Dramatische tegenstellingen in Marokko Onze snelle twiniigsie eeuw wenielt in vaart om de Middeleeuwen Sliedrecht verwierf zich een wereldnaam r ALS TUBE IN KOPENHAGEN K Mohammed en de moderne berg Haardsieê van de besfe vaklui op het gebied van baggerv/erk Jongeren moeten waakzaam zijn Een wandeling door de Medina Xïieite fceimii Tyincati-ltederi paija'i Afaeitamfit Gelukkige momenten TER OVERDENKING Levensverandering ZATERDAG 17 JANUARI 1953 1 wmm (Van een bijzondere medewerker) ö^usmïfs va!' ZT"de,Si*1en; Wpermodeme industriële cemplexen en van romantiek srh P Presenieer< Marokko een onoverzichtelijke mengeling In de binnen la nden'^toi achter^e^tlasb3 Verh°ud'"gen en hlklori^che curiositeiten. heainnpn rlnm ergen, waar de eerste zandduinen van de Sahara ye nder'd H T" °"d° Er n.e, yeel furiausm d N J',,9"" K'ondyke.sleer, zoets bij de Fransen. d,e met een „energ.e Ir.Z Noo,dalr,k.,„se rijkdommenen mogelijkheden uitbuiten. Mohammed heelt er een overvloed van levende en dode resten achtergelaten De TWINTIGSTE EEUW draait in dit land in razende vaart om ae Middeleeuwen heen. De contras ten zijn scherp en dramatisch. Hiér voltrekt zich een technische, econo mische revolutie, daar floreert het feodale weieldje nog, alsof er niets hoeft te gebeuren. Eerst luistert men naar het moderne verhaal van bouwen, exploitatie, productie en dividend, dan naar het „Arabische sprookje", dat eigenlijk geen sprookje is, maar een lang verhaal, waarin sociale achter stand en armoede de hoofdpersonen zijn. J^E MENS is een taai beest. Het is niet netjes uitgedrukt, maar het ontviel mij. toen ik de Medina bezocht. Alle Marokkaanse steden bezitten een Medi na, een Arabische volkswijk. Ze ligt maar een paar stappen van het moderne stadsgedeelte af, soms door een muur ervan gescheiden, maar ook wel bene den de boulevard, dat wil zeggen dat men er komt door een paar nauwe, kronkelende straatjes. In de Medina zijn de Marokkanen gelocaliseerd. 's Morgens zwermen ze uit over de ge hele stad, 's avonds keren ze terug naar hun woningen, krotten en stallen. Op geen enkel uur* Iran de dag is het stil en rustig in de straatjes en stegen en slums van de Medina. Het is overal kermis, geen gewone kermis of carna val, maar een kermis waarop vervuilde ellende de draaimolen en de bedelstaf de toeter van papier is. Men zit er zo midden in. Het lijkt alsof de hele Medina op de been is: hels lawaai, schreeuwende kooplui en geldwisselaars, naargeestige muziek, Oosterse toneeltjes en theater tjes van alledaagse dingen, allemaal dingen, die de toerist pittoresk noemt. ruimd, als we uit het hart van de Me dina in het betere deel van de Marok kaanse wijk komen, waar de burgerij woont. Er zijn vrij nette, oude wonin gen met heldere patio's, waar planten en bloemen staan. Hier is ook de mos kee. Er liggen verwaarloosde paleisjes, met gescheurde plafonds, muurversie ringen, typisch Moors meubilair, alles bij elkaar nog een .behoorlijk kapitaal tje vertegenwoordigend. Er wonen na komelingen van oude, roemruchte ge slachten in. FRANSE autoriteiten hebben ge tracht de ellendige toestanden op woninggebied te bestrijden, in de eer ste plaats in de steden. In Casablanca werd de Ain Chock gebouwd, een be woonbaar stuk stad, om een begin te maken met de opruiming van Arabi sche kampeertaferelen en onhygiënische toestanden. Ook in Marrakesj, Meknes en Fez verrijzen nieuwe arbeiderswij ken; het zijn uit cement gegoten grijze huizenblokken. Grote massa's hebben onderdak gevonden in de zoge naamde Bidonvilles of Tincan-steden, waar afgedankte benzineblikken en schroot het belangrijkste bouwmate riaal waren. De Fransen staan hier voor een zeer moeilijke situatie. Ze hebben te maken met een sociaal luchtledige. De lange ontwikkelingsfase, die ze zelf hebben gehad, heeft Marokko niet ondergaan. Heel wat eeuwen moeten worden over brugd om Mohammed en de moderne berg bij elkaar te brengen. In de gemo derniseerde delen van het land mogen de Marokkanen een eind zijn ingelopen, in de binnenlanden domineren nog de trekken van het oude rijk, zoals het een slordige duizend jaar tussen de be sneeuwde Atlastoppen, de woestijn en de zee moet hebben gelegen. CR WAS EENS een groot, machtig vorst en hij heette Mulai Ismail. Neen, dit is niet het begin van een sprookje. Hij heeft werkelijk bestaan. Hij was de grootste monarch van de tegen woordige dynastie. Om zijn rijk te ver dedigen tegen aanvallen van wilde stammen, vormde hij een landwacht, de zogenaamde „Zwarte macht van het imperium". Ze bestond uit 15000 solda ten, die in de inmiddels gebouwde ver sterkingen, de kasbah's, werden gele gerd. Toen de machtige vorst stierf, raakte de „Marokkaanse muur" in ver val. De kasbahs werden centra van verzet tegen het bewind van de nieuwe sultans. Plaatselijke despoten en pasja's gingen zelfstandig regeren en zaken doen. Dat bleef zo, en men vindt hen nog over het land verpreid. De bekend ste is EI Glaoui van Marrakesj. Hij woont in een droompaleis, met garage en harem, en een particulier Berber legertje. Hij is oud en seniel, maar toch nog genoeg heerser om zijn onderdanen uit te buiten en desnoods te terrori seren. Evenals andere pasja's en caiden is hij op de hand van de Fransen, om dat deze hem met rust laten en hem als een tegenspeler van de sultan gebrui ken. De laatste tijd trachten de Franse autoriteiten de invloed van de plaatse- Als geen ander land is Marokko het trefpunt van lieden uiteenlopende nationaliteiten. van de meest lijke feodale vorstjes te beperken, om dat deze te weinig vooruitstrevend zijn en niets willen ondernemen, wat met democratisering verband houdt. De Fransen proberen tussen het ana-chro- nistische feodalisme en het extreme na tionalisme door te zeilen. Dxtt o-ok HE Fransen wijzen trots op de econo- mische vooruitgang, de moderne ste den en wegen, maar de rasechte Ma rokkanen laten de vreemdeling liever de oude Karaouine-universiteit in Fez zien. Een gemoedelijke Marokkaan, ge zeten op een Oosters matje, vertelde mij over de magische kracht, „Baraka", die uitgaat van heilige personen. De sultan is rijk aan baraka. Het is daarom goed om hem, als 't kan, even aan te raken of om zijn mouw te kussen. Ook andere hoogwaardigheidsbekleders hebben baraka. Hij had het over de „wachtkamer der doden" in Fez. waar ernstige zieken worden heengebracht om hun laatste uren door te brengen. In Rabat moet ergens een tempelbassin zijn, waar onvruchtbare vrouwen ba den om in aanraking te komen met ge lukbrengende aaltjes, die erin krioelen. Dat is óók Marokko. H. (Van onze speciale verslaggever) IN HET DORPJE aan de Merwede, dat Sliedrecht heet, heeft het sterke ras der Nederlandse baggerlieden zijn honk, zijn basis, waar men nu en dan eens even mag komen uitrusten na een jarenlang en zwaar karwei in enige uit hoek van de wereld. Sliedrecht hnetl de specialisten op dit gebied. Of de firma, waarvoor gewerkt wordt, nu gevestigd is in Aerdenhout, Beverwijk of in Surhuisterveen, de potige vaklui, die het aangenomen werk in Egypte, Afrika, Australië of Amsterdam moeten uitvoeren worden gehaald uit Slie drecht. Daar is een bijkantoor gevestigd van het Gewestelijk Arbeidsbureau in Dordrecht. Maar wanneer het er om gaat bemiddeling te verlenen voor arbeidskrachten in het baggerbedrijf, dan heeft het hoofdkantoor zich maar te houden aan de aanwijzingen, die het bijkantoor gelieft te geven. reld deze specialisten is gaan leveren. Vraagt men naar de oorzaak daarvan, zelfs prominente figuren, die met dit bedrijf geheel vergroeid zijn en wier naam op dit stuk in de wereld een be grip werd, kunnen er geen antwoord op geven, Ze gissen naar een verkla ring. „Op en om de grote rivieren heb ben de Sliedrechtenaren altijd hun brood moeten verdienen. Mijn groot vader werkte in zijn jonge jaren op de grienden. Daar werd het rijshout gesneden voor de zinkstukken, die het houvast aan de kribben in de rivieren moesten geven, en ook bij andere wa terwerken gebruikt werden." Dat zegt HAT is de officiële erkenning van Sliedrecht als toonaangevende plaats van Nederland op dit gebied, maar tevens de officiële erkenning van dit echt-Nederlandse bedrijf als vak, waarin men alleen kan werken met gespecialiseerde vakmensen en niet met krullenjongens. Merkwaardig feit, dat juist dit dorp je aan de Merwede ons land en de we- Eén der inheemse machthebbers, die door de Fransen worden gedwongen een democratische bestuursvorm in te stellen. Hij koopt dan lederwaren, koperwerk, potjes, vlechtwerk en snuisterijen. Hij geeft centen aan liedjeszangers, sl®"" genbezweerders en misschien aan elke tiende bedelaar, als deze er te zielig uitziet. Het aantal bedelende mannen, vrouwen en kinderen is niet te schat ten. Ze vormen een heel leger van paria's, dat niet kan werken, niet wn werken en waarvoor trouwens ook geen werk is. Iemand heeft deze groep als volgt gekarakteriseerd: ze worden ge boren, ze leven en ze gaan dood. VROUWEN. In vuile haiks gehuld, vaak met een kind eronder, hangen als een onooglijke massa tegen een muur, de magere hand uitgestrekt. z.e kunnen uren op dezelfde plaats bluven «taan, en ze zijn zo passief, dat ze zells "iet de vliegen van neus, oogleden en «weren jagen. Ze dreunen, met Kras sende stem, Koranverzen op. Geeft men haar wat. dnn slaan ze een octaaf ger aan. Krijgen ze niet», dani «weren ze dood en verschrikking lm Alla «(in profeet. Geen mens slaat er op. Het volk moet hier een sterk sociaal zenuwgestel hebben; het kan ook afgestompt. Magere muilezels en wrakk®" van paardjes, met man en last op de laveren door de armzalige drukte, vallen niet onder de dierenbescher ming, want die bestaat niet. Men het hier belachelijk vinden. Men vraagt zich af. of hier wel een mensenbescher ming bestaat. Zo is het altijd g zegt mijn gids en hij slaat zun djcllaba dichter om zich heen. Hij kijkt opg OPENHAGEN is een heel mooie en vooral gezellige stad. Dit was ook de reden, dat ik er wilde blijven. Maar gezelligheid kost geld en dat was nu juist, waar ik gebrek aan had. Ik moest dus werk vinden. Via een studenten- arbeidsbureau kreeg ik, zoals zy zeiden, een baantje als sandwich man. Zo kwam het, dat ik vrolijk naar de garage stapte, waar ik mijn werkgever zou ontmoeten. Nu heeft U, net als ik had, wet eens mannetjes zien lopen met borden op hun rug en hun buik en ik dacht, dat dit mijn toekomstige werkkring zou worden. In de garage werd mij echter ont huld, dat ik er op uit zou moeten in een grote tube tandpasta, waar ik helemaal in zat. Slechts mijn benen, met laarsjes, kwamen er onder uit. Verder kon ik kijken door de mond van het, op de tube geschilderde, gezicht. Ook opzij en achter waren kleine kijkgaatjes ge boord. Even aarzelde ik, maar het originele ervan en ook het loon deaen mij deze aarzeling over winnen. Ik zou dan elke dag vier uur met deze tube er op uit. Ik moest aan van de garage naar het grote plein, Raadhuspladsen, lopen en na twee uur weer terug gaan. Na twee uur rust werd dit weer herhaald. Ik verdiende vier kronen per uur en aangezien ik van zes kronen per dag leefde, bleef er genoeg voor de gezelligheid over. 1 kroon is f 0,55.) Zo kon het dan gebeuren, dat ik, met vlankenkoorts, de volgende dag ging. Na me van al aardig meisje, of zo, zag, dan moest dat mechanisme in werking gesteld worden. Ik wandelde dus naar het grote plein. Wandelen is heel makkelijk gezegd, maar niet eenvoudig gedaan in een tube van 2,5 meter hoog, 15 kilo zwaar en met een actieradius voor mijn benen van ongeveer 25 cm. Zwetend als een paard kwam ik op de bepaalde plek aan, waar ik ogenblikkelijk tegen de wind in ging staan. Succes had ik overigens wel. Iedereen lachte en de eerste rs MNKEHÏ Xti y ert* KM - V naar mijn werk ging. via me van de overbodige kleding ontdaan te hebben, kroon ik met yeel tnoeite in de tube. Dit ging als volgt: het ding bestond uit twee delen. Ik stapte in het onderste en maakte dat vast met schouderbanden en een riem om mijn middel. Dan kwam het bovenstuk er zó op, aai de letters van het opschrift klopten en ik de mond van het gezicht voor mijn ogen had. Ik zat, of stond, er dui helemaal in. De aardigheid was, dat in die tube een hefboom zat, die ik kon op lichten en dan nam, als het ware, de tube zijn dop af. Als ik nu een dagen vond ik het zelf ook leuk. Nu denkt U, dat het zo eenvoudig is om tandpasta-tube te zijn. Maar neenhet vereist een diep-psycho- logische kennis. Ik moest mensen groeten. Niemand vindt het leuk zich uit te sloven om de mensen aan het lachen te maken en dan ijskoude gezichten te krijgen. Ik wilde er dus achter komen, wie het leuk vindt om door een tandpasta-tube gegroet te worden. Welnu, ik wil het u ont hullen. Meisjes alleen vinden het nooit leuk. Met zijn tweeën echter vin den zij het „énig". Oude dames groeten zelfs vaak terug. Dame en heer is een moeilijk vraagstuk. Heren zijn zo onberekenbaar. Maar U wilt natuurlijk belevenis sen horen. Deze waren niet erg afwisselend. De mensen zijn niet origineel. Ik werd dikwijls als asbak gebruikt en vooral kleine rot- jongetjes schepten er een sadistisch genoegen in om op mijn tenen te gaan staan. Ik kon tot mijn spijt niet terugtrappen door genoemde 25 cm benen-actieradius. Ik verveelde mij dodelijk. In het begin keek ik om het uur naar de grote klok van het stadhuis en zag dan, dat pas 10 minuten voorbij 'waren. Na een tijdje ontwikkelde ik echter een scherp tijdgevoel en ik kon precies weten, hoeveel mi nuten er verstreken waren. Toch nam ik, om de uren te korten, wel eens een boekje mee. Dit kon al leen maar als het niet druk was. 's Ochtends bijvoorbeeld of als het regende. Eens stond ik daar vrien delijk mijn romannetje te lezen, toen het hoofd van mijn manager verscheen, die zei: „Je staat er als een dooie pier bij". Ik had deze man helemaal niet verwacht en schrok me dan ook „een dooie pier". Gelukkig zag hij mijn boekje niet, maar voortaan werd mijn leesgenoegen vergald door om de bladzij even actief te doen en vooral door het spieden naar de manager. Ik werd geweldig veel gefotogra feerd. Een dag zelfs zeventien maal. In alle talen werd me gevraagd of ik even poseren wilde. Er waren erg veel buitenlanders, omdat de Olympische spelen net afgelopen waren en ik zag dan ook vele exo tische types met het vijf-cirkel embleem op hun jasje. Maar om op mijn werk terug te komen. De aardigheid was er na tuurlijk gauw af. Wanneer ifc elke dag met pijn in mijn knieën naar het karwei toeging, vervloekte ik het. Toen ik evenwel na nog een heerlijke week, met eigenverdiend geld, door Denemarken te zijn ge trokken. weer thuis was, kon ik maar één conclusie trekken: Het rs mijn beste vacantie geweest en ik zou het zo weer over doen. ALLAN TROTTER. ons de heer A. Volker Lzn., die enige weken geleden 70 jaar werd en bij die gelegenheid „de admiraal van een machtige baggervloot" genoemd werd. Grootvader Adriaan, naar wie deze zeventig-jarige vernoemd werd, legde omtrent een eeuw geleden de grond slag voor deze machtige vloot, die nu naar verscheidene werelddelen is uit- gezworven. Met aak en baggerbeugel beoefende hij het vak als handwerk. Maar zodra de stoommachtine was uit gevonden, paste hij deze mogelijkheid toe in zijn bedrijf, zoals het tegenwoor dige geslacht van Nederlandse bagger- koningen het moment bepaalde om diesel-electrische kracht aan te wen den in plaats van de kostbaarder mo torkracht, die inmiddels de stoom had verdrongen. MATUURLIJK zijn er gelukkige mo menten aan te wijzen in de ont wikkelingsgang van deze bagger-indus- trieën, die bepalend waren voor de betekenis, die deze bedrijver nader hand zouden krijgen. In „Adriaan Vol- ker's Maatschappij tot het Uitvoeren van Openbare Werken N.V." was dat eerst de geslaagde deelneming in de uitvoering van het grote werk der Moerdijkbrug over het Hollands Diep. En later ue doorgraving van de Nie- we Waterweg bij Hoek van Holland, waarmee Rotterdam ontsloten werd voor het wereldscheepvaartverkeer. Dit laatste werk bracht de zuigers en molens van deze maatschappij voor het eerst buiten Nederland. De Fran sen hadden gezien hoe Adriaan Volker de enorme problemen bij dat werk had overwonnen door z'n uitvinding van de hopperzuiger. He4 bezorgde hem jaren werk aan havens van Fran se kustplaatsen. En zo kon in dit bedrijf gebouwd worden aan een vloot van niet minder dan honderd-dertig vaartuigen, waar van verscheidene, wanneer ze op dit ogenblik nieuw gebouwd zouden moe ten worden, de lieve som van ander half millioen gulden zouden moeten kosten. De geschiedenis van de Sliedrechtse maatschappij is de geschiedenis van vrijwel alle grote baggermaatschappij- en, die ons land op het ogenblik telt. Altijd weer stuit men bij die maat schappijen op Sliedrechtse nrmen, al tijd weer is er sprake van durf en doorzettingsvermogen, dat gestaald werd in een zware strijd om het be staan, Geen dszer bedrijven heeft de naam, die zij zich op dit ogenblik in de wereld verworven hebben, en die hen roept naar Australië, Amerika, Perzië, Egypte, Z.-Afrika, of waar ter wereld ook, cadeau gekregen. Er is VERANDERT er eigenlijk in het le- vén iets door het geloof? Er is im- mers geen verschil te zien, waarom zou je geloof nodig hebben, je kunt evengoed leven zonder, zegt degeen die niet gelooft, in zelfvoldaanheid. Er is geen verandering te zien. Al is er geen verandering te zien dan hoeft het nog niet waar te zijn, dat er geen verandering is. Het kan zijn, dat men niet ziet, omdat men geen oog ervoor heeft, want de wer king van geloof is te zien alleen door het oog van geloof. Wie vol zelfvol daanheid kijkt, ziet niets. Het geloof verandert het leven gron dig, van binnen uit. Door het geloof krijgen we een ander levenshouvast, daardoor een andere levenshouding en een andere levensgang .De levensver andering door het geloof is een inner lijke, maar het werkt door in de le vensuitingen. Hoe die verandering te beschrijven? De uittocht uit Egypte is het beeld van dè levensverandering door geloof. Het begon ermee, dat God hen riep: Ga uit van dit land en ga naar het land dat ik u wijzen zal. Zij woonden er al lang, hadden er hun vastheden, hun huis, hadden het er betrekkelijk goed (de vleespotten van Egypte) maar zij waren onvrij, dienstbaar aan mensen, die hun de wet stelden. Daar riep God hen uit, beloofde hen verlos sing, vrijheid. Wat een moeite heeft God gedaan om hen los te krijgen! Want de aardse macht wilde hen vast houden en zijzelf hadden angst om los te laten wat zij hadden. Maar toen zij gingen, begon een heel ander leven. Achterlaten moesten ze al het be kende, hun bezit, en alleen toegerust om ver te gaan. weerloos zonder wa pens te gaan. Waarheen? Onbekend! Het enig houvast dat zij hadden was, dat God hen leidt in de vorm van een rookkolom overdag, een licht in de nacht wees God de weg. Het werd een onzeker gaan, niet rechtstreeks naar het beloofde land. Jaren dwalend langs ongebaande weg. Is het wonder dat twijfel hen overviel of God hen wer kelijk leidde, dat ze morden en terug verlangden naar de oude vastheden, de vleespotten van Egypte? In die twijfel en het morren en terugverlangen lag de afval van God. Dat is het beeld van de levensver andering door het geloof. Het begint ermee, dat God ons aanspreekt, ons roept uit te gaan uit de wereld waar we woonden, daarmee ons laat weten dat het ons vaderland niet is, ons te gelijk geeft een nieuw vaderland, Gods rijk. Ieder, die niet gelooft leeft in een wereld van vastheden, menin gen, oordelen, maatstaven door men sen gesteld, leeft met het doel voor ogen, het goed te hebben. Daar roept God ons uit. God doet veel moeite aan onze ziel om die los te krijgen, want we zijn bang voor de wereld. Wat zullen ze er van vinden, als we Gods stem gaan volgen? Maar éls we volgen, dan begint het andere leven. We moeten loslaten, de vastheden die we ons gebouwd had den en gaan, weerloos, met geen ande re vastheid, dan iedere dag, ieder uur God vragen, waar wilt Gii dat ik heen ga? En dan Gods leiding volgen. Het wordt geen gemakkelijk leven. Het is een gaan langs ongebaande weg. Ieder moet langs nooit betreden pad zijn lei ding volgen door de woestijn van de wereld heen. Vaak overvalt o"s de twijfel, of het geen illusie is, die we volgen. Vaak morren -/e in vermoeie nis en eenzaamheid van de weg. Vaak verlangen we terug naar het vroegere leven van afgebakende vastheden, van stelsels. Maar deze twijfel, dit morren en terugverlangen is de afval van God, de zonde. En leven wij mensen, die geloof gekregen hebben, niet goed, dan weten we, dat komt van de afval. De verandering door het geloof be gint bij ieder anders, maar altiid werkt het bevrijdend, bij ieder in zijn meest eigenlijke levensgebied, bii ieder d=ar, waar de druk van zijn leven lag, be vrijdend uit zijn levensnood. Ieder kan daar alleen zelf van vertellen. Maar bij allen moet de levensveran dering doorwerken in alle andere ge bieden van het leven. Zo zijn we allen samen op weg: hoe meer we gehoorza- volgen, hoe dichter we komen bij het beloofde land. lioe meer we burgers worden va" ^et beloofde land, burgers van Gods Rijk. Da E. FRANKEN-LIEFRINK Nwe Niedorp. hard voor gewerkt, en of men er maanden voor van huis moest blijven, en leven ender primitieve en sobere omstandigheden, men aanvaardde het. Is het wonder, dat deze mannen het betreuren, dat de lust. ook van vele Sliedrechtenaren, om dit harde leven te verkiezen, tanende is? „Sliedrecht heeft een naam te verliezen", zeggen zij. „Een wereldnaam. Daar zullen de jongeren voor moeten waken. Laten ze er daarom niet tegen op zien, om eens wat langey van huis te zijn, dan ze prettig vinden. In de watten wordt een mens nu eenmaal niet groot." In de haven van Sliedrecht ligt het zware materiaal te wachten op nieuw werk.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1953 | | pagina 7