Dramatische
tegenstellingen in Marokko
Onze
snelle
twiniigsie eeuw wenielt in
vaart om de Middeleeuwen
Sliedrecht verwierf zich een wereldnaam
r
ALS TUBE IN KOPENHAGEN
K
Mohammed en de moderne berg
Haardsieê van de besfe vaklui
op het gebied van baggerv/erk
Jongeren moeten
waakzaam zijn
Een wandeling door
de Medina
Xïieite fceimii
Tyincati-ltederi
paija'i
Afaeitamfit
Gelukkige momenten
TER OVERDENKING
Levensverandering
ZATERDAG 17 JANUARI 1953
1 wmm
(Van een bijzondere medewerker)
ö^usmïfs va!' ZT"de,Si*1en; Wpermodeme industriële cemplexen en
van romantiek srh P Presenieer< Marokko een onoverzichtelijke mengeling
In de binnen la nden'^toi achter^e^tlasb3 Verh°ud'"gen en hlklori^che curiositeiten.
heainnpn rlnm ergen, waar de eerste zandduinen van de Sahara
ye nder'd H T" °"d° Er n.e, yeel
furiausm d N J',,9"" K'ondyke.sleer, zoets bij de Fransen. d,e met een „energ.e
Ir.Z Noo,dalr,k.,„se rijkdommenen mogelijkheden uitbuiten. Mohammed heelt
er een overvloed van levende en dode resten achtergelaten
De TWINTIGSTE EEUW draait in
dit land in razende vaart om ae
Middeleeuwen heen. De contras
ten zijn scherp en dramatisch. Hiér
voltrekt zich een technische, econo
mische revolutie, daar floreert het
feodale weieldje nog, alsof er niets
hoeft te gebeuren. Eerst luistert men
naar het moderne verhaal van bouwen,
exploitatie, productie en dividend, dan
naar het „Arabische sprookje", dat
eigenlijk geen sprookje is, maar een
lang verhaal, waarin sociale achter
stand en armoede de hoofdpersonen
zijn.
J^E MENS is een taai beest. Het is niet
netjes uitgedrukt, maar het ontviel
mij. toen ik de Medina bezocht. Alle
Marokkaanse steden bezitten een Medi
na, een Arabische volkswijk. Ze ligt maar
een paar stappen van het moderne
stadsgedeelte af, soms door een muur
ervan gescheiden, maar ook wel bene
den de boulevard, dat wil zeggen dat
men er komt door een paar nauwe,
kronkelende straatjes. In de Medina
zijn de Marokkanen gelocaliseerd.
's Morgens zwermen ze uit over de ge
hele stad, 's avonds keren ze terug naar
hun woningen, krotten en stallen. Op
geen enkel uur* Iran de dag is het stil
en rustig in de straatjes en stegen en
slums van de Medina. Het is overal
kermis, geen gewone kermis of carna
val, maar een kermis waarop vervuilde
ellende de draaimolen en de bedelstaf de
toeter van papier is. Men zit er zo midden
in. Het lijkt alsof de hele Medina op de
been is: hels lawaai, schreeuwende
kooplui en geldwisselaars, naargeestige
muziek, Oosterse toneeltjes en theater
tjes van alledaagse dingen, allemaal
dingen, die de toerist pittoresk noemt.
ruimd, als we uit het hart van de Me
dina in het betere deel van de Marok
kaanse wijk komen, waar de burgerij
woont. Er zijn vrij nette, oude wonin
gen met heldere patio's, waar planten
en bloemen staan. Hier is ook de mos
kee. Er liggen verwaarloosde paleisjes,
met gescheurde plafonds, muurversie
ringen, typisch Moors meubilair, alles
bij elkaar nog een .behoorlijk kapitaal
tje vertegenwoordigend. Er wonen na
komelingen van oude, roemruchte ge
slachten in.
FRANSE autoriteiten hebben ge
tracht de ellendige toestanden op
woninggebied te bestrijden, in de eer
ste plaats in de steden. In Casablanca
werd de Ain Chock gebouwd, een be
woonbaar stuk stad, om een begin te
maken met de opruiming van Arabi
sche kampeertaferelen en onhygiënische
toestanden. Ook in Marrakesj, Meknes
en Fez verrijzen nieuwe arbeiderswij
ken; het zijn uit cement gegoten
grijze huizenblokken. Grote massa's
hebben onderdak gevonden in de zoge
naamde Bidonvilles of Tincan-steden,
waar afgedankte benzineblikken en
schroot het belangrijkste bouwmate
riaal waren.
De Fransen staan hier voor een zeer
moeilijke situatie. Ze hebben te maken
met een sociaal luchtledige. De lange
ontwikkelingsfase, die ze zelf hebben
gehad, heeft Marokko niet ondergaan.
Heel wat eeuwen moeten worden over
brugd om Mohammed en de moderne
berg bij elkaar te brengen. In de gemo
derniseerde delen van het land mogen
de Marokkanen een eind zijn ingelopen,
in de binnenlanden domineren nog de
trekken van het oude rijk, zoals het
een slordige duizend jaar tussen de be
sneeuwde Atlastoppen, de woestijn en
de zee moet hebben gelegen.
CR WAS EENS een groot, machtig
vorst en hij heette Mulai Ismail.
Neen, dit is niet het begin van een
sprookje. Hij heeft werkelijk bestaan. Hij
was de grootste monarch van de tegen
woordige dynastie. Om zijn rijk te ver
dedigen tegen aanvallen van wilde
stammen, vormde hij een landwacht, de
zogenaamde „Zwarte macht van het
imperium". Ze bestond uit 15000 solda
ten, die in de inmiddels gebouwde ver
sterkingen, de kasbah's, werden gele
gerd. Toen de machtige vorst stierf,
raakte de „Marokkaanse muur" in ver
val. De kasbahs werden centra van
verzet tegen het bewind van de nieuwe
sultans. Plaatselijke despoten en pasja's
gingen zelfstandig regeren en zaken
doen. Dat bleef zo, en men vindt hen
nog over het land verpreid. De bekend
ste is EI Glaoui van Marrakesj. Hij
woont in een droompaleis, met garage
en harem, en een particulier Berber
legertje. Hij is oud en seniel, maar toch
nog genoeg heerser om zijn onderdanen
uit te buiten en desnoods te terrori
seren. Evenals andere pasja's en caiden
is hij op de hand van de Fransen, om
dat deze hem met rust laten en hem als
een tegenspeler van de sultan gebrui
ken. De laatste tijd trachten de Franse
autoriteiten de invloed van de plaatse-
Als geen ander land is Marokko het trefpunt van lieden
uiteenlopende nationaliteiten.
van de meest
lijke feodale vorstjes te beperken, om
dat deze te weinig vooruitstrevend zijn
en niets willen ondernemen, wat met
democratisering verband houdt. De
Fransen proberen tussen het ana-chro-
nistische feodalisme en het extreme na
tionalisme door te zeilen.
Dxtt o-ok
HE Fransen wijzen trots op de econo-
mische vooruitgang, de moderne ste
den en wegen, maar de rasechte Ma
rokkanen laten de vreemdeling liever
de oude Karaouine-universiteit in Fez
zien. Een gemoedelijke Marokkaan, ge
zeten op een Oosters matje, vertelde
mij over de magische kracht, „Baraka",
die uitgaat van heilige personen. De
sultan is rijk aan baraka. Het is daarom
goed om hem, als 't kan, even aan te
raken of om zijn mouw te kussen. Ook
andere hoogwaardigheidsbekleders
hebben baraka. Hij had het over de
„wachtkamer der doden" in Fez. waar
ernstige zieken worden heengebracht
om hun laatste uren door te brengen. In
Rabat moet ergens een tempelbassin
zijn, waar onvruchtbare vrouwen ba
den om in aanraking te komen met ge
lukbrengende aaltjes, die erin krioelen.
Dat is óók Marokko. H.
(Van onze speciale verslaggever)
IN HET DORPJE aan de Merwede, dat Sliedrecht heet, heeft het sterke ras
der Nederlandse baggerlieden zijn honk, zijn basis, waar men nu en dan eens
even mag komen uitrusten na een jarenlang en zwaar karwei in enige uit
hoek van de wereld. Sliedrecht hnetl de specialisten op dit gebied. Of de
firma, waarvoor gewerkt wordt, nu gevestigd is in Aerdenhout, Beverwijk of
in Surhuisterveen, de potige vaklui, die het aangenomen werk in Egypte,
Afrika, Australië of Amsterdam moeten uitvoeren worden gehaald uit Slie
drecht. Daar is een bijkantoor gevestigd van het Gewestelijk Arbeidsbureau in
Dordrecht. Maar wanneer het er om gaat bemiddeling te verlenen voor
arbeidskrachten in het baggerbedrijf, dan heeft het hoofdkantoor zich maar
te houden aan de aanwijzingen, die het bijkantoor gelieft te geven.
reld deze specialisten is gaan leveren.
Vraagt men naar de oorzaak daarvan,
zelfs prominente figuren, die met dit
bedrijf geheel vergroeid zijn en wier
naam op dit stuk in de wereld een be
grip werd, kunnen er geen antwoord
op geven, Ze gissen naar een verkla
ring. „Op en om de grote rivieren heb
ben de Sliedrechtenaren altijd hun
brood moeten verdienen. Mijn groot
vader werkte in zijn jonge jaren op
de grienden. Daar werd het rijshout
gesneden voor de zinkstukken, die het
houvast aan de kribben in de rivieren
moesten geven, en ook bij andere wa
terwerken gebruikt werden." Dat zegt
HAT is de officiële erkenning van
Sliedrecht als toonaangevende plaats
van Nederland op dit gebied, maar
tevens de officiële erkenning van dit
echt-Nederlandse bedrijf als vak,
waarin men alleen kan werken met
gespecialiseerde vakmensen en niet
met krullenjongens.
Merkwaardig feit, dat juist dit dorp
je aan de Merwede ons land en de we-
Eén der inheemse machthebbers, die
door de Fransen worden gedwongen
een democratische bestuursvorm in te
stellen.
Hij koopt dan lederwaren, koperwerk,
potjes, vlechtwerk en snuisterijen. Hij
geeft centen aan liedjeszangers, sl®""
genbezweerders en misschien aan elke
tiende bedelaar, als deze er te zielig
uitziet. Het aantal bedelende mannen,
vrouwen en kinderen is niet te schat
ten. Ze vormen een heel leger van
paria's, dat niet kan werken, niet wn
werken en waarvoor trouwens ook geen
werk is. Iemand heeft deze groep als
volgt gekarakteriseerd: ze worden ge
boren, ze leven en ze gaan dood.
VROUWEN. In vuile haiks gehuld,
vaak met een kind eronder, hangen
als een onooglijke massa tegen een
muur, de magere hand uitgestrekt. z.e
kunnen uren op dezelfde plaats bluven
«taan, en ze zijn zo passief, dat ze zells
"iet de vliegen van neus, oogleden en
«weren jagen. Ze dreunen, met Kras
sende stem, Koranverzen op. Geeft men
haar wat. dnn slaan ze een octaaf
ger aan. Krijgen ze niet», dani «weren
ze dood en verschrikking lm Alla
«(in profeet. Geen mens slaat er
op. Het volk moet hier een sterk sociaal
zenuwgestel hebben; het kan ook
afgestompt.
Magere muilezels en wrakk®" van
paardjes, met man en last op de
laveren door de armzalige drukte,
vallen niet onder de dierenbescher
ming, want die bestaat niet. Men
het hier belachelijk vinden. Men vraagt
zich af. of hier wel een mensenbescher
ming bestaat. Zo is het altijd g
zegt mijn gids en hij slaat zun djcllaba
dichter om zich heen. Hij kijkt opg
OPENHAGEN is een heel mooie
en vooral gezellige stad. Dit
was ook de reden, dat ik er
wilde blijven. Maar gezelligheid
kost geld en dat was nu juist, waar
ik gebrek aan had. Ik moest dus
werk vinden. Via een studenten-
arbeidsbureau kreeg ik, zoals zy
zeiden, een baantje als sandwich
man. Zo kwam het, dat ik vrolijk
naar de garage stapte, waar ik mijn
werkgever zou ontmoeten.
Nu heeft U, net als ik had, wet
eens mannetjes zien lopen met
borden op hun rug en hun buik en
ik dacht, dat dit mijn toekomstige
werkkring zou worden.
In de garage werd mij echter ont
huld, dat ik er op uit zou moeten
in een grote tube tandpasta, waar
ik helemaal in zat. Slechts mijn
benen, met laarsjes, kwamen er
onder uit. Verder kon ik kijken
door de mond van het, op de tube
geschilderde, gezicht. Ook opzij en
achter waren kleine kijkgaatjes ge
boord. Even aarzelde ik, maar het
originele ervan en ook het loon
deaen mij deze aarzeling over
winnen.
Ik zou dan elke dag vier uur met
deze tube er op uit. Ik moest aan
van de garage naar het grote plein,
Raadhuspladsen, lopen en na twee
uur weer terug gaan. Na twee uur
rust werd dit weer herhaald. Ik
verdiende vier kronen per uur en
aangezien ik van zes kronen per
dag leefde, bleef er genoeg voor de
gezelligheid over. 1 kroon is f 0,55.)
Zo kon het dan gebeuren, dat ik,
met vlankenkoorts, de volgende dag
ging. Na me van al
aardig meisje, of zo, zag, dan moest
dat mechanisme in werking gesteld
worden.
Ik wandelde dus naar het grote
plein. Wandelen is heel makkelijk
gezegd, maar niet eenvoudig gedaan
in een tube van 2,5 meter hoog,
15 kilo zwaar en met een actieradius
voor mijn benen van ongeveer
25 cm.
Zwetend als een paard kwam ik
op de bepaalde plek aan, waar ik
ogenblikkelijk tegen de wind in
ging staan. Succes had ik overigens
wel. Iedereen lachte en de eerste
rs
MNKEHÏ
Xti
y
ert* KM -
V
naar mijn werk ging. via me van
de overbodige kleding ontdaan te
hebben, kroon ik met yeel tnoeite
in de tube. Dit ging als volgt: het
ding bestond uit twee delen. Ik
stapte in het onderste en maakte
dat vast met schouderbanden en
een riem om mijn middel. Dan
kwam het bovenstuk er zó op, aai
de letters van het opschrift klopten
en ik de mond van het gezicht voor
mijn ogen had. Ik zat, of stond, er
dui helemaal in.
De aardigheid was, dat in die tube
een hefboom zat, die ik kon op
lichten en dan nam, als het ware,
de tube zijn dop af. Als ik nu een
dagen vond ik het zelf ook leuk.
Nu denkt U, dat het zo eenvoudig
is om tandpasta-tube te zijn. Maar
neenhet vereist een diep-psycho-
logische kennis. Ik moest mensen
groeten.
Niemand vindt het leuk zich uit
te sloven om de mensen aan het
lachen te maken en dan ijskoude
gezichten te krijgen. Ik wilde er dus
achter komen, wie het leuk vindt
om door een tandpasta-tube gegroet
te worden. Welnu, ik wil het u ont
hullen.
Meisjes alleen vinden het nooit
leuk. Met zijn tweeën echter vin
den zij het „énig". Oude dames
groeten zelfs vaak terug. Dame en
heer is een moeilijk vraagstuk.
Heren zijn zo onberekenbaar.
Maar U wilt natuurlijk belevenis
sen horen. Deze waren niet erg
afwisselend. De mensen zijn niet
origineel. Ik werd dikwijls als asbak
gebruikt en vooral kleine rot-
jongetjes schepten er een sadistisch
genoegen in om op mijn tenen te
gaan staan. Ik kon tot mijn spijt
niet terugtrappen door genoemde
25 cm benen-actieradius.
Ik verveelde mij dodelijk. In het
begin keek ik om het uur naar de
grote klok van het stadhuis en zag
dan, dat pas 10 minuten voorbij
'waren. Na een tijdje ontwikkelde
ik echter een scherp tijdgevoel en
ik kon precies weten, hoeveel mi
nuten er verstreken waren. Toch
nam ik, om de uren te korten, wel
eens een boekje mee. Dit kon al
leen maar als het niet druk was.
's Ochtends bijvoorbeeld of als het
regende. Eens stond ik daar vrien
delijk mijn romannetje te lezen,
toen het hoofd van mijn manager
verscheen, die zei: „Je staat er als
een dooie pier bij". Ik had deze
man helemaal niet verwacht en
schrok me dan ook „een dooie
pier". Gelukkig zag hij mijn boekje
niet, maar voortaan werd mijn
leesgenoegen vergald door om de
bladzij even actief te doen en vooral
door het spieden naar de manager.
Ik werd geweldig veel gefotogra
feerd. Een dag zelfs zeventien maal.
In alle talen werd me gevraagd of
ik even poseren wilde. Er waren
erg veel buitenlanders, omdat de
Olympische spelen net afgelopen
waren en ik zag dan ook vele exo
tische types met het vijf-cirkel
embleem op hun jasje.
Maar om op mijn werk terug te
komen. De aardigheid was er na
tuurlijk gauw af. Wanneer ifc elke
dag met pijn in mijn knieën naar
het karwei toeging, vervloekte ik
het. Toen ik evenwel na nog een
heerlijke week, met eigenverdiend
geld, door Denemarken te zijn ge
trokken. weer thuis was, kon ik
maar één conclusie trekken: Het rs
mijn beste vacantie geweest en ik
zou het zo weer over doen.
ALLAN TROTTER.
ons de heer A. Volker Lzn., die enige
weken geleden 70 jaar werd en bij
die gelegenheid „de admiraal van een
machtige baggervloot" genoemd werd.
Grootvader Adriaan, naar wie deze
zeventig-jarige vernoemd werd, legde
omtrent een eeuw geleden de grond
slag voor deze machtige vloot, die nu
naar verscheidene werelddelen is uit-
gezworven. Met aak en baggerbeugel
beoefende hij het vak als handwerk.
Maar zodra de stoommachtine was uit
gevonden, paste hij deze mogelijkheid
toe in zijn bedrijf, zoals het tegenwoor
dige geslacht van Nederlandse bagger-
koningen het moment bepaalde om
diesel-electrische kracht aan te wen
den in plaats van de kostbaarder mo
torkracht, die inmiddels de stoom had
verdrongen.
MATUURLIJK zijn er gelukkige mo
menten aan te wijzen in de ont
wikkelingsgang van deze bagger-indus-
trieën, die bepalend waren voor de
betekenis, die deze bedrijver nader
hand zouden krijgen. In „Adriaan Vol-
ker's Maatschappij tot het Uitvoeren
van Openbare Werken N.V." was dat
eerst de geslaagde deelneming in de
uitvoering van het grote werk der
Moerdijkbrug over het Hollands Diep.
En later ue doorgraving van de Nie-
we Waterweg bij Hoek van Holland,
waarmee Rotterdam ontsloten werd
voor het wereldscheepvaartverkeer.
Dit laatste werk bracht de zuigers en
molens van deze maatschappij voor
het eerst buiten Nederland. De Fran
sen hadden gezien hoe Adriaan Volker
de enorme problemen bij dat werk
had overwonnen door z'n uitvinding
van de hopperzuiger. He4 bezorgde
hem jaren werk aan havens van Fran
se kustplaatsen.
En zo kon in dit bedrijf gebouwd
worden aan een vloot van niet minder
dan honderd-dertig vaartuigen, waar
van verscheidene, wanneer ze op dit
ogenblik nieuw gebouwd zouden moe
ten worden, de lieve som van ander
half millioen gulden zouden moeten
kosten.
De geschiedenis van de Sliedrechtse
maatschappij is de geschiedenis van
vrijwel alle grote baggermaatschappij-
en, die ons land op het ogenblik telt.
Altijd weer stuit men bij die maat
schappijen op Sliedrechtse nrmen, al
tijd weer is er sprake van durf en
doorzettingsvermogen, dat gestaald
werd in een zware strijd om het be
staan, Geen dszer bedrijven heeft de
naam, die zij zich op dit ogenblik in
de wereld verworven hebben, en die
hen roept naar Australië, Amerika,
Perzië, Egypte, Z.-Afrika, of waar ter
wereld ook, cadeau gekregen. Er is
VERANDERT er eigenlijk in het le-
vén iets door het geloof? Er is im-
mers geen verschil te zien, waarom
zou je geloof nodig hebben, je kunt
evengoed leven zonder, zegt degeen
die niet gelooft, in zelfvoldaanheid. Er
is geen verandering te zien.
Al is er geen verandering te zien
dan hoeft het nog niet waar te zijn,
dat er geen verandering is. Het kan
zijn, dat men niet ziet, omdat men
geen oog ervoor heeft, want de wer
king van geloof is te zien alleen door
het oog van geloof. Wie vol zelfvol
daanheid kijkt, ziet niets.
Het geloof verandert het leven gron
dig, van binnen uit. Door het geloof
krijgen we een ander levenshouvast,
daardoor een andere levenshouding en
een andere levensgang .De levensver
andering door het geloof is een inner
lijke, maar het werkt door in de le
vensuitingen. Hoe die verandering te
beschrijven?
De uittocht uit Egypte is het beeld
van dè levensverandering door geloof.
Het begon ermee, dat God hen riep:
Ga uit van dit land en ga naar het
land dat ik u wijzen zal. Zij woonden
er al lang, hadden er hun vastheden,
hun huis, hadden het er betrekkelijk
goed (de vleespotten van Egypte)
maar zij waren onvrij, dienstbaar aan
mensen, die hun de wet stelden. Daar
riep God hen uit, beloofde hen verlos
sing, vrijheid. Wat een moeite heeft
God gedaan om hen los te krijgen!
Want de aardse macht wilde hen vast
houden en zijzelf hadden angst om los
te laten wat zij hadden. Maar toen zij
gingen, begon een heel ander leven.
Achterlaten moesten ze al het be
kende, hun bezit, en alleen toegerust
om ver te gaan. weerloos zonder wa
pens te gaan. Waarheen? Onbekend!
Het enig houvast dat zij hadden was,
dat God hen leidt in de vorm van een
rookkolom overdag, een licht in de
nacht wees God de weg. Het werd een
onzeker gaan, niet rechtstreeks naar
het beloofde land. Jaren dwalend langs
ongebaande weg. Is het wonder dat
twijfel hen overviel of God hen wer
kelijk leidde, dat ze morden en terug
verlangden naar de oude vastheden, de
vleespotten van Egypte? In die twijfel
en het morren en terugverlangen lag
de afval van God.
Dat is het beeld van de levensver
andering door het geloof. Het begint
ermee, dat God ons aanspreekt, ons
roept uit te gaan uit de wereld waar
we woonden, daarmee ons laat weten
dat het ons vaderland niet is, ons te
gelijk geeft een nieuw vaderland,
Gods rijk. Ieder, die niet gelooft leeft
in een wereld van vastheden, menin
gen, oordelen, maatstaven door men
sen gesteld, leeft met het doel voor
ogen, het goed te hebben.
Daar roept God ons uit. God doet
veel moeite aan onze ziel om die los
te krijgen, want we zijn bang voor de
wereld. Wat zullen ze er van vinden,
als we Gods stem gaan volgen?
Maar éls we volgen, dan begint het
andere leven. We moeten loslaten, de
vastheden die we ons gebouwd had
den en gaan, weerloos, met geen ande
re vastheid, dan iedere dag, ieder uur
God vragen, waar wilt Gii dat ik heen
ga? En dan Gods leiding volgen. Het
wordt geen gemakkelijk leven. Het is
een gaan langs ongebaande weg. Ieder
moet langs nooit betreden pad zijn lei
ding volgen door de woestijn van de
wereld heen. Vaak overvalt o"s de
twijfel, of het geen illusie is, die we
volgen. Vaak morren -/e in vermoeie
nis en eenzaamheid van de weg. Vaak
verlangen we terug naar het vroegere
leven van afgebakende vastheden, van
stelsels. Maar deze twijfel, dit morren
en terugverlangen is de afval van God,
de zonde. En leven wij mensen, die
geloof gekregen hebben, niet goed,
dan weten we, dat komt van de afval.
De verandering door het geloof be
gint bij ieder anders, maar altiid werkt
het bevrijdend, bij ieder in zijn meest
eigenlijke levensgebied, bii ieder d=ar,
waar de druk van zijn leven lag, be
vrijdend uit zijn levensnood. Ieder kan
daar alleen zelf van vertellen.
Maar bij allen moet de levensveran
dering doorwerken in alle andere ge
bieden van het leven. Zo zijn we allen
samen op weg: hoe meer we gehoorza-
volgen, hoe dichter we komen bij het
beloofde land. lioe meer we burgers
worden va" ^et beloofde land, burgers
van Gods Rijk.
Da E. FRANKEN-LIEFRINK
Nwe Niedorp.
hard voor gewerkt, en of men er
maanden voor van huis moest blijven,
en leven ender primitieve en sobere
omstandigheden, men aanvaardde het.
Is het wonder, dat deze mannen het
betreuren, dat de lust. ook van vele
Sliedrechtenaren, om dit harde leven
te verkiezen, tanende is? „Sliedrecht
heeft een naam te verliezen", zeggen
zij. „Een wereldnaam. Daar zullen de
jongeren voor moeten waken. Laten ze
er daarom niet tegen op zien, om eens
wat langey van huis te zijn, dan ze
prettig vinden. In de watten wordt
een mens nu eenmaal niet groot."
In de haven van Sliedrecht ligt het zware materiaal te wachten op nieuw
werk.