Het stofje De naamloze held van dit land: de Groenlandse hond Zij brachten Cook en Peary naar de Pool van gend en loos kan paard niet missen MATROZENSHAG Dienst des Woords en ambten Ter overdenking Onder Groenlanders en Eskimo's (281 Wreed, wild, maar onvermoeibaar Anth. van Kampen Goede koetsiers zijn moeilijk te vinden ZATERDAG J9 SEPTEMBER 19">S ANTZAGLIJK groot is het heelal. V De aarde, waarop wij leven, is slechts een klein planeetje, cirke lend om de zon. De zon zelf behoort tot het Melkwegstelsel. Dit is een ontzaglijk lensvormig samenstel van zonnen, waarvan wij een zwakke glans aan de nachthemel zien als een brede lichte band. Het Melkweg stelsel telt ongeveer honderd milliard zonnen, die op geweldige afstanden van elkaar door de ruimte zweven. (Als u tot honderd milliard zoudt willen tellen, en u zoudt iedere seconde een getal zeggen en dag en nacht doorgaan, zoudt u drie dui zend jaar rusteloos door moeten tel len). Ons Melkwegstelsel is echter niet het enige. Met de moderne grote telescopen zjjn er zeer vele waar neembaar. De hemel is bezaaid met kleine witte vlekjes, en de sterre- kunde vertelt ons, dat elk vlekje een melkwegstelsel is, op onvoorstel baar verre afstand. Met de reuzen- telescoop op de berg Palomar in Ca- lifornië zijn er meer dan honderd millioen melkwegstelsels, ieder be staande uit milliarden zonnen, waar neembaar. Trillioenen zonnen zwe ven aldus door de onmetelijkheid. Wellicht zijn er bij die zonnen ook aardbollen, in totaal millioenen pla neten, bewoond door levende en denkende wezens. In de onmetelijke ruimte en de onmetelijke tijd, als een uit milliarden en nog eens mil liarden levende wezens, leven u en ik ons kleine leven: stofjes en min der dan stofjes. Als wij ons bestaan oppervlakkig bekijken, zeggen wij: het is niets en minder dan niets. Wat voor betekenis kan zo'n nietige microbe, als de mens is, nog hebben? U moet niet denken, dat deze vraag pas voor het eerst in onze hoofden js opgekomen. Al wisten de mensen twee of drie duizend jaar geleden nog niet zo goed als wij hóe over weldigend groot de kosmos is, toch wisten zij wel, dat de mens bij de kosmische geweldigheden in het niet verzinkt. In het Oude Boek vinden wü dit besef vertolkt. Jesaja, ongeveer ze ven eeuwen voor Christus, zegt: Zie. de volken zijn geacht als een druppel aan een emmer, als een stofje aan een weegschaal; zie, de eilanden zijn als fijn stof, dat uitgestrooid wordt. Het Oude Boek ziet achter dit ge weldig heelal een Macht aan het werk. Die Macht maakt zich ook kenbaar in het binnenste van de mens. Elk mens, die niet afgestompt is door het jagen naar brood, bezit of genot, en die niet vastgeroest is in zijn beperkte kringetje, kan aan geraakt worden door ontzag voor de heilige Macht, die zich in ons binnen ste doet vernemen. Hoe ondenkbaar geweldig moet die Macht zijn, die dit verbijsterend groots heelal als een kleed uitge rold heeft! Hij omhult zich met licht als met een mantel, Hij spant de hemelen uit als een tentzeil. Ja, de mensen van de oude tijd hebben diep beseft de kleinheid van de mens. Alle volken zijn als niet voor Hem, zij zijn voor Hem als niet en ijdel- neid. Duizend jaren zijn voor Hem als een dag. ja als de dag van giste ren. die al voorbij is, en die daar door nog korter lijkt. De generaties der mensen stromen voorbij als de golven van een rivier. Alles ver dwijnt, alles verzinkt. Tenslotte zal ook de laatste herinnering aan al wat er geweest is verdwijnen. Er is geen heugenis van de vorige tijden, en ook van de latere, die er zijn i zullen, zal er geen heugenis wezen. IJdeiheid der ij delheden, alles is u delheid. Is dit nu het laatste woord? Moe ten wij ons leven zó bezien? On getwijfeld is er een kant van nietig heid aan ons bestaan. De ervaring toont het, de wetenschap verdiept het besef er van. Maar is er ook niet een andere kant? Heeft het leven van de nietige mensmicrobe, die wij zijn, toch een zin? Zin dat is ver vuiling, diepste doelbereiking, dat is deel hebben aan iets dat niet weg zinkt, aan iets eeuwigs. Er staat een mens in de oude tijd onder de wijde nachthemel. In hem rijst de vraag: Wat betekent dit nietige mensenleven? Aanschouw ik, Heer, uw hemel, het werk uwer vingeren, de maan en de sterren, die Gij bereidt hebt, wat is de mens, dat Gij hem gedenkt, het mensenkind, dat Gij naar hem omziet? En dan rijst er een bijna verbijs terende zekerheid in hem op: G« hebt hem bijna goddelijk ge- msskt en hem met heerlijkheid en luister gekroond. Gij doet hem heersen over de werken uwer handen; alles hebt Gij onder zijn voeten gelegd. De mens is stof, dat tot stof we derkeert, zegt het Oude Boek, maar God blies in hem Zijn levensadem. De mens is een bijna goddelijk we zen. De mens is geschapen naar het beeld van God. Hij is een spiegel beeld van de Eeuwige. Hij kan dat beeld besmeuren en bekrassen, en Hij doet dat altijd weer op een vreselijke wijze. Maar toch blijft er iets van, ook bij de meest alle daagse mens, ook bij de verdorven mens: een vonkje, een flits. De mens is geschapen naar Gods beeld, dat wil zeggen: de mens is geroepen deel te hebben aan Gods leven. Hij mag deel hebben aan het Gewel dige Leven, dat van eeuwigheid tot eeuwigheid scheppend en schenkend werkt en straalt. de Bron van alle ectiviteH. liefde, vreugde. Dat be tekent, dat wp bestemd zijn om vrede en vertrouwen, blijdschap en levensmoed in ons hart te dragen; dat wij ge>n melancholici en pessi misten zullen zijn. maar kinderen van het licht: dal wij alle afgunst, egoïsme haaf en wrok zullen af zweren. en jegens onze medemens edelmoedi"heM gulheid en hulp vaardigheid zullen betrachten. ÏN Zuid-Groenland zijn geen honden en de eer sten die wij, nu al weer verscheidene weken geleden, ontmoetten, waren de honden van Hol- steinborg. Mijn eerste indruk was te doen te hebben met een stel verwaarloosde, nogal schurf tige vertegenwoordigers van hun ras. Een aantal Groenlanders, mannen, vrouwen en kinderen, was bezig met het flenzen van een paar zeehonden en de honden hadden zich in een grote kring rondom opgesteld, teneinde ook hun deel te krijgen. U moet namelijk weten, dat de Groenlander zijn honden in de zomer geen voedsel geeft. Dat heeft twee redenen: de eerste is, dat de honden 's-zo- mers niet werken, omdat er in die maanden geen sleevervoer bestaat. Waarom zou men zijn honden dan ook voeden, nietwaar? De andere reden is, dat men vindt, dat de honden tijd en gelegenheid genoeg hebben in die periode, om hun kostje zelf op te scharrelen. Hetgeen ze dan ook doen. En hetgeen ze ook die dag deden: grommend, jankend, keffend. De handigsten zagen kans af HIER, in en bij Jakobshavn aan Diake-baai, valt men over de honden. Jakobshavn is trouwens ver maard in heel Groenland om zijn honden. Omdat vrijwel iedere expe ditie hier zijn honden koopt. Omdat de fokkers van Jakobshavn de beste fokkers van Groenland zijn. Omdat ze een ervaring op dit gebied heb ben van eeuwen en eeuwen. Het zijn merkwaardige dieren en beslist niet in ieder opzicht sympa thiek. Maar daar zijn allerlei rede nen voor. Zoals het feit, dat het nog halve wolven zijn. En dat ze met weinig of geen zorg omringd wor den. Ómdat ze goeddeels voor zich zelf hebben te zorgen, hetgeen in een land waar zo weinig voedsel is geen eenvoudige zaak is. Ze sluipen de hele dag rondom onze hut en eveneens de hele nacht. Soms, als ik niet kan slapen en naar buiten ga, zitten ze voor de hut en kijken me aan in de verwachting iets te krijgen, omdat ze altijd honge ren. We sloegen nogal wat biscuit in en verscheidene rollen zijn intus sen in de bodemloze magen dezer zwervers verdwenen. Ik denk dat de Groenlanders, als ze het wisten, aan ons verstand zouden twijfelen. iiiiiiininiiiïïiiiinifliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiniHniiii door IJflïïIDUIlIHlIlUllllllllllllllllJllllllllilllllüinillllllilllllllllllUlllllllllllllllllllllllUlllllllllllllll Velen zijn vals, hetgeen wel zijn historische oorzaak zai hebben. En het woord vals geeft maar betrek kelijk juist weer, wat dit bete kent. Omdat in bijna iedere neder zetting aan deze Noord-West kust ieder jaar kinderen door de honden worden verslonden. En om dat eveneens mannen en vrouwen, die buitenshuis inslapen, of door drank of kou bedwelmd worden, het leven er bij inschieten. In zo'n geval eindigt ook altijd het leven van de hond. Hij wordt opgehangen. En niet alleen hij, maar het gehele team, waarvan hij een onderdeel vormt. Een hond hier behoort altijd tot een team. Een team is circa 10 tot 12 honden. Bij de huizen van de Denen hier ziet men de kinderen, de en toe een brok ingewand of een stuk van het donkerrode zeehondenvlees te bemachtigen, maar iedere poging werd ook prompt beloond met een schop, of een feilloos geworpen steen. Die dag leerde ik opnieuw, dat deze Groenlanders hard zijn. Oók voor hun honden. Men moet hier, in dit land, bepaald geen Hollandse maatstaven inzake dierenbescherming aanleggen. En ik meen wel te mogen zeggen, dat de verhouding tussen een Ne derlandse en een Groenlandse hond zo or.seveer gelijk is aan die van een schoothond en een ver jaagde en verhongerde zwerver. Én toch is het noodzakelijk dat ik in deze reportage een apart hoofdstuk wijd aan deze honden. Omdat de ge schiedenis van Groenland zonder die honden niet te schrijven is en wel zeer incompleet zou zijn. Omdat het juist deze honden zijn, die hun stempel op dit land drukken. En tenslotte, en eigenlijk in de eerste plaats, omdat deze honden in feite de onbekende, naamloze helden van Arctica, dit Poolgebied, zijn. babies, spelen in van i.jzerdraad ge construeerde kooien. Vanwege de honden. De Far 'Oer-dokter heeft een team van 12 honden. Ik vroeg hem, hoe hij over z'n honden dacht. Hier is zijn antwoord: „Soms zou ik ze kunnen vermoorden, maar meestal ben ik stapelgek op ze. Het zijn je vrienden, maar soms je vijanden1'. De honger van deze dieren in de zomer wordt wel aardig geïllustreerd door het volgende: Van der Zee en ik doen hier, op een bepaalde ma nier en op een bepaalde plaats, ze kere behoeften. Tijdens dat proces zitten zes, zeven honden ongedul dig te wachten. Hun maaltijd be- Wij hebben dat gezien aan de mens van Nuzareth. Hij heeft ons doen beseffen, wal het betekent te leven met God. Uit zijn leven straal den het licht en de warmte, die ons toevloeien uit de Grote Bron. De mens is een stofje, ja, maar een levend stofje, dat deel mag heb ben aan het eeuwige, liefde-vervul de, zalige leven van God. Dat zegt ons het Oude Boek over ons leven. Hoe jammer, dat wij ons in deze goede boodschap zo weinig (of nooit) verdiepen. Velen sukkelen als een trekpaard door het leven. De kop omlaag, het grauw plaveisel aansta rend, of de tanden in het gras. Grauw is hun leven, tot de dood er een eind aan maakt. Het Oude Boek zegt ons: Heft uw hoefden omhoog. Wees niet als een paard, als een muildier zonder ver stand Wees mens, dat wil zeggen: sta vrij van lehzucht, zelfzucht en kleinzieligheid in het leven, sta in de liefde van Christus, sta in het licht van God Nieuwe Niedorp. A. DE WILDE. De honden van het land gint namelijk als wij gereed zijn. Ik ge"f toe dat dit een bijster onsmake lijke geschiedenis is, maar tenslotte gelden hier andere wetten dan in Nederland. Over eindeloze vlakten IN de winter trekken deze teams de sleden, die het enige middel van transport zijn. Dan worden ze goed gevoed, en dit is ook wel nodig, als men weet wat er van de dieren gevergd wordt. In dit opzicht is zelfs de hardst behandelde trekhond in Nederland een verwend dameshond je. Twintig tot dertig uur voor de slee (en neemt u maar aan, dat die ongelooflijk zwaar beladen zijn) is niets bijzonders. En dit werk vindt plaats bij temperaturen van 30 tot 40 graden onder het vriespunt. Deze honden moeten over een nauwelijks voorstelbaar uithoudingsvermogen beschikken, om dit verbijsterende harde leven te kunnen doorstaan. En tevens: de behandeling. Ik zag de meterslange zwepen en iedere Groen lander ziet kans met één slag van die zweep alle honden van het ge hele team tegelijk te raken. Ik heb ze urenlang gadegeslagen, deze Groenlandse honden. Hoe ze vechten, hoe ze elkaar te lijf gaan, zodat de vlokken en plukken haar er afvliegen. Ik heb hun jongen gezien, de welpen, zo lief en zo wol lig en zo hartveroverend warm en aanhalig, dat je je moeilijk kunt voorstellen, dat uit diezelfde welp over een jaar een half-wilde wolf zal groeien. Ze kennen ons al lang en ze zul len ons wel voor half-gek uitmaken. Zoveel kostelijk afval, zoveel blik jes, waarin nog kostelijke resten zit ten. En nooit een steen die naar hen toevliegt. Het was de dokter, zelf een harts tochtelijk slee-rijder, die ons iets over het leven dezer halfwilde die ren vertelde. Over hun enorm uit houdingsvermogen. Over hun in stinkt, dat hun de weg laat terug vinden, als de mens die weg vol ledig kwijt is. Hoe zij hem over de bevroren fjorden en over de glet- schers brachten, soms zwemmend, met de slee achter hen aan, waarop hij zat, tot aan z'n borst in het wa ter. Gelooft u mij zei de dok ter. dat je dan van je honden gaat houden en dat je ze alleen nog maar ziet als je beste vrienden in dit land. Dan komt de veertienjarige zoon binnen. Hij heeft vier, vijf lelijke lidtekens in z'n hals. Speelde met de honden. Daarom haat de dokter ook zijn honden. Vanwaar? NEE, de geschiedenis van Groen land kan men niet schrijven zon der de honden. Vanwaar komen zedeze wilde, ruwe half-wol ven? Was hun verre voorvader de Siberische Samojeed, of stamt hij van een ander ras? Ik ben er hier niet achter kunnen komen. Als je het vraagt, krijg je ten antwoord: hét zijn onze Poolhonden. Of: het is de Groenlandse hand. De Groenlandse hond. Dezelfde die Admiraal Peary naar de Pool bracht En dr. Cook. Dezelfde die Nansen over de Ijskap bracht, van Oost- naar West-Groenland. En mannen als Lauche Koch en, misschien als eerste van allen, de onvergelijke lijke Knud Rasmussen, door de Es kimo's en Groenlanders hier genaamd de Koning van Groenland. Zij waren het, die de Peary's, de Cook's en de Nansens in staat stel den prestaties te leveren, waarbij de wereld de adem inhield. Zij wa ren het, die hen brachten naar het Noorden en uiterste Noorden, in tochten van eindeloze dagen en nach ten. In tochten, zo zwaar en lang durig, dat een Europeaan, die dit land niet kent. er geen idee van heeft. Bij temperaturen van 40 gra den onder 0 en lager. Tochten, ge durende welke de honden elkaar tot voedsel dienden. Ende men sen. Zo waren zij altijd: transport en voedsel tegelijk. Als de barre, witte sneeuwvlak ten van dit van God verlaten land konden spreken, zouden zij vele ver halen vertellen van bovenmenselijke moed en uithoudingsvermogen. Maar ook van moed en uithoudingsvermo gen van de honden. Zonder hén had Peary niet op de Pool gestaan. Zon der hén was menig epos van helden moed in Arctica nooit geschreven. VANNACHT slopen ze weer om onze hut. Zacht jankend, licht grom mend. Wachtend op een blik, waarin zich nog iets eetbaars zou bevinden. Wachtend op een stuk hard brood. En misschien alleen maar wachtend op een niet al te bars, ruw woord. Er is er een, die helemaal niet meer weggaat. Het is een wijfje en het is half blind. Ik denk, dat ze wel nooit meer in een team zal meerennen en dat ze in haar nadagen is. Ze is wit achtig en het was me een lief ding waard als we nog in de dagen van Olim verkeerden, toen de dieren nog spreken konden. Want ik denk, dat deze hond, met de diepe in kervingen van het tuig in de huid, menig verhaal zou kunnen vertel len, waarbij menig Europeaan, thuis in z'n gemakkelijke stoel, het koude zweet over z'n rug zou voelen lo pen. De honden van Groenland: de on bekende helden van het Noorden, de helpers van de mens in dit land zon der transport en duizendvoudig de redder van de mens. Het is daarom, dat ik maar moei lijk kan begrijpen, waarom diezelf de mens. die zoveei aan deze honden te danken heeft, hen zo liefdeloos behandelt. Ook daar sprak ik over met onze vriend, die Far 'Oer-dokter. Hij keek peinzend voor zich uit en zei toen: Ik weet niet zeker of de Groen lander ze zo slecht behandelt. Waar schijnlijk maakt u de fout door Euro pese begrippen te laten gelden in een land als dit. Dat kunt u niet. Dit is een hard land, met harde mensen. En hard zijn de honden zelf. Voor elkaar en voor de mensen. Europees of Groenlandsdat halfblinde wijfje, dat om onze hut zwerft, zal het tijdens ons verblijf in ieder geval een fractie beter heb ben dan daarvoor. En helaas daarna! (Van onze speciale verslaggever) JNEENS valt zoiets je op. „Wat merkwaardig, dat een groot ver voersbedrijf als Van Gend Loos nog altijd paardentractie heeft. En dan paardentractie voor kolderde- bolderwagens op ijzeren ratelban den. Waarom geen luchtbanden? „Die stomme dieren denk je dan. Met welke laatste gedachte je natuurlijk alleen maar meelij uit drukt ten aanzien van de meest trouwe viervoeters die je kent, en beslist niet stilstond bij de bedrijfs leiders van Van Gend Loos, die dit levendige element in hun be drijf maar handhaven. Met de heer mr. T. W. Mertens, de actieve bedrijfsjurist van Van Gend Loos en de heer C. Buser, de „assistent van de baas van Van Gend Loos' paardenspul", hebben we vervolgens ten hoofdkantore in Utrecht over dit merkv/aardige ver- chijnsel in deze gemeehcniseerde tijd zitte: praten. Ónze verbazing was gauw verdwenen. „Hier is nog steeds een uitgebreid terrein, waar bet paard zuiniger en effir'enter werkt dan de auto", kregen we te horen. „Denk maar eens wat het kost aan benzine, wanneer bijna huis aan huis goederen moeten worden afgeleverd in bepaalde wijken van een stad. Het telkens starten van een auto „vreet" benzine, terwijl er misschien een paar honderd meter afgelegd zijn. Daarom worden de paarden nog altijd gebruikt in de plaatselijke besteldiensten. Niet natuurlijk op de grotere trajecten, of wanneer de be- stelplaatsen vrij ver van honk ge legen zijn. Het is dus een vrije eenvoudig re kensommetje voor Van Gend Loos: Wat kost de haver en wat kost de benzine. En zolang als de haverprijs en eetiust van de paarden nog aan zienlijk minder zijn dan de benzine prijs en het brandstofverbruik van de auto's, houden wij de paarden in ere. Ook al, omdat de bebouwing van vele steden het onmogelijk maakt op bepaalde plaatsen met auto's te komen, terwijl het paar denspan ongehinderd door kan gaan." „Hoeveel paarden heeft Van Gend Loos nog?" „Ongeveer vierhonderd vijftig!" En ze hebben de naam tot dé best- verzorgde van Nederland te beho ren. Dat is de mening van de heer van Nieuwenhuyzen, de directeur van de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren, met wie wij dan ook een bijzonder prettig contact onderhouden. „En die ratelwielen dan?" „Alweer mis. Trekproeven hebben bewezen, dat de ijzeren banden, lich ter rijden dan de luchtbanden. Ook Ln jj}1 j °DZ*,cht was "de ouderwets heid dus doelmatiger dan het nieu we. „Er zijn naast de landbouw weinig bedrijven meer in Nederland, die met paardentractie werken. Met de brouwerijen zijn wij de belangrijk ste. Maar het is een vraag of de brouwerijen de beesten niet houden voor de show. Men zegt, dat ze daar geld kosten, maar de reclamefactor dat geld waard is. Wordt het niet steeds moeilijker, personeel te krij gen, dat de kunst verstaat met de paarden om te gaan. Inderdaad. Geen der koetsiers of stalbazen van Van Gend Loos is beneden de veertig en van verscheidene van hen deden vader en grootvader dit werk ook al De liefhebberij om deze familietra- ï?0r-7 zetten neemt echter Von rLJ°ierral een verband met ,Y,?nJJ Loos gewenst wordt, willen de jongens uit deze gezinnen waarew A!le?" het platteland, waar het paard zich soms zelfs in v. gemechaniseerde bedrijven nnWwol n nog g0C(^e koetsiers opleveren. De meeste onzer stalba- we hebben er zo'n veertigtal komen weer uit de categorie der koetsiers voort Beiden - stalbazen en koetsiers - zijn tegenwoordig van een ander allooi dan in de glo netijd van het Paard toen deze lieden bekend stonden als nogal dorstig. Dat is voorbij. Tegenwoordig VAN ROSSEM S (Adverteiiüe, Lo-, Meel., hebben ze een andere reputatie. Die van goede vaklui. Het is een kunst om met paarden om te gaan. Men moet er gevoel voor hebben, en we ten wat de dieren voor werk kun. nen en moeten verzetten, om te voor. komen dat ze ziek worden. Hebben ze tekort werk, dan gaan ze zich vervelen en worden het kribbebij- ters. luchthappers. kroontrappers of wevers. Iedere paardenkenner kent deze afwijkingen en vreest ze. Bij Van Gend Loos staan de paarden dagelijks een uur of tien in het gareel. En ze bevinden zich er wel bij. Ook omdat ze na gedane arbeid telkens weer een prima stal vinden. Straks in Den Haag, waar nog vijf-en-zestig paarden worden gebruikt, zelfs een geheel nieuwe stal, omdat 27 Mei j.1. de oude, tij dens de ziekte van de stalbaas, af- brandde.". Men ziet het. de paarden van Van Gend Loos, het zijn troetelkinde ren van deze 157 iaar oude firma. Troetelkinderen, 'waarvan er al ver- scheidene uitzwierven naar verre landen. Engeland, Italië. België, Duitsland, ja zelfs Turkije kochten reeds dieren bij Va i Gend Loos. En soms komt men ze ook lenen. Zoals voor Coronation-dag in Enge land. Maar de viervoeter, die de eer genoot die plechtigheid luister te gaan bijzetten, heeft niet voldaan. „Daar is teveel lawaai bij geweest", vertelde de heer Buser. Wij denken, dat taalmoeilijkheden een rol heb ben gespeeld Zoals men weet ls het ambt op het ogenblik het onderwerp van diepgaan de studie en discussies ln de protestant se kerken en met name In de Neder- land Hervormde Kerk. Ook elders bestaat er echter belangstelling voor en zo kon het gebeuren, dat kortelings op een internationale conferentie ia ons land een reeks lezingen over dit onderwerp werd gehouden. Zeer be langwekkend was de Inleiding, waarin prof. dr A. A. van Ruier, kerkelijk hoogleraar te Utrecht, „De dienst van het Woord in de wereld van vandaag" besprak. De dienst van het woord wordt meestal vereenzelvigd met de predi king, zo betoogde prof. Van Kuier. Dienaar de3 Woords is de predikant de plaats waar de dienst geschiedt is de kerk, alles vclgens de gangbare opvat tingen. De grondfout van deze zienswij ze is. dat men de kerk ziet als doel op zichzelf. Zij is echter het instrument om de wereld met Gods Woord te con fronteren. Gods uiteindelijke bedoeling met de wereld is niet de kerk. maar - veel wijder - het Rijk Gods. De amb ten functionneren dan ook in de kerk weliswaar, maar bovenal in en met het oog op de wereld. Op het eerste gezicht lijkt het een zeer hoge waardeschatting van het ambt, het verkrijgen ervan afhankelijk te stellen van het ontvangen der wij ding, zoals dat in de katholieke ker ken gebeurt. Wanneer men echter weet, dat het God om het gehele bestaan be gonnen is en niet slechts om een ..uit de wereld gered" groepje mensen, of om de kerk dan begrijpt men dat er aan het ambt geen wijding verbonden kan zijn. Het ambt mag namelijk ufet aan de wereld ontheven worden, maar is in de wereld, is gericht op de we reld. Deze dingen kunnen aan het ambt van predikant niet duidelijk worden. De predikant kan nog altijd, door oe wijze waarop hij zijn taak vervult, de gedachte wekken, dat de mens aan de wereld ontheven moet worden. Daarom zijn er ook meer ambten. De diaken en de ouderling zijn eveneens ambts dragers. De ouderling is ambtsdiager 'ten volle!), gemeentelid en staatsbur ger. De dienst aan het Woord bestaat dus niet alleen in de prediking, geschied» niet alleen in de kerk. Er wordt in de kerk ook geleefd en gehandeld. En med vraagt zich af: wat is in het Riik Gods meer. de prediking van de dienaar des Woords of het vcoi beeld van levenshei liging dat de ouderling probeert te "1" of het grootste visioen van gerechtig" held in de maatschappli. op welk vi sioen de diaken toewerkt? Het gevaar dreigt, aldus prof. v°" Ruier dat de predikant in onze rr testantse kerken de centrale wordt, een soort verkante bisschop. gevaar ontstaat door de reeds' de verkeerde theologische opvattin* H de dienst des Woord» als zou het bij alleen maar gaa,. Dan wordt de verkondiger „,ensi oes alleen maar gaan om de verkondig'".?; idieer belang"! i worai ae verkondiger oei«"- ker dan wie ook ln de kerk en de reld Wie de dienst des Woords a'. ;n de prediking ziet. valt van C* terug op Lu tb er. Men heeft tegenover de betrekke'iike beprr"icdbeid van kerk de volkomen wildheid van Riik Gods nodig om gehee' en al verstaan wat Dienst des Woords 'D houdt

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1953 | | pagina 12