Experimentele dichter LUCEBÉRT
ontving Amsterdamse Prijs voor Poëzie
Camouflagetechniek
FILM IS (NA MIJNEN EN OLIE)
MEXICO'S DERDE INDUSTRIE
sa
J^UCEBERT is thans 29 jaar;
-
Goedkope aanval van Bertus Aafjes in Elsevier weerlegd
Jonge beeldenstormers van onze tijd willen niet stemloos ondergaan in
chaos van oorlogs-pokerspel, vermomde hebzucht en holle frasen,
doch getuigen van hun liefde voor mens, dier en aarde
Ketters moeten branden
Majoor-kunstschilder Schrikkels-school
in Soesterherg uniek voor Westen
II ET IS MOEILIJK te zeggen, wie meer gekend wordt: De be
kwame kunstschilder Louis Schrikkel, of de genie-officier majoor
J. L. Schrikkel. Zeker is intussen wel, dat de laatste zondei de
eerste niet bestaan zou hebben. De intelligente kunstschilder heeft
de zeer gespecialiseerde genie-officier geïntroduceerd op het vol
komen nieuwe terrein van de jonge militaire wetenschap der ca
mouflage-techniek.
Een nog jonge militaire
wetenschap
Toscanito fs Herinneringen van een Mexicaan" werden tot
uniek journaal van 's lands bewogen geschiedenis
maar amateur llltWlK.lt milieleven zal Voorts de figuur van van de wereld genoemd. Hij zou in-
K:Ï 1953
DE BEKRONING van de dichter Lucebert door
de Gemeente Amsterdam met de Prijs voor Poëzie-
1953heeft aan de ultra-moderne, zogenaamde expe
rimentele poëzie plotseling een enigszins officiële
plaats gegeven, gelijk twee jaar geleden gebeurde
t.a.v. de nieuwste beeldende kunst, toen de Gemeente
Den Haag de „Jacob-Marts-Prijs" toekende aan P.
Ouburg voor zijn „surrealistische" tekening „Vader
en Zoon". Daar is destijds heel wat over te doen ge
weest, en het zou mij niets verwonderen als in som
mige bladen ook thans weer alarm zou worden gesla
gen. Nog niet zo heel lang geleden in Juni van dit
jaar) publiceerde „Elseviers Weekblad" drie grote
artikelen tegen deze soort poëzie, waarin de auteur,
Bertus Aafjes, wel schreef: „Als men mij zou vragen
wie er gesteund moet worden op welke wijze dan ook,
J|IER BOTSEN twee geestelijke
instellingen heftig op elkan
der, en dat de „beeldenstorm"
welke deze nihilistische revolu
tionairen in leven, kunst en taal
aanrichten, zijn stuwkracht zou
kunnen vinden in een heftig
brandend humanistisch idealis
me, in een drift die zich richt
op zuivering van de wereld van
vermolmde tradities, verstarde
fraaie woorden, van huichelarij,
vroom vermomde hebzucht en
alle soorten phraseologie dat
wil er bij de traditionalen en
dogmatici, en zeker niet bij de
machtigen in de wereld en hun
aanhang van profiteurs van al
lerlei slag natuurlijk niet in. In
alle critische perioden der ge
schiedenis traden deze „zuive
raars" op maar steeds werden
zij door de gezagsdragers ver
volgd, gekruisigd of verbrand:
„ketter" betekent niet voor niets:
„zuiveraar"!
DE FOUT van Aafjes was afge
zien nog van de volkomen on
juiste karakteristiek die hij van deze
jongste dichters gaf dat hij, die
immers aan zijn dichterschap zijn
gezag ontleent, zijn afwijzend oor
deel zo ostentatief uitsprak uit hèt
blad voor de burgers, die over 't
algemeen nu toch al niet bepaald
uitblinken door begrip voor poëzie,
laat staan voor deze zo vreemde
modernste poëzie. Die wellicht wel
100.000 ,,Elsevier"-lezers, zo ongeveer
geheel de traditionele burgerij, kan
zich nu op de borst slaan, zeggende:
„Ik heb die dichters altijd idioten
gevonden, en de beroemde Aafjes
zegt het nu immers zelf ook!" Juist
in een zó veel gelezen blad had een
exegetische (verklarende) inleiding
in deze moeilijke materie moeten
worden gepubliceerd, waardoor aan
de cultureel-artistieke vorming van
de vaak wat achterlijke Nederlan
der was meegewerkt.
Hiermee wil ik geenszins zeggen,
dat in een dergelijke allereerst exe
getische beschouwing kritiek moet
ontbreken. Ik constateer nadrukke
lijk, dat zéér veel uit de dichtbun
dels van deze groep mij volslagen
onbegrijpelijk is. Maar steeds is veel
„onbegrijpelijks" geweest in de
nieuwste richtingen in het geestelijk
en artistiek leven: de lachers over
de impressionisten, over Van Gogh,
over Gorter, over Marsman e.t.q.
bleken later ongelijk te hebben, en
dc bespotte objecten werden klas
sieke meesterwerkenUiter
aard is dit geen reden dus maar
vast het „onbegrijpelijke" toe te
juichen: dat doen alleen de snobs,
die bevreesd zijn de bus te missen.
Evenmin echter heeft men het recht
het domweg af te wijzen: dat is
het voorrecht der droogstoppels. Men
kan natuurlijk ook met een geheim
zinnig gezicht zwijgen, als alle kat-
uit-de-boom-kijkers. De criticus heeft
echter tot taak: de geestelijke sfeer
te beschrijven waaruit de kunste
naar leeft, zijn psychische structuur
te bepalen, en aan te wijzen waar
hij er in zijn werk in geslaagd is
aan zijn visies een adaequate (ge
lijkwaardige) vorm te geven, en
ten slotte: de waarde vast te stellen
die zijn verschijning in de wereld
bezit daarbij vooral niet verblind
door de eigen levensvisie, gelijk
Aafjes, vergetend, dat wat op het
eerste gezicht volkomen destructief
kan lijken, in feite in diepere zin
de slopersarbeid kan blijken te zijn,
zonder welke nu eenmaal op de
plaats van vermolmde verouderde
gebouwen geen nieuwe kunnen wor
den opgetrokken.
Alleen waar is
Dat wat in glinsterende gebouwen
de dichters
Zingende makend hebben
aangeraakt
schrééf Lucebert.
Zo wordt de toelichting van de
jury voor de Amsterdamse poëzie
prijs (Jan Engelman, Han G. Hoek
stra en Gerrit Kouwenaar) bij de
toekenning van deze prijs aan Luce
bert, gewild of ongewild, een ant
woord op Aafies' kritiek (terwijl
zijn roep om steun aan de experi
mentelen bovendien wordt ver
hoord!):
„Zo acht de jury Lucebert de tot
zgn. experimentele groepering beho-
dan antwoord ik zonder voorbehoud: de experimente
len. Vóór alles en iedereen: de experimentelen. En niet
alleen de experimentelen die i k prachtig vind. Maar
eveneens en misschien wel in de eerste plaats een ex
treme experimenteel als „Lucebert", -t— maar in
welke beschouwingen Aafjes de jongste dichters toch
zeer nadrukkelijk verwerptop overigens uiter
mate omslachtige, vaak goedkope en over het alge
meen van weinig levensinzicht getuigende wijze. Voor
een vanuit een dogma (in casu het Katholieke) levend
man als Aafjes moet deze alles ont-bindende kunst
soort uiteraard onaanvaardbaar zijn en voor een van
de wereld-der-tradities levend blud als „Elsevier" is
het totale „anarchisme" van Lucebert en de zijnen
eenvoudig misdadig (vandaar ook de felle afwijzing
in dat weekblad van J. B. Chartas' „Volg het spoor
terug.")
rende dichter „die zich tot nu toe
het meest overtuigend in dat genre
Soëzie heeft uitgedrukt. Hij moet
eschouwd worden als een dichter
lijke figuur met grote potentie, die
een waardevol element aan de Ne
derlandse poëzie heeft toegevoegd
en hij weet gestalte te geven aan
gedachten en gevoelens, die
voortdurend in het totaal van hei
huidige wereldbeeld tracht te be
trekken".
IS HET zo'n wonder dat de diepst-
1 gevoelige en scherpst-denkende
jonge dichters van thans, wars van
de leuzen onzer krankzinnige we
reld, afkerig van effectlous gepreek
en gespeech, weigerend ongevraagd
en stemloos slagveld-offer van het
oorlogspokerspel der belanghebben
de partijen te worden, dat zij
zich, met uitschakeling van alle tot
niets dan chaos of gruwelen geleid
hebbende redeneringen, direct, zin-
tuigelijk keren tot de levensbron, in
één onder-bewust verband met de
„grote Moeders"?
Ik zing de aarde, de aarde
zegt Lucebert. En vanuit het enig
voelbaar-zekere: het rondtastend Ik
der bezielde zintuigen, gaan zij tot
de wereld, de natuur, de medemens:
naakt, nieuw-geboren, her-begin
nend, en dus ook stamelend en
dus zeer vaak onverstaanbaar. Maar
lees nu het volgende liefdesgedicht,
en constateer, dat het (behoudens
een enkele regel wellicht) niet al
leen begrijpelijk is, maar van een
diepe ontroerende en zeer oorspron
kelijke schoonheid. Wie zou twijfe
len aan het dichterschap van iemand
die regels als de 2e, de 8e en de 9e
van dit lied kan schrijven?
Onze vrede is een huid van vlammen
Onze vreugde is een huis vol vuur
Onze aandacht is kappen op valken
Een opengespalkte angel is onj inzicht
Onzichtbaar in mijn gezicht
Maar in mijn gezicht
Eetbaar zijn je ogen
Groen smaakt de lente van je iris
En je stem is een aster in de eistille
herfst
jOnse duisternis is een obelisk van
regen
Onze zachte stem is een warme ruiker
Fluisteren en zwijgen maken een
etmaal
En zon en maan ons zingend lichaam
Is dit zo veel vreemder dan En-
gelman's vocalise aan Ambrosia met
de regels:
Ik heb u niet verloren
Ik vouw mijn ogen dicht
In blauwe slapen boren
De speren van het licht
of de volgende verzen uit Marsmans
gedicht „Bloei" uit zijn eerste bun
del:
O, vrouw,
Bloeit schaduw waaierbloem en
firmament,
Dat sterren schrijden in den gang
mijns bloeds
En nacht de weerklank van den roep
der handen
of een regel als de volgende van
Herman Gorter:
Ruisorend voelde ik gaan
En kijken de oude regendagen
of tenslotte het prachtige couplet
uit Boutens' beroemde „In Nacht
schaduw":
De teére Nacht
Op hoge wacht
Blaast bellen van lichte stilt';
Zij zwellen en stijgen, een glazen
schrik,
Als baldakijnen maandoortrild,
En breken in een snik
NEEN, de lezer moet open staan
en bereid zijn de „taai-revolutie"
op zich te laten inwerken: de poëzie
is telkens weer door deze iconoclas
ten vernieuwd.
Luister nog even naar Lucebert,
die regels schreef als:
„Overhandig mij brekend
Je peilloze bloem, je kus
En deze, die evenals de vorige even
aan het Hooglied doen denken:
Mijn stem, hij dartelt en klapwiekt
als een donkere boom aan de bron
Of en welk een diep medegevoel
met de mensen („slaapwandelaars in
een koud circus!") klinkt hier door,
diep rampzalig voortstrompelend
naast de levenswarme dieren:
„Het paard draaft zijn manen vochtig,
De vogel vliegt zijn vleugels vol,
De mens sterft dorstig."
zijn pseudoniem „de door
het licht glanzende" betekent het
woord ongeveer past wèl bij
wie schreef:
„Wie wil stralen die moet
branden!"
Drie dichtbundels verschenen
tot heden van hem: „Triangel in
de Jungle" (1951), „De Amster
damse School" (1952) (beide bij
Stols, Den Haag) en de nu be
kroonde bundel „Apocrief"
(1952) (bij De Bezige Bij, Am
sterdam). Ik schreef al: ook mij
bleven zeer vele gedichten on
begrijpelijk, maar andere klaren
bij herleving op en een klein
aantal zijn totaal aanvaardbaar
en bovendien nog vele zéér
schone afzonderlijke regels. Lu-
cebert's vierde bundel: „Van de
afgrond en de luchtmens" is bij
Stols ter perse.
W. L. M. E. VAN LEEUWEN.
Een der landschapsmaquettes uit de militaire camouflageschool te Soester-
berg, waarop geleerd wordt het terrein te gebruiken voor camouflage
doeleinden.
(Van onze speciale verslaggever).
Majoor J. L. Schrikkel is de oprichter en commandant van de
Camouflageschool te Soesterberg en heeft met dit instituut in
slechts vier jaar een internationale reputatie opgebouwd. Slechts
Engeland en Amerika kennen er een tegenhanger van. België is
er mee bezig, en is daartoe in Soesterberg z'n licht op komen
steken. De Nato volgt het Nederlandse initiatief met grote belang
stelling.
„EUAT GEBEURT hier?", hebben
we de majoor schuchter ge
vraagd. „Militairen van leger, lucht
macht en marine op de hoogte stel
len van de modernste methoden van
waarneming en bestrijding door mid
del van camouflage-trucs", was het
antwoord. „Maskering en optische
misleiding zijn de twee wapens,
waarmee de specialisten op dit ter
rein werken. Alle officieren en on
derofficieren, aan wie deze specialis
tische oorlogstaak is toevertrouwd,
komen hier korter of langer tijd in
opleiding. Beperkter instructie van
de soldaten geschiedt met hulp van
„reizende instructie-middelen" in de
legerplaatsen".
Het zal de lezer vergaan als ons.
Na zelfs deze toelichting is het hem
nog niet duidelijk, wat de kunst
schilder bij dit alles met de militair
te maken heeft.
Toch is het vrij eenvoudig. De
kunstschilder is van nature de man,
die kleurgevoelig is. En bovendien
kan hij een scherp waarnemer zijn,
en is hij altijd, wanneer hij ten
minste z'n vak verstaat,, een indivi
dualist, die wil pionieren en langs
ongebaande wegen wil gaan.
Dat laatste was nodig, omdat er
tot voor kort zo helemaal niets van
camouflage bekend was.
„Wat op dit gebied voor de oorlog
gedaan werd, was kinderspel", zegt
majoor Schrikkel zonder reserve.
„Op dit ogenblik weten we, dat de
modernste technieken bij de waar
neming worden toegepast. Daar moe
ten andere moderne technieken
tegenover gesteld worden. Neem nu
alleen maar de infra-rood-observatic.
Uit de lucht vandaan konden er toe
voor kort infra-rood-foto's gemaakt
worden, waar de voor het oog prach
tig gecamoufleerde objecten, op ver-
L HEEFT MEN in ons land nog maar zeer weinig Mexicaanse films gezien, het zijn er toch al wel
voldoende geweest om ons de indruk te geven, dat het hoofdzakelijk de fotografie is, waarin
de sterkste kracht van de Mexicanen gelegen is, jwaar het de filmkunst betreft.
Naast de mijnen en de olie is de film Mexico's derde grote industrie. Heel anders dan in het
nabije Hollywood, dat Mexico's enige concurrent is, waar het de omvang van de productie be
treft, is bij de Mexicaanse film juist de samenwerking, m.a.w. het persoonlijk contact, van zo
groot belang.
Wanneer eenmaal een scenarioschrijver en eerk regisseur, of een acteur en een productieleider
„elkaar gevonden hebben", dan blijven zij doorgaans voor goed samenwerken, en maken in een
verbluffend tempo dc ene film na de andere. Goede soms, maar meer nog minder goede.
fTollvwonrl fifond mnrlpl luidende en (toepasselijke naam rafels aan hemd en broek, en een
nunywuuu SIUIIU lliuutu Guardian verfomfaaide hoed. Chaplin zelf
In geen enkele film over het fa- heeft Cantlnflas de grootste acteur
Mexico's Dame j May Whitty Sara dertijd in de film „Androcles en de
hplflnfrriikstp film Garcia ontb/reken. Zij is al sinds Leeuw" de titelrol gekregen heb-
UClrtiigiijivöic 1I11II 1920 in het viik en zo langzamer- ben, als riet zijn gebrek aan kennis
hand wel volleerd in het stoer en van de Engelse taal hem parten had
WAT DE REST betreft heeft de heerszuchtig [beheren van (film)- gespeeld.
Mexicaanse film in haar snelle ■£1?? nr mmp
groeiperiode van de laatste jaren wel betreft: voor de II ENIGE Mexicaanse regisseur
het een en ander afgekeken van het ouderen zoali Pcdro Armendarez en V van allure is Emilio Fernandez,
veel meer volwassen Hollywood. Re- de Cïordova gaat geen ver- die in de aüereerste films van Do-
clame, tam-tam over het privé leven j a. nZ-e> m4 vj-?e£er (P j Hollywood als
van de spelers, en vooral het „ster"- °ck Sn de studio's te Holly- „extra rolletjes had, en naderhand
- j wcod speelcten. het verdorven sujet op het filmdoek
Clark G^ble we kunnen zo m eigen land mócht uitbeelden. Hij
bijna wel zeggen: regisseert niet alleen, doch werkt
systeem zijn trouw geïmiteerd.
Daarom bezien de Mexicanen hun —j
meest geliefde ster. Maria Félix, ilP? pPi^/P^d v -----
zo'n beetje als hun*' Hedy Lamarr °97e Claj_k Gable! is voor de Me- ook zelf mee aan het tot stand ko
of „hun"' Ava Gardner. x.ranpn
Natuurlijk is er ook een
caanse Doris Day: Maria Antonieta Crosb
Pons. En een „ontroerende" Mar- zou ^ijn, houden nooit óp.
garet O'Brien, namelijk Evita Mu- Eyf dan is er nog de
xicanen ,'Jorge Negrete. Zijn popula- men van het scenario, (o.a. „Ënamo-
ïltei* wy'rdt op ongeveer gelijke wijze rada en „De Paari") Met zijn film
Mexi- in stanrd gehouden als die van Bing „Maria Candolaria" behaalde h;j een
„moto rv„cv,v. en de geruchten, dat hij dood Prijs op een der festivals,
dei
Poch de meest belangrijke film
Charlie uit Mexico Is er een over Mexico,
gren-
Me-
Jit geval een herder met de wel- n^tje met een baard van een week, ringen \W'"ee^ MexicMnK" Deze
noz. gespecialiseerd in het ouder- Ch¥Piin: Cantïnflas.^eMexïcancn die echternog nooh huiten degi
hTrS Irid doo?nhaar trouwl LTstr in heVn'0tr T* zi'n, typeringen van zen van het fand vertoond is:
-Jx «A„nl oon Viorrlor tviöf rl o siro 1
helt pnthe,"c,"> nerhrlge werkman- morbis de nn Méxicano" (Herin
Mexicaan is Salvador Toscano Bar-
ragan, Toscanita" in de wandeling
genaamd, een ingenieur met een
buitengewoon gevoel voor het me
dium film. De herinneringen zijn
z'n jarenlang ijverig bijeengegaarde
opnamen van gebeurtenissen uit het
dagelijkse leren van de Mexicanen.
Dat dagelijks leven was echter in
de tijd, dat de ingenieur met fil
men begon, zo bewogen, dat nu
men met de uiterste moeite en zorg
en veel financiële steun al die kleine
fragmentjes tot één geheel heeft ge
voegd de film vaderlandse ge
schiedenis in beeld is geworden.
Toscanito leefde van 18721947.
Als vierentwintigjarige student wist
hij met veel moeite de uitvindingen
van de gebroeders Lumière uit
Frankrijk naar zijn geboorteland te
laten komen: een combinatie van een
camera, een toestel voor het ont
wikkelen en een projector. Zijn al
lereerste opnamen brachten dé toe
schouwers in zijn geïmproviseerde
bioscoop (in die tijd bestond zoiets
zelfs nog niet in Amerika!) in ken
nis met die beelden, welke hun
reeds volkomen vertrouwd waren:
ruzie tussen vrouwen, stierenge
vechten, storm op zee, dansende
meisjes, paardrijders etc.
Sinds de eeuwwisseling kreeg het
Mexicaanse publiek echter ook uit
Frankrijk gestuurde films te zien,
met strekkingen als: de triomf van
het Christendom op de duivel, en
reclames als: geen enkele scène,
die zelfs de meest kwetsbare bezoe
ker zal storen!
Ook het nieuws werd in die tijd op
het celluloid vastgelegd en ver
spreid: de aardbeving van San Fran-
cisco in 1906, voorvallen uit de
Boerenoorlog en de strijd tussen de
Russen en Japanners.
Maar het afdraaien van al die
buitenlandse films had Toscanito
toch niet belet rustig door te gaan
met zijn eigen opnamen en het vast
leggen van allerlei „doodgewone"
tafrceltjes. Toen in 1910 de revolutie
kwam, had hij zoveel meer inzicht
gekregen in de mogelijkheden van
zijn materiaal en ook zoveel meer
vaardigheid, dat die „heel gewone"
opnamen later van buitengewoon
grote waarde bleken te zijn.
schenen als objecten, waaraan niet de
minste moeite besteed was om ze in
het landschap weg te werken. De
techniek gaat op dit ogenblik zover,
dat dit spelletje niet meer opgaat.
In vele gevallen verrichtte de school
research-werk voor de industrie. Er
kon zeer vruchtbaar worden samen
gewerkt en er is heel wat in de
maak, dat tevoren hier getest werd.
NA DEZE TOELICHTING hebben
we een wandeling gemaakt door
de „schoollokalen" met hun specia
listisch instrumentarium, van dik
wijls eigen ontwerp; door de werk
plaatsen, waar van jute, zeildoek,
hout of wat ijzeren staven natuur
getrouwe copieën gemaakt werden
van alle mogelijke wapens en leger-
materialen; door het openluchtmu
seum ergens in een paar hectaren
bos, waar de techniek der camou
flage in dubbele zin in de practijk
gebracht wordt.
Welke factoren bij dit alles een
rol spelen of kunnen spelen? Het
is ondoenlijk daarvan een opsom
ming te geven. Een jarenlange stu
die heeft hier enig inzicht in ge
geven.
Majoor Schrikkel, en ook zijn as
sistent, de kapitein-kunstschi'-'er
Timmer, zijn de eersten om te he
seffen, dat men met dit alles nog
maar aan het begin staat van deze
nieuwe wetenschap, die een nood
zakelijk kwaad is. Dat dit begin ner
gens in de Westerse wereld zo ver
gevorderd is, als hier in Soesterberg,
geeft deze pioniers intussen de sti
mulans om verder te gaan.
Een boomstronk, natuurgetrouw
nagemaakt van jute en latten, en
nu een prachtige waarnemingspost
in het landschap. Toen de foto ge
maakt werd, bevond zich een mili
tair in de „uitkijkpost". Hij kijkt
recht in de lens.
'TOT DE twintiger jaren toe heeft
A Toscanito zijn filmponamen
met grote nauwgezetheid gemaakt
en gerangschikt. Doch met de komst
van de geluidsfilm voelde hij zich
plots teveel amateur en hield er
mee op.
Zijn dochter heeft vier jaar lang
gewerkt om al de negatieven te
verwerken tot de film „Memorias
de un Mcxicano". Haar vader met
zijn beide assistenten had heel Me
xico doorkruisd om zijn lens te
richten op vermoorde vermaardhe
den, close ups te maken van over
hoop gestoken presidenten, volksfees-
ten en gebruiken te registreren en
om het buitengewone kunststuk te
verrichten een rijdende trein te fil
men.
De indruk die deze film, welke
dus eigenlijk niet meer dan een ama
teuristisch streven behelst, maakt,
}?.,er e0n var) buitengewoon natuur
lijke schoonheid.
de geschiedenis van het
tijdvak, waarover „Memorias de un
Mexicano handelt zo ingewikkeld
is voor een buitenstaander, schijnt
men de film liever niet over de gren
zen te willen sturen.
J™sschie" verandert Senora
Carmen Toscano de Moreno Sanchez
de dochter van Toscanito, nog wel
van gedachte als ze bemerkt, dat het
onderhoud van zulk een kostbaar
™a^aal a,s haar film tenslotte niet
gen is partlculier °P te bren-