Claude Monet: schilder van het licht De ogen van doctor Weber Nederlanders verrichten in Iran voortreffelijk werk Bezoek aan de Zaan was een keerpunt in zijn artistieke loopbaan Een belangrijk kunstenaar herdacht Overzichtsexpositie in Haagse Gem.-museum Ons kort verhaal T°E n, !htu,e^°PrL«a" l8?? ',e °orl°£ tussen Frankrijk en Duitsland uitbrak, vluchtte de Franse schilder Claude Monet uit Bretagne naar Engeland, De oorlog was betrekke ijk gauw ten einde. Maar de Duitse bezetting bleek van dien aard te zijn, dat Monet er de voorkeur aan gaf, naar Nederland te gaan en zijn vrouw daarheen te laten overkomen. Hij vestigde zich in Zaandam; zelf schilder de hij het Hollandse waterlandschap en enige portretten, zijn vrouw Camille gaf er conversatieles. Het was z(jn eerste aanraking met ons land, maar allerminst do laatste. Ze was bovendien van beslissende betekenis voor de verdere ontwik- keling van zijn schilderkunst. Want het altijd wazige gezichtsveld in ons land leerde hem de grote waarde van het door de atmosfeer gezeefde licht kennen. Hij is sindsdien een weg gegaan, waarop maar weinigen hem zijn gevolgd. DE verbijstering, die ik reeds na zijn eerste woorden toonde, was niet zon der oorzaak. Weber begon namelijk on middellijk met te spreken over de ecHt- scheidingsprocedure, die ik toen net achter de rug had. Hij bleek alle bij Bevordering van de burgerluchtvaart Sjah prijst het werk van de V.N.-missie „Postkantoorstraatje" zal verdwijnen NA zijn terugkeer uit Nederland heeft Monet zich omstreeks 1874 te Argenteuil gevestigd. Hier ontstaan een aantal fraaie schil derijen, in de open lucht opgezet en uitgewerkt, waarin de atmos feer van het landschap een inte grerend deel van het beeld is. Een enkel doel reproduceren we hier: het mooie „Kolenlossers", waarin de brug op een gelukkige wijze de voorstelling omsluit en de ne velige atmosfeer de indruk van somberheid van de voorstelling verstrekt. Het is een bewijs, dat Monet geen „lieflijke" onderwer pen behoefde om schoonheid te scheppen. <w,sv-.' -v SmBniw Zo zag Claude Monet tn 1871 de Zaan bij Zaandam. heeft gemaakt, herkent men er aanvan kelijk nauwelijks méér op dan de stoom- pluim van een locomotief. Maar dan duikt langzamerhand uit de dichte mist ïowvt van wiens werk nn het neen- d° vage omtrek van de ijle stalen con- de vrouw en zijn oudste zoon verliest Mniik eWrpraXtigeTerzichtstLtoon- structi? van de brug op - aan een flau- en de eerste wereldoorlog over zijn va- teiw in het Haaese Gemeentemuseum schaduw herkent men een trein, derland raast, troost en rust put uit de wordtSgeho!denfended !n de eersS Het is de beruchte L°ndense „fog", ge- aanblik van de stille vijver in de tuin werken die hij'in 1865 tentoonstelde zlen door het oog van een groot kunste- bij zijn landhuis in Giverny. In 1927 cieèhu uieinio van orote cei.iinaar- En Plet minder boeiend is zijn tenslotte verlost de dood een oud, half derspersoonliTkheid, cfie hfj ^aler zou bee,d Van bet Parlementsgebouw: een blind en eenzaam man. blijken te zijn. Ze waren nog vrijwel erVóór een'Mitolek^wwin Ifefleu'1 WANNEER men nu, een kwart eeuw geheel opgezet volgens de heersende op- wig bcwegende water' is gevangen na zijn. dood' werken uit de verschil- vattingen van die dagen. Ze waren se- lende perioden van zijn leven nog eens nauwkeurig van detaillering, met grote Wie „water" zegt, denkt bij Monet weer bij elkaar ziet, is het bijna onbe- zorg voor compositie en kleur geschil- san de waterlelies, die hij in steeds weer grijpelijk, dat deze schilder tot 1890 derd en uit lies bleek, dat de jonge nieuwe variaties heeft geschilderd. De heeft moeten wachten op de hem toe- Monet een groot bewonderaar van stille verdroomde rust van deze bloe- komende waardering. Want Monet Courbet was. Het werd overigens een men, de rimpeling in het vijveroppervlak spreekt een taal, die ons volkomen be- goed debuut: de critiek was vol lof en onder een zacht koeltje, de weerspie- kend in de oren klinkt. Zijn werk heeft noemde één van zijn werken „het mooi- geling van de planten aan de oevers weinig duisters. Het geeft een beeld van ste zeestuk, dat in tijden was geëxpo- zjj hebben hem in de laatste jaren van toenemende gevoeligheid van zijn oog seerd". Naarmate hij zich echter ver- ziJn leven onophoudelijk geboeid en ge- voor de werking van het licht in de der ontwikkelde, daalde de waardering, inspireerd. Het is, alsof hij in deze wereld om ons heen. Overdrachtelijk De officiële critiek van die dagen kon smartelijke jaren, waarin hij zijn twee- zou men kunnen zeggen, dat het ten- een zo stormachtige groei niet bijhou- den. Toch zijn de stukken, die Monet in ons land heeft geschilderd, allerminst zo schokkend .Is men zou vermoeden. Blijkbaar heeft hij nog geheel vastgeze ten in het fellere zuidelijke coloriet. Want zijn „Kanaal in Zaandam" kennelijk een impressie van de Zaan dat we hierbij reproduceren, is eigen lijk maar een blikkerig geval zijn „Kanaal in Holland" met zijn grauwe lucht voldoet maar weinig beter. Op het moment, waarop hij deze stukken schilderde, was hij nog niet „klaar" met het volkomen andere licht in onze stre ken. In diezelfde periode echter zijn enige fraaie portretten ontstaan, zoals dat van mevrouw D., een zeer fijngevoelige be nadering van een rouwende jonge vrouw. MEN pleegt het jaar 1874 als een keer punt in de ontwikkeling van de schilderkunst te beschouwen. Dat is niet geheel ten onrechte. In het voorjaar van 1874 immers toont Monet op een tentoonstelling, welke hij samen met zijn vrienden en geestverwanten Renoir, Sisley, Ce- zanne, Pissarro, Degas en Berthe Mori- sot houdt, zijn „impressie van de op gaande zon". Dit werk bezorgt hem en zijn medestanders de scheldnaam „im pressionisten". Maar het gaat met deze naam als met die van „geuzen" voor ons verbond der edelen van 1566: hij wordt tot een leus en een program. Er is voortaan geen kwestie meer van een zuiver realistische uitbeelding van wat de schilder waarneemt. Er is bo vendien vrijwel geen sprake meer van werken in het atelier. De meeste „im pressionisten" zetten hun doeken in de open lucht op en proberen licht en kleur in il hun schakeringen te van gen en vast te leggen. De atmosfeer wordt belangrijker dan het beeld. En dan blijkt, wat het verblijf in Neder land voor Monet heeft betekend. Want het nevelige v„n onze luchten werkt door in de schilderijen, die „de vader van het impressionisme" nadien maakt. Een van de mooiste voorbeelden is wel het in Den Haag aanwezige „Seine bij Argenteuil", een doek met een prach tig, fijn-blond coloriet een zeer fraai exempel van impressionistische land- Schapskunst. Steeds verder'gaat de ontwikkeling van Monets schilderwijze. Dat zijn werk door critici noch door kunstliefhebbers gunstig ontvangen wordt, schijnt hem niet te hinderen. Vrienden helpen hem steeds weer door de ergste materiële moeilijkheden heen, maar deze zijn dan ook voortdurend-zeer groot. jyjONETS schilderijen vormen tezamen een ononderbroken ontdekkingstocht door de wereld van het licht. Telkens weer zoekt hij nieuwe gezichtspunten. Telkens weer pakt hij eenzelfde onder werp op een andere manier aan. Hij schildert reeksen doeken van eenen het zelfde object, alleen maar, omdat zich dit telkens op een andere manier aan zijn kleurgevoelig oog openbaart en omdat hij al deze openbaringen vol komen wil onderzoeken. Zo komt hij in de jaren negentig tot die prachtige reeksen: de hooischelven, waarin elke schaduw wordt getemperd door de weerschijn van de ernaast ge legen lichtplekken, die rij populieren langs de kronkelingen van de Epte, steeds weer onder een ander licht ge zien, de gevel van de kathedraal van itouaan. In feite beeldt hij in al deze doeken geen voorwerpen meer af, maar Veeleer het licht, dat zich ervan heeft meester gemaakt, dat ze doordringt en koestert, en de details oplost in fijne S M-duwen cn halftinten. Niets herinnert dan meer aan het realisme van zijn eerste stukken. En alken hijzelf weet nog, dat zijn werk large tijd niet werd aanvaard. Want Monet is een schilder geworden, die succes heeft. De tijd is rijp gewórden voor zijn visie op de dingen. ^JA de eeuwwisseling schildert hij in Londen de Theems. Het is alsof hij onderzoekt, hoever hij daarin kan gaan zonder geheel de relaties tot het object o Verliezen. Wanneer men de in Den f*aag tentoongestelde doeken ziet. die U van de spoorbrug bij Charing Cross slotte alleen nog maar licht is in de duizenderlei schakering, die het in de vrije natuur kan aannemen dat hij schildert. Wie zijn Zaanse stukken vergelijkt met de in 1879 geschilderde Montal- baanstoren in Amsterdam, ziet al winst; het Amsterdamse stadsgezicht is een stuk atmofeer geworden. Het blonde licht trilt over de oude muren van de toren en over de huizen er omheen, het streelt de golfjes van de gracht. Ook wanneer men de rol, die Monet in de schilderkunstige beweging van 1874 wordt toebedeeld, overdreven acht dan nog kan men niet ontkennen, dat hij er een belangrijk aandeel in heeft gehad. Zijn werk heeft in elk geval mede de stoot gegeven tot een belang rijke vernieuwing waarvan de heden daagse schilders nog de vruchten pluk ken. Daarom is het volkomen terecht, dat thans de aandacht op deze grote schildersfiguur wordt gevestigd. Van W. f)OCTOR WEBER was geheel het Weense type. Ik kan hem tot in de details voor mijn geestesoog terugroepen en onmiddellijk krijg ik dan allé gedachten- associaties terug, die ik had bij mijn ontmoetingen met hem. Zo had hij een wonderlijke, bruine teint, die me steeds deed veronderstellen dat hij zijn gezicht in de één of ander bijzondere winkel kocht. Het was opvallend móói bruin, mis schien van de hoogtezon. Doctor Webers kleding wees er niet op, dat hij thuis een comfortabele hangmat bezat, in een weelderige tuin-met-zwembassin. De man was veeleer wat sjofeltjes gekleed, maar toch ook weer niet zo dat je zou kunnen zeggen „armelijk-slordig". Hij droeg zijn grijze costumcs (altijd grijs, ook al zo merkwaardig!) met een zekere zwier. Je zocht altijd tevergeefs zijn ogen. Die gingen schuil achter de glazen van een randloze bril. Die glazen fon kelden voortdurend, en zodoende kon je alleen maar raden naar de kleur en de uitdrukking van doctor Webers ogen. Ik voor mij dacht vroeger, dat ze het mensdom steeds spottend achter hun glazen bescherming aankeken. Mijn vrien den hadden stuk voor stuk een andere mening: zeer opmerkelijk. De één dacht, dat zijn ogen zouden priemen, de ander vond, dat ze hard en verbitterd moesten zijn. Ik heb de ogen van doctor Weber éénmaal gezien. Het was een gebeurtenis om nooit te vergeten. PZ heb u doctor Weber nu voorgesteld; nu hebt ge ook het recht te weten van welke aard mijn relatie tot hem was Welnu, van doctor Weber ging de roep, dat hij een speciale verjongings therapie had ontworpen. Het zou een zuiver psychologische methode zijn, waarbij veel aandacht werd besteed aan suggestie. Ik heb verschillende van We bers patiënten ontmoet; inderdaad alle maal jonge, of beter - frisse mensen. Als ik mijn kennissen mocht geloven, waren al die mensen stuk voor stuk eens wrakkige, reeds grijzende perso nages geweest; zoals Wenen er zo vele telt. Daar had je bijvoorbeeld de char mante Officier van Justitie, Von Mach- nitz, wiens wilde leven in Wenen een bepaalde bekendheid genoot en wiens naam meer dan eens werd gebruikt als men sterke voorbeelden van lichamelij ke aftakeling wilde aanhalen. Toen ik Von Machnitz ontmoette, kwam hij mij voor als een knappe, welgebouwde jon geling, met veel flair en weinig erva ring in wereldse zaken. Zijn doopceel, die me welwillend gelicht werd, deed me ontstellen! Zo was het ook met miss Brown, een fleurige Engelse secretares se van de één of andere generaal. Een jaar geleden - zo werd me verteld - waren die beiden minstens twintig jaar ouder - op het oog althans. Toen had den ze kennis gemaakt met doctor We ber en diens psychologische verjongings- methode en ze waren als herboren. „Met de dag", zo vernam ik, „werden ze een maand jonger en schertsenderwijs had den hun vrienden hen reeds fopspenen en luiermandjes gestuurd...." Hoewel ik aanvankelijk enige weer zin koesterde, vooral ook omdat om on verklaarbare redenen een :uur bij doc tor Weber nooit geheim bleef - besloot ik na verloop van tijd tóch die bijzon dere man eens te raadplegen. Ik had wel een jaar of tien, twaalf te missen. Zo leerde ik Weber en diens methode kennen. Al dadelijk bleek me, dat alles eigenlijk verbluffend eenvoudig was. Bij het eerste consult werd me de wer king van het systeem reeds onthuld en ik zal het hier in het kort weergeven. Doctor Weber zei: „Het menselijk ge laat, maar vooral het oog, is de spiegel van onze menselijke emoties. Wreed heid, hartstocht in het algemeen, woede, spijt, verdriet - kortom elke sterke gees telijke aandoening, tekent zich af op het gezicht. Let u maar eens op de mond van een drinker. Die mond is zwak, vlezig, gulzig! En bekijk maar eens lange tijd de ogen van een heb zuchtig mens of die van een driftig man. Ze flikkeren en schitteren voort durend en maken de drager lelijk. Wij zeggen „oud", en soms: „vervallen". „Mijn systeem berust hierop", vervolg de dr Weber, „dat ik door middel van suggestie al die innerlijke spanningen wegneem. Ik suggereer u bijvoorbeeld vandaag, dat u nooit die vreselijke echt scheidingsprocedure - ik noem zo maar iets (hij zei het haastig, toen hij me zag verbleken) hebt gehad. Ik suggereer de teleurstelling weg die u nog steeds hebt over uw grote liefde, de enige liefde die maar éénmaal in ons leven komt. En telkenmale als een pijnigende her innering verdwijnt, wordt uw gelaat rustiger, gelukkiger. Zo neem ik elke dag een stukje uit uw herinneringswe reld weg, totdat uw gezicht een „onbe lichte foto" is geworden; fris en jong en gelukkig Ik had doctor Weber's woorden, diep onder de indruk, aangehoord, „Als ik het goed begrijp", zei ik, „dan verze kert u uw patiënten de schoonheid van van - daar had ik het woord - van een dode?! Immers, u neemt alle ge moedsbewegingen weg en ook hun te kenen op het gezicht van de mensen die u behanSelt...," „Natuurlijk laat ik de gelukkige ge dachten achter", wierp doctor Weber tegen. „De onrust gaat weg, de vrede blijft. Men zal u weieens op het resul taat gewezen hebben!" De wonderlijke man praatte nog een tijdlang door en tenslotte verzoende ik me met de ge dachte, me door hem te laten behan delen. „Zal ik meteen beginnen?" zonderheden en verwikkelingen te ken nen. Het deed me onzegbaar veel pijn, alles weer te moeten horen. Toch liet ik hem uitspreken. „Nu beginnen we met de behandeling", zei hij. „U-stelt u voor, dat uw toenma lige vrouw lijdend was aan een slepen de ziekte. In het begin van die ziekte hield u veel van haar, maar u was jong, ondernemend, en zonder dat u het be merkte begon uw steeds maar lijdzaam- neerliggende vrouw u te hinderen. Ze had geen interesse voor uw werk, uw leven, uw vrienden. U sleet de dagen bij anderen thuis en u probeerde voor al troost te vinden in uw werk. Ten slotte werd uw vrouw u volmaakt on verschillig en nog later voelde u een lichte haat, omdat zij een rem was op uw leven, dat toch alleen maar uzelf toebehoorde Hier werd het me te machtig. Met tranen van woede in de ogen sprong ik op. „Wat moet dat betekenen, deze on zin? Ik heb mijn vrouw nooit gehaat! Het was haór wens om te scheiden. Van ziekte was geen sprake!" Weber bleef onbewogen. „Ik voer u langs een geestelijke omweg. Ik ben bezig om van de actieve persoon in de kwestie te maken. Ik genees uw be ledigde trots, uw spijt over uw dom heid, dat u het bedrog dat uw vrouw pleegde, niet bemerkt hebt!" Weber zweeg plotseling. Ik had mijn handen voor de ogen geslagen en kerm de. „Houd op!" Ik kon dit geen moment langer verdragen. Die cynische toon, die zakelijke woorden in verband met de vrouw die ik boven alles lief had. Ein delijk was ik weer bij machte te spre ken. „Doctor Weber", zei ik. „Uw me tbode is ergbijzonder, maar maar ik geloof dat ik dit niet mag doen. Laat mij deze herinnering, dit alles be houden. Zelfs dit vreselijke heb ik lief. Neem alle verdrietige dingen van me af, maar déze herinneringen wil ik be waren tot mijn dood. Vergeef me...." Weber deed geërgerd. „Onmogelijk", zei hij. „Waar wij over spraken, is het hoofdpunt van uw gedachtenleven ge worden. Het beheerst alles en trekt alle andere gedachten naar zich toe. Iedere bittere ervaring brengt u in verband met deze éne". In stond op. „Laten we er dan in godsnaam mee ophouden. Beschouw het maar als een gril van me, dat ik niet „oud" durf zijn Doctor Weber keek me lang aan; niet cynisch en koel nu. „Ik begrijp het", antwoordde hij dan, na een pauze. „Uw leven is in vele opzichten gelijk aan het mijne. Ook ik heb één groot ver driet". Met een plotselinge beweging nam hij zijn bril af. Ik keek in een paar ogen, zó boordevol smart, zo intens droevig, dat ik ervan moest huiveren. Doctor Weber leek minstens dertig jaar ouder, zoals hij daar stond; de grote, smartelijke ogen in een gezicht dat nu vaal leek. Ik drukte hem ernstig de hand en ging. (Van onze Haagse redacteur) UET klinkt schijnbaar wat oneerbiedig, doch een feit is, dat onder de Neder- landse uitvoer-„producten" het intellect een voorname plaats inneemt. Het is een gelukkig verschijnsel, dat ons land mannen voortbrengt, die door hun uitgebreide kennis en hun bekwaamheden in het buitenland belangrijke posten bekleden. Zo werkt reeds gedurende enige tijd in Iran een missie van de Inter national Civil Aviation Organisation, een onderdeel van de technical assistance technische hulp die de Verenigde Naties aan de landen bieden, die deze bijstand voor de ontwikkeling van hun nationale bedrijvigheid nodig hebben. In April 1951 vertrok deze missie als een van de eerste van de Verenigde Naties. Aan het hoofd ervan staat de heer S. L. Hof, directeur van de Luchtver keersbeveiliging van de Rijkslucht vaartdienst. Bovendien hebben enige andere Nederlanders er zitting in, o.a. de heren Rombouts en ir. De Haas van de Rijksluchtvaartdienst en de heer Timmer van de Nationale luchtvaart- school in Rotterdam. Ook enkele Ame rikanen, Engelsen en Zweden maken deel uit van de missie, waaraan in October van het vorige jaar nog de heer Tellinga van de Rijksluchtvaart dienst werd toegevoegd. De bedoeling van de missie is te trachten het burgerluchtverkeer in Iran op een hoger peil te brengen, o.a. door de organisatie van de technische diensten en de opleiding van het per soneel. Tot nu toe heeft men niet zon der succes gewerkt. Dat blijkt o.m. uit de voldoening, die de Shah van Iran, Mohammed Reza Pahlavi, dezer dagen heeft uitgesproken over de vorde ringen. die gemaakt zijn. De Sjah is zelf een enthousiast en kundig piloot met een grote belang stelling voor de luchtvaart, niet alleen in zijn eigen land, maar ook elders in de wereld. Bij een ontvangst van de missie zeide hij, dat de resultaten van haar activiteit reeds duidelijk merk baar zijn1 en dat zijn land zeer ingeno men is als gastheer van deze speciale De Sjah van Iran, Mohammed Re za Pahlavi, complimenteert de heer S. L. Hof, hoofd van de mis sie in Iran, die de burgerluchtvaart op een hoger plan moet brengen, met de tot dusverre door de missie bereikte resultaten. en andere door de Verenigde Naties gestuurde missies te mogen optreden. Temeer daar de banden tussen de ver schillende volken er nauwer door wor den aangehaald en de vrede en de harmonie erdoor bevorderd worden. De Nederlanders hebben tot nu toe voortreffelijk werk in Iran verricht. Voor de technical assistance dragen alle landen der Verenigde Naties" een som bij. De International Civiel Avia tion Organisation ontvangt daarvan 2'/. »/o. IN Mei 1940 zijn op verschillende punten in Rotterdam centra van noodwinkels verrezen. Op deze wijze noodwinkels verrezen. Dat op de Cool- singel gesticht kreeg door de nabij heid van een groot openbaar gebouw da niet-officiële naam postkantoor- straat je". Het heeft het het langst uit gehouden van alle noodcomplexen. Maar nu gaat het toch ook verdwijnen. Reeds heeft de eerste „bewoner", de eigenaar van een bloemenzaak, aange kondigd, dat hij zijn winkel zal over brengen naar een nieuw pand aan de Meent. Anderen delen mede, dat zij te zijner tijd zullen verhuizen naar het nieuwe winkelcentrum, dat op het ogenblik evenwijdig aan de Coolsingel aan de Lijnbaan wordt gebouwd. De Rotterdammers zelf zijn met de verdwijning van het Postkantoorstraat- je niet erg ingenomen. Jarenlang heeft het een element van gezelligheid ge bracht op de anders wat doodse sin gel met zijn reuzengebouwen als stad huis, postkantoor en beurs.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1952 | | pagina 3