De grenzen van het financieel
mogelijke zijn bereikt
NOG MEER AMBTENAREN
Begrotingsvergelijking
Het niveau der Rijksuitgaven
De middelen van het Rijk
in vergelijking tot 1953
Economische toestand gunstig
De watersnood deed
zich gelden
Herstel oorlogs- en watersnoodschade
De kasontwikkeling
van het Rijk
Andere middelen
DE BEGROTING IN CIJFERS
Onderwerpen van staatszorg
Dertig procent van ^iMLTritovea-BPni
nationaal inkomen de beherende minister.
Nationale schuld
|)E huidige minister van Financiën zet aan het einde van de Milioencn-
nota een traditie voort. Evenals zijn voorganger behandelt hij dan de
aspecten waartegen de financieel-economische politiek van de regering
inoet worden gezien. Men kan inderdaad de ontvangsten- en uitgaven-
politiek van de Staat niet uitsluitend beoordelen naar budgetave maat
staven. Zij dienen te worden afgestemd op de algehele economische ont
wikkeling van de volkshuishouding. Bovendien dient het beleid bij te
dragen tot de oplossing van bestaande structurele problemen. Dit laatste
aspect is onder de huidige omstandigheden van bijzonder belang.
Na een neergaande periode In 1931
en 1952 heeft de binnenlandse bedrij
vigheid zich in de eerste helft van dit
Jaar duidelijk hersteld. De industriële
productie bereikte haar tot dusver
hoogste stand. Ook de werkloosheid
vertoonde in de loop van dit jaar een
opmerkelijke daling.
Naast de door de Regering getroffen
werk verruimende maatregelen zijn het
vooral de omvangrijke herstelwerk
zaamheden in verband met de waters
nood geweest, die de bedrijvigheid in
dit jaar merkbaar hebben gestimuleerd.
De verliezen en de schade, die door de
stormramp zijn ontstaan, zijn ernstig.
Alleen de rechtstreekse gevolgen van
de watersnood voor de Rijksfinanciën
zullen, zoals bekend, naar voorlopige
schatting resulteren in een stijging van
de Rijksuitgaven met ten minste 800
millioen. Wel mag het een gelukkige
omstandigheid worden genoemd, dat de
ramp ons land trof op een tijdstip,
waarop de financiële toestand geleide
lijk zo zeer was versterkt, dat ingrij
pende beperkende maatregelen achter
wege konden blijven. Deze bleven,
voorzover het budget betreft, beperkt
tot het terugnemen van een deel van
de voor het verruimen van de werkge
legenheid toegestane middelen.
Op grond van het voorgaande con
stateert de Minister van Financiën met
voldoening, dat de huidige economische
toestand in verschillende opzichten als
gunstig is aan te merken. Daartegen
over mag echter niet uit het oog wor
den verloren, dat op langere termijn
ons land zich nog steeds voor de zware
taak ziet gesteld, werkgelegenheid te
scheppen voor de gestadig groeiende
beroepsbevolking. Het is in verband
daarmede een ongunstig verschijnsel dat
de investeringsactiviteit thans een zeke
re terugslag blijkt te vertonen. Het
vraagstuk van de werkgelegenheid op
lange termijn eist hierdoor meer nog
dan tevoren de voortdurende aandacht
op. Ook in dit geval heeft de wense
lijkheid tot aanpassing van de econo
mische politiek zijn weerslag gevonden
in het financiële beleid. Tezamen met
de noodzaak van budgetaire compen
satie van een deel der komende huur
verhoging en de wenselijkheid van ver
lichting van belastingdruk voor ver
schillende inkomensgroepen is het ver
langen, de werkgelegenheid op lange
termijn tv bevorderen door middel van
bet scherpen van versterkte prikkels
tot investsring. de drijfveer geweest tot
het indienen van het complex van
voorstellen tot belastingverlaging, dat
thans .bij de Staten-Generaal aanhan
gig is. Deze maatregelen zullen. ge-
z'en de terugwerkende kracht van
sommige daarvan, het budgetaire beeld
veor 1953 enigszins beïnvloeden. Hun
effect zal zich echter in hoofdzaak eerst
ten aanzien van de begroting 1954 doen
gelden.
De belastingverlagingen zijn er mede
de oorzaak van. dat in 1954 in samen
hang met de financiering van de Rijks
begroting naar alle waarschijnlijkheid
een belangrijk kastekort zal optreden.
Het ware overigens onjuist, de moge-
Jlikheden tot belastingverlaging uit
sluitend te toetsen aan het beeld van
de begroting 1954 en het daaruit voort
vloeiende monetaire perspectief. De
belastingverlagingen immers beogen
onder meer de productieve krac'n van
de Nederlandse volkshuishoudi ig op
lange termijn te versterken en zij zul
len ook gedurende latere jaren de
budgetaire en monetaire toestand be-
invloeden.
In het voorgaande zijn enkele alge
mene gezichtspunten bezien, die bij het
beoordelen van de begroting 1954 van
betekenis zijn. Kenmerkend voor deze
begroting is enerzijds het bij voortdu- te zijn bereikt.
uitgaven (niet
doch ook in
ring hoge niveau der
slechts in absolute zin
relatie tot het nationale inkomen). Het
nog steeds hoge peil der militaire uit
gaven. de voortgaande uitkeringen van
oorlogsschade, de nog altijd omvang
rijke lasten van de nationale schuld,
de uitgaven als gevolg van de waters
nood, zomede de bedragen gemoeid met
een groot aantal verdere noodzakelijke
voorzieningen, verklaren dit beeld. An
derzijds staat de nieuwe begroting in
het teken der belastingverlagingen.
Zoals in hetgeen eerder werd opge
merkt ligt besloten, ziin het vooral
structurele overwegingen geweest, te
weten de belangen van de werkgele
genheid op lange termijn, die tot deze
verlagingen de aanleiding hebben ge
vormd. Daarnaast heeft de wenselijk
heid van een verlichting van belasting
druk voor verschillende inkomensgroe
pen een rol gespeeld.
De begroting 1954 vormt, gezien de
omvang van het te verwachten kaste
kort en de daarvoor aanwezige dek
kingsmogelijkheden. een aanwijzing,
dat - mede als gevolg van de voorge
stelde belastingverlagingen - de gren
zen van het in het komende jaar finan
cieel mogelijke kunnen geacht worden
1Algemeen t>«h««r cnherstel van overheidstigendommen 2-Herstel van
onroerend* goederen en schepen 3- Herstel roerende goederen
4. Londbouwherstel 5- Overig herstel,cvocuotic en rcvacuotit
iPiiiP .:"x '///s--/.-iipilii i ippp#
Wet BEELD van de kasontwikkeling
in 1954 is belangrijk ongunstiger dan
dat voor 1953. Een van de oorzaken is
de te verwachten stijging der militaire
uilgaven. Voorts vloeit de achteruitgang
o.m. voort uit.enige verdere daling van
de kasontvangsten uit hooide van belas
tingen in samenhang met het ten einde
lopen van de inhaal van belastingach
terstand, terwijl ook de belastingverla
gingen hun invloed zullen doen gelden.
De vraag rijst, of het Rijk ter dek
king van het genoemde tekort in 1954
voldoende middelen zal kunnen aan
trekken. De te ontvangen tegenwaarde-
gelden moeten daarbij in eerste instan
tie buiten beschouwing blijven, aange
zien het beschikbaar komen dezer mid
delen niet gepaard gaat met het ont
trekken van middelen aan het verkeer
in het komende jaar.
De dekkingsmogelijkheden dienen ui
teraard te worden bezien in samenhang
met de behoeften van de lagere pu
bliekrechtelijke lichamen en van de
particuliere sector. De gegevens daar
omtrent zijn slechts globaal. Blijkens
ervaring hebben de lagere publiekrech
telijke lichamen (exclusief de over
heidsbedrijven) een jaarlijkse behoefte
aan dekkingsmiddelen in de orde van,
grootte van 800 millioen. De particuliere
sector is in het recente verleden niet
slechts in staat geweest, de eigen fi
nancieringsbehoeften, in totaal gezien,
te dekken, maar heeft, afgezien van de
via de levensverzekeringmaatschappijen
en pensioen- en verzekeringsfondsen
beschikbaar komende middelen ad glo
baal 800 millioen, de laatste anderhalf
jaar aanzienlijke financieringsover
schotten kunnen kweken. In 1952 was
de Overheid dan ook in staat een be
drag van rond 1,5 milliard op de kapi
taalmarkt crp te nemen. Indien zich
geen onverwachte ontwikkelingen voor
doen, zoals een plotselinge sterke stij
ging van de voorraadvorming, mag in
grote trekken voor de naaste toekomst
een voortduren van deze situatie war
den verwacht.
Dit betekent, dat de financieringste
korten van het Rijk en de lagere pu
bliekrechtelijke lichamen slechts dan
uit beschikbaar komende nieuwe bespa
ringen zouden kunnen worden gedekt,
indien en voorzover het totale door het
Rijk te financieren uitgavensaldo een
bedrag in de orde van grootte van 700
a 800 millioen niet zou overtreffen. Het
geschatte kastekort voor 1954 beloopt
in het gunstigste geval 800 millioen.
zonder dat daarbij, zoals gezegd, nog in
aanmerking zijn genomen de niet neu
trale bestedingen van tegenwaarde-
gelden en de uitgaven, waarvoor nog
geen wettelijke regeling is tot stand
gekomen.
LIET RIJK heeft uiteraard andere tn-
komsten dan alleen uit belastingen.
Daar ziin de eigenlijke staatsbedrijven,
de Nederlandse Bank en enkele be
kijven in de particuliere sector, waar
bij het Rijk is geïnteresseerd. Hoewel de
bedrijfsbaten van het staatsbedrijf der
PTT onder invloed van de regelma
tig toenemende verkeersomvang een
geleidelijke stijging blijven vertonen,
stijgen de bedrijfslasten eveneens, zo
dat na afschrijving op basis van de fis
cale normen voor het eigenlijke ver-
keersbodrijf geen winst resulteert. Wel
is een bedrag van rond 12 millioen op
gebracht wegens de door de PTT aan
het Rijk verschuldigde uitkering ad
3,5 procent over de externe baten van
de verkeersdiensten.
Voor de Staatsmijnen worden voor
1954 bevredigende resultaten verwacht.
Na tegoedschriivingen van 4 millioen
aan de reserverekeningen kan aan het
Rijk 8 millioen worden uitgekeerd.
De winst van de Nederlandse Bank
is voor 1954 geraamd op 3 millioen, 7
milioen minder dan voor 1953. Deze la
gere raming houdt verband met de
verwachting, dat de vermindering van
de rentebaten zich in 1954 nog ster
ker zal doen gevoelen dan in 1953.
De geraamde winstaandelen van het
Rijk in de N.V. Nederlandse Aardolie-
mij. bedraagt 1.2 millioen, in de Zout-
industrie 0,3 millioen. Hoogovens en
Staalfabrieken 1.3 millioen.
Vergelijkend overzicht van de belastingmiddelen voor 1953 en 1954
(in duizenden guldens)
Oorspr.
Nadere
Raming
Omschrijving
raming
raming
1954 3)
1953
1953
I. Kostprljsverhogende belastingen.
250.000
a. Vereveningsheffing
240.000
235.000
b. Herkapitalisatie- en superdividendbelasting
Memorie
Memorie
Memorie
c. Motorrijtuigenbelasting
80.000
80.000
85.000
d. Invoerrechten
400.000
400.000
400.000
e. Accijns op mousserende gegiste dranken
6
6
7
f. Accijns op gedistilleerd
100.000
110.000
110.000
g. Accijns op bier
17.000
17.000
17.000
h. Accijns op suiker
45.000
95.000
60.000
i. Accijns op tabak
305.000
325.000
340.000
j. Belasting op gouden en zilveren werken
k. Omzetbelasting
1.200.000
1.140.400
1.140.000
1. Rechten van zegel
40.000
35.000
37.000
m. Rechten van registratie
45.000
45.000
47.000
Totaal
2.472.006
2.482.406
2.486.007
II. Belastingen op winst, inkomen en vermogen
a. Inkomstenbelasting, na aftrek
van voorheffingen
875.000
1.025.000
940.000
b. Vermogensbelasting van
natuurlijke personen
85.000
88.000
90.000
c. Vennootschapsbelasting
775.000
850.000
825.000
d. Loonbelasting
650.000
680.000
630.000
e. Dividendbelasting
65.000
80.000
80.000
f. Commissarissenbelasting
9.500
11.000
11.000
g. Rechten van successie,
overgang en schenking
90.000
85.000
85.000
Totaal
2-549.500
2.819.000
2.661.000
Totaal der sub I en II
genoemde belastingen
5.021.506
5.301.406
5.147.007
Aandeel Gemeentefonds
483.482
647.160
624.488
Aandeel Provinciefonds
31-450
33.354
32.185
Aandeel Landbouw-Egalisatiefonds
7.500
8.250
8.250
522.432
688.764
664.923
Ten bate van de Rijksbegroting
4.499.074
4.612 642
4.482.084
OMSCHRIJVING
GEWONE DIENST:
BUITENGEWONE DIENST I: (uitgaven en
ontvangsten van aflopend karakter)
LANDBOUW-EGALISATIEFONDS:
ONTWERP
BEGROTING 1954
Uitgaven
Middelen
VooTdelig saldo
Uitgaven
Middelen
>3'
Nadelig saldo
Nadelig saldo
GEWONE DIENST, BUITENGEWONE DIENST I
EN LANDBOUW-EGALISATIEFONDS
BUITENGEWONE DIENST II
(Kapitaalsuitgaven en -ontvangsten)
GEHELE DIENST: (inclusief nadelig saldo
Landbouw-Egallsatiefonds)
Nadelig saldo
Uitgaven
Middelen
Nadelig saldo
Uitgaven
Middelen
Nadelig saldo
4.3 89
4.762
453
1.052
298
754
100
401
1.051
457
594
6.512
5.517
995
Bij de raming van de belastingmiddelen is rekening gehouden met de
budgetaire gevolgen van de bij de Staten-Generaal aanhangig ge
maakte wijzigingen van de belastingwetten. Geen rekening is gehouden
met de toeneming van de belastingopbrengst als gevolg van de tot aan
vullende compensatie van de huurverhoging strekkende loonsverhoging.
Anderzijds zijn ook de financiële gevolgen van de met de compensatie
samenhangende verhoging van de lonen en salarissen van het rijks
personeel en die van verdere daarmee samenhangende hogere uitgaven
buiten beschouwing gelaten.
Voorts is geen rekening gehouden met een aantal in 1954 met stellig
heid te verwachten uitgaven: uitkering aan Nederlanders, die geduren
de de Japanse bezetting zijn geïnterneerd; kosten noodvoorziening
ouden van dagen wegens vrijstelling van een tweede bedrag van f 100
a+n eigen inkomsten van de inkomensaftrek; compensaties aan pro
vinciën en gemeenten in verband met de verlaging van de personele
belastingen in verband met de afschaffing van schoolgeld voor lager
onderwijs; voot welke doeleinden circa 250 millioen uitgaven zullen
moeten worden gedaan.
1 Defensie
2 Politic en Justitie
3 Onderwijs en
Cultuur
4 Waterstaat en
Verkeer
5 Handel en Nijverh.
Land- cn Tuinbouw
Veeteelt.Visserij
6 Sociale voori
Emigratie cn Volks-
9ciondheid
Volkshuisvesting
7 Herstel oorlogs
schade
8 Nationale schuld
9 Uitgaven waters
nood
10 Overige posten
ZWAHTt Ci*KtL*AUD
GtWONC DltNST
BUITENGE WON t DltNST I
LANDBOUW tGAUSAf ItFONBS
wirrt cinnttnANO
SUITCNCCWONC DltNST B
mmrerrr
de
In dit overzicht zijn niet vermeld
vermogensaanwasbelasting en de
vermogingsheffing ineens, waarvan de
opbrengst voor 1954 is geraamd op
resp. f 40.000.000 en f 10.000.000. Voorts
zijn niet opgenomen de Rijksbelastin
gen, welke de Rijksbegroting in engere
zin niet ten goede komen (Grondbe
lasting en personele belasting). Zoals
bekend ontvangen het Gemeentefonds
en het Provinciefonds een aandeel in
de sub I en II genoemde belastingen
met uitzondering van de verevenings-
naooui heffing en de motorrijtuigenbelasting
4.4ö2.t)84 Overeenkomstig het ontwerp van wet
In de hier navolgende tabel zijn enige gegevens vastgelegd met betrekking
tot het verloop van de sterkte van het burgerlijk Rukspersoneel.
Opgemerkt zij, dat in het overzicht van de werkelijke sterkte te beginnen
met 1953 als peildatum is genomen de laatste dag van de in aanmerking
komende maanden, teneinde aansluiting te veiknjgen met de betreffende
maandelijkse publicaties van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Uit deze gegeven blijkt, dat de sterkte in de begioting van 1954 een niet
onbelangrijke stijging te zien geeft ten opzichte van die van 1953. Deze
stijging wordt in hoofdzaak door het Departement van Oorlog veroorzaakt
in verband met de verhoogde militaire inspanning en als gevolg van het
streven naar vervanging van militairen door burgerpersoneel.
Begrotingssterkte
Werkelijke sterkte
1 Jan. 31 Jan. 30 Juni
1952 1953 1953
1953
1954
Burgerlijk Rijkspersoneel
exclusief Oorlog en Marine
Personeel in vaste en
tijdelijke dienst
Personeel op
arbeidsovereenkomst
Sub-totaal
Burgerlijk Rijkspersoneel
Oorlog en Marine
Personeel in vaste en
tijdelijke dienst
Personeel op
arbeidsovereenkomst
Sub-totaal
Totaal-Generaal
48.832
25,475
51-733
23.101
52.941
22.878
57.785
21.003
60.586
19.701
74.307
74.834
75.819
78.788
80.287
6-241
7.732
8.383
11.101
14.816
15.077
17.088
17.310
13.739
14.673
21.318
95-625
24.820
99.654
25.693
101.512
24.840
103.628
29.489
109.776
Omschrijving
Gewone Dienst
Uitgaven
Middelen
Voordelig saldo
Buitengewone Dienst I
(Uitgaven en ontvangsten van
aflopend karakter)
Oorspronkelijk Herzien be-
vastgestelde grotings-
begroting 1953 beeld 1953
4.096
4.763
667
4.332
5.049
717
Ontwerp
begroting
1954
4.309
4.762
453
Uitgaven
598
1-059
1.052
Middelen
88
528
298
Nadelig saldo
510
531
754
Landbouw-Egalisatiefonds
Nadelig saldo
80
126
100
Gewone Dienst,, Buitengewone
Dienst I en Landbouw-Egalisatiefonds
Voördelig/Nadelig saldo
Buitengewone Dienst II
(Kapitaalsuitgaven en -ontvangsten)
Uitgaven
Middelen
Nadelig saldo
Gehele Dienst
Uitgaven (inclusief nadelig saldo
Landbouw-Egalisatiefonds)
Middelen
Nadelig saldo
77
916
274
642
5.690
5.125
566
60 401
1.044
388
656
6.561
5.965
596
1.051
457
594
6.512
5517
995
financiële verhouding Rijk-Gemeenten,
is het aandeel in de daarvoor aangewe
zen Rijksbelastingen, zowel voor 1953
(herzien) als voor 1954 gesteld op 13
pCt. Het aandeel van het Provincie
fonds bedraagt 0.67 pCt.
2) De ramingen der kohierbelastingen
ziin exclusief de invloed van het in
halen van achterstand.
3) Bij het opstellen der ramingen is
geen rekening gehouden met een loons
verhoging ter compensatie van de
huurverhoging.
^^ANNEER we de uitgaven van de ge
hele dienst van het RUk ln een
historisch verband plaatsen door ze te
vergelijken met het nationaal inkomen
dan blijkt, dat terwijl de begroting ln
1946 47 procent van het nationaal in
komen bedroeg (4635 millioen op 9930
millioen), in 1950 27 procent (4868 mil
lioen op 17.720 millioen), voor 1954
met inbegrip van de uitgaven voor de
watersnood het percentage oplopend is,
nl. 30 procent: 6512 millioen op een na
tionaal inkomen van 21.260 millioen.
De minister merkt hierbij op. dat
de huidige stijging toe te schriiven
is aan het feit. dat het nationaal inko
men slechts in geringe mate toeneemt
terwijl de uitgaven sterk stijgen.
Gedurende de laatste jaren is de
stijging van het uitgavenpeil vooral
veroorzaakt door de militaire uitgaven
alsmede door de uitgaven voor sociale
voorzieningen, volkshuisvesting, onder
wijs en cultuur en voor waterstaat.
De minister tekent hierbij aan. dat
"li ln deze ontwikkeling zekere geva
ren ziet. Hoezeer ook alle uitgaven op
zichzelf bezien redelijk en verantwoord
moeten worden geacht, de voor dek
king benodigde middelen vragen van
onze volkshuishouding zware offers.
Tussen de uitgaven en de middelen be
staat natuurlijk een onverbrekelijk
verband. Veronachtzaming daarvan zou
op den duur onze staatshuishouding en
ook onze nationale economie in ernsti-
Ke moeilijkheden brengen.
deDvra^ln'fnerhnhepft zi<Lh beraden
wenlehik l °eW!e het mogelijk en
wenselpk moet worden geacht, de min
dur^tor omslachtige begrotingsproce
dure L!bre',V0U^en voor die bmice-
u a i m,utatieJ. welke geen nrincioielp
zoeue Z5 b;ZittZ Naar oordeil
k?,nr« u deree'"ke vereenvoudidi ig
rulmZ be,Staan in het creören van een
heM ein 10versc'lrMvingsmogelijk.
heid voor enkele uitdrukkelijk aan te
De mmister van Financiën heeft ge
meend, bii wijze van proef een stap
,^^ef,enricil z,le moeten doen. In
verschillende begrotingshoofdstukken
is daarom een nieuw artikel opgeno-
™erV krachtens hetwelk overschotten
p bepaalde artikelen kunnen worden
u»rIReSrZe,ven naar gelijksoortige an-
dere artikelen, waarop een tekort is
ontstaan. Aangezien bü de samenstel.
'"g an de Broepen van uitgaven,
waarvoor deze regeling geldt, slechts
hiL-lanfewezen de belangrijkste be-
en w varJ het regeringsapparaat
Dot h uiteraard niet in de bedoeling
daarvan Sebruik te maken ten be
hoeve yan beleidsbeslissingen, wordt
wÜZ .a(i op deze wi'ze de omvang
H?k ?UDPletoire begrotingen aanmerke-
tZ™ worden beperkt, zonder aan-
hafV_ de reële betekenis van het
budgetrecht der Staten-Generaal.
BLIJKENS het in de Millioenen-
nota opgenomen overzicht van
de Nationale Schuld heeft de da
ling van de totale Staatsschuld,
ate in de 12 maanden, eindigende
/"ni 1.795 millioen had
^ch in de periode 1 Juli
1952 tot 3° Juni 1953 verder voort
gezet ditmaal met een bedrag
van 818 millioen, waarvan 598
millioen betrekking heeft op de
binnen andse en 220 millioen op
debuitenlandse schuld. DE TO-
toll Di5!LULr> PER 30 JUNl
L,OENBGUIDENT 22m MIL'
"ptossino kruiswoordpuzzle
,,1H"r,lzontaaI: 1 oogst, 4 set, 7 vorst,
14 ïo' ,n dr°om, 12 aal, 13 radijs,
TT'^J oi 18 NaPe's. 21 Beerta, 24
nl ak pets' 27 vals. 29 reder, 30 poen,
ah 4 ore> 85 kelt. 37 oksel, 39
.Zh <!pa'S' 42 ,ast. akkers, 46
,.s' ep, si Sam, 52 broos. 53 out,
5 bloem, 56 massage. 57 Nanda, 53 Tom,
59 rijles.
4 VrCZ 1 orden. 2 groep, 3 tumult,
-tal. 5 ega, 6 talk, 7 verlet. 8 radar.
her17 Ober, 19 arabesk,
n»o.i esp' 23 toertst. 25 reeks. 28
tn„ 0, vak 28 ,e|. 11 oor. 32 nee, 38
40 7 oase. 38 lava, 39 ATO. 41 prl'ma,
'omber, 44 Amhon. 45 kroon. 47 riool,
Samos, 50 post, 51 stam. 54 U.S.O.
antwoorden hersengymnastiek
°p een hondenkar. 2 Ruim 3.5
New°v k"ogram - 8 In de Amer Staat
New York - 4. Dp Br|t„e mfljoor Re„.
terwill tuf f Viel oomeM.lk In slaap,
rhn nl(n i Het Rev"'e wa«' d8t
hranrT r "rond Viel. waardoor een
van He rd d,e het bele hu(s. waar-
Z maJo°r een flat bewoonde, ln de
"500 o ih f'Jfie kwam de majoor op
cacao «T tp s,aan 8 I" koffie,
de miH 8 "oorwerp. waarmede
het mf.H u'. Wp,eP!?'1 of dat, waarop
JfL d gericht Is b.v. een geftolen
"'frp' 7 F Schm'dt - 8. Ver-
'laeenheld. rnMelVn.s .chrik - 9 XClX
10. Van het Britse eiland MAN.