De K.L.M. geeft werk aan 12 d 13.000 personeelsleden, telt een luchtvloot van 70 toestellen, en heeft in 1951 weer aanzienlijke winst kunnen boeken. Per dag landen en starten op Schiphol zo'n 140 toestellen. Ruim de helft hier van is voor het geregelde lucht verkeer: 11 x per week naar en ran New York, 5 x per week naar Curagao, 46 x maal naar Londen; 2 d 3 maal per week naar Afrika, 6 maal per week naar het Nabije Oosten, .9 maal per week naar het Verre Oosten, enz., enz. In 1951 werden 499.000 passagiers Vervoerd, tegen 416.000 in 1950 en 12.866.000 kg. vracht tegen 10.280.000 kg. in 1950. En dat alles, terwijl men kan zeggen, dat de burgerluchtvaart nog altijd maar halfwas is. Ze bezien zijn de mogelijkheden inderdaad onge limiteerd. Als erkenning voor zijn belangrijke bijdrage tot de „geestelijke en mate riële wederopbouw" van de federale Duitse republiek zal aan de aftredende Hoge Commissaris John J. McCloy de Goethe-medaille van de stad Frank fort worden aangeboden. In de bege leidende oorkonde wordt vermeld dat de Heer en Mevrouw McCloy er voor hebben gezorgd, dat Amerikaanse hulp werd verkregen voor de bouw van een kweekschool, een 'tehuis voor ouden van dagen van Joodse afkomst en voor de wederopbouw van het verwoeste geboortehuis van Goethe. Een tentoonstelling van kinder boeken uit 50 landen trekt in New- York vele belangstellenden. Van elk land worden twee boeken getoond met het doel „in de Verenigde Staten be ter begrip en grotere waardering te vormen voor de kinderen van andere landen". In de a.s~ wintermaanden zul len de boeken in tal van andere ste den worden geëxposeerd. In deze ver zameling zijn alle Westeuropese lan den vertegenwoordigd. Dezer dagen op Schiphol hebben we ons toch even de ogen zitten uitwrij ven. Landde daar een doodgewone machine, een D. C. 6, het gebruikelijke toestel van de K. L. M. op de lange afstanden. In plaats van echter zo'n 35 k 40 passagiers, zagen we uit deze machine niet minder dan 75 luchtrei zigers het trapje afdalen. Een einde loze r(j van mensen. Kersvers uit New York, zo vernamen we. Amerikanen, die in achttien uur de Atlantische Oceaan waren overgestoken en ge reisd hadden in de z.g. toeristenklasse tegen een prijs, die ongeveer dertig procent lager ligt dan die van de zo genaamde luxe klasse. Na zo'n ontdekking wendt men zich tot het KLM hoofdkantoor in Den Haag, om na te gaan, of dit sinds Mei j.1. ingevoerde toeristenverkeer inder daad aan de verwachtingen beant woordt. En dan verneemt men, dat de plaat sen in deze vliegtuigen al maanden van te voren besproken zijn. De Amerikaan uit de middenstands klasse de man dus, die zo'n 4.000 a 6.000 dollar per jaar verdient en zo'n twee a drie weken vacantie heeft ziet er een welkome mogelijkheid in om een hartwens te vervullen. De hartewens om nog eenmaal z'n familie in Europa te bezoeken, waarvan hij jaren terug afscheid nam om in Ame rika een nieuwe toekomst op te bou wen. En zo hij geen familie meer in deze oude wereld heeft, blijft dit we relddeel hem trekken, omdat hij toch wel eens in z'n leven het geboorte plaatsje gezien wil hebben van zijn voorouders, die destijds de grote spronR naar het onbekende nieuwe land maak ten. Ja, ja, hoe spijkerhard Amerika nen soms aan de buitenkant lijken, wi® hen in het hart kijkt, merkt al gauw, dat ze als het erop aan komt niets on gevoeliger zijn dan wij, en soms mis schien nog wel eens gevoeliger, bij het sentimentele af. Bikkelharde valuta. Laat ze, de kinderen, wij kunnen zeggen dat hun sentimentaliteit ons dollars oplevert. En dat is ook wat waard. Zeker voor de KLM, die prac tisch een „dollar-staat" moet voeren. Men bekende maar, dat nieuwe vlieg tuigen in bikkelharde valuta betaald moeten worden. En de KLM heeft zo nu en dan nieuwe vliegtuigen aan zijn luchtvloot toe te voegen om bij te blij ven. Dit jaar zijn er al vier nieuwe D. C. B.'s gearriveerd van de zeven, die de KLM bestelde. In 1953 komen er tien super-constellatmns bii. en twee D. C. 6 A-vliegtuigen. De laatste twee (die de naam zullen krijgen van gene raal Snijders en ir Damme) zullen spe ciaal gebouwde vrachtvliegtuigen wor den. Tot nog toe heeft de KLM alleen maar vrachtvliegtuigen, die als zodanig werden ingericht. Die Super-Constellations zullen een hoge vervoerscapaciteit hebben en een snelheid kunnen ontwikkeleü van 600 kilometer per uur. Op de lange afstanden. Armterdam- New York, Amsterdam-Diakarta, Am- sterdam-Sydney en Amsterdam-Tnkio dus ideale toestellen, die zo economisch zijn in het gebruik, dat de KLM er in derdaad voorlopig nog niet over pie kert om over te schakelen op straal jagers. Trouwens, dat zou ook niet zo gemakkelijk gaan, ook niet wanneer het economisch verantwoord zou zijn. De grond-afhandeling het verkeer op de vliegvelden dus is .beslist niet ingesteld op een intensief verkeer met straalvliegtuigen. WE HEBBEN dezer dagen gestaan voor een aantal portretten, welke waren geschilderd omstreeks 1525, dus meer dan vier eeuwen geleden. Het was een zeer merkwaardige sensatie, als het ware oog in oog te staan met een groepje mannen en vrouwen, die al generaties geleden het tijdelijke met het eeuwige verwisselden. Honderden Jaren vielen weg bij dit contact. Het verschil in kle ding, In levensgewoonten bleek niet wezenlijk. Wat sprak, was het besef, dat bij alle onderscheid toch dit ene gemeenschappelijk was: het menselijke met al zijn deugden en verhevenheden, met zijn ondeugden en zonden. Er was een zwijgend gesprek. Het was, of we elkaar van de eerste aanraking af kenden en begrepen. MU mogen de geleerden het er over eens zijn, dat het bij deze portret ten niet zozeer om het individu is ge gaan dan wel om de maatschappelijke positie, die het bekleedde toch is bij de beste stukken van deze soort de mens allerminst ondergegaan in de uiterlijke statie. Men kan zich bij deze zo nauwkeurige uitbeeldingen zonder veel moeite voorstellen, dat een schilder rustig zijn sujetten heeft zitten obser veren. terwijl hij ze uittekende en ver volgens schilderde. Misschien is het portret hier en daar iets geïdealiseerd. Lelijk zijn de voorgestelde figuren zel den, mismaakt nooit. Allerlei ontsie rende details ontbreken. Al deze por tretten ademen waardigheid en hoog heid. Deze mensen zijn stuk voor stuk iets. Aan hun plaats in de samenleving ontlenen zij oen sterk zelfbewustzijn, dat hun eehele houding bepaalt en dat ook in hun conterfeitsel spreekt, v ^ens hebben we dat zo duidelijk voeld als in het prachtige portret, dat Jan van Scorel omstreeks 1530 maakte van George van Egmond, eens bisschop van Utrecht. Het verfijnde gelaat is dat van een intellectueel, de blik is naar binnen gekeerd, de mage re hoekigheid verraadt wilskracht, de vorm van de mond vroomheid. Het ge heel is enigermate gestyleerd, hetgeen de waardigheid en de hoogheid van deze figuur nog onderstreept. CTEL daar tegenover de portretten van Rembrandt. In zijn tijd geldt een ander ideaal. De gehele samenle ving is in beweging. Oude adellijke geslachten verliezen de plaats, die zij hebben bekleed en teren voor hun aanzien op hun oude traditionele glo- rie. Nieuwe aanzienlijken komen op. Zij maken hun carrière in de handel, veroveren een hoge post bij leger of vloot, of vinden hun plaats In een po litieke functie. Hun beeltenissen, zorg vuldig geschilderd met weergave van alle details, tot zelfs in de fijne kanten manchetten van de kleding, bewijzen allereerst hun rijkdom en ten tweede hun nieuwe maatschappelijke aanzien. Er is een nieuw zelfbewustzijn ont staan: dat van de „selfmade" man. De term is van latere datum, de geestes houding waarvan ze de uitdrukking is kan men terugvinden in tal van zeven- tiende-eeuwse portretten. Hiertoe kan men slechts de stukken rekenen, die Rembrandt in zijn eerste periode schilderde. Met name na de dood van Saske van Uylenburch gaat deze reus zijn eigen wegen. Hij breekt met elke traditie, al dadelijk in de schilderwijze, maar ook in de visie die men algemeen op de te schilderen mens heeft. In dit opzicht is hij typisch „mo dern". Er is in zijn werk een bewogen heid van schilderwijze, die enorme in nerlijke spanningen, een niet te tem men schilderdrift verraadt. Er is geen kwestie van, dat hij zijn doeken dood- schildert, zoals zovele van zijn kunst broeders van geringer gehalte. VAN hem zagen we dezer dagen het mooiste portretstuk, dat we ons van hem kunnen herinneren. Het stelt een oude vrouw voor, die in een boek zit te lezen. Ze is gekleed in een don kere mantel met een zwarte kap, die over het hoofd is getrokken, daaronder een lichte japon. Óp haar knieën, ten dele door haar handen gesteund, ligt het boek. De gehele figuur is door duisternis omgeven. Maar van het boek straalt een bijna bovenaards licht af. dat het kleed en het gelaat in gloed zet en zelfs nog een zekere glans geeft aan de binnenzijde van de kap. Het gezicht van deze oude vrouw verraadt een innerlijke adel, die geen uiterlijke kenmerken van node heeft om voel baar te worden. Een plaatje op de lijst zegt, dat dit het portret van zijn moe der moet zijn geweest. De officiële be schrijving laat ons dienaangaande in het onzekere. Wat er ook van zij: dit is een portret dat stil maakt en met diepe eerbied vervult met eerbied jegens deze oude vrouw met eer bied ook jegens de schilder, die baar adel heeft aangevoeld en tot uitdruk king heeft kunnen brengen. MU is Rembrandt een topfiguur en ln zekere zin doen we de schilders ln kwestie onrecht, wanneer we nu plotseling een nieuwe sprong van een eeuw maken en terecht komen ln de achttiende eeuw. Het zal wel aan ons liggen, maar de gezapige burgerlijk heid, die ons uit verschillende portret ten uit die tijd tegenstraalde, heeft ons benauwd. Die familiegroepen met die WANNEER de zestien millioen Nederlands sprekende Westeuropeanen zeker willen zijn, dat hun taal en hun historisch verworven culturele waarden, die stoelen in de klassieke oudheid, in het steeds sneller groeiende nieuwe Europa onaangetast bewaard zullen blijven, dienen z(j zich reeds thans ten nauwste aan een te sluiten. Indien z(j dat niet zouden doen, is de mogelijkheid geenszins uitgesloten, dat de Nederlandse cultuur ln die wellicht niet eens zo verre toe komst geheel zou worden opgeslokt door die van sterkere en grotere gemeen schappen ln Europa. Het schone en rijke goed van taal en cultuur der lage lan den zou teloor gaan en dit zou wel de grootste misdaad zijn, die onze generatie zich ten aanzien van verleden en toekomst op de hals zou kunnen halen. [MET deze woorden begon de heer Julien Kuypers. secretaris-generaal van het Belgisch ministerie van Open baar Onderwijs, de gloedvolle rede, die hij dezer dagen uitsprak tijdens een op de prachtige volkshogeschool „De Zaralhoeve" te Bergen gehouden stu diebijeenkomst over het onderwerp „Overheid, cultuur en volksopvoeding". Een steeds meer naar elkaar toe groeien van de volkeren van West- Europa achtte de heer Kuypers een dringende en ook logische aangelegen heid. Geen probleem van enige om vang, zo zeide hij, kan nog op enkel nationaal terrein worden opgelost. Dat behoort tot het verleden. Vele inter nationale of supra-internationale rege lingen komen tot stand, soms met op geven van eigen zeggenschap. Helaas spelen bij dergelijke overeenkomsten materiële belangen de voornaamste rol. Het culturele, dat wat de waardigheid van de menselijke persoonlijkheid uit maakt en tenslotte ook het kernpunt van een democratie vormt, komt in het gedrang. Willen wij aan dit gevaar ont komen. dan dient gezocht te worden naar een nieuw evenwicht. Gevaren IAAT er inderdaad reeds symptomen u van een verdringen van de Neder- netjes poserende kinderen, die alleen door hun verschil in lengte afweken van hun ouders; met hun .deftigheid" die alleen maar stijfheid was.... We dachten terug aan het doek, dat Hen drik Pot een eeuw tevoren maakte van de familie Van Beresteyn, waarop (toch ook wel pronkmooi uitgedoste) kinderen stoeiden en speelden kind bleven.... We hebben uit die achttiende eeuw maar weinig gezien dat ons ontroerde, doch veel, dat een interessant tijd beeld gaf, een beeld vooral van een mentaliteit: van een burgerlijk arri visme zonder spankracht, dat de schil der machteloos maakte en de vonk van het genie doofde en dat de bur gers tevreden deed zijn met wat was. Het leek ons toe, dat deze période veel verder van ons af stond dan b.v. ere zestiende eeuw, veel meer inderdaad „verleden tijd" was. Was het een ver schil in levensgevoel, dat hier mee sprak? TN het vorenstaande hebben we enkele van onze indrukken van de ten toonstelling „Drie eeuwen portret in Nederland" momenteel in het Rijks museum te Amsterdam trachten weer te geven. Het kon uiteraard geen critische bespreking van de individu ele prestaties worden. Dat was ook niet de bedoeling. Een critische bespreking van het ge heel is evenmin doenlijk. De keus ls immers volkomen persoonlijk. Zij werd zowel door het verlangen naar volle digheid als door het streven naar een zo groot mogelijke variatie bepaald. Daar het laatste beter te bevredigen was dan het eerste, zijn er nog al eens schilders naar voren gekomen, die vrij wel niet bekend zijn. Niettemin blij ken met name de Gouden-Eeuwers in hun genre uitstekende vaklieden te zijn geweest, die soms verrassend goe de doeken maakten. De generaties, die na hen komen, hebben het schromelijk moeten afleggen tegen buitenlanders, die hier tijdelijk kwamen werken en vaak zeer frisse werken voortbrachten. Maar goed. het ging om het portret in Nederland en niet om het Neder landse portret in engere zin. In dit ge val zou de achttiende eeuw een nog droeviger beeld hebben gegeven dan ze nu reeds doet. Vandaar misschien ook, dat de collectie vrijwel uitslui tend een overzicht geeft van wat in Holland en Utrecht is geschilderd Friesland b.v. alleen door een figuuT als Van der Kooy is vertegenwoordigd en Van Cronenburgh en Lambert Ja- cobsz volkomen ontbreken. Niettemin is deze tentoonstelling een zeer waardevolle bijdrage tot de ken nis van de Nederlandse schilderkunst geworden. Men mag de musea, maar nog meer de particuliere verzamelaars dankbaar zijn, die hiervoor hun kost bare bezit hebben willen afstaan. Zij hebben er een zeer goed werk mee ge daan. Van W. HEN der bekendste „cartoonisten" van de Ver. Staten is Herbert Block. De „cartoons" zijn de steeds meer in tijdschriften en dag bla den verschijnende serie-tekenin gen (strips) en meestal komisch getekende illustraties, zonder of met heel weinig „tekst". Een dringend beroep deed de heer Kuypers op de Nederlanders om bij hun bezoek aan Vlaanderen toch vooral geen Frans te spreken. „Ik heb niets tegen de Franse taal als zodanig en spreek het zelf ook, maar niet in Vlaanderen. Het komt zo dikwijls voor, dat Neder landse bezoekers in min of meer goed gesproken Frans ons Vla mingen aanspreken. Doet dat niet Hanteert onze eigen gemeenschap pelijke en zo schone taal, opdat ons gevoel van eigen waarde niet worde verminkt doch versterkt mede tot eer en glorie van de Nederlandse stam van morgen". landse taal en cultuur in het huldig® wereldbeeld aanwezig zijn, toonde d® heer Kuypers aan met een enkel spre kend voorbeeld. Enkele maanden gele den had in Straatsburg 'n eerste ont moeting plaats tussen leden van't Ame rikaanse Congres en Europese parle mentariërs. De Amerikanen toonden in bepaald opzicht maar weinig begrip te hebben voor de Europese cultuur door de opmerking te plaatsen, dat wij er nog steeds voor elk volk een apart® taal op na houden. Waarom gooien jul lie dit niet overboord, zei men ons. Dat hebben wij in de States toch ook ge daan! Ernstiger is. dat de Nederlands® taal zelfs in het officiële verkeer tussen de vijf Westeuropese landen geheel wordt veronachtzaamd. Onlangs werd door het centrale apparaat van de Europese samenwerking een brochure uitgegeven in de Engelse en de Frans® taal. Toen, aldus de heer Kuypers, ik daarvan voor verspreiding in eigen land een Nederlandse vertaling liet maken, hebben de Engelsen en Fran sen ons dit kwalijk genomen.... Een Europese federatie is onontbeer lijk en onafwendbaar en dit zal zeker invloed hebben op onze kleine Neder landse cultuur. De cultuur, die on« allen zo bijzonder na aan het hart ligt. Wanneer de kleine nationale machtssta- ten worden opgenomen in een geïnte greerd Europa, dient te worden ge streefd naar een internationalisme, dat wordt gevormd uit harmonische ge meenschappen. Wij willen geen pro vincialisme in het nieuwe Europa, maar wel regionalisme, waarin ook de Ne derlandse cultuur veilig zal zijn. Ten einde dit te bereiken moet gedacht worden aan een internationaal cultuur statuut. Eén volk ALS wij maar willen kan de Benelux veel meer worden dan een koel en zakelijk verdrag tussen kalm met el kaar overleggende mensen. Het moet een kern worden van de nieuwe Euro pese gemeenschap. Als wij ons blind blijven staren op de economische moei lijkheden tussen Nederland en België komt er van die Benelux overigens niets terecht. Wij ln Vlaanderen en gij in Nederland moeten komen tot éen boekenmarkt, wij moeten streven naar uitwisseling van toneelgezelschappen, de mogelijkheid onder ogen zien van nauwe samenwerking op het gebied van de televisie. Wij moeten elkaar méér leren kennen. Op die wijze kan er een enorme, wederzijde geestelijke ver rijking ontstaan ten bate van ons allen èn van het komende nieuwe Europa. Ik wens als Vlaming, aldus besloot de heer Kuypers zijn bezielende rede, op het gebied van taal en cultuur met de Nederlanders één volk te vormen Het Nederlandse hemd is mij tenslotte nader dan de onontbeerlijke Europese

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1952 | | pagina 9