Deemster, Schermer en Purmer De mens is bespottelijk Initiatief van Prinses Wilhelmina zusters van gelijke oorsprong Polichinelle - Reveron - Gandhi Steinberg belangrijkste hedendaagse tekenaar van spotprenten Een persoonlijke kunst Wouter Sluis bracht licht in de polder Drie personen - drie scenarios - drie films Chr, jeugd kwam op Het Loo bijeen ZATERDAG 12 SEPTEMBER W3 Een der vele variaties op het thema „muziek": de dirigent., een spotzang op de ijdelheid. EB laten zich in het tekenwerk van Steinberg elementen aanwijzen, die evenzovele verbindingen vormen met het werk van andere heden daagse kunstenaars. Men zou in dit verband namen als Picasso en Ma- tisse kunnen laten vallen. Dat be wijst echter weinig. Het zegt alleen maar, dat Steinberg niet alleen in de gevoelsstroom die aan zijn werk ten grondslag ligt, maar ook in zijn „handschrift" volkomen modern is. Dat hij niet opziet tegen vereenvou digingen, tegen de uitdrukkings kracht van zijn prenten versterkende vervormingen, tegen volslagen ab stracties. Maar ook: dat hij een gro te liefde heeft voor veel versierin gen In dat opzicht is er trouwens wel verband gelegd met zijn eerste jeugdindrukken. Steinberg is name lijk geboren in Boekarest, waar zijn vader allerlei verpakkingsmateriaal on'wierp en vervaardigde, liep er de middelbare school en de universiteit af, en studeerde later in Milaan in de architectuur. Hetgeen betekent, dat hij in 1941, toen hij naar Ame rika overstak, derwaarts ging met een geheugen vol krullen en tiere lantijnen van oude stijlperioden. En met heimwee ernaar? Wie zal het zeggen. Maar dan heeft hij een stuk zeer bittere zelfspot bedreven, toen hij eens een prent tekende, waarin hij een zeer precieus schil- dert.je volkomen abstracte schilde rijen u weet wel. van niets anders dan gekleurde vierkanten en recht hoeken liet vervaardigen in een atelier, gemeubileerd en gestoffeerd volgens de tierelantijnerige smaak van omstreeks 1880. Die krullerigheid komt in zijn prenten meer voor. Hij kan zich haast te buiten gaan aan een over vloed van versierende elementen, die soms van meer belang schijnt dan het uitgangspunt. Maar dat is een van de verrassingen van deze artistdie schijnbaar toevallige ver wisseling van doel en middel. Wie zijn kostelijke prent van de Parijse Opera ziet, ervaart, dat dit massieve bouwwerk bij Steinberg is opgegaan in een overvloed van ornament, die weliswaar ook op het origineel te vinden is, maar daar veel minder opvalt. Steinberg heeft nu uitslui tend die versieringen laten spreken en bovendien de engeltjes en muzen, die de hoeken tooien, omgetoverd in chorusgirls met een minimum aan lokkende bedekking. Al die zo speel se tooi schijnt de beschouwer sarcas tisch aan te grijnzen. Dat kan ook niet anders want zij dient bij Steinberg slechts, om een enorme innerlrke leegte voelbaar te maken. Daarmee staat men dus voor de eigenlijke functie van deze prenten: de ogenschijnlijk speels bedreven maar niet minder diepgaande onthul ling van de leegte, de normloosheid, de protserigheid, de verziektheid van de wereld onzer dagen, van de klein heid, de bespottelijkheid, dë armoede van de mens. Nu klinkt dit allemaal erg. zwaar veel zwaarder dan het in het werk van Steinberg wordt gepresen teerd. Want Steinberg is een wijs man. Hij kent het betrekkelijke van alle dingen en kan daarom in zijn spot lichtvoetig en spits blijven. Bo vendien heeft hij een zeer bijzon dere humor meegekregen: hij is Oo^ieuropeaan en naar de naam te oorri«l^n van Joodse afkomst. Door opvnoHing en onleiding is deze aan leg nog versterkt. Wat hij, de be reide en wereldwijze kunstenaar in de loop van ziin negemen-dertig- jpri" leven ook heeft gezien, hi.i is ér rooit r..-iai-tiiiond onder gewor- (Jpp wt 8 ij ook tekent en criti- 7''n *nnt blijft snot, flitsend en rem. maar wordt nooit een Hij kan onze .poids" ad absurdum voeren in een reeks van prachtige „diploma's", vol met enorme stem pels. zegels en wapens, verder opge tooid met handtekeningen die stuk voor stuk demonstratie zijn van een enorme ijdelheid. Er staat geen lees baar woord op deze stukken, maar zij laten in hun hele uiterlijk zien, hoe enorm gewichtig zulk een papier wel kan „doen". Hoe hij er zelf over denkt, blijkt uit deze diploma's evenzeer als uit die onnavolgbare reeks prenten, een Amerikaanse „parade" voorstellende, waarin ontelbaar veel kleine mannet jes gebogen gaan onder, dan wel dapper jongleren met de last van al die handtekeningen. En wat maakt hij meesterlijke prenten van cowboys, voor iedere puber het toonbeeld van forse, niets ontziende en alles overdonderende mannelijkheid. Nu, zo laat hij ze óók zien, maar tegelijkertijd siert hij ze op met allerlei kleine details met fraaie vergulde kantpapiertjes uit een chocoladedoosje bv. waar door heel hun geweld het masker wordt van een enorme kleinburger lijke ijdelheid. Steinberg maakt geen politieke prenten. De beste Amerikaanse teke naars schijnen zich daartoe niet aan getrokken te gevoelen, hetgeen waar schijnlijk verklaart, waarom over het algemeen de plaatjes, die dan nog wel slaan op de voorvallen in de politieke arena, vaak zo grof en onbelangrijk zijn. Nu is de heden daagse politiek zeer samengesteld. De vraagstukken zijn zo ingewik keld, dat ze voor een normaal mens bijna niet meer te overzien zijn. Ze groeien de burger boven het hoofd en gaan behoren tot het terrein der specialisten. Vereenvoudigingen wor den dus vanzelf tot een aantasting van het wezen dezer dingen. Wat men niet overziet kan men niet sa menvatten, noch er de spot mee drijven. Bovendien geeft de samenleving stof tot spotten genoeg. Op duizen derlei wijze kan een kunstenaar als Steinberg de kwade kanten van de mens laten zien. En zeg niet, dat wij niet zo zijn, dat zijn spot op an deren slaat. Hij houdt ons de spiegel voor. Het beeld moge hier en daar door zijn spot wat vertrokken lijken, we herkennen er toch steeds onszelf in, of we het leuk vinden of niet. Soms is, waar de snot navrant wordt, de herkenning pijnlijk soms, waar zij leidt tot de lach, kan ze bevrij dend en zuiverend werken. Behoeft men niettemin troost? Laat het dan deze zijn, dat Stein berg ook zichzelf niet ontziet. Zijn prenten zijn integendeel ook ten aan zien van zijn eigen wezen zeer ont hullend. Bij een zo volkomen per soonlijke kunst als deze toch zo ge makkelijk aansprekende prenten kan dat ook niet anders. Van W. J^AAT ons se in één adem noemen, zusters van gelijke oorsprong en structuur: Beemster, Schermer en Purmer. Eens spiegelgladde meren, omzoomd door met riet begroeide oevers. Toevluchtsoord en verblijf plaats van een rijke vogelwereld. Eens waren het binnenzeeën, do mein van de waterwolf, die in herfst- en wintertijen met wilde, niets ontziende woede land en mens vernietigde. Eens trokken de bemanningen der vissersboten de netten met vis binnen de boorden. Deze oorden van water en wind, bekoorlijk in hun glinsterende kabbeling, met hier en daar een wapperend zeil, haar sierlijke wa tervogels en blanke meeuwen, en dan weer de donkere dreiging van aanstormende golven, voortgedre ven door het geweld der orkanen. Dat alles is geweest. „Goud onder golvenNee, dat geloofden in die dagen de zwoe gers van de vissersboten niet. Daar voor kwamen ze te moeizaam aan de kost. Het ivas tenslotte maar een zeer bescheiden rijkdom, die uit die grote watergebieden werd ge wonen. En toch sou eenmaal dat „Goud onder golven" tot waarheid tvorden. Want onder die water kolom van enige meters lag een geheim verborgen. Mannen, leven de in een avontuurlijke tijd, spe lers op het grote handelsschaak bord der Gouden Eeuw, ivisten dat in de sliklaag op de bodem dier meren goud en goed was verborgen. Wouter Sluis, de lar Deutzenhofje, een pouwpionier in deze provincie, woonde op het te boerderij aan de Volgerweg in de Beemster. Wij weten hoe het is gegaan. Wat nu met onze super-technische mid delen geen moeilijk op te lossen pro bleem zou zijn, was toen een gigan tisch werk. Mannenwerk in de ware zin. Voor Het Heerenhuis te Midden- Beemster staat het borstbeeld van Jan Adriaansz. Leeghwater: „De man die de meren leegmaalde!" Beemster, Schermer en Purmer. Het is lang geleden toen het eerste zaad in de eerste voren werd ge zaaid. Daarna is er geoogst en nadien nog ettelijke keren. Rijkdom en wel vaart deden haar intrede in de pol ders. Boeren kwamen in het bezit of pachtten de vrijgekomen gronden. Planten, heesters, bomen en dieren alles groeide en gedijde. Lustverblijven en hofsteden wer den gebouwd. Handelsvorsten en scheepvaartkoningen zochten verpo zing en ontspanning in de vrucht bare en lommerrijke dreven. Poëten bezongen de schoonheid en de vruchtbaarheid van deze prachtige aan de baren ontworstelde oorden. Alles was goed, solide en be trouwbaar. Iedere boerderij was een klein koninkrijk. Iedere boer was een vorst op zijn domein. In de beginne leenvorsten, die rekenschap en rente verschuldigd waren aan het Heer schip. Later, toen ze „de benen onder het lijf" kregen werden ze bezitters. Het werd de tijd der boerendynas- tieën. Een boerenzoon trouwde met een boerendochter, want geld en land moesten bijeen blijven. Het was een schone leuze: Voor ieder kind een boerderij. Het is ook wel opgegaan, het ge stelde doel werd wel eens bereikt. Maar soms werd er een streep door de berekening gehaald; droogte, mis oogst, veepest, vreemde overheer sing, waren fatale factoren in een welvaartsplan. Of de zonen misten de eigenschappen der vaders. Ze lie ten Gods water over Gods akker lopen. Wisten ook niets van de vreugde en de voldoening die schep pend werk de mens kan geven. Vrouwe Fortuna had hun alles zo gemakkelijk in de schoot geworpen. Maar het rad van de Tijd wentelde door. Mensen werden geboren, men sen stierven. De ene generatie ging en de andere kwam. De vloer der kerk werd te klein voor de grafzer ken met al die oude, eerbiedwaardigé namen. Maar met sierlijke letters In het hartje van de Beemsterpolder, voor het gemeentehuis, prijkt het borstbeeld van Jan Adriaenszoon Leeghwater, de grote man van de droogmaking. werden nieuwe namen geschreven in gemeente-register en kerkarchief. Het leven kent geen stilstand. Gaan en komen; komen en gaan. Het kaarslicht verdweenoud; petroleumlichtnieuw. Dat was de moderne tijd. Ver! Ver lag ach ter hen de tijd van snotneus en kaars. TOTDAT 1 in een (Van onze filmmedewerkster). IN de nauwe straatjes van Napels loopt de be volking te hoop om er Ettore Guannini aan het werk te zien, die er druk bezig is met filmopnamen. Want eindelijk zal dan het zo vaak bezongen Napels via het celluloid de we reld rondreizen. Heel de geschiedenis van de beroemde stad is gepersonificeerd in die ene figuur, die de eeuwen door de geest van Napels heeft geademd: Polichinelle. Het blijft niet bij spelen en zingen alleen, ook dansen komt er aan te pas. Onder leiding van Léonide Massine verleent de groep van de markies de Cuevas haar medewerking. De negen en negentig on- felukken van Polichinelle worden gedanst door 'vette Chauviré, Jocalyne Vollmar, Denise Bourgois en Olga Adabache. Ook het neger ballet van Keïta Fodeba levert zijn aandeel in de dansen. De hoofdrol speelt Pepino de Filipo. AAN de kust van de Caraibische Zee in Ma- cuto (Venezuela) woont nu al sedert dertig jaar de Venezolaanse schilder Armando Re veron. Opzettelijk leeft hij daar verscholen achter de muren, die zijn geheimzinnige woning omgeven, alleen met zijn dromen en verschij ningen, gestalte gegeven in bizarre poppen. De sfeer van het geheim, die om de kunste naar hangt, heeft een .ïonge Venezolaanse vrouw, Margot Benacerraf die in Frankrijk haar opleiding als filmregisseuse ontving ge ïnspireerd tot een film, die meer dan een sim pel opnemen ven kunstwerken is geworden. Het hele verhaal is gevat in de omlijsting van een dag. In de ochtend poogt Teveron zijn eigen wezen te ontdekken en bestudeert h;j zijn trekken om ze met eigen hand vast te leggen op het linnen. Dan ontrolt zich gelijk tijdig de vordering van het werk en het leven van de schilder voor onze ogen. In de kring loop van de vierentwintig uur winnen beide aan belangrijkheid. De regisseuse toont ons Reveron eerst in zijn jonge jaren. Zijn vertrek naar en weer uit Spanje, vanwaar hij de som bere en mystieke toon, die zijn doeken uit die periode kenmerken, moet hebben meegebracht. Het is alsof hij een groot probleem niet durft op te lossen: het probleem van het licht in de tropen. Als een verslagen man verlaat hij daar op Caracas, de hoofdstad van zijn vaderland, en zoekt de kust op met haar wijdte en fonke lende ochtendzon. Hij maakt nog enkele doeken, kennelijk be- invloed door de Franse impressionisten, vindt dan eindelijk zijn houding en lost het probleem op. Blind en uitgeput door zijn strijd met de zon, sluit Reveron zich weer op bij zijn pop pen. In de vallende avond bedaren de felle kleuren. De oude kunstenaar wil de laatste lichtresten grijpen, voor de dag voorbij is. De nacht voert hem weer terug naar zijn atelier, waar hij temidden van zijn poppen zijn zelf portret, dat tegelijkertijd zijn leven en groei als kunstenaar uitbeeldt, voltooit. Volgens de Franse filmcriticus Igor Boussel is de film van Margot Benacerraf „een vreemd gedicht, waarin zinnelijkheid en toverij, waan zin en droom, de dagen en nachten van de tropen in een opeenvolging van sterk aangrij pende en heftig gekleurde beelden zich mani festeren." OOK het leven en streven van Gandhi bevat stof genoeg om er een film van te maken. Gedurende de laatste jaren is men zeker van drie verschillende kanten werkzaam geweest om een Gandhi-biografie samen te stellen of althans zoveel mogelijk feiten over zijn leven te verzamelen. Tenslotte is de American Aca- demy of Asian Studies te San Francisco er in geslaagd een documentaire te vervaardigen met de lengte van een speelfilm. Deze documentaire bevat de zeer zorgvuldig gekozen beelden uit meer dan drie. kilometer film door A. K. Chettiar. Om die drie kilometer bij elkaar te krijgen heeft Chettiar meer dan 150.000 kilometer gereisd door vier continenten en hebben minstens honderd cameramensen van allerlei nationaliteiten gedurende 37 jaar hun medewerking verleend. De scènes zijn eigenlijk niet meer dan opnamen uit het nieuws. Maar door hier wat uit te halen en daar iets in te lassen is de speelduur en het karakter van een semi-documentaire verkre gen. Het verhaal zal voornamelijk Gandhi's le venshouding benadrukken en zijn philosofie belichten, terwijl de muzikale achtergrond authentiek zal zijn. In Hollywood, waar men de film onder han den heeft, verwacht men. dat het Amerikaan se publiek sterk onder de indruk zal zijn als het zo direct geconfronteerd wordt met het leven en de doelstellingen van Gandhi. Men noemt hem daar het levend voorbeeld van de Bergrede en hoopt, dat ziin beeltenis op het witte doek. de beeltenis van de kleine, nietige man met de grote, sterke geest, die alles in Yvette Chauviré, die meedanst in de negenen negentig ongelukken van Polichinelle. praktijk wist te brengen, waarover wii Wes pns .alIecn maar met woorden druk mfssen. stimulerende uitwerking niet zal prManginidaZCvonral,ii^el4jn0"it deze vorm van ben Want h25CPn overwogen hoh toen in' urnki zo well?.lg van film af dat steld wi-H 9!iar,es Chanlin aan hem vo< mijnheer Chapün d dl op een donkere avoncl in een boerderij aan de Nekker- wëg in de Beemster er een geheim zinnig licht verscheen. Ais een spookvlam danste er een groen licht boven een in een vat gestoken pijpe- steel. Licht! Meer licht. Want de man die in het stromende water van een bron het geheim van die mil- lioenen grijze bolletjes daarin door grondde en tot leven bracht in de wit-groene vlam boven de kaas- weker, had meer in zijn mars. Wouter Sluis was een bezeten mens. Licht moest er zijn in de hui zen en stallen en in de hoofden der mensen. Maar om met een vleermuis brander de stal te verlichten was niet zo moeilijk, maar om licht te brengen in harde donkere boeren koppen was wat anders. Duisternis en domheid gaan hand in hand. Bij alles wat mocht komen en gaan: mensen, dieren, gewassen, geld of goederen, dit ene bleef: Grond Land. Land! Wat is een boer zonder land. Een ontredderd mens, een zwerver die geen geluk of vrede kan vin den. Wat is het Paradijs vergeleken met de twintig morgén achter de plaats, 's Morgens bij het opgaan van de zon staat de boer bij de staldeur en overziet al die heerlijkheid. Alles wat een boerenhart deugd kan doen ziet hij. De dieren in de wei, de dauw op het gras, de nevels die op stijgen uit de tussensloten, en daar boven de hemel. Dat is leven! Ook Wouter Sluis was een boer. Ook hii had het land, de grond lief. Hij wist het zo goed. Zonder het land zou er geen vee, geen melk, geen fruit of groenten zijn. Niets! Van de grond moest alles komen. En als er iets mis gaat in de na tuurlijke orde der dingen, als er ziekte komt onder het vee of in het gewas, als het leven verdrinktof verdort; als de dieren niet groeien en de oogsten minder worden, dan is vaak de mens daarvoor verant woordelijk. Wouter Sluis was een denker. Hii was zijn medebroeders ver vooruit. Alles wat de landbouw betrof had zijn volle aandacht. Hij was in de ware zin van het woord een groot pionier. Zeker! Wat in zijn tijd werd uitgekreten als gedaas van een hal ve gek, dat alles is in vervulling gegaan. Maar lang tevoren hadden al die voorzichtige en berekenende broeders, die niets van nieuwlichterij moesten hebben want vader en grootvader hadden het ook zo gedaan deze nobele mens al dood ge* hoond. Later, veel later, in 1929 is er iets gebeurd. Toen is in het „Deutzen Hofjede boerderij waar hii woon de en werkte van 1858 tot 1887 een 'edenksteen aangebracht met de vol- ende inscriptie: „Wouter Sluis - geboren 7 No* vember 1827 te Hoogkarspel. Overleden 20 Februari 1891 te Bloemendaal. Woonde en werkte van 1858 tot 1887 op deze boer derij. Zijn leven en streven waren met van eigen belangen, ge" nee gewijd aan de vooruitgang van de landbouw. óls erkennine van zijn grote ver- n pn al* aan zijn nage- d "-mber 19;' et d"or de me Land (Van onze redacteur beeldende kunsten) ft/ERGENS SCHERPER dan bij de hedendaagse Amerikaanse tekenaar van spotprenten Saul Steinberg vindt men uitgedrukt wat ik zou willen noemen „het levensgevoel van de moderne mens Steinberg tekent spotprenten en ze zijn geestig. Maar zijn geestigheid is van een zeer bijzonder gehalte. Zij kan speels zijn zij kan zich zelfs in uitbundige kolder uilen. Maar zij kan ook wrang en bijtend uitvallen, bitter zijn als gal. Het hangt er geloof ik van af, wat Steinberg op zeker moment van de mens en zijn instel lingen ondergaat. „De mens is een wezen vol fouten in een normloze samenleving. Hij is met al zijn man haftigheid en zijn burgermanstrots in feite alleen maar belachelijk. Hij heeft instellingen geschapen die hem overheersen, een techniek tot stand gebracht die hem verplettert." Dat is zijn uitgangspunt. Of in zijn tekeningen het volslagen belachelijke dan wel het volkomen slechte overweegt daarvan hangt af of hij bitter dan wel spotziek. In het werk dat ik dezer dagen in het Stedelijk Museum te Amsterdam van hem zag, weegt de spot zwaarder dan de bitterheid, hetgeen stellig aan de keuze der werken ligt. If ant er is een andere „doorsnede" mogelijk, waarin de accenten heel anders komen te liggen. Zo tekent Steinberg zijn zelf portret: voorbeeld van een flitsende inval. CONCERTGEBOUWORKEST NAAR ARNHEM Op 12 October a.s. en op 8 Februari 1954 zal het Concertgebouworkest in Arnhem concerteren. Aan het eerste concert, dat onder leiding staat van Eduard van Beinum, zal de sopraan Erna Spoorenberg medewerken. Prinses Wilhelmina heeft verant woordelijke leiders van christelijke jeugdorganisaties uit vele Europese landen en officiële vertegenwoordigers van wereldorganisaties, die zich richten op de vorming van de jonge mens uitgenodigd voor een conferentie, ge wijd aan de vraag hoe de solidariteit in onze samenleving en tussen de kerken kan worden versterkt. Deze conferentie werd van 7 tot 11 Sep tember op Paleis Het Loo gehouden. De gedelegeerden spraken intensief met elkander over de mogelijkheden om tot een wezenlijke solidariteit in onze tegenwoordige wereld te gera ken. Van grote waarde waren hierbij de beschrijvingen, die sommige deel nemers gaven van geslaagde pogingen om in nieuwe vormen de solidariteit tussen volken en groepen te beleven. Met name trokken in dit verband de aandacht verschillende activiteiten op het gebied van het vluchtelingenwerk en werkzaamheden tot verbetering van de menselijke verhoudingen in het bedrijfsleven. De conferentie aan- vaardde aan het einde van haar be sprekingen een aantal aanbevelingen. Hierin wordt onder meer een drin gend beroep gedaan op de christelijke jongeren-organisaties van Europa, om in oeucumenische solidariteit de ge. hele jonge Europese generatie prac- tisch te dienen en vooral in de plaat- selijke sfeer de eenheid in Christus te beleven. Voorts werd met nadruk de wenselijkheid uitgesproken, dat tenminste eenmaal jaarlijks een oeu. cumenische werkgemeenschap van de Europese jeugd bijeenkomt, om zich op de actuele vragen en taken te be- raden. Ook met het oog op de dienst van Europa aan de gehele wereld. In de slotzitting sprak de vergadering uit, dat deze besprekingen een grote inspiratie betekenden voor nauwere eenheid en dat zij gereed staat om zich hiervoor als een kern in de da- gelijkse practijk van het jeugdleven in te zetten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1953 | | pagina 14