De grenzen van het financieel mogelijke zijn bereikt NOG MEER AMBTENAREN Begrotingsvergelijking Het niveau der Rijksuitgaven De middelen van het Rijk in vergelijking tot 1953 Economische toestand gunstig De watersnood deed zich gelden Herstel oorlogs- en watersnoodschade De kasontwikkeling van het Rijk Andere middelen DE BEGROTING IN CIJFERS Onderwerpen van staatszorg Dertig procent van ^iMLTritovea-BPni nationaal inkomen de beherende minister. Nationale schuld |)E huidige minister van Financiën zet aan het einde van de Milioencn- nota een traditie voort. Evenals zijn voorganger behandelt hij dan de aspecten waartegen de financieel-economische politiek van de regering inoet worden gezien. Men kan inderdaad de ontvangsten- en uitgaven- politiek van de Staat niet uitsluitend beoordelen naar budgetave maat staven. Zij dienen te worden afgestemd op de algehele economische ont wikkeling van de volkshuishouding. Bovendien dient het beleid bij te dragen tot de oplossing van bestaande structurele problemen. Dit laatste aspect is onder de huidige omstandigheden van bijzonder belang. Na een neergaande periode In 1931 en 1952 heeft de binnenlandse bedrij vigheid zich in de eerste helft van dit Jaar duidelijk hersteld. De industriële productie bereikte haar tot dusver hoogste stand. Ook de werkloosheid vertoonde in de loop van dit jaar een opmerkelijke daling. Naast de door de Regering getroffen werk verruimende maatregelen zijn het vooral de omvangrijke herstelwerk zaamheden in verband met de waters nood geweest, die de bedrijvigheid in dit jaar merkbaar hebben gestimuleerd. De verliezen en de schade, die door de stormramp zijn ontstaan, zijn ernstig. Alleen de rechtstreekse gevolgen van de watersnood voor de Rijksfinanciën zullen, zoals bekend, naar voorlopige schatting resulteren in een stijging van de Rijksuitgaven met ten minste 800 millioen. Wel mag het een gelukkige omstandigheid worden genoemd, dat de ramp ons land trof op een tijdstip, waarop de financiële toestand geleide lijk zo zeer was versterkt, dat ingrij pende beperkende maatregelen achter wege konden blijven. Deze bleven, voorzover het budget betreft, beperkt tot het terugnemen van een deel van de voor het verruimen van de werkge legenheid toegestane middelen. Op grond van het voorgaande con stateert de Minister van Financiën met voldoening, dat de huidige economische toestand in verschillende opzichten als gunstig is aan te merken. Daartegen over mag echter niet uit het oog wor den verloren, dat op langere termijn ons land zich nog steeds voor de zware taak ziet gesteld, werkgelegenheid te scheppen voor de gestadig groeiende beroepsbevolking. Het is in verband daarmede een ongunstig verschijnsel dat de investeringsactiviteit thans een zeke re terugslag blijkt te vertonen. Het vraagstuk van de werkgelegenheid op lange termijn eist hierdoor meer nog dan tevoren de voortdurende aandacht op. Ook in dit geval heeft de wense lijkheid tot aanpassing van de econo mische politiek zijn weerslag gevonden in het financiële beleid. Tezamen met de noodzaak van budgetaire compen satie van een deel der komende huur verhoging en de wenselijkheid van ver lichting van belastingdruk voor ver schillende inkomensgroepen is het ver langen, de werkgelegenheid op lange termijn tv bevorderen door middel van bet scherpen van versterkte prikkels tot investsring. de drijfveer geweest tot het indienen van het complex van voorstellen tot belastingverlaging, dat thans .bij de Staten-Generaal aanhan gig is. Deze maatregelen zullen. ge- z'en de terugwerkende kracht van sommige daarvan, het budgetaire beeld veor 1953 enigszins beïnvloeden. Hun effect zal zich echter in hoofdzaak eerst ten aanzien van de begroting 1954 doen gelden. De belastingverlagingen zijn er mede de oorzaak van. dat in 1954 in samen hang met de financiering van de Rijks begroting naar alle waarschijnlijkheid een belangrijk kastekort zal optreden. Het ware overigens onjuist, de moge- Jlikheden tot belastingverlaging uit sluitend te toetsen aan het beeld van de begroting 1954 en het daaruit voort vloeiende monetaire perspectief. De belastingverlagingen immers beogen onder meer de productieve krac'n van de Nederlandse volkshuishoudi ig op lange termijn te versterken en zij zul len ook gedurende latere jaren de budgetaire en monetaire toestand be- invloeden. In het voorgaande zijn enkele alge mene gezichtspunten bezien, die bij het beoordelen van de begroting 1954 van betekenis zijn. Kenmerkend voor deze begroting is enerzijds het bij voortdu- te zijn bereikt. uitgaven (niet doch ook in ring hoge niveau der slechts in absolute zin relatie tot het nationale inkomen). Het nog steeds hoge peil der militaire uit gaven. de voortgaande uitkeringen van oorlogsschade, de nog altijd omvang rijke lasten van de nationale schuld, de uitgaven als gevolg van de waters nood, zomede de bedragen gemoeid met een groot aantal verdere noodzakelijke voorzieningen, verklaren dit beeld. An derzijds staat de nieuwe begroting in het teken der belastingverlagingen. Zoals in hetgeen eerder werd opge merkt ligt besloten, ziin het vooral structurele overwegingen geweest, te weten de belangen van de werkgele genheid op lange termijn, die tot deze verlagingen de aanleiding hebben ge vormd. Daarnaast heeft de wenselijk heid van een verlichting van belasting druk voor verschillende inkomensgroe pen een rol gespeeld. De begroting 1954 vormt, gezien de omvang van het te verwachten kaste kort en de daarvoor aanwezige dek kingsmogelijkheden. een aanwijzing, dat - mede als gevolg van de voorge stelde belastingverlagingen - de gren zen van het in het komende jaar finan cieel mogelijke kunnen geacht worden 1Algemeen t>«h««r cnherstel van overheidstigendommen 2-Herstel van onroerend* goederen en schepen 3- Herstel roerende goederen 4. Londbouwherstel 5- Overig herstel,cvocuotic en rcvacuotit iPiiiP .:"x '///s--/.-iipilii i ippp# Wet BEELD van de kasontwikkeling in 1954 is belangrijk ongunstiger dan dat voor 1953. Een van de oorzaken is de te verwachten stijging der militaire uilgaven. Voorts vloeit de achteruitgang o.m. voort uit.enige verdere daling van de kasontvangsten uit hooide van belas tingen in samenhang met het ten einde lopen van de inhaal van belastingach terstand, terwijl ook de belastingverla gingen hun invloed zullen doen gelden. De vraag rijst, of het Rijk ter dek king van het genoemde tekort in 1954 voldoende middelen zal kunnen aan trekken. De te ontvangen tegenwaarde- gelden moeten daarbij in eerste instan tie buiten beschouwing blijven, aange zien het beschikbaar komen dezer mid delen niet gepaard gaat met het ont trekken van middelen aan het verkeer in het komende jaar. De dekkingsmogelijkheden dienen ui teraard te worden bezien in samenhang met de behoeften van de lagere pu bliekrechtelijke lichamen en van de particuliere sector. De gegevens daar omtrent zijn slechts globaal. Blijkens ervaring hebben de lagere publiekrech telijke lichamen (exclusief de over heidsbedrijven) een jaarlijkse behoefte aan dekkingsmiddelen in de orde van, grootte van 800 millioen. De particuliere sector is in het recente verleden niet slechts in staat geweest, de eigen fi nancieringsbehoeften, in totaal gezien, te dekken, maar heeft, afgezien van de via de levensverzekeringmaatschappijen en pensioen- en verzekeringsfondsen beschikbaar komende middelen ad glo baal 800 millioen, de laatste anderhalf jaar aanzienlijke financieringsover schotten kunnen kweken. In 1952 was de Overheid dan ook in staat een be drag van rond 1,5 milliard op de kapi taalmarkt crp te nemen. Indien zich geen onverwachte ontwikkelingen voor doen, zoals een plotselinge sterke stij ging van de voorraadvorming, mag in grote trekken voor de naaste toekomst een voortduren van deze situatie war den verwacht. Dit betekent, dat de financieringste korten van het Rijk en de lagere pu bliekrechtelijke lichamen slechts dan uit beschikbaar komende nieuwe bespa ringen zouden kunnen worden gedekt, indien en voorzover het totale door het Rijk te financieren uitgavensaldo een bedrag in de orde van grootte van 700 a 800 millioen niet zou overtreffen. Het geschatte kastekort voor 1954 beloopt in het gunstigste geval 800 millioen. zonder dat daarbij, zoals gezegd, nog in aanmerking zijn genomen de niet neu trale bestedingen van tegenwaarde- gelden en de uitgaven, waarvoor nog geen wettelijke regeling is tot stand gekomen. LIET RIJK heeft uiteraard andere tn- komsten dan alleen uit belastingen. Daar ziin de eigenlijke staatsbedrijven, de Nederlandse Bank en enkele be kijven in de particuliere sector, waar bij het Rijk is geïnteresseerd. Hoewel de bedrijfsbaten van het staatsbedrijf der PTT onder invloed van de regelma tig toenemende verkeersomvang een geleidelijke stijging blijven vertonen, stijgen de bedrijfslasten eveneens, zo dat na afschrijving op basis van de fis cale normen voor het eigenlijke ver- keersbodrijf geen winst resulteert. Wel is een bedrag van rond 12 millioen op gebracht wegens de door de PTT aan het Rijk verschuldigde uitkering ad 3,5 procent over de externe baten van de verkeersdiensten. Voor de Staatsmijnen worden voor 1954 bevredigende resultaten verwacht. Na tegoedschriivingen van 4 millioen aan de reserverekeningen kan aan het Rijk 8 millioen worden uitgekeerd. De winst van de Nederlandse Bank is voor 1954 geraamd op 3 millioen, 7 milioen minder dan voor 1953. Deze la gere raming houdt verband met de verwachting, dat de vermindering van de rentebaten zich in 1954 nog ster ker zal doen gevoelen dan in 1953. De geraamde winstaandelen van het Rijk in de N.V. Nederlandse Aardolie- mij. bedraagt 1.2 millioen, in de Zout- industrie 0,3 millioen. Hoogovens en Staalfabrieken 1.3 millioen. Vergelijkend overzicht van de belastingmiddelen voor 1953 en 1954 (in duizenden guldens) Oorspr. Nadere Raming Omschrijving raming raming 1954 3) 1953 1953 I. Kostprljsverhogende belastingen. 250.000 a. Vereveningsheffing 240.000 235.000 b. Herkapitalisatie- en superdividendbelasting Memorie Memorie Memorie c. Motorrijtuigenbelasting 80.000 80.000 85.000 d. Invoerrechten 400.000 400.000 400.000 e. Accijns op mousserende gegiste dranken 6 6 7 f. Accijns op gedistilleerd 100.000 110.000 110.000 g. Accijns op bier 17.000 17.000 17.000 h. Accijns op suiker 45.000 95.000 60.000 i. Accijns op tabak 305.000 325.000 340.000 j. Belasting op gouden en zilveren werken k. Omzetbelasting 1.200.000 1.140.400 1.140.000 1. Rechten van zegel 40.000 35.000 37.000 m. Rechten van registratie 45.000 45.000 47.000 Totaal 2.472.006 2.482.406 2.486.007 II. Belastingen op winst, inkomen en vermogen a. Inkomstenbelasting, na aftrek van voorheffingen 875.000 1.025.000 940.000 b. Vermogensbelasting van natuurlijke personen 85.000 88.000 90.000 c. Vennootschapsbelasting 775.000 850.000 825.000 d. Loonbelasting 650.000 680.000 630.000 e. Dividendbelasting 65.000 80.000 80.000 f. Commissarissenbelasting 9.500 11.000 11.000 g. Rechten van successie, overgang en schenking 90.000 85.000 85.000 Totaal 2-549.500 2.819.000 2.661.000 Totaal der sub I en II genoemde belastingen 5.021.506 5.301.406 5.147.007 Aandeel Gemeentefonds 483.482 647.160 624.488 Aandeel Provinciefonds 31-450 33.354 32.185 Aandeel Landbouw-Egalisatiefonds 7.500 8.250 8.250 522.432 688.764 664.923 Ten bate van de Rijksbegroting 4.499.074 4.612 642 4.482.084 OMSCHRIJVING GEWONE DIENST: BUITENGEWONE DIENST I: (uitgaven en ontvangsten van aflopend karakter) LANDBOUW-EGALISATIEFONDS: ONTWERP BEGROTING 1954 Uitgaven Middelen VooTdelig saldo Uitgaven Middelen >3' Nadelig saldo Nadelig saldo GEWONE DIENST, BUITENGEWONE DIENST I EN LANDBOUW-EGALISATIEFONDS BUITENGEWONE DIENST II (Kapitaalsuitgaven en -ontvangsten) GEHELE DIENST: (inclusief nadelig saldo Landbouw-Egallsatiefonds) Nadelig saldo Uitgaven Middelen Nadelig saldo Uitgaven Middelen Nadelig saldo 4.3 89 4.762 453 1.052 298 754 100 401 1.051 457 594 6.512 5.517 995 Bij de raming van de belastingmiddelen is rekening gehouden met de budgetaire gevolgen van de bij de Staten-Generaal aanhangig ge maakte wijzigingen van de belastingwetten. Geen rekening is gehouden met de toeneming van de belastingopbrengst als gevolg van de tot aan vullende compensatie van de huurverhoging strekkende loonsverhoging. Anderzijds zijn ook de financiële gevolgen van de met de compensatie samenhangende verhoging van de lonen en salarissen van het rijks personeel en die van verdere daarmee samenhangende hogere uitgaven buiten beschouwing gelaten. Voorts is geen rekening gehouden met een aantal in 1954 met stellig heid te verwachten uitgaven: uitkering aan Nederlanders, die geduren de de Japanse bezetting zijn geïnterneerd; kosten noodvoorziening ouden van dagen wegens vrijstelling van een tweede bedrag van f 100 a+n eigen inkomsten van de inkomensaftrek; compensaties aan pro vinciën en gemeenten in verband met de verlaging van de personele belastingen in verband met de afschaffing van schoolgeld voor lager onderwijs; voot welke doeleinden circa 250 millioen uitgaven zullen moeten worden gedaan. 1 Defensie 2 Politic en Justitie 3 Onderwijs en Cultuur 4 Waterstaat en Verkeer 5 Handel en Nijverh. Land- cn Tuinbouw Veeteelt.Visserij 6 Sociale voori Emigratie cn Volks- 9ciondheid Volkshuisvesting 7 Herstel oorlogs schade 8 Nationale schuld 9 Uitgaven waters nood 10 Overige posten ZWAHTt Ci*KtL*AUD GtWONC DltNST BUITENGE WON t DltNST I LANDBOUW tGAUSAf ItFONBS wirrt cinnttnANO SUITCNCCWONC DltNST B mmrerrr de In dit overzicht zijn niet vermeld vermogensaanwasbelasting en de vermogingsheffing ineens, waarvan de opbrengst voor 1954 is geraamd op resp. f 40.000.000 en f 10.000.000. Voorts zijn niet opgenomen de Rijksbelastin gen, welke de Rijksbegroting in engere zin niet ten goede komen (Grondbe lasting en personele belasting). Zoals bekend ontvangen het Gemeentefonds en het Provinciefonds een aandeel in de sub I en II genoemde belastingen met uitzondering van de verevenings- naooui heffing en de motorrijtuigenbelasting 4.4ö2.t)84 Overeenkomstig het ontwerp van wet In de hier navolgende tabel zijn enige gegevens vastgelegd met betrekking tot het verloop van de sterkte van het burgerlijk Rukspersoneel. Opgemerkt zij, dat in het overzicht van de werkelijke sterkte te beginnen met 1953 als peildatum is genomen de laatste dag van de in aanmerking komende maanden, teneinde aansluiting te veiknjgen met de betreffende maandelijkse publicaties van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Uit deze gegeven blijkt, dat de sterkte in de begioting van 1954 een niet onbelangrijke stijging te zien geeft ten opzichte van die van 1953. Deze stijging wordt in hoofdzaak door het Departement van Oorlog veroorzaakt in verband met de verhoogde militaire inspanning en als gevolg van het streven naar vervanging van militairen door burgerpersoneel. Begrotingssterkte Werkelijke sterkte 1 Jan. 31 Jan. 30 Juni 1952 1953 1953 1953 1954 Burgerlijk Rijkspersoneel exclusief Oorlog en Marine Personeel in vaste en tijdelijke dienst Personeel op arbeidsovereenkomst Sub-totaal Burgerlijk Rijkspersoneel Oorlog en Marine Personeel in vaste en tijdelijke dienst Personeel op arbeidsovereenkomst Sub-totaal Totaal-Generaal 48.832 25,475 51-733 23.101 52.941 22.878 57.785 21.003 60.586 19.701 74.307 74.834 75.819 78.788 80.287 6-241 7.732 8.383 11.101 14.816 15.077 17.088 17.310 13.739 14.673 21.318 95-625 24.820 99.654 25.693 101.512 24.840 103.628 29.489 109.776 Omschrijving Gewone Dienst Uitgaven Middelen Voordelig saldo Buitengewone Dienst I (Uitgaven en ontvangsten van aflopend karakter) Oorspronkelijk Herzien be- vastgestelde grotings- begroting 1953 beeld 1953 4.096 4.763 667 4.332 5.049 717 Ontwerp begroting 1954 4.309 4.762 453 Uitgaven 598 1-059 1.052 Middelen 88 528 298 Nadelig saldo 510 531 754 Landbouw-Egalisatiefonds Nadelig saldo 80 126 100 Gewone Dienst,, Buitengewone Dienst I en Landbouw-Egalisatiefonds Voördelig/Nadelig saldo Buitengewone Dienst II (Kapitaalsuitgaven en -ontvangsten) Uitgaven Middelen Nadelig saldo Gehele Dienst Uitgaven (inclusief nadelig saldo Landbouw-Egalisatiefonds) Middelen Nadelig saldo 77 916 274 642 5.690 5.125 566 60 401 1.044 388 656 6.561 5.965 596 1.051 457 594 6.512 5517 995 financiële verhouding Rijk-Gemeenten, is het aandeel in de daarvoor aangewe zen Rijksbelastingen, zowel voor 1953 (herzien) als voor 1954 gesteld op 13 pCt. Het aandeel van het Provincie fonds bedraagt 0.67 pCt. 2) De ramingen der kohierbelastingen ziin exclusief de invloed van het in halen van achterstand. 3) Bij het opstellen der ramingen is geen rekening gehouden met een loons verhoging ter compensatie van de huurverhoging. ^^ANNEER we de uitgaven van de ge hele dienst van het RUk ln een historisch verband plaatsen door ze te vergelijken met het nationaal inkomen dan blijkt, dat terwijl de begroting ln 1946 47 procent van het nationaal in komen bedroeg (4635 millioen op 9930 millioen), in 1950 27 procent (4868 mil lioen op 17.720 millioen), voor 1954 met inbegrip van de uitgaven voor de watersnood het percentage oplopend is, nl. 30 procent: 6512 millioen op een na tionaal inkomen van 21.260 millioen. De minister merkt hierbij op. dat de huidige stijging toe te schriiven is aan het feit. dat het nationaal inko men slechts in geringe mate toeneemt terwijl de uitgaven sterk stijgen. Gedurende de laatste jaren is de stijging van het uitgavenpeil vooral veroorzaakt door de militaire uitgaven alsmede door de uitgaven voor sociale voorzieningen, volkshuisvesting, onder wijs en cultuur en voor waterstaat. De minister tekent hierbij aan. dat "li ln deze ontwikkeling zekere geva ren ziet. Hoezeer ook alle uitgaven op zichzelf bezien redelijk en verantwoord moeten worden geacht, de voor dek king benodigde middelen vragen van onze volkshuishouding zware offers. Tussen de uitgaven en de middelen be staat natuurlijk een onverbrekelijk verband. Veronachtzaming daarvan zou op den duur onze staatshuishouding en ook onze nationale economie in ernsti- Ke moeilijkheden brengen. deDvra^ln'fnerhnhepft zi<Lh beraden wenlehik l °eW!e het mogelijk en wenselpk moet worden geacht, de min dur^tor omslachtige begrotingsproce dure L!bre',V0U^en voor die bmice- u a i m,utatieJ. welke geen nrincioielp zoeue Z5 b;ZittZ Naar oordeil k?,nr« u deree'"ke vereenvoudidi ig rulmZ be,Staan in het creören van een heM ein 10versc'lrMvingsmogelijk. heid voor enkele uitdrukkelijk aan te De mmister van Financiën heeft ge meend, bii wijze van proef een stap ,^^ef,enricil z,le moeten doen. In verschillende begrotingshoofdstukken is daarom een nieuw artikel opgeno- ™erV krachtens hetwelk overschotten p bepaalde artikelen kunnen worden u»rIReSrZe,ven naar gelijksoortige an- dere artikelen, waarop een tekort is ontstaan. Aangezien bü de samenstel. '"g an de Broepen van uitgaven, waarvoor deze regeling geldt, slechts hiL-lanfewezen de belangrijkste be- en w varJ het regeringsapparaat Dot h uiteraard niet in de bedoeling daarvan Sebruik te maken ten be hoeve yan beleidsbeslissingen, wordt wÜZ .a(i op deze wi'ze de omvang H?k ?UDPletoire begrotingen aanmerke- tZ™ worden beperkt, zonder aan- hafV_ de reële betekenis van het budgetrecht der Staten-Generaal. BLIJKENS het in de Millioenen- nota opgenomen overzicht van de Nationale Schuld heeft de da ling van de totale Staatsschuld, ate in de 12 maanden, eindigende /"ni 1.795 millioen had ^ch in de periode 1 Juli 1952 tot 3° Juni 1953 verder voort gezet ditmaal met een bedrag van 818 millioen, waarvan 598 millioen betrekking heeft op de binnen andse en 220 millioen op debuitenlandse schuld. DE TO- toll Di5!LULr> PER 30 JUNl L,OENBGUIDENT 22m MIL' "ptossino kruiswoordpuzzle ,,1H"r,lzontaaI: 1 oogst, 4 set, 7 vorst, 14 ïo' ,n dr°om, 12 aal, 13 radijs, TT'^J oi 18 NaPe's. 21 Beerta, 24 nl ak pets' 27 vals. 29 reder, 30 poen, ah 4 ore> 85 kelt. 37 oksel, 39 .Zh <!pa'S' 42 ,ast. akkers, 46 ,.s' ep, si Sam, 52 broos. 53 out, 5 bloem, 56 massage. 57 Nanda, 53 Tom, 59 rijles. 4 VrCZ 1 orden. 2 groep, 3 tumult, -tal. 5 ega, 6 talk, 7 verlet. 8 radar. her17 Ober, 19 arabesk, n»o.i esp' 23 toertst. 25 reeks. 28 tn„ 0, vak 28 ,e|. 11 oor. 32 nee, 38 40 7 oase. 38 lava, 39 ATO. 41 prl'ma, 'omber, 44 Amhon. 45 kroon. 47 riool, Samos, 50 post, 51 stam. 54 U.S.O. antwoorden hersengymnastiek °p een hondenkar. 2 Ruim 3.5 New°v k"ogram - 8 In de Amer Staat New York - 4. Dp Br|t„e mfljoor Re„. terwill tuf f Viel oomeM.lk In slaap, rhn nl(n i Het Rev"'e wa«' d8t hranrT r "rond Viel. waardoor een van He rd d,e het bele hu(s. waar- Z maJo°r een flat bewoonde, ln de "500 o ih f'Jfie kwam de majoor op cacao «T tp s,aan 8 I" koffie, de miH 8 "oorwerp. waarmede het mf.H u'. Wp,eP!?'1 of dat, waarop JfL d gericht Is b.v. een geftolen "'frp' 7 F Schm'dt - 8. Ver- 'laeenheld. rnMelVn.s .chrik - 9 XClX 10. Van het Britse eiland MAN.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1953 | | pagina 4