Twintig jaar geleden brandde de Rijksdag
Hei begin van de onmenselijke nazi-ierreur
Marinus v. d. Lubbe weigerde verdediging
door een Nederlandse advocaat
Goed werk van Rijkspolitie in rampgebied
r Stomps onthult zijn ervaringen uit opzienbarend proces
Hef
is g
eleend
EEN INGEWIJDE 91,"
VERTELDE ONS
Aantal diefstallen beperkt
Mr Stomps moest
gewenst zijn
Omgekeerde weg
Welke bedoeling
Onderaardse gang
Ter overdenklnq
Sevolking toonde
dankbaarheid
Driekwart blind
Hypothese
K§
ranHRRiiHHn
(Van onze speciale verslaggever)
N DE NA^HT van de 27ste Februari 1933 nu twintig jaar geleden sloegen oo verschillende
plaatsen van het Rijksdaggebouw in Berlijn de vlammen uit. In brand gestoken I Duitsland was in
rep en roer. De nazi s beschuldigden de communisten en begonnen een terreur, zoals in de wereld
zonder weerga is. Europa hield zijn hart vast. Waar moest dit op uitdraaien Men heett toen nog
niet kunnen voorzien, welke vreselijke gevolgen het streven naar de macht van Hitier en zijn bende
zou hebben. Nu weten wij het en nu kennen wij ook de achtergronden van de Rijksdagbrand, al
zal wel eeuwig in de schoot der goden verborgen blijven wie de eigenlijke daders zijn geweest
\/ijf verdachten hebben ervoor terecht gestaan. Een van hen was de Nederlander Marinus van der Lubbe,
die de verdenking met de dood heeft moeten bekopen. De Nederlandse advocaat mr B W. Stomps
was tot zijn verdediging geroepen en nu zitten wij tegenover deze rustige rechtsgeleerde in zijn
grote huis in Aerdenhout Precies kent hij nog de feiten. Hij vertelt ons omstandig het verhaal,
zonder een zweem van sensatie.
IN SEPTEMBER 1933 kwam bij mr Tideman, voorzitter van het bureau
voor rechtsbijstand in strafzaken in Haarlem, een van de laatste „tachtigers"
beroemd als strafpleiter bij de eerste principiële dienstweigeringszaak in
Nederland tegen een zekere Groenendaal, een groepje mensen, die zich
het internationale Van der Lubbe-comité noemden en vroegen, of hij bereid
was Van der Lubbe in Leipzig te verdedigen. Wegens familie-omstandigheden
kon mr Tideman deze opdracht niet aanvaarden. Hij adviseerde mr Stomps
te nemen. Dat was, zo komt het ons voor, een goed advies. Want mr Stomps
speciale terrein is het strafrecht. Door een jarenlang verblijf buitenslands be
heerst hij voortreffelijk de vreemde talen en bovendien is hij dat heeft hij
in de bezettingsjaren ten overvloede bewezen niet bang. Mr Stomps nam
het tot hem gerichte vererende verzoek hij was een nog jong advocaat aan.
nAT KON, zo legt mr Stomps ons
U uit: als men in Nederland terecht
staat kan men niet door een buiten,
lander verdedigd worden, maar uit
sluitend door iemand, die aan een Ne
derlandse universiteit rechten heeft ge
studeerd en als advocaat door een
rechterlijk college is beëdigd.
In Duitsland kan niet alleen iedere
bij een Duits rechtscollege ingeschre
ven advocaat als verdediger optreden,
maar ook elke niet-jurist, mits dat ge.
schiedt op uitdrukkelijk verzoek van
de verdachte en dan nog moet het
rechterlijk coUege uitmaken, of het
daartegen bezwaar heeft. Bestaat dit
bezwaar niet, dan moet het college een
Pflichtverteidiger toevoegen en deze
dient te verklaren, dat hu met de leek
wil samenwerken.
Het maximaal bereikbare was in het
onderhavige geval, dat Van der Lubbe
zou verzoeken, dat mr. Stomps als ,v®r"
dediger zou fungeren, dat het Reichs.
gericht in Leipzig zijn toestemming zou
verlenen en dat de toegevoegde verde
diger bereid zou zijn met mr. Stomps
samen te werken.
F KOOS de omgekeerde weg, aldus
mr. Stomps. Eerst veroverde ik de
toestemming van het Reichsgericht. De
Pflichtverteidiger verklaarde met m j
te willen samenwerken. Het enige,
ik nog nodig had, was dus het vei zo
van Van der Lubbe.
Onmiddellijk vloog ik met een Tsje
chische luchtvaartmaatschappij naar
Leipzig en begon daar met mijn voor
bereidingen. Ik stapte af in hotel „Kai-
serhof." Spoedig bleek mij, dat 123
persvertegenwoordigers uit verscheide
ne landen en talrijke rechtsgeleerden,
die uit persoonlijke belangstelling het
proces wensten bij te wonen, even
eens allen in „Kaiserbof" logeerden.
Achteraf is mij duidelijk geworden
dat ik daar eigenlijk op een ogenblik,
dat nog geen sterveling wist of ver
moeden kon, dat Max Blokzijl een
nazi-knecht was, door deze man naar
toe gelokt ben. Ook de journalisten en
andere juristen moeten op een derge
lijke wijze naar Kaiserbof gehaald zijn
Het gehele personeel, van hoog tot
laag, bestond er uit Gestapo-men <en.
Van liftboy tot ober was er geen vak
man te bekennen
Op 21 September 1933 begon het
proces. Het Reichsgericht bestond loen
nog niet uit nazi's, maar uit re<miefs
van de oude stempel, die vermoedelijk
allen gedacht hebbben, dat de Hiuer-
terreur niet langer dan hoogstens
anderhalf jaar zou kunnen standhou
den. Het Openbaar Ministerie de
aanklagers was echter wel uit nazi s
samengesteld, hetgeen tot sterke span
ningen leidde. De rechters hebben zich
klaarblijkelijk op het standpunt gesteld,
dat zij beter op hun post konden blij
ven om onheilen te voorkomen, dan
maar direct plaats te maken voor de
trawanten van Hitier.
De openbare aanklager maakte van
de brandstichting het sein tot de com
munistische opstand. De werkelijkneid
in Februari 1933 was, dat van de ruim
zeshonderd leden van de Rijksdag er
honderd communist waren. En dezen
waren verder van een poging tot revo
lutie af dan ooit te voren. Er kon dus
geen sprake zijn van een sein voor de
opstand. Bovendien had zich in de
Mr. B. W. Stomps, de Nederland
se advocaat, die in het proces
tegen Van der Lubbe een rol
gespeeld heeft.
nazi-beweging iets afgespeeld «Is in
1938 bij de verkiezingen in Nederland
voor de Provinciale Staten. De N.S.B.
verloor toen veel van haar aanhang. Bij
enkele verkiezingen in 1932 in Duits,
land bleek, dat de nazi's op hun retour
waren. Hitier en consorten hebben de
Rijksdagbrand gebruikt om geheel
Duitsland naar hun hand te zetten. Op
27 Februari 1933 barstte de terreur in
volle omvang los.
W/AT was nu de bedoeling van de
Duitsers met het proces? Zij
wilden bewijzen, dat zij de brand niet
gesticht hadden de gehele wereld
had hun schuld namelijk onmiddellijk
aangenomen en zij wensten te de
monstreren, dat zij de wereld aan zich
verplicht hadden door zo'n gevaarlijke
communistische terreurbende een halt
toe te roepen.
Merkwaardige opvattingen! Er waren
vijf verdachten: Dimitrov, een Bulgaars
journalist, Tanef en Popof, twee andere
Bulgaren, Torgler, de leider van de
communistische Rijksdagfractie en ten
slotte Marinus van der Lubbe.
Onbegrijpelijk is het nu nog, dat deze
mensen werden aangeklaagd. Dimitrov
werd in de twintiger jaren in Bulgarije
ter dood veroordeeld, verdacht van
medeplichtigheid aan een bomaanslag
op het kathediaal in Sofia; later, na zijn
vrijspraak, werd hij in 1934 door de
Sovjet-regering tot Russisch onderdaan
verklaard en over de Duitse grens
geleid: vervolgens bracht hij het tot
hoogleraar in het strafrecht aan de
universiteit in Moskou en volkscommis
saris van justitie. Hij verheugde zich
destijds in de sympathie van de gehele
wereld. Tenslotte is hij zelfs president
van Bulgarije geweest. Hij is vermoord.
De veronderstelling ligt voor de hand,
dat dit door de Russen gebeurd is, om.
dat men in hem een Bulgaarse Tito
vreesde te ontmoeten.
Iedere Duitser uit politieke kringên
kon destijds vertellen, dat Torgler een
salon-bolsjewiek was, een door en door
fatsoenlijk mens, overtuigd communist,
maar wars van iedere gewelddaad.
Tanef en Popof zijn na hun vrijspraak
met even stille trom vertrokken als zij
gekomen waren.
Van der Lubbe was een wilde Ne
derlandse communist, uit de Nederland,
se communistische partij gestoten, om
dat hij de partij-discipline niet ver.
dragen kon. De afschrikwekkende wer
king, die de Duitsers van het proces
tegen deze mensen verwachtten, was
een fictie.
TIJDENS het proces is komen vast te
staan, dat van het paleis van Göring
naar het Rijksdaggebouw een onder,
aardse gang
liep, waardoor
gemakkelijk
tien mannen
met brandbaar
materiaal kon
den lopen.
Half Ocjtober
werd Göring
als getuige ge
hoord. Er ont
wikkelde zich
zo zeide mr
Stomps, die er
bij geweest is
een schitte
rend woorden-
duel tussen Di
mitrov en Gö
ring. Plotse
ling riep laatst
genoemde uit:
„Als jullie
deze man vrij
spreken, krij
gen wij hem
toch wel!" Deze
razernij van Gö
ring toonde aan,
dat hij positief
schuldig was
aan de Rijks
dagbrand.
Het proces
werd tegen alle
vijf verdachten
gelijk gevoerd.
Het duurde tot
half December
en eindigde
met de vrij
spraak van vier
hunner en de
veroordeling
van Van der
Lubbe, die be
gin Januari '34
door de valbijl
werd onthoofd. Mr Stomps heeft al het
mogelijke gedaan, om voor Van der
Lubbe te redden, wat te redden viel.
T\E persvertegenwoordigers van alle
beschaafde landen seinden over
de gehele wereld rond, dat de Neder
landse verdediger niet tot zijn cliënt
was toegelaten en dat hij belemmerd
was in de uitoefening van zijn functie.
Dat was onjuist, want mr Stomps was
nog steeds niet de verdediger van Van
der Lubbe, omdat deze daartoe de
wens niet te kennen had gegeven.
Op Vrijdag 22 September, toen de
tweede zittingsdag begon, deelde de
president mede, dat de buitenlandse
pers onjuiste berichten had verspreid.
Wel was er in de meest letterlijke zin
een Nederlandse verdediger uit de lucht
komen vallen, doch hij kon niet iemand
toelaten, zonder eerst grondige infor.
maties te hebben ingewonnen. Dat was
inmiddels geschied. Namens het Reichs
gericht kon hij verklaren, dat dit geen
bezwaar tegen het optreden van mr
Stomps had en dat de toegevoegde
verdediger, dr Seuffert, bereid was met
hem samen te werken. Aangezien mr
Stomps nog geen gelegenheid had ge
had met Van der Lubbe te spreken,
schorste hij de zitting, teneinde het aan
In de nacht van 21 Februari 1933 ging door Berlijn de
kreet „De Rijksdag brandt." Het was het sein voor jaren
van gruwelijke nazi-terreur.
mr Stomps mogelijk te maken Van der
Lubbe te bezoeken en te trachten van
deze verdachte het krachtens de wet
noodzakelijke verzoek los te krijgen.
Naar schatting ben ik een half uur
in de cel van Van der Lubbe geweest,
aldus mr Stomps. Als enige persoon
was daarbij een tolk aanwezig. Het
onderhoud verliep buitengewoon een.
zijdig. Van der Lubbe stond roerloos
in zich zelf gekeerd. Ik had mij voor
zien van een brief van zijn halfzuster
in Oegstgeest en een van zijn beste
vriend in Leiden, waarin zij hem
smeekten van mijn hulp gebruik te
maken.
twintig jaar geleden,
werd 't Rijksdaggebouw
in Berlijn in brand ge
stoken. Wie deed dit?
Van der Lubbe werd ervoor veroordeeld en verloor 't hoofd onder de valbijl.
Maar nog altijd neemt de wereld aan, dat niet Van der Lubbe zich aan deze
brandstichting, die het sein werd voor een verschrikkelijke naziterreur,
schuldig heeft gemaakt. Wie de werkelijke daders geweest zijn, zal wel
altijd een mysterie blijven. Talrijke hypothesen zijn daarover in omloop
geweest. Mr B. W. Stomps, wonende te Aerdenhout, die in September 1933
naar Leipzig geroepen werd om Van der Lubbe te verdedigen, heeft er zijn
door de tijd gerijpte denkbeeld over. In een exclusief onderhoud, dat onze
speciale verslaggever met hem mocht hebben, heeft hij dit onthuld en
tevens de gang van zaken tijdens het proces in de herinnering teruggeroe
pen. Deze Nederlandse advocaat deelde een aantal vergeten en nimmer
bekend gemaakte bijzonderheden mee, die een duidelijk licht werpen op de
driestheid, waarmede de nazi's te werk gingen. Een driestheid, die ten
slotte tot de tweede wereldoorlog heeft geleid.
In nevenstaand artikel treft men zijn verhaal aan.
(Van onze Haagse redactie)
J. Gerritsen in Den Haag, gewestelijk commandant
van de Rijkspolitie voor de provincies Zuid-Holland en
Zeeland, deelde ons mede, dat er in het rampgebied zo
weinig diefstallen en dan nog van zo geringe betekenis
zijn voorgekomen, dat dit onaangename aspect van
ieder rampgebeuren deze keer volkomen verwaarloosd kan
worden. In een gesprek, dat wij met de kolonel hadden,
meenden we deze gelukkige omstandigheid te moeten
danken aan de paraatheid, die het corps Rijkspolitie bij
deze ramp getoond heeft te bezitten. Reeds in de eerste
dagen kon men in verlaten dorpen en steden in Zeeland
en op de Zuidhollandse eilanden uitgebreide en actieve
groepen Rijkspolitie gebivakkeerd vinden. Een verlaten
bovenverdieping, van een openbaar gebouw, midden in
het water, zonder drinkwater, gas- of electriciteitsaan-
sluiting, hadden ze betrokken. Een flets petroleumkachel
tje verspreidde maar een schaarse warmte in de vochtig-
kille ruimte, waarvan een hoek met harde strozakken
tot slaapplaats was ingericht.
Uit alle delen van het
land waren de versterkin
gen van de plaatselijke
eenheden aangetrokken. Uit
Limburg en uit Groningen,
uit Noord-Holland en uit
Drente hebben we de man
nen gesproken. Kolonel Ger
ritsen vertelde ons, dat
er
organisatie in deze spreiding
gezeten heeft. In Rotter
dam, Den Haag, Leiden,
Bergen op Zoom en later
's-Hertogenbosch, werden
detachementen van vijf-en-
twintig man in reserve ge
houden. Eén telefoontje uit
een hulpbehoevend (e) stad
of dorp was voldoende om
de vereiste aanvulling bin
nen weinige uren naar de
plaatsen te dirigeren. Gelijk
tijdig vond dan natuurlijk
weer aanvulling plaats van
de reserve-groepen in de ge
noemde steden. Dit systeem
heeft prachtig gewerkt.
Totaal 1800 a 1900 man
Rijkspolitie konden hierdoor
zonder grote schokken in
het geweer komen.
„Heeft dit geen moeilijk
heden gegeven in de stre
ken, waaruit deze reserves
geput waren"? hebben we
gevraagd.
„Wel even", antwoordde
kolonel Gerritsen, „maar
dank zij de vrijwillige
reserve-politie konden deze
moeilijkheden worden opge
vangen. En weet u wat zo
sympathiek hierbij was?
Zeer velen van deze vrijwilli
gers weigerden de geldelijke
vergoeding, die hen rech
tens toekwam. Men stortte
deze gelden in het Rampen
fonds, een gebaar, dat bij
zonder gewaardeerd werd".
Mogen wij overtuigd zijn,
dat dank zij dit alles het
aantal diefstallen zo miniem
gebleven is, kolonel Gerrit
sen meende, dat de grote
medewerking van de burge
rij hier debet aan is. „De
bevolking zelf was onge
looflijk fel op mogelijke
diefstal, en verleende dus
de politie de grootst moge
lijke medewerking", zei hij.
Wij geloven, dat hier een al
te grote bescheidenheid van
de kolonel om de hoek komt
kijken.
Denken we immers maar
even aan dat voorval in het
volkomen verlaten Numans-
dorp, waar de Rijkspolitie
op zeker ogenblik een man
bij de kraag greep, die een
woning uitkwam en toen
ontdekte, dat het de bewo
ner zelf was. Legio keren is
dit gebeurd in alle plaatsen
van het overstromingsge
bied. Deze Numansdorper
heeft de Rijkspolitiemannen
hun strenge optreden niet
kwalijk genomen. Hij vond
het zelfs wel prettig, zei hij.
Want nu wist hij tenminste,
dat zijn spullen goed be
waakt werden. En zo dacht
iedereen er over, die met de
strenge waakzaamheid van
dit corps kennis maakte.
„Ja, ja", zo besloot de kolo
nel dit gesprek. „De Hol
landse militair en politie
man willen nog wel eens
graag kankeren, maar voor
de zoveelste keer is geble
ken, dat men in geval van
nood op hen rekenen kan.
Prettig te ervaren, dat de
burgerij haar werk zo bij
zonder gewaardeerd heeft,
er zelfs enthousiast over
geweest is".
TK liet deze brief zien, doch vergat
daarbij één ding. Van der Lubbe was
als jongen van achttien jaar drie kwart
blind geworden. Hij was toen leerling
metselaar en bij een stoeipartij met
enkele kornuiten gooiden zij hem een
jute zak over het hoofd, waarin onge.
bluste kalk had gezeten. Van die tijd
af genoot hij een kleine invaliditeits-
rente van f 5 per week.
Hij had, toen ik bij hem kwam, bo
vendien zeven maanden die aan het
proces waren voorafgegaan mishan
deling achter de rug. Al die tijd was
hij aan handen en voeten geketend
geweest, dag en nachtDat had
hem volkomen gekraakt. Dit gevoegd
bij het feit, dat deze straatarme jongen
door zijn ervaringen moeilijk heeft
kunnen indenken, dat een Nederlandse
advocaat zonder eigenbelang de taak
van zijn verdediging op zich wilde
nemen, had hem zo argwanend ge
maakt, dat ik niet door zijn zwijgzaam
heid kon heendringen.
Op al mijn praten en vragen kreeg
ik geen enkel antwoord. Op alle manie
ren heb ik het geprobeerd: gewoon,
pathetisch en bijna smekend. Toen ik
eindelijk, een beetje kwaad, uitriep:
„Dus je wil niet door me verdedigd
worden", zei hij. „Nee". Daarna ben ik
de cel uitgegaan.
WIJ HEBBEN met mr Stomps ook
gesproken over zijn hypothese
Er zijn eigenlijk drie groepen van dal
ders, zeide hij. In de eerste plaats de
domme, verleide Van der Lubbe, ver
volgens de even domme Göring en
tenslotte de diplomatieke schaakmees.
ters in Moskou, die bedacht hebben,
dat, als men de nazi's aan het bewind
brengt en de Rijksdagbrand gaf
hun de wind in de zeilen een na
tuurlijke bres geslagen wordt in de
Westerse democratieën, waardoor Rus-
lands omsingeling verhinderd wordt.
Wellicht is Göring „erin getrapt,"
heeft hij de mededeling ontvangen, dat
óe communisten de Rijksdag in brand
wilden steken en heeft hij dit niet
verhinderd om daarvan zelf de voor
delen te plukken bij het streven van
de Nazis naar de macht.
Maar dit is een hypothese Die mis
schien versterkt wordt door het op
vallende verschijnsel, dat tijdens het
SuofJü Neurenberg, na de oorlog,
de Rijksdagbrand niet ter sprake is ge.
komen, omdat de Russen dit niet
wensten
IN een van de Bijbelboeken vinden
we een alledaags voorval vermeld:
Leerlingen van de profeet Elisai gaan
bij de Jordaan hout hakken om hun
behuizing te verbeteren. Terwijl ze
daar bezig zijn heeft een van hen het
cmgeluk, dat het ijzer van zijn bijl
schiet, het water in. „Ach, miin heer",
zo roept hij tot Elisa, „en het is
geleend!"
Wie benieuwd is naar de afloop
van het verhaal sla zijn Bijbel op, hij
kan het vinden in het tweede boek
der Koningen hoofdstuk 6. Voor het
ogenblik wil ik alleen de aandacht be
palen bij die angstige uitroep vam da
man die zijn geleende bijl in het wa
ter ziet verdwijnen.
De schrik doet een kreet over de
lippen komen, een kreet om hulp:
„Ach, mijn heer!" De mens wiens
werktuig uit de hand schiet roept in
zijn schrik, roept tot een ander, tot
een die gezag heeft. Dwaas eigenlijk,
alsof Elisa het nog verhelpen kan. Ja
wol een beetj,e dwaas, maar niet
dwazer dan wij gemeenlijk zijn. Daar
om staat deze man ons zo na en is
dit voorvalletje voor ons zo gewoon
alsof het vandaag onder ons plaats
vond. Wij redden ons graag zelf, heb
ben niemand nodig, maar als de nood
aan de man komt, bij verlies en tegen
spoed, dan komt de kreet om hulp,
de klacht tot een ander, de bede tot
Hem die machtig zijn moet om het
onmogelijke te doen voor ons. De mens
wie het bang om het hart wordt roept
tot God. die hij in de dagen van zijn
voorspoed liefst vergeet. „Nood leert
bidden", zeggen we dan. Maar vragen
we ons weieens af, wat de nood ons
bidden doet en waarom? Want dat is
niet onverschillig. Iedere kreet om
hulp zal onverhoord blijven als deze
alleen voortkomt uit de bekommer
nis om het eigen kleine ik. Elk beroep
op het ingrijpen van Gods hand naar
onze wensen zal zonder uitwerking
zijn. Hét is Zijn heilige wil en niet
ons verlangen, dat de loop der dingen
bepaalt. De bede om te leren aan
vaarden wat uit Zijn hand tot ons
komt heeft zin en geeft kracht, maar
zinloos en krachteloos is de opwelling
om tot Hem te gaan met de wens, dat
de werkelijkheid naar onze hand
wordt gezet, met de kreet om terug
te krijgen wat cmze hand ontviel. Om
verlies te nemen, schade en smart te
boven te komen is een vastere geest
nodig dan van hem die geschrokken
stamelt: „Ach mijn Heer". Geloof dat
aan de dag komt in het uur van ge
vaar. zal de nood niet overleven, geen
kracht verlenen het te boven te ko
men.
„Ach mijn heer, en het is geleend!",
De schrik om het verlies is te sterker
door het besef, dat het andermans
goed was dat verloren ging, door d«
noodzaak om straks rekenschap te
geven aan de eigenaar. De kleine ver
legenheden van alle dag spreken ons
meestal directer aan dan de grote on
gelegenheden van het leven. We kun
nen daarom zo meeleven met die man
die ermee zit. Hoe moet hij de eige
naar van het gereedschap onder da
ogen komen met lege handen? Het
was geleend, dat maakt het verlies
erger omdat de verantwoording er zo-
veel scherper door wordt gevoeld. Ge
leend goed, dat was die bijl, maar
niet alleen dat stuk gereedschap, alles
wat een mens gebruikt, heeft en is.
Het is alles geleend. Voor alle dingen
van het leven geldt dat, de grote en
de kleine: Het is geleend!
Het leven met alles wat erin en er
aan is, het is ons toevertrouwd, het is
gave, het is geleend. Wij weten dat
wel, maar beseffen wij het ook
steeds? De profetenleerling roept het
in zijn schrik uit als hij het kwijt is,
dan beseft hij pas dat het geleend
was en wat dat betekent. Wanneer
hij het in de diepte verdwijnen ziet
dringt in zijn volle betekenis tot hem
door, dat het geleend was. Wij leren
het pas duidelijk als wat wij het onze
noemden, ons ontvalt. Als de Heer die
geeft ook weer neemt. „De naam des
Heren zij geloofd", laat de lijdende
en toch gelovende Job erop volgen.
Kunnen wij daarmee instemmen?
Verlies, gemis als pijnlijke les is
nodig om ons de waarheid te doen
verstaan die over onze levens geldt:
het is geleend. Zulke harde leermees
ters hebben we nodig om de waar
heid tot ons te doen doordringen. Want
wij willen het zo graag vergeten, ver
vuld ais wjj zijn van onszelf en het
onze, terwijl wij doen of het blijvende
dingen zijn waarmee we ons leven
vullen en onze geest bezig houden.
Onze handen hebben de hardnekkige
gewoonte om vast te houden, onze
harten om te binden, onze geest om te
rusten bij het verworvene. We leren
het maar niet af om ons te laten ver
blinden door de schijn van hier een
blijvende stad te hebben en vergeten
dat wat wij het onze noemen
maar tijdelijk is, dat het ons niet
toebehoort maar dat het geleend is,
bestemd om bij de Eigenaar terug te
keren. Geleend goed, daarom: verant
woordelijkheid, rekenschap.
De schok van het verlies, de pijn
vain de teleurstelling, de last van het
leed, brengen ons terug tot de werke
lijkheid van een wereld waarin niets
het onze blijft, want het is geleend
Een pijnlijke, voor onszelf vaak ver
pletterende ontdekking, maar tevens
een erkenning die ons redt van bit
terheid en moedeloosheid. Want zie.
het a. ™3t *"5 onlnomen wordt door
het leven of door de dood is er geen
sprake meer van verloren gaan, in
het niet verzinken, als we in de er-
Hevu!ng geleend zijn de ont-
Wien fn dat.er Eén eigenaar is,
dingen behoren. Uit Wien,
zhn' Wien" 6n t0i Wien alle dinsen
zijn Wiens eigendom wij zijn. Dan
^fdt.het weten, dat de dingen ons
£e' Hn de hand vrllen, maar dat alles
in z,ijn hand is, tot de kracht, die het
ons mogelijk maakt staande te blijven
'n uren van benauwdheid en aan
vechting. Het leven krijgt dan zijn
zfin ™iS„' win spanning, zijn inhoud en
zijn opdr.cht, in goede en kwade
aagen, bij winst en verlies, want....
het is geleend!
Ds. J. KNOT,
Barsinserhorn.