Hoe schrijf ik een roman? Jan Mens, opnieuw op zijn praatstoel „VAN TEXEL BEGON DE VICTORIE" Een indiscrete vraag met M een open antwoord DE MAN DIE TERUG KWAM De haan kraait ten derde male Zeven maanden concentratiekamp Sober relaas van de Russenoorlog op het gouden Waddeneiland BOEKENNUMMER ZATERDAG 22 NOVEMBER Het schrijvershart als televisiescherm Strijd van een moeder om haar zoon Salamander herdrukken GRILLIG GELD Een merkwaardige roman van veelbelovend leraar-auteur Har Scheepens MOEDER LEER ME NOC EENS LOPEN nieuwe imfressies van Annie Schmidt De geschiedenis van de Manshande'-trilogie Rector van Alkmaats gymnasium beschreef zijn ervaringen in een afschuwelijk verleden DE WITTE VROUW KOEN Papieren harten Protestnota van Jac. Broersen IJ GEWERD DE OPDRACHT, voor dit speciale boeken- foma^?rDpnvfana^h t? Feven °P de vraaö: hoe schriif 'e roman7__De vraag kon niet od zo onscbnlrlirfp innn umrAnr, een r°mai} 've vraag kon niet op zo onschuldige toon worden gesteld,of ik ontwaarde al dadelijk addertjes onder het gras. Om te beginnen moet het stellen van een dergelijke vraag aan een auteur in teite ontoelaatbaar worden geacht. Je kunt hem veel eerder vragen „schrijf een roman" en zo zijn geestelijk en stoffelijk bezit in onevenredige verhouding tot elkaar staan, wat overigens bi) lieden van dit slag geenszins tot de uitzonde- ringen behoort, hebt ge gerede kans, dat zijn antwoord bevesti gend zal zijn. Maar wanneer ge met de vraag komt aandragen, hóe hij dit wel doet, dan schuilt daarin iets onredelijks, waar ik bij voorbaat tegen protesteren wil. VA MIJN HART op deze wijze te heb ben gelucht, moge ik voorop stel len, dat dit protest, zoals de argeloze lezer mogelijk een wijle zou kunnen denken, in generlei verband staat tot enig beroepsgeheim. Een dergelijk mo tiet moet hij eerder zoeken bij lieden van het hocus-pocus-gilde, onder wel ke oneerbiedige benaming ik manipu- lateurs met hun aanverwanten begrijp, omdat zij leven bij de gratie van hun truc en derhalve doodsbenauwd zijn om ook maar een tipje te lichten van de sluier, die hun geheimenissen om hult. Nu plukken deze illusionisten of hoe zij zich ook mogen noemen de guldens nog met ontstellend gemale uit de lucht, doch gaven zij hun ge heim prijs, dan zouden deze heren uit geplukt zijn en waarschijnlijk de vlug ge handen kunnen ophouden bij Maat schappelijk Hulpbetoon of bij een in stelling van charitatieve aard. TT VOELT REEDS dadelyk, dat hier de schoen niet wringt en dat de be zwaren, die ik poneer, gezocht dienen te worden op ander terrein. Daarmee slaat ge de spijker precies op de kop, want vaak is het zo, dat iemand maar al te gaarne zou vertellen hoe hij iets tut stand heeft gebracht, zo hij zich dit maar realiseren kon. Duizenden auteurs schreven tiendui zenden romans en ieder deed dit naai zijn eigen trant. Al waren zij ook al len onderworpen aan de voorwaarden van compositie, karaktertekening en stijl, binnen dit kader waren de mo gelijkheden onbegrensd en daarbij werd een schrijver, wiens geest werd opgezweept door de noden van het Tolk, voor gans andere problemen ge steld dan bij voorbeeld een Couperus, die tegen het leven glimlachen kon. Een Vestdijk en een De Hartog worden met heel verschillende facetten van het leven geconfronteerd en zij zien deze ook op een heel verschillende manier, waarmee slechts gezegd wil zijn, dat voor het schrijven van een ïtonan geen vast recept bestaat. CN NU de vraag hoe ik een roman schrijf, een vraag, die ik in be scheidenheid beantwoorden wil, om- CWOUD SPEELMAN, auteur van „De grote zonde", is een vlot stylist, die zijn onderwerpen wèl weet te kiezen. Hiervan getuigt ook zijn nieuwe roman, die thans voor ons ligt en die onder de titel „De man die terugkwam" werd uitgegeven in de Schakelserie van de Uitg. Mij „West-Friesland" te Hoorn. Deze roman, het verhaal van een vrouw, die een wanhopige strijd om haar zoon voert tegen diens vader, die is weggegleden in een milieu, waaraan zij zich zelf heeft ontworsteld, een strijd, waaruit zij ten slotte zegevierend te voorschijn treedt, heeft alle kleur en fleur, welke men maar verlangen kan en het moge Ewoud Speelman als een verdienste worden aangerekend, dat hij zijn figuren goed uit de verf heeft ge haald. Zijn karaktertekening is scherp en de „couleur locale", die de figuren omgeeft, levert het bewijs, dat de auteur geenszins een vreemde is in het Noordhollandse polderland. Hij kent de boeren ten voeten uit, hij weet van hun zeden en van de intieme roerselen hun ner ziel. In een fel realisme schetst hij de strijd van Martha Janssen, die de zelfkant van de stad verliet en weer keerde naar het platteland, waar zij haar geluk aan de zijde van Dirk Roo- ker vindt, naast wie zij ploetert en zwoegt op het boerderijtje tot hij na twintig jaren de strijd moet opgeven voor goed. Er blijven twee kinderen achter, van wie de oudste, Herke, de vrucht is van haar niet vlekkeloze jeugd. Deze Herke dreigt weer af te glijden naar het milieu, waaraan hij ontsproot en het is voor hem, dat zij haar grote strijd voert, waarin zij wel iswaar overwint, maar die van haar nochtans een groot offer vraagt. Het goede, dat wij hier boven van Speelmans werk hebben gezegd, wil niet impliceren, dat wij geheel zonder bezwaren zijn. Wanneer hij bijvoor beeld en dit geldt zijn beide tot nu toe verschenen romans naast de zon dige facetten van het menselijke leven ook de andere eens meer onder de schijnwerper zou willen plaatsen, zou zijn werk hierdoor ongetwijfeld nog meer aan waarde winnen. De omslagtekening van Hans Borre- bach verdiént een bijzonder compli ment. Jac. B. „AVONTUUR MET TITIA", de roman ln brieven van Henriëtte van Eyk en Simon Vestdijk, naar onze smaak al even weinig geslaagd als de meeste andere experimentele onder-onsjes van twee of meer auteurs, en het fijn gevoelige „Bruidstijd" van Elisabeth Zernike verschenen beide als herdruk tii de Salamanderreeks van Em. Queri- do's uitgeversmij. dat ik zelf aan mijn werk het schrijven van streekromans niet veel meer dan locale betekenis toeken. Hoe schrijf ik een roman? Welnu, alle min of meer literaire pretenties ter zijde stellend, kan het antwoord even eenvoudig zijn als kort: door het hart open te stellen voor alle mensen en dingen, die rondom mij zijn, door een studie te maken van ze den en gewoonten en door te trachten iets te ervaren van wat er leeft in de ziel, die ook in vele dingen is. Door om het maar eens heel populair te zeggen het hart te gebruiken als televisiescherm. De geest zendt beel den uit, die het hart ontvangt. Want het schrijven van romans mo ge nog zo zeer afhankelijk zijn van een scherpe geest, bovenal blijft het een zaak van het hart. Het sentiment speelt bij het schrijven een beduidende rol. Ik stel het, waar het 't scheppen HAR SCHEEPENS, een HBS-leraar uit Alkmaar, is de auteur van „Grillig Geld", dat in derde druk in de „Nim mer Dralend"-reeks bij Nijgh en Van Ditmar verscheen; Deze roman speelt in een klein dorp, in het Zuiden des lands. In de hoofdpersoon, Max Govers, vinden we de tegenhanger voor de soe zerige sfeer in het dorp met zijn ge ijkte ingezetenen, die evenwel soms tot vreemde dingen in staat zijn. Het is knap geschreven; met openhartig heid en met kennis van de Brabantse volksaard. Een zeer sterke climax. van een romanbetreft, ln vele geval len zelfs primair. 't Is alles zo heel simpel, want de beelden, die eerst nog maar vaag zijn omlijnd, nemen allengs vorm en ge stalte aan, zij worden wezens van vlees en bloed, mensen met hun grote noden, met hun kleine vreugden en met hun conflicten onderling. TE ZIET HET geheel reeds groeien. J nietwaar, en ook de auteur van Uw streekroman vormt zich in de geest een stramien, waarop hij zo aanstonds zal kunnen voortborduren. Hij bereikt hiermede het stadium, waarop hij zijn gedachten gaat toevertrouwen aan het papier. Dit is naar mijn mening het critieke stadium, omdat nu de fantasie op de voorgrond treedt, die zich niet laat breidelen, zelfs niet door een stramien, hoe wel-overvvogen dit ook moge zijn. De fantasie, die heel de entourage schept, die nieuwe figuren tot leven wekt en andere verdwijnen laat, at naar het gevalt. Die aan plaats noch tijd gebonden is en die somwijlen we gen inslaat, welke by de aanvang zelfs voor de auteur als terra incognita moesten worden aangemerkt. Die ten slotte nieuwe conflicten en nieuwe problemen doet ontstaan, welke een oplossing vragen, omdat men deze nu eenmaal verlangt. TK KEN benijdenswaardige collega's, die precies weten wat zij gaan doen. Die hun roman reeds bij voor. baat tot in details hebben „gepland". Voor wie het een rekensommetje is ge worden: zoveel pagina's in zoveel tijd. Die geen duimbreed wijken van wat zij zich hebben voorgesteld van hoofd stuk vier en die hun stof beheersen tot op de pagina, die de achteromslag dekt. Deze bewonderenswaardige gave ik wil eerlijk zijn is mij vreemd, Zelfs tijdens het schrijven dienen nog nieuwe problemen zich aan en deze laten mij niet met rust. Zelfs niet als de roman ten einde is en tot gemeen goed wordt verklaard. Hiermede is voor mij alles gezegden heb ik onder het eerder genoemde protest aan mijn opdracht voldaan, zij het ook niet voor de volle honderd procent. Want in dit geval zou ik moe ten ingaan op de techniek van het schrijven en al wat daarmee samen hangt. En deze ontrafeling lijkt mij minder gewenst, omdat er ten slotte toch iets dient te resten van de poëzie, die ook in het proza schuilt. JAC. BROERSEN. IN DEZE OMVANGRIJKE roman van Har Scheepens, die door Nijgh en Van Ditmar N.V. te Den Haag en Rot terdam is uitgegeven, heeft deze Alk- maarse H.B.S.-leraar opnieuw blijk van een opmerkelijk talent'"gegeven. De roman omvat de levensgeschiedenis van de kinderen uit een katholiek ge zin, waarvan de voornaamste figuren een jongen en een meisje zijn, tweelin gen, die bijzonder aan elkaar gehecht zijn, maar innerlijk van een geheel ver schillende geaardheid zijn. De jongen is een stoere knaap met avontuurlijke neigingen, het meisje een gebrekkige, die nooit zal kunnen lopen, maar in al haar gemis en al haar afhankelijkheid een berusting, een blijmoedigheid, een liefde en een offervaardigheid toont, die haar het cachet van een heilige ge ve Thijs, de jongen, is de voornaamste figuur uit deze roman. De schrijver tekent hem in het ouderlijk huis, als leerling van de H.B.S. en als vrijwilli ger in de Spaanse burgeroorlog waar hij ten slotte deserteert omdat hij voor de martelingen van het volk, dat m de zogenaamde strijd voor de heiligste goederen ten onder gaat, niet langer medeverantwoordelijk wil zijn. Wat drar in Spanje gebeurde, het ruw ge weld en de massaslachting van duizen- den onschuldigen, is als 't ware met bloed geschreven en van een rauwe werkelijkheid, die het niet licht doet vergeten. Toch is het maar een episode uit het leven van Thi.is Maarlevelt, die de verlopen brouwerij van zijn vader tot bloei brengt en een rijke en sensuele vrouw trouwt uit wier dagboek hij later te veten komt, dat zij hem niet uit liefde heeft genomen. Naarmate hij meer kinderen krijgt vervreemdt hij van zijn gezin, waarin zijn vrouw en de HAR SCHEEPENS .opmerkelijk talent.... gebrekkige Maaijke zich steeds nauwer aaneensluiten. In de verzetstijd wordt hij zijn vrouw ontrouw. Zijn maitresse, die op het punt staat hem in Duitse handen te spelen, wordt tijdig door de vrienden van Thijs geliquideerd, maar toch loopt hij met zijn groepje in de val en komt eerst tot bezinning als hij, machteloos in ketenen geklonken, in een .bunker is gesloten. Er zijn prachtig geschreven episoden in dit boek, dat ook zijn zwakkere plekken heeft. Het huwelijk van Maaij ke met de oude H.B.S.-directeur is iets, dat men maar moeilijk kan aan vaarden en het wordt evenmin dui delijk hoe het vrijwillige offer van Maaijke's leven de vrijheid varr'h^ar geliefde broer uit Duitse handen kan betekenen, tenzij men sfanneemt, dat een hogere macht het leven van de één tegen dat van de ander heeft wil len ruilen. Er zijn vele merkwaardige figuren op het tweede plan. Mien, de zuster van Maaijke, de opofferende tante Geertje met haar man Dirk Wil- lems, die het leven door een rose glaasje bekijkt, do daglonersjongen Gerrit Speek, die in het leven van Thijs als een trouwe en tot alles bereide waak hond naast deze gaat, zijn daarvan de \oornaamste. Het zijn figuren met een zeer verdienstelijke typering. Een merkwaardig boek van deze jonge schrijver, dat beloften voor de toekomst inhoudt. Tj. A. FENAND VAN DEN OEVER heeft bij de uitgever G. F. Callenbach N.V. te Nijkerk deze roman uitgege\*;n. Het is de geschiedenis van enkele trawlervis sers, stammend uit Egmond en wonend IJmuiden, die aan de walvisvangst deelnemen. Van dat bedrijf wordt maar weinig verteld. De schrijver heeft voor namelijk het licht laten vallen op de innerlijke belevenissen van deze man nen en hun vrouwen. De zee en de vis serij zijn hier bijzaken, niet meer dan de achtergronden van een zieleleven van mensen wier innerlijke conflicten van alle zijden belicht worden. Vissers op de grote vaart worden in de rege' als mannen getekend die meer belang stelling voor Trijntje en biertje hebben dan voor de stem van hun geweten waar zij niet altijd naar willen luiste ren. De vrome Soheveningers maken hierop een uitzondering maar het ruwe zeemansbestaan heeft ook hen het leven in al zijn variaties doen kennen. De vele korte zinnen, telkens op een nieuwe regel, werken wat storend bij het lezen. Het boek staat een beetje vreemd in de lectuur over zee en wind, vissen en mannen, die uiteraard het leven in zijn ruwe vormen hebben leren kennen. Tj. A. Zó SIMPEL Is de ziel van Annie M. G. Schmidt nu weer niet, dat de schrijfster niet graag venijnigheden op alle mogelijke gebeurtenissen in het dagelijkse leven los laat. Zij doet dit charmant, zijn doet het vrolijk en wat misschien de belang-rijkste eigenschap van deze impressies is, is dat zij kort zijn en als het ware in één adem kun nen worden uitgelezen. Querido in Amsterdam gaf ze uit. 1 „rjRIET MANSHANDE u helmen". Bevattende JAN MENS ...geboren verteller. r\E BEKENDE EN BEMINDE rector van het Murmellius u gymnasium im Alkmaar, dr J. Hemelrijk sr, heeft in de afgelopen oorlog groot leed over zichzelf en zijn familie zien gaan. Na de bevrijding moet hij verhalen over wat hem in Duitse concentratiekampen is over komen in kringen van zijn familie en van de naastt vrienden hebben verteld aan de hand van de notities, die hij naar ik aanneem reeds ter plaatse heeft gemaakt. De heer Hemelrijk zegt, dat hij er tenslotte toe is overgegaan deze herinneringen te rangschikken en te herschrijven voor zijn familie en zijn naaste vrienden, maar dat het hem was gebleken, dat er in ruimer kring belangstelling voor bestond. Daarom liet hij het manus cript onlangs vermenigvuldigen. Het werd gezet en ge drukt bij de fa N. J. Hofman in Alkmaar. Ik geloof, dat niemand van mij zal verwachten dat ik het eerste deel, dat tot ondertitel draagt „Heinkel fabrieken" aan een critische beschouwen onderwerp. Het is namelijk alsof ik een blik heb mogen werpen in een zo persoonlijke levensstatus gedurende de oorlog en in zo persoonlijke reacties op de afschuwelijke omstandig heden waaronder zo velen met de heer Hemelrijk hebben moeten leven, dat ik mij bij het lezen van deze eerste ver zameling herinneringen bijna van beroeps-onbescheiden heid betichtte. Deze gedachte ging zo ver, dat ik mijzelf beklaagde dat men mij dit boekje had toegezonden, dat ik niettemin verder las. Tot het einde toe. Dat ik met name herlezen heb de prachtige exclamaties van een gevangene, die klaarblijkelijk al met het leven heeft afgerekend, is alleen een gevolg van de idee, dat het goed is op bepaalde ogenblikken duidelijk in de her innering terug te roepen welk een ontzaglijk leed er nog maar zo kort geleden over de wereld is gegaan, opdat wij zeer goed weten wat de bevrijding en het herkrijgen van de vrijheid voor ons heeft betekend en opdat wij ons zelf en allen die ons lief zijn beloven ieder op zijn plaats onze krachten in te spannen om een dergelijk onheil in de toekomst te voorkomen. Ik geloof niet, dat er iemand zal zijn die dit boekje uit een oogmerk van sensatie lezen zal. Ik hoop dat het in handen komt van hen, die zich op een bepaald ogenblik kunnen losmaken uit de zorgen van iedere dag om zich te realiseren, dat alle zorgen van 1000 dagen ons liever zijn dan één dag beleve nissen van dr Hemelrijk in een concentratiekamp, hoewel hij zelf zegt daar veel wijsheid te hebben opgedaan en veel liefde te hebben ondervonden. H. M. K, J. HEMELRIJK W7IJ OP HET „vaste land van Nederland" heb ben niet vermoed, dat er zulk een felle strijd gestre den is in het laatste jaar vain de oorlog op het eiland, dat ons om heel andere redenen bijzonder lief is. Wanneer wij aan Texel den ken, herinneren wij ons een vacantie in de zon en den ken wij aan een bijzonder rustige journalistieke repor tage van de gouddelverij uit de Lutine door middel van de baggermolen Kaïrimata! Wij kunnen ons nauwe lijks voorstellen, dat op dit vredige eiland, waar de mannen iets van de zee in hun ogen hebben en do vrouwen de kracht, die eilandbewoners eigen is, in April 1945 een bataljon bij de Duitse legermacht inge lijfde Russen tegen zijn overheersers ten strijde is getrokken op een wijze, die de gehele bevolking heeft geraakt. Wij kunnen wel zeggen, dat wij van deze gebeurtenissen pas hebben kennis genomen, toen wij de roman lazen, die door Piet van As voor de Uitge versmaatschappij Wett-Fries- land te Hoorn onder de titel „Van Texel begon de victorie" is peschreven. In zes weken tijds vonden daar 117 Nederlanders 515 Gerillieerden en 80(1 Dui'- sers de dood en werden de boerderijen tot ruïnes of in -nkende puinhopen veran derd. riE SCHRIJVER heeft deze u gehele historie persoon lijk beleefd, maar hij heeft er van sifgezien een ge trouwe afspiegeling van deze strijd te geven. Daar door is deze roman geen historische in de gewone zin vsm het woord gewor den, maar een bijzonder leesbaar boek, dat voor een groot deel op de basis van het feitelijke verleden voortsproot aan de verbeel ding van de auteur. Wö geloven, dat de hoofd figuur uit deze roman, de jonge Nol Roeper, in de ge dachten zal blijven voortle ven van hen, die dit boek ter hand nemen. Jonge men sen van dit formaat z\jn er in de oorlog wellicht zeer veel geweest. Hun geschiede nis zal niet worden beschre ven, omdat hun daden onbe kend zijn gebleven. Het is volkomen begrijpelijk, dat Piet van As de afschuwelijke situatie van het eiland van goud heeft aangegrepen voor het samenstellen van een verhaal, dat de lezer als het ware „in één teug" uit zal lezen. De auteur slaagde er in Vanaf de vuurtoren van De Cocskdorp heeft men een fraai vergezicht over het verlaten Noor delijke deel van Texel, op welk eiland kort voor de bevrijding zo'n felle strijd woedde. alle sensaitie te vermijden. Er is geen sprake van enige overprikkeling, noch van enige overdrijving. Integem deel, op sommige momenten hebben wij het zelfs wel als een bezwaar gevoeld, dat de schrijver zoveel af stand van zijn onderwerp wist te nemen, klaarblijke lijk met de bedoeling zich niet in fantsismen te laten gaan. Wij gelcrven, dat de uit geverij West-Friesland ple zier van dit boek zal be leven, omdat het temidden van een zee van oorlogsver halen sober bleef en kenne lijk ook niet de pretentie heeft méér te zijn dan een eerbewijs aan sil degenen die in het voorjaar van 1945 op Texel streden voor de vrijheid van geheel Neder land. H. M. K. en haar ge- een aantal prijzende en lakende epistels, geschre ven naar aanleiding van het verschij nen van een trilogie; benevens enige bescheiden opmerkingen en toelichtin gen betreffende dezulke, mitsgaders enige stokpaardjes, gefokt en bereden door Jan Mens". Een uitgebreide titel voor een boek, hoewel op de band typo grafisch uitstekend gebracht en een duidelijke Imeiding tot dat wat Jan Mens, een der succesvolste schrijvers, die ons land op het ogenblik telt, gaat zeggen. En dat is een gezellig voor elke Jan Mens-vriend (dat zijn er in ons land tienduizenden!) interessant, soms ontgoochelend en dan weer verrassend verhaal. Jan Mens is een geboren ver teller en een ras-Amsterdammer. Het kan daarom niet anders of hij moet u onuitsprekelijk boeien ais hij als het ware bij de kachel op zijn praatstoel gaat zitten en begint: „Het moet in het prille voorjaar van 1939 geweest zijn, dat ik argeloos mijn schreden richtte naar het oude Bickerseiland.Dan toont ge u een graag en bewonderend luisteraar en dat blijft zo, totdat Jan Mens zijn pijp voor de laatste maal (op blz. 118) uitklopt en gij als toehoorder weer tot de werkelijkheid moet terug- 1* :ren. VELE PERSONEN uit „De Gouden Reaal", „De Blinde Weerelt", en „Het goede inzicht", Jan Mens' beken de Griet Manshande-trilogie, worden opnieuw ten tonele gevoerd. We krijgen daarenboven te horen op welke soms hoogst toevallige wijze Jan Mens aan zijn figuren kwam, hoe hij niet die naam maar juist een andere koos, wel ke reacties hij van vele zijner lezers mocht ontvangen en wat hij erzelf na het voltooien van zijn werk van denkt. Hij geeft daarenboven al naar het uit komt heerlijke beschrijvingen ten beste van het oude Amsterdam en sterke verhalen, die op de Eilanden, ln de Jor- daan en rondom de Noordermarkt tot op de dag van heden de ronde doen. Hij zwerft met ons ook vérder: naar Waterland, de Beemster, de Zaanstreek, Pen Helder hetgeen dit boekje, dat wij van harte kunnen aanbevelen, juist voor ons Noordhollanders nog des te aantrekkelijker maakt. Evenals alle Jan Mens-boeken is het een uitgave van de NV „Kosmos" (AmsterdamAntwer pen). BIJ DE uitgeverij Kosmos te Amster dam verscheen van de hand van Jan Mens de roman „De Witte Vrouw", het geromantiseerde levensverhaal van Wendelmoet Klaasdochter van Monni kendam, die als eerste vrouw in de la ge landen de brandstapel besteeg en wier sterke geloofsovertuiging de au teur tot het schrijven van deze boeiende historische roman heeft aangezet. Op gevoelige wijze heeft Jan Mens de hoofdfiguur voor ons getekend en haar gezet tegen een achtergrond zó be weeglijk en kleurrijk, dat men weinig moeite heeft zich in gedachte naar het begin van de zestiende eeuw te ver plaatsen. Daar in Monnikendam groeit Weintjen Klaas op in een wereld, waar in men de twijfel over het Katholieke geloof langzamerhand voelt toenemen. Zij is één dergenen, die de vrijheid van liet denken verdedigt met al de hartstocht, die zij van haar vader, de stoere Noordhollandse visserman, heeft geërfd. Soms ook overvalt haar de vraag of zij wel de juiste weg is inge slagen, maar in haar diepste wezen weet zij daarop steeds een bevstigend antwoord. Jan Mens houdt niet van harde, koude kleuren op zijn palet. Hij laat het zwart niet plotseling wit wor den, maar zoekt zorgvuldig naar de grijze tussentinten. Daarom is de over gang, die zich in het denken van Weintjen Klaas voltrekt zo begrijpelijk weergegeven. Jan Mens heeft er angst vallig voor gewaakt zijn hoofdpersoon als „heldin" uit te beelden. Hij heeft haar geschetst als. een eenvoudige vrouw met een standvastig en dapper karakter, waarvoor men een steeds toenemende bewondering gevoelt. Een menselijke roman, die natuurlijk zouden wij willen zeggen gedeelte lijk speelt in Amsterdam, vol van de bonte schakeringen, die de zestiende eeuw weet te bieden. W.K. ZOU JAN MENS nooit anders heb ben geschreven dan dit boekje, zijn weldaad tegenover ons zou reeds vol komen zijn geweest. In honderd en een fijne trekjes legt hij heel de jongens ziel voor ons bloot met een waarachtig heid en een humor, die onnavolgbaar zijn. Die Koen; het Amsterdamse straatjoch, is er een van het zuiverste ras en het deed ons deugd, nogmaals met hem naar Opoe de Veer op bezoek te gaan, rond te dwalen op het Amstel- veld of uit te zien naar het geldschip, dat maar niet komen wou. Het is alle maal zo eerlijk en levensecht, dat het je méér doet dan tien geleerde ver handelingen over 't zieleleven van het kind. Het werkje beleefde bij de Uitg. MU „Kosmos" te Amsterdam nu reeds zijn vijfde druk en wij voorspellen, dat dit heus de laatste nog niet zal zijn. INA VAN DER BEUGEL is een der ontwapenendste schrijfsters van deze tijd. Zij heeft de gave ernstige dingen op een zo geestige manier te zeggen, dat zelfs degenen, die het niet met haar eens zyn, geneigd zyn zich gewon nen te geven. In haar boekje „Papieren harten", dat by De Boekery in Baarn is uitge komen, neemt zy alle romanschryvcrs op de hak, die goochelen met harten en met liefde. Wy stellen ons Ina van der Beugel voor als een jonge vrouw, die in een wat men dan noemt keurig gezelschap de ontzettendste dingen kan zeggen, uitsluitend omdat zy daartoe door de zotheid der omstandigheden wordt geprikkeld. En aangezien de Ne derlandse literatuur zich in het alge meen zeer ernstig neemt, is het goed dat ergens een schietster is, die deze letterkunde zalig belacheiyk weet te maken.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1952 | | pagina 15