HET HOUTEN KERSTENGELTJE Kerstliedje Welke muziekinstrumenten zijn in de Kerstboom verborgen? Vader Kersiman Woensdag 24 December 1952 •KERSTNUMMER R.k De MEUBELMAKER KWAM met moeite overeind uit zijn geknielde houding. „Jongen, jongen, je wordt oud", zei hij zacht bij zichzelf. En peinzend liet hij erop volgen, terwijl zjjn hand liefkozend het zware eikenhout van een forse tafel streelde: „Maar je werk mag er nog zijn, daar kan geen fahrieks- stuk mee wedijveren". Hij nam zijn bezem en veegde de vloer van zijn kleine werkplaats tot al het zaagsel en de krullen in een hoek lagen .Toen diepte hij uit de hoop glanzende linten een klein vierkant blokje op dat bij het zagen was overgeschoten. Hij woog het even op zijn vlakke hand. Zo'n mooi gaaf stukje hout jammer om het weg te gooien.En voor hij het wist stond hij aan zijn werk bank en lei de kleine scherpe mesjes klaar. En terwijl hij zo bezig was dacht hij glimlachend terug aan de lang vervlogen tijden, toen het huis nog vol blijde kinderstemmen was en het houtsnijwerk een aardige bijverdienste betekende. Houten paardjes had hij gemaakt, harlekijntjes en grappige kopjes voor de poppenkast: Jan Klaassen en Katrijn en de boosaardige diender. Maar dit moest iets anders worden, iets mooiers. En neuriënd kerfde hy in het stuk hout tot onder zijn vaardige handen het blokje tot een Kerstengeltje werd. TAL WERKENDE kreeg hij er steeds meer plezier in. Hij haalde van een plank aan de muur lang vergeten pot jes: rode verf voor de wangen, de neus en de mond, zwarte voor de haren en de ogen, verguldsel voor het lijfje, dat met gouden sterretjes werd overdekt. Hij draaide het poppetje keurend om en om en maakte tussen de gevouwen handen een kleine holte, waarin een heel dun kaarsje zou passen. „Engeltje, lichtbrengertje", mompelde hij zacht. Hij wilde zijn gereedschap opbergen, maar toen zag hij opeens dat er nog iets ontbrak. Natuurlijk, de vleugeltjes. De oude meubelmaker dacht even na. Hij nam een fijn zaagje en een dun stukje triplex en toen het engeltje echt helemaal klaar was dacht hij hardop: „Betere vleugeltjes kon ik je niet geven, maar wees daar niet bedroefd om, klein engeltje, want in de Kerstnacht gebeu ren wonderen en .ij, kleine bode van vrede en geluk, zult naar de hoogste hemelen vliegen als je je taak vol bracht hebt LIET KLEINE PAKJE, met de post gekomen, lag als een blijde verras sing op de ontbijttafel. Een pakje van grootvader* wat kon dat zi.n? Moeder, die het papier losmaakte, het doosje opende, keek benieuwd naar de op gewonden kindergezichten. Een kerst engeltje van hout, hoe zouden haar peuters dat vinden? „Hè moes", klonk het teleurgesteld uit drie monden, is dat nu een engeltje? Het heeft niet eens haren. Zou opa het zelf gemaakt hebben? Ik vind het niets mooi. Hoeft het niet in de boom? Het zou alles maar bederven!" En de moeder, die het wonderlijke figuurtje in haar han den hield, dacht bij zichzelf: „Mijn kinderen zijn nog te klein om dit te waarderen. Ze weten nog niet, dat zo'n stukje hout, met zorg en liefde ge sneden, meer waarde heeft dan al het klatergoud uit de winkels." Ze keek de vader vragend aan. Die loste het probleem op door luchtig te zeggen: „Geef dat engeltje maar aan mij, ik hang het wel tussen de takken van mijn grote boom. Misschien zijn er kindertjes die het wèl mooi vinden en dan heeft opa toch zijn zin." Zo kwam dan dat houten engeltje te hangen in de reusachtige boom van Een kindje in een kribbe, Ginds in een kleine stal, En herdertjes die komen Vanuit het verre dal. Eén duwt het deurtje open En kijkt dan zoekend rond. Maria legt vermanend Haar vinger op haar mond. - „Trekt uit Uw zware klompen, Eer gij het kind begroet, Gij mocht het soms eens storen, Het kleintje slaapt zo zoet..." De herders, op hun tenen, Gaan naar het kribje toe. Als wachters staan terzijde Een ezel en een koe. Een grijsaard, in aanbidding, Knielt bij het kindje neer. Het schijnsel van een stalkaars Valt op het hoofdje teer.... Hij vouxvt zijn grote handen, Zegt met bewogen stem: „Een kind is er geboren, Voor ons. in Bethlehem." PAUL1EN. het warenhuis, waar de vader zaalchef was. Het was een pracht van een kerstboom, met wijde, volle takken. Er waren groene, rode en paarse bal len, zilveren klokjes en trompetjes, kleurige slingers en wel honderd elee- trische kaarsjes, die de hele dag door brandden. De kinderen die aan moe ders hand door de draaideur naar bin nen stroomden, waren even sprakeloos van zoiets moois en groots. Ze dren telden rond de dikke boom, op een afstandje, want heel dichtbij mocht je niet komen. Ze hadden wel graag even willen voelen of de witte vlokken op de takken heus geen echte sneeuw was, maar er was een strenge meneer die heel donker keek, wanneer je een pasje naar voren deed.... Niemand lette op het kerstengeltje, dat ergens heel hoog in de boom aan een puntig takje hing, vlak bij een gloeikaars en een denappel van glas. Het zag zichzelf weerspiegeld in dat glimmende ding en het dacht: „Wat ben ik lelijk. Geen wonder, dat de kin dertjes niet blij met me waren." Toen herinnerde het zich de woorden van de oude man, die het gemaakt had. Een bode van vrede, een geluksbren- gertje moest het zijn. Het wist opééns dat het dat ook kon. Maar niet hier, in het topje van die erote boom. En vastbesloten liet het zich vallen, om dat het daarboven geen taak te ver richten had. r\E VERKOOPSTER van de papieraf deling, die achter een stapel met kerstklokken bedrukte servetjes stond, was de eerste die het kleine voorwerp op de grond zag liggen. En omdat ze haar handen vol had riep ze naar de leerling-verkoopster van de kousen afdeling: „Zeg, breng dat kerstengel tje eens naar de plaats waar het hoort; het is zeker van de eerste étage naar beneden getuimeld!" De kleine ver koopster, blij met een verzetje, wipte de trap op en legde het houten popje in het vak van de kerstengeltjes. Het was druk op die afdeling en telkens graaide een hand in de bak waar het houten kerstengeltje zo dwaas lag op allerlei snoezige gipsen poppetjes met blauwe jurkjes en gazen vleugeltjes en lange blonde haren. Was het won der, dat het dacht: „Ik kom hier nooit vandaan, al die anderen zijn zoveel mooier?" En tochEen zachte hand tiiae het voorzichtig op, een vriende lijke stem zei hardop: „Hè, wat een wonderlijk versierseltje. Eigenlijk veel mooier dan d'e opgeprikte poppetjes. Wat kost dit kerstengeltje, juffrouw?" De verkoopster, moe van de drukte van de laatste dagen, draaide gemelijk het houten figuurtje om en om. „Het ding is niet geprijsd", dacht ze kwaad, „dat is vervelend". De chef, die erbij werd geroepen, krabde zich eens ver legen achter zijn oor. „Vreemd", dacht hij, „heel vreemd". Hij fluisterde even met de verkoopster. „Hoeveel kosten die met de hand beschilderde kande laars daar? Een gulden? Goed, doe dit ding dan ook voor die prijs weg, dan zijn we er van af." Het kerstengeltje verhuisde naar de cassa en vandaar, gewikkeld in rood vloeipapier, naar de klant, die het feestelijke pakje in haar tas deed, te vreden met haar koop. Ze popelde in eens van verlangen het boompje, dat nog in de kelder stond, te versieren. Was het niet de dag vóór kerstmis? Ze moest zich haasten! Maar toen haar zoon van zestien verbaasd zei: „Zeg moeder, hoe verzin je het, voor zoiets ben ik toch véél te groot", toen dacht ze teleurgesteld: „Mijn kind is dat kos telijke kerstengeltje niet waard, het is beter dat ik het weggeef." En zo kwam het, dat Marie-de-werkster. die juist klopte voor haar loon, naar huis stapte met het engeltje ende kleine boom uit de kelder. ANTJE, het kleine zieke meisje, lag soezend in haar bed. „Moeder is laat", dacht ze, „kijk, het is al donker buiten, de lantaarns gaan aan. Ik kan niet uit mijn bedje om het licht aan te knippen, ik kan immers niet lopen, maar ik vind het wel zo prettig met dat zachte schijnsel van buiten, dat alles in de kamer zo knus en gezellig maakt. Zo zie je niet dat we geen mat op de vloer hebben en.... Wacht, hoor ik daar de deur? Ja, daar is moeder!" Marie-de-werkster kwam binnen, haar moeë gezicht één en al blijdschap dat ze haar kind een verrassing kon bezorgen. Ze raakten niet uitgekeken, die twee, op het boompje en op het engeltje, dat uit het rode vloeipapier gewikkeld werd. „O, wat snoezig' zuchtte Antje. „O moes, wat is dat mooi.... We hangen het in de boom, hè, met een kaarsje tussen zijn han den." „Ja", knikte de moeder, „kaars jes heb ik gekocht. En houdertjes lig gen nog in de kast. O kind, we zullen een heerlijke avond hebben." Het was al heel laat toen de lichtjes aangestoken werden. Antje lag stil ge nietend in haar bedje te kijken naar het boompje, daar midden op de grote tafel. „Ik laat je even alleen", had moeder gezegd, „want in de keuken, daar maak ik zó iets lekkers." Antie staarde in de helle vlammetjes. De kaarsjes werden kleiner en kleiner en het heel dunne kaarsje tussen de en gelenhandjes brandde nog vlugger weg dan de anderen. „O, kwam moe der maar", dacht Antje opeens, „het engeltje zal verbranden. Ik moet het helpen, ik moetMet een uiterste krachtsinspanning richtte ze zich op en ze stond op haar beentjes, die maan denlang ziek waren geweest. Haar moeder, die de kamer binnenkwam, riep buiten zichzelf: „Antie, er is een wonder gebeurd!" Tegelijk begonnen er buiten klokken te luiden. Bim, bam. bim. bam..... „Kerstnacht", fluisterde Antje eerbiedig. „Moeder, het engel tje...." Maar het houten kerstengel tje hing niet meer in de boom. Nee, verbrand was het niet. Het had zijn taak volbracht en nu ging het op lich te vleugels de sterren tegemoet PAULIEN. Dit is geen gewone kerstboom, zien jullie wel? Hy hangt vol glanzende ballen en op elke bal prykt een letter greep. Wat is nu de bedoeling? Dat jullie met behulp van die lettergrepen de zes muziekinstrumenten opsporen, die ik in de boom verstopt heb. Zoek maar eens goed! De oplossingen verwacht ik uiterlijk Maandag aanstaande in de bus van Tante Paulien, Bureau van dit blad. De meest verzorgde inzending wordt beloond met een boek! Doe dus allen je best. Ik wens jullie allen een heel goed Kerstfeest! TANTE PAULIEN. Bol staan vaders vele zakken, Van de snuisterijenvloed, Aan zijn jasknoop hangen pakken, Als hij zijn triomftocht doet. In zijn linkerhand drie pakjes, Een paar doosjes in zijn zak, In zijn rechterhand vijf pakjes (Een paar doosjes en een pak) Linker binnenzak verspreidt een Weeïg zoetelijke geur: Bij een botsing kraakte 't zakje Van bonbonnen met likeur. Tussen linker arm en ribben 'n Twee-persoonse teddybeer; Alstublieft, uw hobbelpaardje, Kunt u 't dragen zo, meneer Aan de and're ribbenzijde Zit een keukentje voor zus, Stevig vastgeklemd tezamen Met een opwind-autobus. Moeder, met zo'n parapluutje Met zo'n wezenloze knop. Wenkt van verre ongeduldig: Hè, toe. vader, schiet nou óp.' CLINGE DOORENBOS. MAAR DE KERSTMAN WIST HET WEL (Slot) Sten haastte zich de kamer uit. Ver geet niet een paar plaids en riemen mee te nemen, riep zijn vader hem nog na. Ongelukkig genoeg was dokter Ealk- berg bij een ernstige patiënt in Hagg- vik geroepen, zodat het zeker gerui me tijd zou duren voor hij terug was, deelde men Sten door dé teiefoon mede. Niets aan te doen Sten, zei inge nieur Nordin toen hij dit hoorde, dan gaan we met ons beiden. Op dat ogenblik kwam Marta de serveerkamer binnen. Was je thuis Sten? riep ze verwonderd uit, me vrouw heeft naar je gevraagd. Ze was ongerust over je. Of je haar meteen wilde opbellen als je er was. Ik weet het Marta. Ze heeft jam mer genoeg voor niets op me zitten wachten. Maar er is iets met de oude Mattson. Ik kon dus nooit op tijd zijn. Telefoneer jij haar dadelijk even als je wilt. Vader en ik moeten nu samen naar hem toe. Lennart Nordin, die in de hal een das omknoopte, hoorde dit korte gesprek tussen Marta en Sten. Zijn gezicht be trok. Hij betrapte er zich op, dat hij zo weinig afwist van wat de jongen deed. Maar lag dat eigenlijk niet aan hem zelf hij vroeg er immers nooit naar en uit eigen beweging zou Sten het zeker niet doen Alles is klaar vader. Zullen we gaan? In orde Sten. Vooruit maar. QP HaSSLEGARD liet Marta mevrouw Nordin binnen. Sten? was Sylvia's eerste vraag. De spanning week uit haar gezicht toen Marta vertelde wat er aan de hand was. Maar tegelijkertijd voelde ze zich overbodig hier in dit huis, waar de herinneringen als het ware op haar aanstormden. 't Is vervelend, merkte Marta spij tig op. Ik zou vanavond nog wel naar mijn familie zijn gegaan, maar daar komt nu natuurlijk niets van. Maar wat moet je dan hier nog doen? Is alles dan niet klaar? Jawel, de ham staat in de oven. Maar er moet toch worden gedekt en opgediendBovendien zal er toch ook voor Mattson moeten worden ge zorgd als ze met hem komen. Sylvia knikte begrijpend. Ze stond een kort moment in gedachten. Weet je, aarzelde ze, je zoudt tóch kunnen gaan Marta, dan blijf ik zo lang. Ik wil toch even met Sten praten. Het meisje schudde haar hoofd. Dat geeft misschien onaangenaamheden voor U mevrouw en die wil ik liever vermijden. Verlegen kleurde ze. Het was natuurlijk ongepast, dat ze zich met de particuliere zaken van de be woners van Hasslegard bemoeide, maar mevrouw was altijd lief voor haar ge weest en stel je voor dat er een scène kwam Och Marta, glimlachte Sylvia mat, ik ben niet bang voor onaangenaam heden. Als ze toch moeten komen, dan maar liever meteen. Ze uit de weg gaan doe ik niet langer. Vroeger wel, peins de ze. Trouwens, Sten is ook mijn zoon. Ze legde haar hand op Marta's arm. Ga nu maar, besloot ze. Marta liet zich overreden, eigenlijk blij dat ze toch nog haar kleine Kerst avond zou kunnen vieren. Het lokte haar allerminst aan om op Hasslegard te blijven. Toen het meisje vertrokken was, viel er een diepe stilte rondom Sylvia. Langzaam liep ze door alle vertrekken en bleef staan voor alle vertrouwde en geliefde voorwerpen. Bij Sten op tafel half afgemaakt houtsnijwerk en boeken en slordig neergegooide kleren over een stoel. Werktuigelijk hing ze deze in de kast. Op de drempel van Lennarts studeer vertrek bleef ze staan. Hij moest over haast zijn weggegaan. Zijn vulpen lag nog open op zijn werk. Schoorvoetend ging ze naar binnen. Berekeningen en schetsen lagen op het bureau. Ze boog zich over de tekeningen waar notities by stonden in zijn typisch handschrift Waar zou hij mee bezig zijn een nieuw project misschien? Een verlan gen welde in haar op om er meer over te weten. Vroeger zou hij het haar zeker uitgelegd hebben. als ze maar een spoortje belangstelling had ge toond. Haar hand gleed langs zijn pijp. Ze heiinnerde zich hoe hij Ve met ijn lustige, krachtige hand k<*i vasthou den, ja ze zag hem op dat moment helemaal voor zich met zijn blonde verwarde haar, zijn blauwe ernstige ogen en die onverzettelijke mond. Len nart was gesloten, maar iemand waar je op vertrouwen kon.... Ze deed geen moeite om die herinne ringen te verdrijven dat was onmo gelijk in dit huis. Ze zuchtte. Koin, ze yzou eens zien of er nog iets feestelijks van de tafel was te maken. Marta had gelukkig voor wat denne- groen gezorgd en Sylvia versierde daarmee de grote keukentafel. Op de avond vóór de Kerstdag was het tradi tie om in de keuken te eten. Een fleu rige loper over de tafel en enkele kan delaars tussen de borden en het flon kerend kristal. Twee borden Ze voelde hoe haar keel plotseiing werd toegeknepen en in een flits zag ze het groteske van de hele situatie. Nee, dit kon ze niet verder doen. Lang zaam rolden de tranen haar over de wangen en ze vluchtte haastig naar de salon. TN HET HELDERE maanlicht was het bos vol diepe schaduwen. De ski sporen lagen als donkere voren in de smetteloze sneeuw. Zwijgend liepen de beide mannen voor de slede. Een klare hemel met ontelbare sterren overkoepelde alles. Het was prikkelend koud, maar geen van hen had daar erg in. Beiden waren gevangen in de be tovering van de oneindige schoonheid van deze avond de ijle stilte om hen heen en de ongereptheid van de natuur. Nooit, overpeinsde Sten, kon je de diepere betekenis van het Kerst feest beter begrijpen dan buiten onder de sterrenhemel. Het wonder van de Kerstnacht kwam je hier zo dicht nabij zo zuiver en groots, dat het je ont roerde tot in je diepste wezen. Daar konden feesten en de prachtigst ver sierde kerstbomen het niet bij halen. Onwillekeurig bleef hij staan. Beneden hen lag het matglanzende meer teeen een achtergrond van donkere boom- silhouptten tegen de lichte hemel. Wat mooi is het, sprak ingenieur Nordin gedempt. Hij legde zijn hand op Stens schouder. De jongen keek hem aan. Een diep gevoel van saamhorig heid doorstroomde hen beiden. We missen allebei iets Sten, liet hij er zacht op volgen. Ja, dacht Sten en bewoog nauw merkbaar zijn hoofd, terwijl hii vóór zich uitstaarde. Kom, zei zijn vader, we kun nen hier niet blijven staan we moe ten aan Mattson denken. De tocht werd voortgezet en voorzich tig loodsten ze de slede over het heu velachtige terrein naar Hasslegard toe Lennart Nordin maakte de riemen los en droeg de oude Mattson naar bin nen. Sten was al vooruit om de deur open te maken. Het licht in de hall brandde nog. Voorzichtig werd Matt son op een van de brede banken neer gelegd. Sten liep haastig naar de salon om Marta te roepen, maar in de doorgang bleef hij plotseling staan. Een moment was hij sprakeloos, maar dan was hij bij Sylvia en sloeg zijn armen om haar heen. Moeder.... Over Stens schouder ontmoetten haar ogen die van Lennart. Haar hart bons de wild. Speel nu op wijs me de deur, zeiden haar ogen. Maar Lennart zei niets hij zag alleen de tranen- sporen op haar wangen. Sten had haar losgelaten in de span ning van het ogenblik. Sylvia.,.. Lennarts stem had een hese klank. Kom eens mee.... Ze volgde hem bevreemd, zonder iets te zeggen. Wat was hij van plan waar wilde hij naar toe Samen stonden ze op het bordes. Hij maakte een armbeweging. Zie je hoe mooi alles is, hoe intens mooi en vredig..,. Sylvia.... 'P?: uitte ze gesmoord. Waarom deed hy dit waarom pijnigde hij haar op deze manier. Ze zou kunnen huilen of weglopen, maar ze deed het geen van beide. Kerstmis, ging hij voort zonder haar aan te zien vrede op aarde heeft men altijd gezegd in mensen een welbehagen.... Sylvia, zei hij heftig, zich naar haar toe wendend, sinds jij weg bent is er geen vrede meer in mij .Ik heb dat nooit sterker gevoeld dan juist van daag op die tocht naar Mattson. Toen was het of ik mezelf voor het eerst in- nerljjk zagf Lennart! Zeg niets Sylvia. Nerveus ver frommelde hy een van zijn handschoe nen tussen zijn stevige handen. Als je weg wilt gaan kan ik me dat best voorstellen. Alleen.... jij zoudt die in nerlijke vrede in mij kunnen terug brengen datgene wat ik juist zo nodig heb.... en jij misschien ook, liet hy er heel zacht op volgen. Het bleef lang stil. Het park lag roerloos in het zilveren maanlicht. Eindelijk vroeg ze Zou je merken dat ik er was? Zijn hand zocht de hare en drukte die stevig. Dat zou ik zeker, Sylvia, zei hy beslist. Dokter Falkberg, die te voet door de noge sneeuw in de oprijlaan kwam baggeren omdat zijn auto was blijven steken, heeft nooit begrepen waarom ingenieur Nordin zijn vrouw bij 16 graden vorst juist buiten op het bordes moest omhelzen. Maar de Kerstman wist het wel....

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1952 | | pagina 12