Voor wie eens in hem geloofde blijft Sinterklaas bestaan i. M BOUWPLATEN liimt U vlug met VELPON K77 Effectieve en toch poëtische methode om het jonge kind door symbolen naastenliefde te leren DERMA DE VERGETEN CATEGORIE AAN HET WOORD r Pim, Pain Pom en de wonderlamp wutijdi, En nu de volgende kwestie Tussen Amsterdam en Parijs Radioprogramma w Illusie scheppen is niet hetzelfde als liegen Een feest van goedheid humor en gulheid Geloofde ik er zelf nog maar in In wijding zij voorzich tig en tijdig fdoor F. DE SINCLAIR] SANOSTOL DONDERDAG 19 NOVEMBER 1983 HET WERD PRECIES wat ik verwachtte: het over-1 „Wat ue zaaien, zullen wij maaien." grote deel der „vergeten categorie" schaart zich en daaronder: rondom Sinterklaas en Zwarte Piet en verdedigt hun ..Wij moeten ons altijd in waarheid verheugen bestaan. Geen wonder: deze jonge mensen bewaren de kennismaking met de gulligc Heilige en zijn komi sche knecht als een der dierbaarste herinneringen uit hun leven. Het is in hun kleutertijd geen ogenblik bij hen opgekomen, dat ze alleen maar in aanraking kwamen met de symbolen van Goedheid en Humor zij kenden in die dagen geen symbolen, maar al leen de werkelijkheid, die door die zinnebeel den werd uitgedrukt voor de volwassenen was en is het de enige manier waarop een kind van 'deze leeftijd met abstracties in aanraking kan worden gebracht. En nergens vond ik in de stapel brieven de gedachte uitgesproken, dat na de ontmaskering vader en moeder als bedriegers werden beschouwd: ieder begreep, dat de ouders door de beste bedoelingen waren gedreven en men was alleen teleurgesteld over het feit, dat de illusie niet langer kon worden gehandhaafd. Op de eerste vraag antwoordt dus ongeveer ieder een „Ja". Alleen M. IJff uit Zaandam (een jongere of een oudere inzender?) zendt mij een briefkaart met de woorden: En hartgrondig haten hel bedrog en de. leugen." Hij (of zij) moet dus zijn (of haar) bestaande of toe komstige kinderen nimmer sprookjes vertellen: de kans is immers groot, dat kleuters de kabouters, de elfen, de feeën, de licks en wat er nog meer op treedt in deze oude volks- verhalen als reële wezens opvatten eigenlijk moe ten zij volgens deze theo rie geen enkel verhaaltje horen, omdat dc actieve fantasie van dit grut cn hun vage grenzen lussen droom en werkelijkheid aan leiding zijn tot het scheppen van een wereld, die sterk afwijkt van de nuchtere verschijnselen uit de reali teit. Deze rationalistische redenering beperkt het „bestaan" tot de stoffelijke wereld en heeft geen oog voor het feit, dat ook de wereld der verbeelding „be staat" en even „werkelijk" is als de eerste; zij ziet niet, dat bij kinderen de scheidingslijn tussen deze werelden niet of maar in geringe mate aanwezig is en door hen de symbolen van de laatste niet anders kun- ncn worden opgevat dan als gestalten uit de eerste. Een kleuter „denkt" in beelden en niet in abstracties. M-, IJFF vindt een zekere steun ineen berijmde ontboezeming van TRUUS BISON uit Bergen aan Zee, waaraan Ik de volgende regels ontleen: „Soms wordt zelfs een brief geschreven door een stumper van een jaar of zeven Peen, water, alles wordt klaargezet, kleuter 'smorgens vroeg uit bed... gaat vlug in zijn schoentje kijken tri aar staat op 't punt van bezwijken: De Sint heeft de brief niet aanvaard en daar is nog 't water voor 'tarme paard, op de grond ligt 't wortelloof resultaat: tranen en... weg geloof!! Moeder is danig in haar taak te kort geschoten en wordt.nu met tranen overgoten. Maar waarom die leugen toch? 'tkind opvoeden in een wereld van bedrog? 't wordt een hele desillusie en !t voorkomt heel veel ruzie, wanneer men aan het kind ■alles vertelt omtrent de Sint". ^LLE ANDEREN zijn pro. Wij nemen drie getuigenissen in hun geheel op: De Vergeten Categorie heeft maan den geleden eens het probleem onder de loupe genomen, of liegen wel dan niet geoorloofd zou zijn. Ik meen mij te herinneren, dat de medewerkers toen eenstemmig van mening waren, dat liegen „überhaupt" verkeerd is, maar dat een klein leugentje ter wille van een ander in sommige gevallen wel getolereerd kan worden. En hiermee hebben wij eigenlijk ook te maken, wanneer we ons probleem van deze week gaan bekijken. Ik ben n.1. vast van mening, dat men tegèn- over kinderen altijd en in alle omstan digheden eerlijk moet zijn. Desondanks geloof ik, dat men zijn kinderen be slist tekort doet, wanneer men de goede Sint en zijn brave knecht buiten hun bestaan houdt. Wij moeten hier één ding vooropstellen: Het bevattings vermogen van het kind is klein. Maar tegelijkertijd kan het zich allerlei ver keerde voorstellingen in het hoofd halen. Ik bedoel dit: Een vierjarig kind, dat nooit hoorde over het bestaan van Sint Nicolaas, komt in aanraking mét vriendjes, die heilig geloven aan het bestaan van de goedgeefse bis schop. Het kind komt thuis en vraagt aan zijn ouders: „Waarom brengt Sinterklaas nooit eens iets bij mij?" De ouders antwoorden: „Omdat Sin terklaas niet bestaat!", en er volgt een hele uitleg. Het kind knikt begrijpend, maar komt daarna steeds opnieuw in aanraking met al die kinderen, voor wie de Sint wèl bestaat. Tien tegen één, dat het in conflict met zichzelf komt. Het kan de theorie van „het niet-bestaan" nog niet verwerken, ook al heeft het begrijpend geknikt. Het móét wel denken: „Sinterklaas bestaat wèl. Hij komt immers bij al die ande ren! Hoe kan dat nu. als hij niet be staat, en bovendien: ik heb hem toch zelf gezien, toen hij in .de winkel van de drogist zat. Waarcm komt hij niet bij mij? Ben ik zoveel ondeugender dan al die andere kinderen?" Och, wat begrijpt een vierjarig kind ervan, wan neer Wij spreken over een verklede man, die er een centje bij moet ver dienen? Wanneer wij het kind niet laten geloven in het bestaan van Sint Nicolaas, dan ontnemen we het niet alleen veel vreugde en onbezorgd ge luk, maar wij berokkenen het boven dien ve-1 leed, terwijl het kind ons later altijd verwijtend zal vragen: „Waarom hebben wij dat niet mogen meemaken?" Het bevattingsvermogen van het kind Is klein. Het zal zich heus niet af gaan vragen, hoè het mogelijk is, dat die goede man bij de drogist en de krui denier tegelijk in de winkel zit. Hoe er eén sleutel kan bestaan, die op alle deuren past. Pas wanneer het kind zelf gaat twijfelen en zelf komt vragen, dan pas is het ogenblik gekomen om werkelijk eerlijk te zijn. Maar dan móéten we ook eerlijk zijn, en niets verzwijgen. Ook dan zal het kind ons waarschijnlijk verwijtend aankijken, maar dót gaat over. Alleen wanneer binterkaas ééo' voor ie heeft bestaan in alle kinder lijke onmogelijkheid, alleen dan zal de goede Sint voor je blijven bestaan als een symbool van goedheid en gulheid. Dan blijf je je hele verdere leven ge loven aan Sint Nicolaas. HANS REINDERS Geelvinckstr. 92 Castricum. „MIJN MENING IS: Ik zou niet we ten, waarom je kleine kinderen niet wijs zou maken, dat St. Nicolaas en zijn trouwe knecht zwarte Piet be staan. Want denk je nog maar eens even in, toen je zelf nng geloofde, bw je je voelde, als je Sint of Piet een hand moest geven! Het werd meteen heel anders, toen je wist, dat het hele gedoe van St. Nicolaas niet waar was, je voelde je dan toch een beetje te leurgesteld, en vvist je houding niet goed te vinden. Ik geloof zelfs, dat het verkeerd zou zijn, kleine kinderen niet in de waan,, het bestaan van St. Nico laas, te latén. Ze zouden zich onwil lekeurig"- op school, en overal, waar kinderen van hun eigen leeftijd aijn, 'buiten -gesloten-yoel-eji. Natuurlijk ver telt de juffrouw op school, of iemand anders over St. Nicolaas aan alle" kin deren. Dat ene kind zou zich dan vast eenzaam voelen, want hij kan niet echt opgewonden met de anderen meedoen, om de eenvoudige reden, dat de ande ren nog aan St. Nicolaas geloven, en hij niet. Natuurlijk moet men zich aan bepaald; voorwaarden houden. B.v.: geen al te fantastische verhalen ver tellen, want een kind is pienterder dan je denkt, en vooral ze niet bang ma ken 1 Ik geloof, dat juist dit laatste erg belangrijk is! Stel je voor, dan zou het, in de grond van de zaak zo leuke feest voor hen een obsessie wor den. Ze zouden dan helemaal geen plezier hebben, maar integendeel steeds angstig zijn. Dit is mijn mening over het geloof in St. Nicolaas en zwarte Piet, en ik moet eerlijk be kennen, dat ik het soms nog wel eens betreur, dat ik zelf niet meer in „De goede Sint" geloof! B AGNES WIJMÏNGA (Wil ze haar adres aan de krant opgeven?) „rjF MEN DE WAARHEID aan kinde- ren moet vertellen betreffende Sint Nicolaas en Zwarte Piet, of niet is Uw vraag. Mijn mening is, dat men de kinderen zo lang mogelijk in de heerlijke onwe tendheid moet laten, of de Sint en Piet bestaan. De vreugde van dit feest wordt dan door de kinderen veel intenser be leefd en is het niet zo, dat men, als men iemand de waarheid vertelt over iets, waar hij in opgaat, vaak de grootste ontgoocheling te weeg brengt? Men moet het pas aan het kind vertellen, als het kind vragen gaat stellen. Dat zal het kind zeker doeen, als hij weet, dat vader en moeder hem geen fabeltje vertellen of hem met een kluitje in het riet sturen. Men moet echter overtuigd zijn, dat het kind rijp genoeg is om het 'te we ten. Immers hij blijft veelal, nadat hij de waarheid weet, nog geloven. Hij wil echter door onbegrip groot doen en vertelt aan iedereen, ook aan de jon geren, die Wel geloven, dat de Sint en Piet niet bestaan. De grote mensen maken echter op dit gebied vaak grove fouten door bijv. twee Sint Nicolazen door een belache lijke concurrentiestrijd, in één stad te laten verschijnen. Men vergeet het kind -er. meent, dat hij het toch niet begrijpt. Maar kinderen zijn wijzer dan wij ouderen denken. Zo wordt het kind te vroeg op de hoogte gebracht en kan het dan toch niet begrijpen en hiermee gaat een blijde gebeurtenis uit de kleu terjaren vooigoed voorbij. Een kind moet zo lang mogelijk kind blijven. Eén ding vind ik verkeerd en wel de bangmakerij. Dit feest is een feest van een goede man en niet van een boeman. De herinnering hieraan moet feitelijk vrolijk maar toch spannend zijn. Het kinderhartje moet vol verwach ting en niet vol angst kloppen." WILLY DEN BAKKER, Venenlaan 102, Hoorn. J-JANS EN AGNES leggen dus sterk de nadruk op de scheve positie, die het ongelovig gemaakte kind inneemt temidden van zijn gelovige kameraden; Hang ziet duidelijk, dat Sinterklaas fun geert als symbool voor een bepaalde abstractie en alle drie zijn deze brief schrijvers overtuigd van de poëtische waarde van meester en knecht. HANS KAPER deelt deze mening; hij schrijft: „De jaarlijks terugkerende gebeurte nis van de zei-jaardag van St. Nicolaas vormt een hoogtepunt voor ieder kind, waarnaar het reeds weken tevoren ver langt, tewijl hier tevens een paedago- gische vondst gedaan is, die moeilijk te overtreffen valt. Zouden wij daaróm die „feest" mogen afschaffen? Ik geloof het niet. We zouden in de eerste plaats aan de jonge kinderen een illusie ontne men, die van zeer groot gewicht is, terwijl in de tweede plaats een me thode wordt vermoord, waarop wij de jeugd het idee „naastenliefde" op ef fectieve wijze aan het verstand, kun nen brengen. Vooral dit laatste is belangrijk, daar later in het leven degene, die niets voor zijn medemens over heeft, voor de maatschappij van generlei waarde is. Om deze redenen vind ik het gerecht vaardigd, als de Goed-Heiligman in zijn functie van kindervriend blijft be staan." JACOB BALDER uit St. Pancras ontkent, dat de kinderen na de ont maskering de ouders voor leugenaars gaan houden; „ik geloof, dat ze veel meer het idee krijgen, dat ze nu ook in het complot tegen de jongeren zijn opgenomen en dan is er geen plaats meer voor zulke gedachten." Hij is terecht van mening, dat de wijze, waarop men de kinderen tenslotte inlicht, de reactie van de gedesillusionneerden bepaalt. Wei zijn sommigen onder ons van mening, dat het schade doet aan het geloof in de eerlijkheid der ouders, wanneer men het geloof van het stof felijk bestaan van het edele tweetal te lang laat voortduren en de ontmaske ring overlaat aan het toeval, dus aan oudere en spotzieke schoolvriendjes. Zo schrijft ADRIE VISSER uit Oost burg in Zeeuws Vlaanderen (waar on ze streekkrant ai niet gelezen wordt.): Mijn mening is, dat men de kinderen tot op ongeveer 6-jarige leeftijd kan vertellen, dat St. Nicolaas en zwarte Piet bestaan. Maar dit moet men niet te ver door drijven. Ik ken gevallen, waarin de ouders altijd dreigen met de „zak". Dan krijgen de kinderen vaak een ver keerde voorstelling van de Goed(e) Heilig Man. Op 6-jarige leeftijd moet men rustig, aan de kinderen vertellen d§t er heel lang geladen een man leef de, die veel voor dé armen over had. En dat de mfnsen nu gewoon zijn, op diens verjaardag elkaar cadeautjes te geven. 'Want als ze dit niet dóen, dan horen de kinderen op school het tegen overgestelde, van wat de ouders zeg gen, Dab komen ze tot de ontdekking, dat de ouders gelogen hebben en dat versterkt de eerbied voor het ouder lijk gezag niet! 176. Nauwelijks had Moeder Woeffle de lamp uit haar tas gehaald en er mot haar hand over gewreven of ffffttttplof! Daar stond Ali in de houding voor haar. „Meesteres bevelen, Ali gehoorrrrzamen", zei het kereltje parmantig Maar barones Van Potturn geboren Babbelgraag snapte het nóg niet! „Zeg, hoe kom jij hier zo maar binnenvallen zonder te kloppen of je voeten te vegen", riep ze boos. Maar dé baron snapte het wel en riep meteen: „Ja, dat is 'm. Het is dezelfde. Die was ook al op de boot bij me..ik herinner me nu zijn stem ook: „Meesterrr be veeltAli gehoorzamenja, dat zei hij tegen mij óók!" „Ach", zei de barones en nu werd ze plotseling heel vriendelijk. „Och bent U hetlief klein tovenaarsmannetje„Ik heet Ali", zei het „tovenaarsmannetje" go. raakt. „Nou vooruit Woeffie", hijgcla de barones. „Tover nu eens watik moet het met mijn eigen ogen gezien hebben". „Zeg jij maar wat", raadde Moeder Woeffie. „Oh, ik weet het zo gauw niet „Een horloge?" vroeg Moeder. „Nee, dat iieD ik al", lachte -Je barones, „maar.nou vooruitik wens een klokje aan mijn andere pols". Nauwelijks had ze hel gezegd, of, bom, daar was het klokje! Een hele koekoeks klok met een vogeltje, dat naar buiten kwam en lustig koekoekte. „Nee, dat bedoel ik niet", gilde mevrouw Van Pottum verschrikt. „Wég met dat zwara ding.... oh wat eng!" VOOR HANDEN (rata tuba thans 9S c. (Advertentie Ing. Med.) QP ONZE TWEEDE VRAAG: aan welke voorwaarden moet worden voldaan, als we het bestaan van Sin terklaas en zwarte Piet aanvaarden, antwoordt men unaniem, dat deze aardse vertegenwoordigers van de ab solute Goedheid en de Humor uit de verbeeldingswereld nooit mogen wor den voorgesteld als boze machten. WILLY MANTEL van de ULO te BERGEN: „Men moet de kinderen <-r niet bang mee maken. Want als de ouders de kinderen dreigen met: „Pas op hoor, ik vertel het aan Sinterklaas". Dan is Sinterklaas voor hen geen „Vriend" meer, maar eert „Boeman". Ze zien de tijd tegen Sinterklaas dan met angst en beven tegemoet, ter wijl andere kinderen, wier ouders ver standig zijn, een heerlijke tijd heb ben". MAYA HOYTINK uit ALKMAAR „Kinderen klein te krijgen, door te zeggen, dat ze in de zak meemoeten, als ze ondeugend zijn, vind ik niet goed. Op die manier vinden de kinderen Sinterklaas geen goedheilig man meer, m^ar een boeman, wat tpch niet de bedoeling is van het StrtferklaMfWt". Hét is riiet 'de enige voorwaarde, die wordt gesteld: BALDER 'Waarschuwt tegen de ver minking van de figuur van zwarte Piet: „Piet symboliseert immers de straf, Wat de ouders niet vermogen, vermag de Sint met behulp van Piet. Ik zou haast zeggendit is een misbruiken HOE DENK JE over strips en beeldromans? Bekijk je ze regelmatig? Waarom wel of niet; wat bekoort je of wat hindert je er in? Als het laatste het geval is, is dat dan het ge volg van het feit, dat je plaatjes-kijken zonder meer minder- tvaardig vindt of gaat het tegen de onbenullige of sensationele inhoud? Ben je van mening, dat de minderwaardige strips en beeldromans moeten worden bestreden? Zo ja, hoe? Brieven uiterlijk Maandagmiddag zenden aan D. L. Daalder, Komlaan 8, Bergen (N.-H.) i Art vei ten tle Ing Med 32 „Nee, nee, dat begrijp ik". „Woont u in Amsterdam?" vroeg Marta. „Waar anders? Dat doene me toch allemaal!" „O ja, dat is waar", zei Marta. „Maar het spijt me dat ik u moest teleurstel len." „Nog geen doodwond, juffie, dan wachten me maar op de volgende keer. De goeie middag!" „U komt er wel uit,hé?"zei Marta die bleef zitten. „Dat zal wel lukken. Ajuussies, tot kijk!" „Dag professor", zei Marta. Toen wendde de man zich nog even om en er was nu zo'n gemene gloed in zijn loerende ogen, dat Marta er waar lijk even van ontstelde: doch dan was hij meteen verdwenen Marta bleef nog even zitten; ze had gedacht, dat ze bij zichzelf erg zou heb ben moeten lachen als die man vertrok ken was, maar na die laatste blik van hem op haar spottend: „Dag professor"! wat ze eigenlijk niet had moeten zeggen voelde ze niet de minste nei ging om te lachten Ze had een onbe stemd een onzeker gevoel van beklem ming 'van angst eigenlijk, of ze stond tegenover een dreiging, welke haar be loerde Kom. ze zou nü eerst maar eens be neden in het restaurant gaan koffie- drinken en dan moest ze toch proberen, die onduidelijke maar vervelende mui zenissen uit haar hoofd weg te krijgen. Ze stond op en toen juist ging de telefoon weer. Het was de politie-inspecteur van het Leidse Plein. „Juffrouw De Wilde?" „Ja?" „Ik wilde i' even zeggen, dat zowel in het ene als in het andere restaurant het een mannestem is geweest, die die twee heren aan de telefoon riep". „Zo, dank u!" „Ja. Dag juffrouw De Wilde. Ze legde de hoorn op de haak en koek even peinzend voor zich uit. „Een mannestem", zei ze dan zacht. „Zo. Nou, gelukkig maar!" En toen ging ze naar beneden om kof fie te drinken. HOOFDSTUK XVII Die middap liep Marta nog even aan bij Jcanne, waar ze meteen nog enkele dingen haalde, welke ze daar had ach tergelaten bij haar plotseling vertrek naar Parijs. In het doktersgezin was alles gewoon en welvarend; Marta dronk er een kop je thee. vertelde van het grappige hotel in Parijs met zijn ouderwetse inventa ris. zijn antimacassers, zijn pluchen era pandjes, zijn gehaakte kantjes langs de kastplanken en tussenzetsels in de gor dilnen en van de terugreis in het vlieg tuig. toen er zoveel mensen luchtziek werden en van de vreselijke laag stof welke er op haar meubels lag in de flat na een tiendaagse afwezigheid. Ze wist dat waren altegader dingen, waar Jeanne bijzonder veel belang in stelde. Zelf vertelde ze aan Marta weer leuke stoutigheidjes van Joke en Fransje en ook, met tranen in haar ogen, 't tragi sche nieuwtje, dat nu een van de twee lingen, wa..r Herman zoveel zorg aan had besteed, was gestorven, zo maar ineens met een snikje en het was be paald het mooiste van de twee, dat zou je nu altijd zien. Het was wel kalmerend geweest na al die emoties, hoewel ook een beetje taai. Daarna was Marta de stad maar eens in getramd, had wat winkels bekeken, zichzelf gcfracteerd op een pasteitje, wat sigaretten gekocht en wol om een jumper te breien, waarvoor ze zo'n aar dig patroon had gezien in een der tijd schriften en tenslotte was ze tegen zes uur weer op haar flat gekomen, waar niets op haar lag of stond te wachten; ze rookte een sigaret en om half zeven ging ze eten in een restaurant, terwijl ze besloot daarna naar Tuschinsky te gaan, waar ze een film gaven, die ze wel eens wilde zien. Toen ze gegeten had, was het nog te vroeg voor de bios, maar het was een zachte stille avond en ze had eigenlijk doorlopend behoefte aan frisse lucht, zodat ze besloot maar eens ~en heel eind naar de bioscoop te lopen. Even vóór de brug naar de Ceintuur baan werd ze ingehaald door een me neer. die vroeg of ze hem ook kon in lichten. hoe hij op de Stadhouderskade moest komen. „De Stadhcuderskade? O ja. zeker" antwoordde Marta en ze wendde zich om ten einde het rit te duiden. Maar op datzelfde ogenblik voelde ze, dat er een doek tegen haar gezicht werd gedrukt; met een zwak verweer drong het even tot haar door dat dit een aan slag was, maar ze kon het niet meer doordenken, want toen zonk haar be wustzijn weg naar het niets. Heel langzaam keerde haar bewustzijn terug en 't eerste wat ze waarnam was een lamp met een blauwe kap, welke haar ineens deed denken aan een om gekeerde haJfopgestoken paraplu. „Wat moet die paraplu daar? Zou het gaan regenen?" en toen rook ze iets van eau de cologne en sigaretten. Maar heel even was dat geweest, want toen zonk het zwarte weer om haar heen. Dan hoorde ze duidelijk ineens een mannestem, vlak bij haar oor, dacht ze, die zei: „Wacht maar.... ze was al even bij ....het duurt niet lang meer". Ze kende die stem niet, maar toen ze hoorde, begon meteen een klaarder bewustzijn bij haar door te breken; toch hield ze haar ogen nog gesloten. Ze voelde nu echter dat zij op een di van lag en met het hoofd op een kus sen en ze rook nu bewuster en sterker de eau de cologne en de sigaretten. Ineens bemerkte ze, dat iemand zich over haar heen boog, zé voelde zelfs de warmte van zijn adem, die naar drank rook, wist een gezicht vlak bij het hare en ze had een sterke neiging om dat gezicht weg te slaan. Maar dan ineens fluisterde dat ge zicht; „Juffrouw de Wilde...." en als ze nog geen antwoord gaf, nog eens: „Juffrouw de WildeI" „Ja", zei ze toen en dan meteen voelde ze dat het gezicht terugweek en ze hoorde zeggen „Ze is zo goed ais bij. Stelt zich maar een beetje aan!" en dan plotse ling luider en bevelend: „Juffrouw de Wilde! U is weer bij je positieven! Toe vooruit, doe je ogen es open (Wordt vervolgd.) van Sint Nicolaas en dat mag niet, omdat dat tot resultaat heeft dat de goedheid van hem op de achtergrond raakt, wat nu juist niet de bedoeling van het feest is". Hij raadt de ouders aan, het boekje „Buitelingen" van Godfried Bomans te lezen met „richtlijnen voor bis schoppen". HANS KAPER; „Natuurlijk zal men zich aan zekere voorwaarden moeten houden. Een eer ste is zeker wel, dat men de Sint niet eind October ziet verschijnen als een geschikte reclamestunt, maar eind November als de echte Sint. Een be langrijke factor is ook, dat er maar één echte Sint is, die staat bovn alles, godsdienst of politiek". WIM BISON: .Degene, die voor Sin terklaas speelt, moet er zo goed uit zien en zo geschminkt zijn, dat ook maar de geringste twijfel aan zijn be staan vermeden wordt. Als dit niet gebeurt, bestaat de mogelijkheid, dat de Sint toch herkend wordt, wat als gevolg kan hebben, dat menig spotlied je over de Sint gezongen wordt, door de kleine (moedige) jongens uit de le en 2e klas van de lagere school, wat natuurlijk het geloof van andere kinderen niet ten goede komt". Tenslotte een herinnering van WIM KOOIMAN, waaruit blijkt, hoe de ont maskering niet mag geschieden: „Op de lagere school had ik een on derwijzer, die, wanneer je bij hem in de klas .kwam en het liep tegen 5 Decem ber, steevast vroeg: „Wie gelooft er nog aan Sinterklaas?" Als er dan enkele schuchtere vingertjes in de lucht ver rezen, klonk er een honend gelach va..uit de hoogste klasse en sprak de peadagoog spottend: „Je hebt je wat laten wijsmaken, Sinterklaas bestaat niet." Weg was de illusie, iets wat mooi was, werd met één klap de bodem ingeslagen". kat He (Advertentie Ing. Med.) HILVERSUM I, 402 m.: 7.00—24.00 KRO. 7.00 Nieuws. 7.10 Gram. 7.45 Morgengebed en Liturgische kalender. 8.00 Nieuws en weerberichten.. 8.15 Gram. 9.00 Voor de huisvrouw. 9.35 Waterstanden. 9.40 Gram. 9.45 Schoolradio. 10.00 Gevar. muziek. 10.30 Strijkkwartet. 11.00 Voorde zieken. 11.40 Klein koor. 12 00 Angelus. 12.03 Métropole Orkest. (12.30—12.33 Land- en Tuinbouwmededelingen.) 12.33 Salonorkest. 12.55 Zonnewijzer. 13.00 Nieuws en Katholiek nieuws. 13.20 Zang en orgel. 13.45 Voor de vrouw. 14.00 Contrabas en piano. 14.25 „Hier vrij Europa". 14.55 Gram. 15.00 Schoolradio. 15.30 Viool en elavecimbel. 16 00 Voor de zieken. 17.00 Voor de jeugd, 17.15 Kin derkoor. 17.40 Lichte muziek. 18.00 Gram, 18.10 Lichte muziek. 18 40 Vragenbeant- woording. 18.52 Actualiteiten. 19.00 Nieuws. 19.10 Regeringsuitzending: Ver klaring en toelichting. 19.30 Gram. 20.25 De gewone man. 20-30 Pol. forum. 21.00 Omroeporkest en solist. 21.45 Brabants halfuur. 22.15 Dansorkest. 22.40 Gram. 22.45 „De Verwachte der Volkeren". Ad- venduitzending. 23.00 Nieuws. 23.15 Gram. 23.35—24.00 Gram.muziek. HILVERSUM 11, 298 m.: 7.00 VARA, 10.00 VPRO, 10.20 VARA, 12.00 AVRO, 16 00 VARA, 19.30 VPRO, 21.00 VARA. 22.40 VPRO, 23.00—24.00 VARA. 7.00 Nieuws. 7-10 Gram. 7.15 Gym. 7.30 Gram. 8.00 Nieuws. 8.18 Gram. 8.45 Voor de huis vrouw 9.00 Gym. 9.10 Gram. 9.40 School radio. 10.00 „Thuis", causerie. 10.05 Mor genwijding. 10.20 Voor de kleuters. 10.40 Vocaal Dubbelkwartet. 11.00 Radlofeullle- ton. 11.20 Gram. 11.35 Orgelspel. 12 00 Musette-Orkest. 12.30 Land- en Tuinbouw mededelingen. 12.33 Sportpraatje. 12.48 Gram. 13.00 Nieuws. 13.15 Mededelingen en gram. 13.30 Lichte muziek. 14.00 Kook- praatje. 14.20 Alt, viool, cello en piano. 14.50 Voordracht en muziek. 15.10 Orgel concert. 15-30 Lichte muziek. 16.00 Gram, 16 30 Muzikale causerie. 17.10 Voor de kinderen. 17.40 Orgelspel. 18.00 Nieuws, 18.15 Lichte muziek. 18.45 „De haver kist", hoorspel. 19 00 Voor de kinderen. 10.10 Meisjeskoor. 19.30 „Hoe ik tot mijn geloof kwam", causerie. 19.50 Berichten. 20.00 Nieuws. 20.05 Boekbespreking. 20.10 Piano 4 quatre mains. 20 30 Vredesbood schap Haags Congres World Veterans Ee- deration. 20 40 „De zorg voor het be dreigde kind", causerie. 2100 Voor de jeugd. 21.35 Lichte muizek. 21.55 Buiten lands overzicht. 22.10 Strijkorkest. 22.40 „Vandaag", causerie. 22 45 Avondwijding. 23 00 Nieuws. 23.15—24.00 Voordracht en muziek. Televisie-programma KRO. 20.15— 21.45: Circus Strassburger.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1953 | | pagina 2